Wijziging Regeling voorraden Meststoffenwet

21 december 1998

Nr. TRCJZ/1998/1863

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 9 van het Besluit voorraden Meststoffenwet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling voorraden Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt als volgt te luiden:

3. In afwijking van het tweede lid kan:

a. een opslag als bedoeld in artikel 5 van het besluit gedurende het gehele jaar worden aangemeld indien deze opslag op het tijdstip van aanmelding leeg is;

b. in 1998 een opslag als bedoeld in artikel 7 van het besluit vóór 1 februari van dat jaar worden aangemeld;

c. in 1998 een opslag als bedoeld in artikel 5 van het besluit gedurende het gehele jaar worden aangemeld.

2. Het vierde lid vervalt.

3. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede lid en derde lid tot derde lid en vierde lid, wordt na het eerste lid het volgende lid ingevoegd:

2. In zoverre in afwijking van het eerste lid draagt de heffingplichtige er zorg voor dat een in 1998 aangemelde opslag als bedoeld in artikel 5 van het besluit op enig tijdstip in 1998 of in 1999 leeg is.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. De heffingplichtige doet tenminste twee werkdagen vóór het in het eerste en het tweede lid bedoelde tijdstip, van dit tijdstip schriftelijk mededeling aan de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Na het tijdstip, bedoeld in het eerste en tweede lid, blijft de opslag gedurende tenminste een gehele werkdag leeg.

3. In het vierde lid wordt ’eerste en tweede lid’ vervangen door: eerste en derde lid.

C

In artikel 7a komen het eerste en tweede lid als volgt te luiden:

1. Artikel 7 is niet van toepassing op een opslag als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel a.

2. Van de aanmelding van een opslag als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel a, doet de heffingplichtige schriftelijk mededeling aan de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

D

In artikel 7b wordt ’artikelen 5, vierde lid, en 7a’ vervangen door: artikelen 5, derde lid, onderdeel a, en 7a.

E

Na artikel 8 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 8a

1. Indien in 1998 opslagen als bedoeld in artikel 5 van het besluit zijn aangemeld die niet op enig moment in dat jaar leeg zijn geweest, worden bij de bepaling van de beginvoorraad en van de eindvoorraad in 1998, in zoverre in afwijking van artikel 8, eerste en vierde lid, de hoeveelheden fosfaat in de dierlijke meststoffen in deze opslagen bij aanvang en aan het einde van 1998 door de heffingplichtige bepaald door schatting.

2. Indien de aldus bepaalde beginvoorraad in 1999 groter is dan de beginvoorraad bepaald overeenkomstig artikel 8, derde lid, wordt de beginvoorraad in 1998 in afwijking van artikel 8, derde lid, bepaald door de overeenkomstig dat artikellid bepaalde hoeveelheid fosfaat te verminderen met de hoeveelheid fosfaat in de dierlijke meststoffen in de in het eerste lid bedoelde opslagen aan het einde van 1998 en te vermeerderen met de overeenkomstig artikel 8, eerste lid, bepaalde hoeveelheid fosfaat in de dierlijke meststoffen in deze opslagen bij aanvang van 1999.

F

In artikel 9 wordt ‘de artikelen 4, 5, 6, 8 en 9’ vervangen door: de artikelen 4, 5, 6, 7a, 8 en 9.

G

Aan artikel 11, eerste lid, wordt de volgende volzin toegevoegd:

In plaats van dat formulier kunnen andere gegevensdragers als administratie worden gebruikt indien deze tenminste dezelfde gegevens bevatten en deze gegevens op vergelijkbare wijze zijn gerangschikt en berekend als voorgeschreven bij gebruik van het desbetreffende formulier.

Artikel II

Deze regeling treedt inwerking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 21 december 1998. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
H.H. Apotheker.

1 Stcrt. 1887, 247; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 2 november 1998, Stcrt. 1998, 210.

Toelichting

1. Algemeen

In het kader van het systeem van regulerende mineralenheffingen, neergelegd in hoofdstuk IV van de Meststoffenwet, wordt in verband met de daarmee samenhangende frauderisico’s en de onnauwkeurigheden die kunnen optreden bij het vaststellen van voorraden, in beginsel geen rekening gehouden met de op een bedrijf of intermediaire onderneming aanwezige voorraden. Voor bepaalde bedrijven en voor intermediaire ondernemingen is onder strikte voorwaarden een uitzondering op dat uitgangspunt gemaakt. Deze is geregeld in het Besluit voorraden Meststoffenwet en de Regeling voorraden Meststoffenwet. Ingevolge dat besluit en die regeling kunnen voor intermediaire ondernemingen de voorraden die zich bevinden in tijdig aangemelde opslagen worden betrokken in de heffingssystematiek. Dat wil zeggen dat over die voorraden aan het einde van het desbetreffende kalenderjaar geen heffing hoeft te worden betaald, maar dat die voorraden wél worden beschouwd als aanvoer van mineralen in het daarop volgende kalenderjaar. In beginsel moet een opslag voor 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar zijn aangemeld. Voor het jaar 1998 is de aanmeldingsdatum vastgesteld op 1 februari 1998. Bij regeling van 2 november 1998 (Stcrt. 210) is de Regeling voorraden Meststoffenwet gewijzigd en is de mogelijkheid tot het aanmelden van opslagen door intermediaire ondernemingen verruimd voorzover het lege opslagen betreft. De aanleiding voor deze verruiming waren de extreem slechte weersomstandigheden die tot gevolg hadden dat de afzetmogelijkheden voor dierlijke mest in 1998 beperkter waren dan in dezelfde periode in andere jaren. Daardoor bestond er een grotere behoefte aan opslagcapaciteit voor dierlijke mest dan vóór aanvang van 1998 was voorzien. Indien intermediaire ondernemingen deze mest alsnog zouden opslaan in niet aangemelde opslagen, zou dit kunnen leiden tot hoge heffingen voor die ondernemingen. Onder de gegeven omstandigheden was dit een ongewenst en onbedoeld effect van het heffingenstelsel en in het bijzonder van de voorwaarden die gelden voor de aanmelding van opslagen.

Mede als gevolg van het aanhoudende slechte weer blijkt de recentelijk doorgevoerde verruiming niet voldoende om voornoemd effect weg te nemen. Nog steeds dreigen hoge heffingen voor intermediaire ondernemingen. Voorts is ten aanzien van een groot aantal van de vóór 1 februari 1998 aangemelde opslagen gebleken dat - eveneens als gevolg van de slechte weersomstandigheden - het niet meer mogelijk is te voldoen aan de in artikel 7, eerste lid, van de Regeling voorraden Meststoffenwet opgenomen eis dat de opslag op enig tijdstip in 1998 leeg moet zijn. De eis dat een opslag op enig moment leeg moet zijn, is gesteld om de beginvoorraad te kunnen bepalen. De systematiek daarvoor is neergelegd in artikel 8, eerste lid, van de Regeling voorraden Meststoffenwet.

Gelet op het voorgaande worden de mogelijkheden tot het aanmelden van opslagen door de onderhavige wijziging nog verder verruimd. Opslagen - ongeacht of deze leeg zijn of niet - kunnen alsnog in 1998 bij het Bureau Heffingen worden aangemeld, zodat over de hoeveelheid fosfaat in de dierlijke mest die in die opslagen aanwezig is aan het einde van het kalenderjaar, geen heffing hoeft te worden betaald. Voorts geldt voor een in 1998 aangemelde opslag dat deze op enig tijdstip in 1998 of 1999 leeg moet zijn, zodat er een uitwijkmogelijkheid bestaat naar het jaar 1999 indien het niet mogelijk blijkt te zijn om de opslag in 1998 leeg te krijgen.

Aan deze voorgenomen voorziening is bij persbericht van 13 november 1998 bekendheid gegeven, zodat het bedrijfsleven vooruitlopend op de onderhavige wijziging daarop kon anticiperen.

2. Controle en handhaving

Niet ten aanzien van alle opslagen die alsnog worden aangemeld is voor het gehele jaar 1998 een administratie bijgehouden als bedoeld in artikel 11 van de Regeling voorraden Meststoffenwet. Die verplichting ontstaat eerst als de opslag is aangemeld bij het Bureau Heffingen. In het geval een opslag eerst in 1999 leeg komt, is het bovendien niet mogelijk om de beginvoorraad in 1998 te berekenen voor alle tot de intermediaire onderneming behorende opslagen overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van de regeling.

Het is de heffingplichtige ingevolge het nieuwe artikel 8a, eerste lid, daarom toegestaan om een deel van de beginvoorraad en de eindvoorraad in 1998 zelf te schatten. Het betreft dat deel dat wordt gevormd door de hoeveelheid fosfaat in opslagen die in 1998 zijn aangemeld en die in dat jaar niet op enig moment leeg zijn geweest. De heffingplichtige kan daarbij gebruik maken van - voor zover aanwezig - gegevens uit de eigen administratie en de afleveringsbewijzen.

De beginvoorraad in 1999 wordt in beginsel bepaald volgens de systematiek die is neergelegd in artikel 8, derde lid, van de regeling, hetgeen inhoudt dat de beginvoorraad in 1999 gelijk is aan de eindvoorraad in 1998. De intermediaire onderneming heeft er derhalve belang bij om in voorkomend geval de begin- en eindvoorraad in 1998 zo nauwkeurig mogelijk in te schatten. Een te hoge inschatting van de voorraden in 1998 leidt tot een grotere aanvoer van fosfaat in 1999. Als gevolg daarvan blijft het frauderisico beperkt.

In het geval de beginvoorraad in 1999 hoger blijkt te zijn dan de eindvoorraad in 1998, en die deels geschatte eindvoorraad derhalve te laag is opgegeven, geldt ingevolge artikel 8a, tweede lid, een afwijkende systematiek voor de bepaling van de beginvoorraad in 1999. De beginvoorraad wordt in dat geval bepaald door de eindvoorraad in 1998 te verminderen met de hoeveelheid fosfaat die aanwezig was in de opslagen die in 1998 niet zijn leeg gekomen. Die hoeveelheid moet vervolgens weer worden vermeerderd met de hoeveelheid fosfaat die bij aanvang van 1999 in die opslagen aanwezig was. De laatstgenoemde hoeveelheid wordt bepaald volgens de systematiek van artikel 8, eerste lid, en kan worden gecontroleerd aan de hand van de administratie die ingevolge artikel 11 van de regeling moet worden bijgehouden.

De regeling is in concept voorgelegd aan Cumela-Nederland en LTO-Nederland die naar aanleiding van de regeling geen opmerkingen hebben gemaakt.

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

De wijziging van artikel 5 is deels redactioneel, deels inhoudelijk. Door de wijziging is het ingevolge het derde lid mogelijk geworden dat in 1998 een tot een intermediaire onderneming behorende opslag gedurende dat hele jaar ter registratie kan worden aangemeld bij het Bureau Heffingen.

Onderdeel B

Aan het opnieuw geformuleerde derde lid van artikel 7 - voorheen het tweede lid - is de eis toegevoegd dat de opslag vanaf het tijdstip dat de opslag leeg is gekomen, tenminste gedurende 1 werkdag leeg moet blijven. Die werkdag kan de Algemene Inspectiedienst gebruiken om de leegstand te controleren. In de praktijk werd deze handelwijze reeds gevolgd.

Onderdeel C en D

De wijziging van de artikelen 7a en 7b is van redactionele aard.

Onderdeel E

Het nieuwe artikel 8a regelt, zoals hierboven is beschreven, hoe in het geval tot een intermediaire onderneming één of meer opslagen behoren die in 1998 zijn aangemeld en die in dat jaar niet leeg zijn gekomen, de begin- en eindvoorraad in 1998 en de beginvoorraad in 1999 moet worden bepaald.

Onderdeel F

Om de afzet van dierlijke meststoffen uit de in het kader van de Regeling voorraden Meststoffenwet geregistreerde opslagen te bevorderen, is in artikel 7a van de Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische Meststoffen bepaald dat in 1999 het gewicht van dierlijke meststoffen, die vanuit een geregistreerde opslag vanaf een intermediaire onderneming worden afgevoerd, onder voorwaarden mag worden geschat. Artikel 7a is naar aanleiding daarvan opgenomen in de opsomming van artikel 9 van de onderhavige regeling.

Onderdeel G

Een deel van de intermediaire ondernemingen voert een elektronische administratie. Voor die ondernemingen is het erg omslachtig om daarnaast nog een handmatige administratie bij te houden op het ingevolge artikel 11, eerste lid, van de regeling voorgeschreven formulier. Derhalve is het - onder de voorwaarden genoemd in de aan het eerste lid van artikel 11 toegevoegde volzin - toegestaan de administratie op een andere wijze bij te houden dan op het voorgeschreven formulier.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

H.H. Apotheker.

Naar boven