Hoveniersbedrijf in Nederland

Vervroegde Uittreding 1998/2002

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET HOVENIERSBEDRIJF IN NEDERLAND

AI Nr. 9145

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Stichting Bureau Ondersteuning Collectieve Arbeidsvoorwaarden mede namens de Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners (VHG) als partij te ener zijde mede namens de FNV Bondgenoten en de CNV BedrijvenBond als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Vervroegde Uittreding voor het Hoveniersbedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Trekt in zijn besluit van 15 november 1996 (Stcrt 1996, nr. 225), voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindendverklaren van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vrijwillig vervroegde uittreding voor het Hoveniersbedrijf in Nederland, zulks met inachtneming van hetgeen onder IV en V is bepaald;

II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 2002 (en voor zover het de artikelen 4 en 4A betreft tot en met 31 december 1999) de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Vervroegde Uittreding voor het Hoveniersbedrijf in Nederland alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren (SUWAS), zulks met inachtneming van hetgeen onder III, IV en V is bepaald:

Artikel 1 Werkingssfeer

Deze Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) heeft betrekking op vervroegde uittreding van agrarische werknemers, laatstelijk werkzaam in het Hoveniersbedrijf.

Artikel 2 Begrippen

  • 1. In deze cao wordt verstaan onder „Hoveniersbedrijf": een onderneming waarin uitsluitend of in hoofdzaak voor derden één of meer van de navolgende werkzaamheden worden verricht: het aanleggen en onderhouden van tuinen, terreinen, begraafplaatsen, parken, plantsoenen en groenstroken met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen alsmede het plaatsen en onderhouden van interieurbeplantingen; alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere produkten in de meest ruime zin van het woord. Onder „Hoveniersbedrijf" wordt evenwel niet verstaan een onderneming, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de voorbereidende grondwerkzaamheden.

  • 2. In deze cao wordt verstaan onder „Hovenierswerkzaamheden": werkzaamheden, welke in een onderneming als bedoeld in lid 1 plegen te worden verricht, daaronder mede te verstaan het ruimen van sneeuw voor zover deze zich bevindt in of op de in lid 1 omschreven plaatsen.

Artikel 3 Werkgevers/Werknemers

  • 1. In deze cao wordt verstaan onder „werkgevers": zij die hovenierswerkzaamheden doen verrichten, tenzij voor hen reeds een andere CAO inzake vervroegde uittreding geldt.

  • 2. In deze cao wordt verstaan onder „werknemers":

  • werknemers voor wie geen premievrijstelling voor de werknemersverzekeringen bestaat op grond van de Wet Premieregime bij Marginale Arbeid (PMA), en die daarnaast voldoen aan één van de onderstaande omschrijvingen:

  • in het kader van de in de artikelen 4 en 4A bedoelde regelingen vervroegde uittreding:

    • a. zij die met een werkgever, als bedoeld in lid 1, krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk een arbeidsverhouding hebben, voor zover op deze arbeidsverhouding verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen van toepassing is;

    • b. zij die aansluitend aan een arbeidsverhouding als bedoeld onder a., een uitkering genieten ingevolge de Ziektewet dan wel ingevolge de Werkloosheidswet, de laatsten echter op voorwaarde dat zij seizoenmatig aan de bedrijfstak gebonden zijn;

    • c. zij die in de functie van directeur van een NV of een BV met een werkgever, als bedoeld in lid 1, krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid een persoonlijke arbeidsovereenkomst hebben, voor zover voor hen verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen van toepassing is en tevens premiebetaling ten behoeve van SUWAS, zoals in artikel 7 lid 1 omschreven, heeft plaatsgevonden, met inachtneming van het voor hen in artikel 4.A lid 4 bepaalde.

Artikel 4 Regeling vervroegde uittreding

  • 1. Werknemers als bedoeld in artikel 3 lid 2 kunnen bij of na het bereiken van de 60-jarige leeftijd voor de periode van twee aaneengesloten kalenderjaren deelnemen aan de regeling inzake vervroegd uittreden, inhoudende het verstrekken van een uitkering, mits zij voorafgaande aan de dag met ingang waarvan gebruik gemaakt wordt van deze regeling:

    • a. in de 10 voorafgaande kalenderjaren ten minste in elk jaar in dienstverband gewerkt hebben dan wel een uitkering ingevolge de ZW, WAO, WW of WWV hebben genoten en

    • b. in de 10 voorafgaande kalenderjaren ten minste 260 weken, in de laatste vijf voorafgaande kalenderjaren ieder jaar ten minste 52 dagen, en in het laatste voorafgaande kalenderjaar ten minste 26 weken persoonlijk arbeid hebben verricht bij een werkgever als bedoeld in artikel 3 lid 1 dan wel een werkgever in de zin van een andere cao of arbeidsvoorwaardenregeling waarvan de statuten van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren deel uit maken, een en ander met dien verstande dat perioden waarover een ZW-uitkering is verstrekt worden meegerekend alsmede gedurende het laatste kalenderjaar perioden waarover een WW-uitkering is verstrekt, mits deze aansluiten aan of een onderbreking vormen van perioden gedurende welke de werknemer in dienst is geweest van een werkgever als hiervoor bedoeld.

  • 2. Nadere regels met betrekking tot de wijze waarop werknemers die van de in lid 1 bedoelde regeling gebruik wensen te maken, zich hiervoor moeten melden, worden door het bestuur van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren bij uitkeringsreglement bepaald (zie bijlage III).

  • 3. Slechts voorzover de aanmelding mede-ondertekend is door de werkgever, wordt de werknemer, wiens aanmelding plaats heeft op een zodanig tijdstip, dat aan de voor hem geldende opzeggingstermijn niet wordt voldaan, geacht deze opzeggingstermijn niettemin te hebben in acht genomen.

  • 4. Nadere regels met betrekking tot de in lid 1 bedoelde uitkering worden door het bestuur van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren bij uitkeringsreglement bepaald (zie bijlage III).

Artikel 4A Overgangsregeling

  • 1. Voor werknemers als bedoeld in artikel 3 lid 2 geldt de volgende overgangsregeling:

    • * degene die de 59-jarige leeftijd bereikt in het kalenderjaar 1998 en geboren is in het jaar 1939, kan van de regeling inzake vervroegde uittreding gebruik maken tot de pensioendatum;

    • * degene die de 59½-jarige leeftijd bereikt op of na 1 juli 1999 doch voor 1 januari 2000 en geboren is op of na 1 januari 1940 doch voor 1 juli 1940, kan van de regeling inzake vervroegde uittreding gebruik maken tot de pensioendatum.

  • 2. Voor werknemers als bedoeld in artikel 3 lid 2 die voorafgaande aan de dag met ingang waarvan gebruik gemaakt wordt van de regeling inzake vervroegde uittreding:

    • a. in de 40 voorafgaande kalenderjaren ten minste in elk jaar in dienstverband hebben gewerkt bij een werkgever als bedoeld in artikel 3 lid 1 dan wel een uitkering ingevolge de ZW, WAO, WW of WWV hebben genoten en

    • b. in de 10 voorafgaande kalenderjaren ten minste 260 weken, in de laatste vijf voorafgaande kalenderjaren ieder jaar ten minste 52 dagen, en in het laatste voorafgaande kalenderjaar ten minste 26 weken persoonlijk arbeid hebben verricht bij een werkgever als bedoeld in artikel 3 lid 1 dan wel een werkgever in de zin van een andere cao of arbeidsvoorwaardenregeling waarvan in de statuten van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren deel uit maken, een en ander met dien verstande dat perioden waarover een ZW-uitkering is verstrekt worden meegerekend alsmede gedurende het laatste kalenderjaar perioden waarover een WW-uitkering of een NWW-uitkering is verstrekt, mits deze aansluiten aan of onderbreking vormen van perioden gedurende welke de werknemer in dienst is geweest van een werkgever als hiervoor bedoeld,

    • geldt de volgende overgangsregeling:

      • * degene die de 57-jarige leeftijd bereikt op of na 1 januari 1998 doch voor 1 januari 1999 en geboren is op of na 1 januari 1940 of 1941 doch voor 1 januari 1942, kan van de regeling inzake vervroegde uittreding gebruik maken tot pensioendatum;

      • * degene die de 57½-jarige leeftijd bereikt op of na 1 juli 1999 doch voor 1 januari 2000 en geboren is op of na 1 januari 1942 doch voor 1 juli 1942, kan van de regeling inzake vervroegde uittreding gebruik maken tot pensioendatum.

  • 3. Voorzover daarvan in dit artikel niet is afgeweken geldt overigens hetgeen bij of krachtens artikel 4 is bepaald.

Artikel 5 Uitvoering

Er bestaat een „Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren" (SUWAS-I) welke ten doel heeft de in de artikelen 4 en 4A bedoelde regelingen te financieren. Werkgevers en werknemers zijn gehouden tot naleving van alle verplichtingen, welke bij of krachtens de statuten en reglementen van deze Stichting op hen worden gelegd. De desbetreffende bepalingen worden geacht onderdeel van deze cao uit te maken (zie bijlage I).

Artikel 7 Heffing

De tekst gaat als volgt luiden:

  • 1. De werkgever is gehouden jaarlijks ten behoeve van de uitvoering van de in de artikelen 4 en 4A bedoelde regelingen een heffing te betalen.

  • 2. De heffing wordt berekend naar het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, waarbij het bepaalde in artikel 6 lid 1 sub j van de Coördinatiewet Sociale Verzekering buiten beschouwing blijft en met dien verstande dat als maximumdagloon per dag wordt aangehouden anderhalf maal het maximum premiedagloon in de zin van artikel 9 lid 1 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • 3. De werknemer wordt geacht over tijdvakken van arbeidsongeschiktheid gelegen in het tijdvak van maximaal 52 weken als bedoeld in Boek 7 Titel 10 artikel 629 van het Burgerlijk Wetboek een loon te hebben ontvangen gelijk aan het loon dat de werknemer zou hebben ontvangen als hij niet arbeidsongeschikt was geworden.

  • 4. Over tijdvakken van arbeidsongeschiktheid gelegen na het tijdvak van 52 weken als bedoeld in Boek 7 Titel 10 artikel 629 van het Burgerlijk Wetboek ontvangen uitkeringen ingevolge de AAW en/of de WAO of daarmee naar aard en strekking gelijk te stellen uitkeringen of loonbetalingen is geen heffing verschuldigd.

  • 5.

    • a. Met ingang van 1 januari 19981 bedraagt de jaarlijkse heffing 4,63% met ingang van 1 januari 1999 5,32% en met ingang van 1 januari 2000 6%, met dien verstande dat voor werknemers zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt, de jaarlijkse heffing 3,95% bedraagt.

    • b. Ingeval de heffingen uitgaan boven 3,25% komt van het meerdere de eerste 0,7% voor rekening van de werknemers.

    • Ingeval de heffingen uitgaan boven 3,95% wordt het meerdere gelijkelijk verdeeld over werkgevers en werknemers.

    • c. Overeenkomstig het bepaalde in sub b. bedraagt de werknemersbijdrage met ingang van 1 januari 19981 derhalve 1,04%, met ingang van 1 januari 1999 1,385% en met ingang van 1 januari 2000 1,725%, met dien verstande dat voor werknemers zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt, de jaarlijkse werknemersbijdrage 0,7% bedraagt.

BIJLAGE I STATUTEN VAN DE „STICHTING UITTREDING WERKNEMERS AGRARISCHE SECTOREN" SUWAS-I

Artikel 1 Naam

De stichting draagt als naam „Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren" (SUWAS) en is gevestigd te 's-Gravenhage.

Artikel 2 Doel en middelen

  • 1. De stichting stelt zich ten doel de vervroegde uittreding van werknemers in de agrarische bedrijfstakken te financieren. De financiering geschiedt uit daar toe door de werkgevers en/of werknemers in die bedrijfstakken verstrekte gelden.

  • 2. De wijze van betaling en de uitvoering van het in lid 1 bepaalde wordt nader bij reglement vastgesteld. (zie bijlage II en III).

Artikel 3 Bestuur

  • 1. De Stichting wordt bestuurd door een bestuur bestaande uit twaalf leden, die als volgt worden benoemd:

    • a. drie leden te benoemen door LTO-Nederland;

    • b. één lid te benoemen door de bovaL-Nederland (Vereniging van ondernemers in techniek en dienstverlening voor agrarisch loonwerk, mestdistributie, grondverzet en cultuurtechnische werken in Nederland);

    • c. één lid te benoemen door de VHG (Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners);

    • d. één lid te benoemen door de overige werkgeversorganisaties, welke zich contractueel verbonden hebben het door de stichting beoogde doel mede na te streven, in onderling overleg tussen deze organisaties te regelen;

    • e. vier te benoemen door de Voedingsbond FNV;

    • f. twee leden benoemen door de CNV Industrie- en Voedingsbond.

  • De bestuursleden sub a, b, c en d zijn bestuursleden van werkgeverszijde;

  • de bestuursleden sub e en f zijn bestuursleden van werknemerszijde.

  • 2. De bestuursleden worden benoemd tot wederopzegging, doch uiterlijk tot 1 januari van het jaar, volgend op het jaar, waarin zij de leeftijd van 65 jaar bereiken.

  • 3. Het bestuur benoemt uit de bestuursleden-werkgevers een werkgeversvoorzitter en uit de bestuursleden-werknemers een werknemersvoorzitter, telkens voor de duur van vier jaar. Zij treden beurtelings voor de duur van een jaar op als voorzitter. Bij ontstentenis of afwezigheid van de voorzitter treedt in diens plaats de andere voorzitter op.

  • 4. Het bestuur benoemt tevens uit de bestuursleden-werkgevers een vice-werkgeversvoorzitter en uit de bestuursleden-werknemers een vice-werknemersvoorzitter, telkens voor de duur van twee jaar. Zij treden uitsluitend als zodanig op bij ontstentenis of afwezigheid van zowel de werkgeversvoorzitter als ook de werknemersvoorzitter.

Artikel 4 Vervallen

Artikel 5 Vertegenwoordiging

De werkgeversvoorzitter, respectievelijk de vice-werkgeversvoorzitter, tezamen met de werknemersvoorzitter, respectievelijk de vice-werknemersvoorzitter, vertegenwoordigen de stichting in en buiten rechte.

Artikel 6 Besluitvorming in het bestuur

  • 1. Bestuursbesluiten kunnen slechts worden genomen indien tenminste zeven bestuursleden aanwezig zijn.

  • De gezamenlijke ter bestuursvergadering aanwezige bestuursleden-werkgevers brengen evenveel stemmen uit als de gezamenlijke ter bestuursvergadering aanwezige bestuursleden werknemers. Is het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden-werkgevers even groot als het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden-werknemers, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Is het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden-werkgevers niet even groot als het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden-werknemers, dan brengen de leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is, ieder evenveel stemmen uit als van de andere groep leden ter vergadering aanwezig zijn. De leden van de andere groep brengen alsdan ieder evenveel stemmen uit als van de grootste groep leden ter vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling, tenzij het bestuur anders beslist. Stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes.

  • 3. Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming is de volstrekte meerderheid vereist van de stemmen der leden, die aan de stemming hebben deelgenomen. Bij stemming over personen worden leden, die blanco briefjes of briefjes van onwaarde hebben ingeleverd, voor de toepassing van het in de vorige volzin bepaalde, geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 4. Indien de stemmen staken wordt de beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld. Indien op die vergadering opnieuw de stemmen staken, wordt bij stemming over een zaak deze geacht in negatieve zin te zijn beslist.

  • Bij stemming over personen zal echter het lot beslissen.

Artikel 7 Ministeriële vertegenwoordiging

De bestuursvergaderingen kunnen worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De benodigde stukken zullen aan deze vertegenwoordiger worden toegezonden.

Artikel 8 Administratie

  • 1. Het bestuur draagt de administratie van de Stichting onder zijn verantwoordelijkheid en het beheer van het vermogen van de Stichting op aan de administrateur, waarmee de stichting een administratie-overeenkomst heeft gesloten.

  • 2. Het bestuur is bevoegd bepaaldelijk te omschrijven bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te delegeren aan:

    • a. een of meer uit en door het bestuur aangewezen commissies welke paritair moeten zijn samengesteld;

    • b. de directie van de in lid 1 bedoelde administrateur.

Artikel 9 Vergoedingen

De leden van het bestuur genieten voor de door hen als zodanig verrichte werkzaamheden vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig daartoe bij algemeen reglement vast te stellen regelen (bijlage II). Tevens kan aan hen bij algemeen reglement een vergoeding voor tijdverzuim worden toegekend (zie bijlage II).

Artikel 10 Geldmiddelen

De geldmiddelen der stichting bestaan uit:

  • 1. Door werkgevers en/of werknemers verstrekte gelden ter financiering van het door de stichting beoogde doel;

  • 2. renten en andere opbrengsten van bezittingen der stichtingen;

  • 3. overige middelen.

Artikel 11 Beheer der geldmiddelen

  • 1. De geldmiddelen der stichting moeten, voorzover zij niet in contanten aanwezig zijn of overeenkomstig artikel 12 zijn belegd, zijn gestort op een ten name van de stichting staande bank- of postrekening. Het bestuur wijst de bankinstelling(en) aan, waarbij bankrekeningen kunnen worden geopend.

  • 2. De geldswaardige papieren der stichting zullen bij een door het bestuur aan te wijzen bankinstelling in open bewaargeving worden gegeven. De beschikking over dan wel de toegang tot deze geldswaardige papieren is slechts mogelijk door twee personen gezamenlijk, hiertoe door het bestuur gemachtigd, onverminderd het in artikel 5 bepaalde.

  • 3. Het bestuur zal de kosten van beheer van de middelen en de wijze van verrekening vaststellen.

Artikel 12 Belegging

Belegging van gelden kan slechts plaatshebben in waarden, genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid der Beleggingswet (Wet van negenentwintig december negentienhonderdachtentwintig, Staatsblad 507, zoals sindsdien gewijzigd).

Artikel 13 Boekjaar

Het boekjaar van de stichting loopt van één januari tot en met eenendertig december.

Artikel 14 Controle en rekening en verantwoording

  • 1. Een door het bestuur aan te wijzen externe registeraccountant houdt toezicht op de boekhouding van de stichting en brengt jaarlijks of zoveel meer als het bestuur nodig oordeelt, schriftelijk verslag uit.

  • 2. Het bestuur stelt jaarlijks een rekening en verantwoording op van de inkomsten en uitgaven der stichting en een begroting der stichting.

  • 3. Het verslag wordt op aanvraag van de bij dit fonds betrokken partijen neergelegd:

    • a. ten kantore van het fonds;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag wordt op aanvraag van de bij dit fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 15 Statutenwijziging

  • 1. Wijziging van deze statuten kan slechts plaatshebben in een bepaaldelijk hiertoe uitgeschreven vergadering van het bestuur waarin van ieder der in artikel 3 lid 1 vermelde categorieën organisaties tenminste twee/derde van het door hen benoemde aantal leden aanwezig is.

  • 2. Indien een zodanige vergadering is uitgeschreven, doch niet aan de in het vorige lid gestelde eis ten aanzien van het aantal leden, blijkt te zijn voldaan, kan in een volgende wederom tot dat doel bijeengeroepen vergadering, mits niet eerder dan achtentwintig dagen na de eerste gehouden, het besluit tot statutenwijziging worden genomen, ongeacht het aantal aanwezige leden behoudens echter het bepaalde in artikel 6 lid 1.

  • 3. De wijzigingen treden in werking op een door het bestuur te bepalen tijdstip, dat niet eerder zal zijn dan de dag, waarop zij notarieel zijn vastgelegd.

Artikel 16 Ontbinding liquidatie

  • 1. De stichting kan worden ontbonden bij besluit van het bestuur. Het bepaalde in artikel 15 leden 1 en 2 is op de totstandkoming van zodanig besluit van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het bestuur bepaalt het tijdstip, waarop de stichting ontbonden wordt.

  • Tenzij het ontbindingsbesluit hieromtrent andere bepalingen bevat, is het bestuur met de liquidatie belast.

  • 3. Het besluit tot ontbinding bepaalt tevens de bestemming van een eventueel batig saldo. Deze bestemming zal zoveel mogelijk overeen dienen te komen met het doel van de stichting.

Artikel 17 Reglementen

  • 1. Door het bestuur wordt een algemeen reglement (bijlage II) vastgesteld, hetwelk regelingen bevat omtrent:

    • a. de uitvoering van de administratie;

    • b. de aan bestuursleden toe te kennen vergoedingen;

    • c. eventuele onderwerpen van huishoudelijke aard.

  • 2. Het bestuur stelt tevens vast een uitkeringsreglement (bijlage III), hetwelk regeling bevat omtrent:

    • a. de voorwaarde voor deelname;

    • b. de rechten en verplichtingen van de deelnemer;

    • c. het beroep tegen beslissing inzake toekenning, weigering, intrekking of herziening van de uitkering;

    • d. andere onderwerpen met betrekking tot de uitkering.

  • 3. Het bestuur stelt vast een heffingsreglement (zie bijlage V), hetwelk regelingen bevat omtrent:

    • a. de ten laste der werkgevers en/of werknemers komende heffing;

    • b. de wijze van betaling.

  • 4. De reglementen, alsmede de in de statuten en reglementen aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden alvorens een volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur van de stichting ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het Kantongerecht te 's-Gravenhage.

Artikel 18 Verslag

  • 1. Jaarlijks wordt voor één juli een verslag over het afgelopen boekjaar opgemaakt, dat, na te zijn vastgesteld overeenkomstig deze statuten, wordt gepubliceerd.

  • 2. Het verslag moet bevatten:

    • a. een algemeen overzicht van de activiteiten van de stichting gedurende het afgelopen boekjaar;

    • b. in voorkomende gevallen een verklarend overzicht van de wijzigingen, die in de statuten en/of het reglement der stichting zijn aangebracht;

    • c. een algemeen overzicht van het financieel beheer van de stichting.

Artikel 19 Slotbepalingen

In gevallen waarin deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.

BIJLAGE II ALGEMEEN REGLEMENT VAN DE „STICHTING UITTREDING WERKNEMERS AGRARISCHE SECTOREN" SUWAS-I

Artikel 1 Administratie

De administrateur, zoals bedoeld in artikel 8 lid 1 van de statuten is gemachtigd om namens het bestuur van de „Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren" (SUWAS) de administratie van de stichting te voeren.

Artikel 2 Geldmiddelen

  • 1. De geldmiddelen der stichting zullen, voorzover zij niet in contanten aanwezig zijn of overeenkomstig artikel 12 van de statuten zijn belegd, worden gestort op een ten name van de stichting staande bank- of postrekening.

  • 2. De in contanten aanwezige geldmiddelen zullen een bedrag van tienduizend gulden (f 10.000,-) niet mogen overschrijden.

  • 3. De directie van de administrateur voert onder toezicht van het bestuur der stichting het beheer de geldmiddelen. De directie van de administrateur wordt tevens door het bestuur gemachtigd de gelden der stichting overeenkomstig het bepaalde in de statuten voorzover vereist te beleggen.

  • Een overzicht van de beleggingen zal per kwartaal aan het bestuur worden overlegd.

  • 4. De directie van de administrateur is tevens bevoegd voor en namens het bestuur der stichting:

    • a. te beschikken over de ten name van de stichting staande rekeningen als bedoeld in lid 1;

    • b. te beschikken over de contanten, als bedoeld in lid 1;

    • c. kwijting te verlenen.

  • 5. De beschikking over geldswaardige papieren, daaronder begrepen inschrijvingen in de grootboeken der nationale schuld alsmede in het schuldregister der Nederlandse Staatsleningen zal overeenkomstig het bepaalde in de statuten slechts kunnen geschieden door twee leden van directie of personeel van de administrateur gezamenlijk, hiertoe door het bestuur der stichting gemachtigd.

  • 6. De directie van de administrateur is onder goedkeuring van het bestuur van de Stichting bevoegd één of meer personeelsleden van de administrateur te machtigen tot het voor of namens haar uitoefenen van de haar in lid 4 van dit artikel toegekende bevoegdheden.

Artikel 3 Vergoeding bestuursleden

  • 1. De leden van het bestuur der stichting genieten voor elke door hen bijgewoonde vergadering een vergoeding voor gemaakte reis- en verblijfkosten en voor derving van inkomsten tot een bedrag gelijk aan de desbetreffende vergoeding, welke wordt toegekend aan de leden van de Sectorraad Agrarisch, zoals erkend door het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) conform artikel 56 van de Organisatiewet Sociale Verzekeringen.

  • 2. De presentielijst van een vergadering strekt tot uitsluitend bewijs, dat een bestuurslid een vergadering heeft bijgewoond.

BIJLAGE III UITKERINGSREGLEMENT SUWAS-I

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. Cao: de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervroegde uittreding;

  • b. Administrateur: De administrateur die is gemachtigd door het bestuur van de Stichting SUWAS I om de administratie van de stichting te voeren;

  • c. BPL: De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw te 's-Gravenhage;

  • d. AAW: De Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;

  • e. WAO: De Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering;

  • f. WW: De Werkloosheidswet resp. Nieuwe Werkloosheidswet;

  • g. ZFW: De Ziekenfondswet;

  • h. ZW: De Ziektewet;

  • i. Werkgever:

    • 1. de werkgever in de zin van de onder a. bedoelde cao;

  • j. Werknemer:

  • De werknemer voor wie geen premievrijstelling voor de werknemersverzekeringen bestaat op grond van de Wet Premieregime bij Marginale Arbeid (PMA) en die daarnaast voldoet aan één van de onderstaande omschrijvingen:

    • 1. de werknemer in de zin van de onder a. bedoelde cao;

  • k. Regeling: De in de onder a. genoemde cao.

  • l. Deelnemer: De werknemer wiens verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen is ingewilligd;

  • m. Pensioendatum: De datum waarop de leeftijd van vijfenzestig (65) jaar wordt bereikt, danwel de gekozen eerdere pensioenleeftijd;

  • n. Loon: Het loon, inclusief de vakantietoeslag, dat de deelnemer gemiddeld per dag heeft verdiend in het derde kalenderjaar onmiddellijk voorafgaande aan het jaar waarin gebruik wordt gemaakt van deze regeling. Bij de berekening van dat loon wordt gehandeld alsof het dagloon WAO van de deelnemer wordt vastgesteld met dien verstande dat daarbij de bepalingen inzake het maximum- en het minimumdagloon buiten toepassing blijven en als maximum per dag wordt aangehouden één/tweede (1,5) maal het maximum premiedagloon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering wanneer een werknemer jaarlijks een aantal maanden in het genot is van een WW-uitkering dan wordt deze WW-uitkering gezien als loon en blijft deze uitkering niet buiten beschouwing zoals bij de dagloonberekening WAO (artikel 14 1 d van dagloonregelen WAO).

  • o. Uitkering: De uitkering als bedoeld in artikel 6.

Artikel 2 Uitvoering

De regeling wordt namens het bestuur van de „Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren" (SUWAS) uitgevoerd door de administrateur, zoals bedoeld in artikel 1 sub b.

Artikel 3 Voorwaarden deelneming

Werknemers kunnen deelnemen aan een regeling inzake vervroegd uittreden, inhoudende het verstrekken van een uitkering wanneer zij voldoen aan de in de artikelen 4 en 4A van de cao gestelde voorwaarden.

Artikel 4 Aanmelding

  • 1. Werknemers, die aan de regelingen genoemd in de artikelen 4 en 4A van de cao kunnen deelnemen en hiervan gebruik wensen te maken, dienen zich uiterlijk twee maanden voor het tijdstip waarop zij wensen uit te treden, aan te melden.

  • 2. De aanmelding dient te geschieden bij de administrateur.

  • 3. Vindt aanmelding plaats na het bereiken van de voor het kunnen deelnemen aan de regeling gestelde leeftijd respectievelijk na het in werking treden van de regeling, dan kan de uitkering niet eerder ingaan dan op de datum waarop de aanmelding is ontvangen.

  • 4. Een werknemer die in aanmerking komt voor de regelingen genoemd in de artikelen 4 en 4A van de cao kan niet meer als deelnemer worden aanvaard, wanneer zijn aanmelding minder dan acht weken voor de pensioendatum wordt ontvangen.

Artikel 5 Rechten deelnemer

  • 1. De deelnemer ontvangt, met inachtneming van artikel 4A van de cao en van het bepaalde in de volgende leden, over twee aaneengesloten kalenderjaren tot zijn pensioendatum over elke dag, uitgezonderd zaterdagen en zondagen, een uitkering. Deze uitkeringsjaren dienen direct vooraf te gaan aan de pensioendatum.

  • De uitkering bedraagt 80% van het loon als bedoeld in artikel 1 lid n.

  • Over dit bedrag vindt reservering plaats ten behoeve van de vakantietoeslag zoals bedoeld in lid 3, door het bruto-bedrag te vermenigvuldigen met éénhonderd en te delen door éénhonderd vermeerderd met het percentage overeenkomstig de berekeningsmethode van de vakantietoeslag voor werknemers vallend onder de CAO voor de Landbouw.

  • 2. De netto-uitkering bedraagt tenminste het voor de deelnemer op de dag van ingang van de uitkering geldende netto-bedrag van het wettelijk minimumloon, met dien verstande, dat indien bij de berekening van het loon van de deelnemer bepalingen inzake een evenredige verlaging van het loon toepassing hebben gevonden, die bepalingen van overeenkomstige toepassing zijn op het wettelijk minimumloon.

  • 3. De deelnemer ontvangt in mei van elk jaar een vakantietoeslag over de vanaf mei van het vorig jaar tot en met april van het lopende jaar verstrekte bruto-uitkering, en bij het bereiken van de pensioendatum een vakantietoeslag over de nadien nog verstrekte bruto-uitkering, overeenkomstig de berekeningsmethode van de vakantietoeslag voor werknemers vallend onder de cao voor de Landbouw.

Artikel 6 Uitbetaling

De uitkering wordt eenmaal per vier weken betaald volgens nader door het bestuur van de stichting vast te stellen regelen.

Artikel 7 Initiële verhoging en indexering

De bruto-uitkeringen worden, voor zover bij de vaststelling van het loon waarop de uitkering is gebaseerd hiermee nog geen rekening is gehouden, per één juli en per 1 januari verhoogd met het percentage waarmee de lonen in Klasse II en hoger zijn of worden verhoogd in de cao voor de Landbouw.

Artikel 8 Voortzetting pensioenverzekering

  • 1. Voor de deelnemer die laatstelijk verzekerd was bij het BPL wordt de verzekering voortgezet door de stichting.

  • 2. Voor de deelnemer die elders verzekerd is verstrekt de stichting, op voorwaarde dat de verzekering wordt voortgezet, een tegemoetkoming in de kosten daarvan die maximaal gelijk is aan het premiebedrag dat zou zijn betaald, indien hij verzekerd was geweest bij het BPL.

Artikel 9 Voortzetting ziekenfondsverzekering

Voor de deelnemer op wie de ZFW van toepassing blijft, betaalt de stichting het werkgeversaandeel in de ZFW-premie.

Artikel 10 Samenloop met andere uitkeringen

  • 1. Geen uitkering als bedoeld in de artikelen 4 en 4A van de cao wordt toegekend indien en zolang de deelnemer in het genot is van dan wel aanspraak heeft op een uitkering ingevolge de ZW en/of AAW/WAO, naar volledige arbeidsongeschiktheid, resp. een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Evenmin wordt uitkering toegekend indien en zolang de deelnemer in het genot is van een uitkering ingevolge de WW.

  • 2. Een met toepassing van artikel 30 ZW verminderde uitkering ingevolge die wet, of een uitkering ingevolge de AAW/WAO naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% wordt op de uitkering in mindering gebracht. De verminderde uitkering wordt niet uitbetaald indien het bruto-bedrag van de uitkering minder dan f 5,- per dag zou bedragen.

  • 3. Indien uit enig dienstverband een pensioenuitkering aan een deelnemer plaatsvindt, voordat de leeftijd van 65 jaar is bereikt, is het bestuur bevoegd de uitkering krachtens dit reglement zodanig te korten, dat de pensioenuitkering plus de SUWAS-uitkering niet meer bedraagt dan het uit te keren netto SUWAS bedrag.

Artikel 11 Overige arbeid

  • 1. Arbeid, die op het tijdstip van aanmelding reeds werd verricht naast de arbeid die door de uittreding wordt beëindigd, mag in dezelfde omvang worden voortgezet zonder dat de inkomsten uit de arbeid in mindering op de uitkering worden gebracht.

  • 2. Behoudens in naar het oordeel van het bestuur der stichting uitzonderlijke omstandigheden is het de deelnemer verboden na het tijdstip van aanmelden:

    • de omvang van de in het eerste lid bedoelde arbeid te vergroten, ofwel;

    • andere productieve arbeid te gaan verrichten dan die welke op het tijdstip van aanmelding reeds werd verricht en die welke door de uittreding werd beëindigd.

  • Tot het in uitzonderlijke omstandigheden vergroten van de omvang van de arbeid ofwel het gaan verrichten van andere arbeid, zoals bovenbedoeld, dient vooraf toestemming aan het bestuur te worden gevraagd. De met het vergroten van de omvang van de arbeid of wel het gaan verrichten van andere arbeid verkregen inkomsten worden alsdan volgens door het bestuur te stellen regelen in mindering op de uitkering gebracht.

Artikel 12 Verplichting deelnemer

De deelnemer dient desgevraagd of uit eigen beweging aan de administrateur alle inlichtingen te verstrekken die voor de beoordeling van het recht op uitkering en de hoogte daarvan van belang kan zijn.

Artikel 13 Einde van de deelname

  • 1. De deelname aan de regeling eindigt:

    • a. bij het bereiken van de pensioendatum of door overlijden van de deelnemer;

    • b. wanneer de deelnemer te kennen geeft dat hij de deelname wenst te beëindigen;

    • c. wanneer de deelnemer handelt in strijd met dit reglement of met door het bestuur van de stichting gegeven nadere aanwijzigingen.

  • 2. Ingeval een deelname is beëindigd op grond van het bepaalde in lid 1 onder b. en c. kan nadien niet opnieuw aan de regeling worden deelgenomen.

Artikel 14 Uitkering bij overlijden

Indien de deelnemer tijdens het genot van de uitkering overlijdt, wordt de uitkering, alsmede de vakantietoeslag, tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgende op die waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald:

  • 1. aan de langstlevende der echtgenoten indien de overledene niet duurzaam gescheiden leefde;

  • 2. bij ontstentenis van de onder 1 bedoelde persoon, aan de minderjarige wettige- of natuurlijke kinderen;

  • 3. bij ontstentenis van de onder 1 en 2 bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

Artikel 15 Controle

De administrateur is bevoegd controle uit te oefenen op de naleving van de verplichtingen van de deelnemer.

Artikel 16 Het niet nakomen van verplichtingen

Een besluit tot toekenning van de uitkering kan worden ingetrokken of herzien indien de deelnemer zijn verplichtingen als bedoeld in de artikel 11 en 12 niet nakomt dan wel de door hem verstrekte gegevens onjuist of onvolledig blijken te zijn. De uitkering die als gevolg van het niet nakomen van de verplichtingen als bedoeld in de artikel 11 en 12 of het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens ten onrechte of te veel is uitbetaald, kan worden teruggevorderd.

Artikel 17 Beslissingen

Beslissingen inzake de toekenning, weigering, intrekking of herziening van de uitkering worden door het bestuur van de stichting genomen.

De beslissingen zijn met redenen omkleed en worden schriftelijk ter kennis van de deelnemer gebracht.

Artikel 18 Delegatie van bevoegdheden

  • 1. Het bestuur van de stichting is bevoegd bepaaldelijk te omschrijven bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te delegeren aan:

    • a. een uit en door het bestuur van de stichting aangewezen commissie welke moet zijn samengesteld naar het aan artikel 3 van de statuten ten grondslag liggende beginsel van pariteit;

    • b. de directie van de administrateur.

  • 2. De directie van de administrateur is onder goedkeuring van het bestuur van de stichting bevoegd een of meer personeelsleden van de administrateur te machtigen tot het voor en namens haar uitoefenen van de haar op grond van het bepaalde in het eerste lid toegekende bevoegdheden.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde delegatie wordt bij dit reglement gevoegd (zie bijlage IV).

Artikel 19 Kennelijke onredelijkheid

Indien toepassing van het in voorgaande artikelen bepaalde kennelijk onredelijke uitkomsten tot gevolg heeft, beslist het bestuur van de stichting.

Artikel 20 Geschillen

Bezwaar tegen weigering, intrekking of herziening van de uitkering alsmede bezwaren met betrekking tot de datum van ingang dan wel de hoogte van een toegekende uitkering dienen binnen veertien dagen na dagtekening van de desbetreffende beslissing schriftelijk te worden voorgelegd aan het bestuur van de stichting, adres: Postbus 254, 2700 AG Zoetermeer.

Artikel 23 Slotbepaling

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur der stichting.

BIJLAGE IV AANHANGSEL BIJ HET UITKERINGSREGLEMENT SUWAS-I

Delegatiebesluit als bedoeld in artikel 18 van het uitkeringsreglement, zoals vastgesteld in de bestuursvergadering d.d. 14 augustus 1979.

  • I. Er wordt een Kleine Commissie (KC) ingesteld, die bevoegd is tot:

    • a. het beslissen inzake intrekking of herziening van een toegekende uitkering op grond dat de deelnemer zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 12 van het reglement niet nakomt dan wel de door hem verstrekte gegevens onjuist of onvolledig blijken te zijn;

    • b. het beslissen inzake terugvordering van ten onrechte of te veel uitbetaalde uitkering als gevolg van het niet nakomen van de verplichtingen als bedoeld in artikel 11 en 12 van het reglement of het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens;

    • c. het beslissen inzake toekenning, weigering, intrekking of herziening van de uitkering in gevallen, waarin de directie van de administrateur niet bevoegd is tot het nemen van een beslissing;

    • d. het beslissen inzake de door de directie van de administrateur voorgelegde gevallen, waarin gebruikmaking van de aan de directie van de administrateur gedelegeerde bevoegdheden zou leiden tot het nemen van een beslissing, welker juistheid of redelijkheid – al dan niet op grond van aangevoerde verzachtende omstandigheden – kan worden betwijfeld, dan wel waarin na gebruikmaking van de gedelegeerde bevoegdheden omstandigheden ter kennis van de directie van de administrateur komen, waardoor twijfel aan de juistheid van de beslissing kan ontstaan.

  • II. De directie van de administrateur is bevoegd tot:

    • a. de vaststelling en betaalbaarstelling van krachtens een bevoegdelijk genomen beslissing aan of ten behoeve van deelnemers verschuldigde uitkeringen, verstrekkingen en betalingen;

    • b. het beoordelen van en beslissen inzake aanspraken van deelnemers indien naar het oordeel van de directie van de administrateur, gelet op het in het uitkeringsreglement bepaalde, een aanspraak moet worden erkend en hieromtrent noch omtrent de hoogte der aanspraak redelijkerwijze verschil van mening mogelijk is;

    • c. het beoordelen van en beslissen inzake aanspraken van deelnemers indien naar het oordeel van de directie van de administrateur, gelet op het in het uitkeringsreglement bepaalde, een aanspraak geheel of gedeeltelijk moet worden ontkend, evenwel uitsluitend indien de beslissing kan worden genomen op grond van feitelijke omstandigheden, welker betekenis niet nader behoeft te worden beoordeeld;

    • d. het schriftelijk kennis geven aan deelnemers van met redenen omklede, bevoegdelijk genomen beslissingen.

  • III. De directie van de administrateur is bevoegd één of meer personeelsleden van de administrateur te machtigen tot het voor en namens haar uitoefenen van de onder II genoemde gevallen.

BIJLAGE V HEFFINGSREGLEMENT SUWAS

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1. Administrateur: De administrateur die is gemachtigd door het bestuur van de Stichting SUWAS I om de administratie van de stichting te voeren;

  • BPL: Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw;

  • Cao: de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervroegde uittreding;

  • SUWAS-I: Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren te 's-Gravenhage.

  • 2. werkgever:

    • a. de werkgever in de zin van de onder 1. bedoelde cao;

  • 3. loon:

  • het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, waarbij het bepaalde in artikel 6 lid 1 sub j van de Coördinatiewet Sociale Verzekering buiten beschouwing blijft en met dien verstande, dat als maximumloon per dag wordt aangehouden één/tweede (1,5) maal het maximumpremiedagloon in de zin van art. 9 lid 1 van voornoemde wet.

  • De werknemer wordt geacht over tijdvakken van arbeidsongeschiktheid gelegen in het tijdvak van maximaal 52 weken als bedoeld in Boek 7 Titel 10 artikel 629 van het Burgerlijk Wetboek een loon te hebben ontvangen gelijk aan het loon dat de werknemer zou hebben ontvangen als hij niet arbeidsongeschikt was geworden. Over tijdvakken van arbeidsongeschiktheid gelegen na het tijdvak van 52 weken als bedoeld in Boek 7 Titel 10 artikel 629 van het Burgerlijk Wetboek ontvangen uitkeringen ingevolge de AAW en/of de WAO of daarmee naar aard en strekking gelijk te stellen uitkeringen of loonbetalingen worden niet als loon beschouwd.

  • 4. regeling:

  • de in de onder 1. genoemde cao.

Artikel 2 Heffing

  • 1. De werkgever is gehouden jaarlijks met inachtneming van het hierna bepaalde ten behoeve van de uitvoering van de regeling een heffing over het loon van de in dienst (geweest) zijnde werknemers te betalen. De werkgever is geen heffing verschuldigd over het loon van de werknemer voor wie premievrijstelling voor de werknemersverzekeringen bestaat op grond van de Wet Premieregime bij marginale arbeid (PMA). Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van de cao als bedoeld in artikel 1 lid 1 is de werknemer verplicht een bijdrage te leveren in de verschuldigde heffing.

  • 2. De heffing bestaat uit het percentage, dat door het bestuur SUWAS-I jaarlijks wordt vastgesteld.

  • 3. De betaling van de heffing dient te geschieden aan de administrateur.

Artikel 3 Vaststelling heffing en voorschotheffing

  • 1. Na het einde van een door het bestuur te bepalen periode stelt het bestuur ten aanzien van elke werkgever de over die periode te zijner laste komende heffing vast. De vaststelling van de heffing geschiedt aan de hand van de door de werkgever over elke periode in te leveren periodieke loonopgaven en/of andere door hem te verstrekken gegevens omtrent de persoon van de in die periode in zijn dienst werkzaam geweest zijnde werknemers, het door hen verdiende loon en het aantal dagen, waarover dat loon werd genoten. Het bestuur deelt het te betalen bedrag van de heffing schriftelijk aan de werkgever mede, onder mededeling van de termijn, waarbinnen de betaling moet geschieden.

  • 2. Indien ten onrechte geen bedrag aan heffing is vastgesteld dan wel na de vaststelling van het te betalen bedrag der heffing blijkt, dat een lager bedrag is vastgesteld dan verschuldigd is, stelt het bestuur de werkgever verschuldigde bedrag over de verstreken betalingstermijnen vast.

  • De laatste volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • Indien een hoger bedrag aan heffing is vastgesteld dan verschuldigd is, stelt het bestuur het verschuldigde op het juiste bedrag vast. Het teveel betaalde wordt aan de werkgever terugbetaald.

  • 3. Het bestuur kan bij wijze van voorschot een heffing vaststellen ten aanzien van de werkgever, die in een kalenderjaar, waarop de voorschotheffing betrekking heeft, vermoedelijk heffing verschuldigd zal worden.

  • De voorschotheffing wordt vastgesteld op het bedrag, dat de werkgever over de periode, waarop de voorschotheffing betrekking heeft, naar het oordeel van het bestuur vermoedelijk aan heffing verschuldigd zal zijn, met dien verstande, dat het bestuur hierbij rekening houdt met de in het eerste lid bedoelde gegevens omtrent de in dienst van de werkgever in het vorig jaar werkzaam geweest zijnde en in het betrokken jaar werkzaam zijnde werknemers, de aard, de omvang en de ontwikkeling van het bedrijf van de werkgever, en ander omstandigheden, welke op de hoogte van het heffingsbedrag van invloed kunnen zijn.

  • 4. Het bestuur deelt het te betalen bedrag der voorschotheffing schriftelijk aan de werkgever mede, met de mededeling dat dit bedrag onder door het bestuur te bepalen voorwaarden in twaalf termijnen kan worden voldaan, verschijnende en vervallende op de eerste dag van elk kwartaal dan wel van elke maand. De voorschotheffing wordt verrekend met het bedrag aan heffing, dat de werkgever over het betrokken kalenderjaar verschuldigd zal zijn.

  • 5. Het bestuur stelt bij niet tijdige voldoening van een voorschottermijn onverwijld de heffing vast, welke door de werkgever is verschuldigd over de vorenbedoelde termijn alsmede over de daaraan voorafgaande termijnen van hetzelfde boekjaar. De heffing is terstond opeisbaar.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid stelt het bestuur ten aanzien van een werkgever, die in staat van faillissement verkeert, of zijn bedrijf of beroep definitief heeft gestaakt, onverwijld de heffing vast. De laatste volzin van het vorige lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Indien na aanmaning een vordering op een werkgever terzake van achterstallige heffing niet geheel wordt voldaan, kan al hetgeen de werkgever verschuldigd is, vermeerderd met rente en extra incasso- en administratiekosten, gerechtelijk worden ingevorderd. Het bestuur is bevoegd de in de eerste volzin bedoelde kosten te stellen op 10% van het bedrag aan achterstallige heffing met een minimum van f 10,-.

  • 8. De werkgever is verplicht het bestuur op door het bestuur te bepalen tijdstippen alle gegevens te verstrekken, welk het voor het vaststellen van de heffing en voorschotheffing behoeft.

  • 9. De wijze van de vaststelling der heffing en voorschotheffing, als ook de betaling daarvan, worden verder geregeld door het bestuur. In bijzondere gevallen kan het bestuur afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden toestaan of voorschrijven.

III. Indien en voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.

's-Gravenhage, 18 december 1998

C. J. Meerhof.


XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

Naar boven