Regeling financiële tegemoetkoming aanpak millenniumprobleem in het kader van de uitvoering van sociale voorzieningen door gemeenten en SW-bedrijven

Regeling houdende de verlening van een financiële tegemoetkoming aan gemeenten en SW-bedrijven ter bevordering van het oplossen van het millenniumprobleem bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken in het kader van de sociale voorzieningen. (Regeling financiële tegemoetkoming aanpak millenniumprobleem in het kader van de uitvoering van sociale voorzieningen door gemeenten en SW-bedrijven)

2 december 1998

nr. WBJA/W1/98/35681

Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 3 van de Wet van 19 juni 1997, Stb. 285 houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 24 december 1997, Stb. 789;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. monitor: een periodiek onderzoek door de Kenniscentra 2000 onder verantwoordelijkheid van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, of een periodiek onderzoek door de Minister naar de voortgang van de aanpak van het millenniumprobleem door gemeenten;

c. bestuur: burgemeester en wethouders van een gemeente, of het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, voorzover deze belast is met de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening;

d. plan van aanpak: plan waarin maatregelen zijn opgenomen voor de aanpak van het millenniumprobleem bij de door het bestuur uitgevoerde sociale voorzieningen;

e. nood- en overgangsplan: plan waarin ten minste maatregelen zijn opgenomen gericht op de continuïteit van de uitvoering bij eventueel disfunctioneren van geautomatiseerde systemen als gevolg van het millenniumprobleem ten aanzien van de door het bestuur uitgevoerde sociale voorzieningen.

Artikel 2. Financiële tegemoetkoming gemeenten

1. Burgemeester en wethouders ontvangen een financiële tegemoetkoming ter bijdrage in de kosten die ontstaan als gevolg van het oplossen van het millenniumprobleem in het kader van de uitvoering van de aan hen opgedragen sociale voorzieningen.

2. Het totaalbedrag van de tegemoetkomingen aan burgemeesters en wethouders als bedoeld in het eerste lid bedraagt f 65 miljoen.

3. De financiële tegemoetkomingen, bedoeld in het eerste lid, worden verleend conform het verdeelmodel in bijlage I, welke onderdeel uitmaakt van deze regeling.

4. De financiële tegemoetkoming wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

5. De financiële tegemoetkoming zal uiterlijk 31 december 1998 als een voorschot aan de gemeenten worden betaald.

Artikel 3. Financiële tegemoetkoming SW-bedrijven

1. Het bestuur ontvangt een financiële tegemoetkoming ter bijdrage in de kosten die ontstaan als gevolg van het oplossen van het millenniumprobleem in het kader van de uitvoering van de Wet Sociale Werkvoorziening.

2. Het totaalbedrag van de financiële tegemoetkomingen aan besturen als bedoeld in het eerste lid bedraagt f 5.050.000,-.

3. De financiële tegemoetkomingen, bedoeld in het eerste lid, worden verleend conform het verdeelmodel in bijlage II, welke onderdeel uitmaakt van deze regeling.

4. De financiële tegemoetkoming wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

5. De financiële tegemoetkoming zal uiterlijk 31 december 1998 als een voorschot aan de besturen worden betaald.

Artikel 4. Voorwaarden financiële tegemoetkoming

1. Het bestuur dat een financiële tegemoetkoming ontvangt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 3, eerste lid, draagt zorg voor medewerking aan de monitor.

2. Het bestuur draagt tevens zorg voor:

a. het opstellen van een plan van aanpak;

b. het opstellen van een nood- en overgangsplan.

3. Het bestuur stelt het plan van aanpak vast en zendt dit uiterlijk 1 februari 1999 in drievoud, aan de Minister, vergezeld van het ingevulde en ondertekende aanbiedingsformulier als bedoeld in bijlage III bij deze regeling.

4. Het bestuur stelt het nood- en overgangsplan vast en zendt dit uiterlijk 1 juli 1999 in drievoud aan de Minister, vergezeld van het ingevulde en ondertekende aanbiedingsformulier als bedoeld in bijlage III bij deze regeling.

5. Het vierde lid is niet van toepassing indien het plan van aanpak reeds een nood- en overgangsplan bevat.

6. Het bestuur zendt uiterlijk 1 februari 2000 de ondertekende modelverklaring als bedoeld in bijlage IV bij deze regeling aan de Minister.

Artikel 5. Vaststelling financiële tegemoetkoming

1. De Minister stelt uiterlijk 31 december 2000, per bestuur, de financiële tegemoetkoming op grond van artikel 2, eerste lid, onderscheidenlijk op grond van artikel 3, eerste lid, vast.

2. Indien het bestuur niet heeft voldaan aan de voorwaarden in artikel 4 kan de financiële tegemoetkoming door de Minister worden teruggevorderd.

Artikel 6. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling financiële tegemoetkoming aanpak millenniumprobleem in het kader van de uitvoering van sociale voorzieningen door gemeenten en SW-bedrijven.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 december 1998.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,K.G. de Vries.

Algemene toelichting

Bij de uitvoering van sociale voorzieningen zoals de Algemene bijstandswet en de Wet Sociale Werkvoorziening maken de gemeenten en SW-bedrijven veelvuldig gebruik van geautomatiseerde systemen. In verband met het millenniumprobleem zullen veel van deze systemen moeten worden aangepast of vervangen. Het inventariseren, repareren en testen van deze systemen stelt de gemeenten voor een grote opgave. Een niet-tijdige reparatie van de datumvastlegging en -verwerking in de systemen kan leiden tot grote problemen in de uitvoeringspraktijk gedurende langere tijd.

Vanwege de grote risico’s van het millenniumprobleem voor de continuïteit en de rechtmatigheid van met name de uitkeringsverstrekking door de gemeenten heeft de Minister besloten een bedrag van f 100 miljoen beschikbaar te stellen voor de aanpak van de millenniumproblematiek bij de uitvoering van sociale voorzieningen door gemeenten. Hiertoe worden gerekend de Algemene bijstandswet (Abw), Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw), Wet sociale werkvoorziening (Wsw), Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg),de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz).

Van de f 100 miljoen is op basis van deze regeling f 70 miljoen gulden beschikbaar als tegemoetkoming in de kosten die gemeenten maken voor de aanpak van de millennium-problemen. f 30 miljoen is beschikbaar voor de centrale aanpak ten behoeve van gemeenten. Naast deze specifieke middelen is een bedrag van f 80 miljoen toegevoegd aan het Gemeentefonds.

Het doel van de regeling is tweeledig. Enerzijds wordt beoogd om de gemeenten een financiële tegemoetkoming te bieden in de kosten van de aanpassing van de geautomatiseerde systemen die worden gebruikt voor de uitvoering van de Abw, Ioaw, Ioaz, Wiw, Wsw en de Wvg. Met de regeling is niet beoogd om alle millenniumkosten van gemeenten te dekken.

Anderzijds is de regeling bedoeld om de gemeentebesturen en SW-besturen te stimuleren om het millenniumprobleem snel en adequaat aan te pakken. Daarom is aan de financiële tegemoetkoming de voorwaarde verbonden dat de verantwoordelijke besturen een plan van aanpak en een nood- en overgangsplan dienen vast te stellen die respectievelijk voor 1 februari 1999 en voor 1 juli 1999 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dienen te worden gezonden. In die gevallen waarin het plan van aanpak tevens het nood- en overgangsplan omvat dient het gemeentebestuur of het SW-bestuur dit bij de aanbieding van het plan van aanpak aan de Minister kenbaar te maken via het model aanbiedingsformulier (bijlage III). In dit geval hoeft geen separaat nood- en overgangsplan te worden vastgesteld en ingezonden.

f 65 miljoen van het beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van het aantal Abw-cliënten per gemeente, waarbij voor iedere gemeente een basisbedrag van f 50.000,- beschikbaar is. Daarnaast is op basis van deze regeling voor de 101 SW-bedrijven een bedrag van f 50.000,- per bedrijf beschikbaar. Voor deze uitzonderingspositie is gekozen vanwege de veelal regionale organisatie van de deze bedrijven.

De tegemoetkoming is bedoeld voor alle voorzieningen waarvoor de gemeentebesturen in dit kader verantwoordelijk zijn. Onderdeel hiervan is ook de Wet sociale werkvoorziening. De uitvoering van de Sociale Werkvoorziening geschiedt veelal nog door zg. schappen. In de nieuwe Wet sociale werkvoorziening, die in werking is getreden op 1-1-1998, wordt evenwel de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de wet benadrukt. Met betrekking tot de SW-bedrijven zijn of burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor het onder de desbetreffende gemeente ressorterende SW-bedrijf, of het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen ten aanzien van die SW-bedrijven die op grond van de genoemde wet de Wet sociale werkvoorziening uitvoeren voor meerdere gemeenten.

Na overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is besloten om een deel van de beschikbaar gestelde middelen in te zetten voor centrale millennium-voorzieningen ten behoeve van de gemeenten. De centrale voorzieningen, bekend onder de namen ’Kenniscentrum 2000 sociale diensten’ en ’Kenniscentrum 2000 sociale werkvoorziening’ worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Deze centra houden zich o.a. bezig met helpdesktaken, voorlichtings-activiteiten, het realiseren van modellen voor plannen van aanpak, testen en nood- en overgangsplannen, monitoring van de voortgang van de millenniumaanpak bij gemeenten, een landelijke inventarisatie en onderzoek van IT-objecten en een landelijke aanpak van het testen van de systemen van sociale diensten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Monitor: Het ministerie van Sociale Zaken heeft in april en mei van 1998 via de Rijksconsu-lentschappen een onderzoek verricht naar de voortgang van de millenniumaanpak door gemeenten op het terrein van de uitvoering van de Abw, Ioaw, Ioaz, Wiw, Wsw en Wvg. Een vergelijkbaar onderzoek zal nog enkele malen worden herhaald. Centraal zal dan staan hoe ver gemeenten en SW-bedrijven zijn gevorderd met inventariseren, analyseren, repareren of vervangen en testen en met het voorbereiden van de overgangsfase en noodmaatregelen. Nog bepaald zal worden of deze monitoring zal worden uitgevoerd door het Ministerie van SZW of door de Kenniscentra voor de sociale diensten en de sociale werkvoorziening.

Plan van aanpak: Ten aanzien van de inhoud van het plan zijn geen bepalingen opgenomen: dit is een verantwoordelijkheid van de gemeentebesturen of het desbetreffende SW-bestuur. De regeling bepaalt dat een plan van aanpak door burgemeester en wethouders of het desbetreffende SW-bestuur wordt vastgesteld en tijdig in drievoud aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt gezonden.

Door het kenniscentrum voor sociale diensten is een model-plan van aanpak opgesteld gericht op sociale diensten. In dit modelplan wordt een beschrijving gegeven van de stappen in de aanpak zoals bewustwording, inventarisatie, risicoanalyse, renoveren en testen. Daarnaast worden handreikingen gedaan voor de opzet van de projectorganisatie, planning en het ramen van de kosten. Het Kenniscentrum sociale werkvoorziening zal naar verwachting binnenkort een vergelijkbaar modelplan voor SW-bedrijven opstellen.

Indien een gemeente of een SW-bedrijf al enige tijd geleden is gestart met de aanpak van het millenniumprobleem en daarvoor reeds eerder een plan van aanpak heeft opgesteld kan het voor de reeds uitgevoerde activiteiten ook een door b en w vastgesteld verslag van de activiteiten indienen.

Nood- en overgangsplan: de regeling bepaalt dat een nood- en overgangsplan door burgemeester en wethouders en het SW-bestuur wordt vastgesteld en tijdig in drievoud aan de Minister van Sociale Zaken wordt verzonden. Vanwege de risico’s voor de bedrijfs-voering, voor de dienstverlening aan cliënten en voor de rechtmatigheid van de uitvoering is de minister van mening dat gemeenten tijdig voorbereid moeten zijn op calamiteiten per 1 januari 2000. Om zich goed voor te bereiden moeten gemeenten uiterlijk 1 juli een plan vaststellen waarin de maatregelen zijn opgenomen die beogen de continuïteit van de meest vitale processen en een rechtmatige uitvoering te waarborgen. Door het Kenniscentrum voor sociale diensten zal voor 1 april 1999 een modelplan voor sociale diensten worden opgesteld waarin handreikingen worden gegeven voor een risico-inventarisatie en -analyse, crisismanagement, probleemdetectie en uitwijk- en noodmaatregelen. Het Kenniscentrum voor de sociale werkvoorziening zal tijdig een vergelijkbaar modelplan opstellen voor de SW-bedrijven.

De plannen dienen voor 1 februari 1999 respectievelijk 1 juli 1999 in drievoud aan de minister van SZW te worden gezonden. Met de VNG is overeengekomen dat gemeenten die onvoldoende millenniumactiviteiten ontplooien gericht door SZW en de kenniscentra zullen worden benaderd. Hiervan zal in ieder geval sprake zijn als gemeenten de plannen niet tijdig inzenden.

De reikwijdte van de plannen omvatten alle onder de verantwoordelijkheid van de gemeente, of een openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, uit te voeren regelingen op het terrein van de sociale voorzieningen. Het kan hierbij zowel specifieke plannen voor de genoemde sociale voorzieningen betreffen als plannen voor een gemeentebrede aanpak.

Artikelen 2 en 3

De verdeling van de totaal beschikbare middelen (ruim f 70 miljoen) over de gemeenten en SW-bedrijven vindt plaats conform bijlagen I en II bij de regeling. Daarbij is het systeem gehanteerd dat iedere gemeente ten minste f 50.000,- ontvangt, waarbij voor de gemeenten geldt dat afhankelijk van het aantal bijstandscliënten in de desbetreffende gemeente dit bedrag hoger wordt vastgesteld overeenkomstig het verdeelmodel in bijlage I. Voor de SW-bedrijven geldt dat de financiële tegemoetkoming een vast bedrag van f 50.000,- bedraagt. De tegemoetkomingen worden op voorschotbasis betaald.

De bepaling in het vierde lid vloeit voort uit artikel 5 van de Kaderwet SZW-subsidies (Wet van 19 juni 1997, Stb. 285 houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 24 december 1997, Stb. 789) waarop deze regeling is gebaseerd. Hierin wordt bepaald dat voorzover een subsidie (of tegemoetkoming) wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of is goedgekeurd, de subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 4

In dit artikel zijn vijf strikte voorwaarden gesteld waaraan een gemeente of SW-bedrijf moet voldoen om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming op grond van deze regeling:

a. er dient medewerking te worden verleend aan de monitor die door de Kenniscentra 2000 of de Minister wordt verricht;

b. er dient een plan van aanpak te worden opgesteld conform deze regeling dat wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders respectievelijk het SW-bestuur;

c. er dient een nood- en overgangsplan te worden opgesteld conform deze regeling dat wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders respectievelijk het SW-bestuur;

d. de plannen dienen tijdig, conform de genoemde data in de regeling, aan de Minister van Sociale Zaken te worden gezonden. Indien het plan van aanpak reeds ook een nood- en overgangsplan bevat kan het bestuur een verklaring hieromtrent bij het plan van aanpak voegen, waarbij de voorwaarde voor het inzenden van een afzonderlijk nood- en overgangsplan vervalt;

e. burgemeester en wethouders zenden voor 1 februari 2000 een verklaring over deelname aan de monitor, conform de modelverklaring, bedoeld in bijlage IV bij de regeling aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 5

Na ontvangst van het plan van aanpak en nadat is vastgesteld dat de deelname aan de monitor heeft plaatsgevonden wordt de tegemoetkoming door de Minister definitief vastgesteld. Indien zou blijken dat een gemeente of een SW-bedrijf niet of niet voor 1 februari 1999 een plan van aanpak heeft ingediend, niet of niet voor 1 juli 1999 een nood- en overgangsplan heeft ingediend, niet heeft deelgenomen aan de monitor, of niet de modelverklaring voor 1 februari 2000 aan de Minister heeft gezonden, kan de financiële tegemoetkoming worden teruggevorderd.

Artikel 6

Verwacht wordt dat deze regeling veelvuldig zal worden geciteerd, derhalve is de regeling van een citeertitel voorzien.

De Minister van Sociale en Werkgelegenheid,

K.G. de Vries.

Bijlage I

Verdeelmodel Gemeenten

stcrt-1998-240-p18-SC16660-1.gifstcrt-1998-240-p18-SC16660-2.gifstcrt-1998-240-p18-SC16660-3.gifstcrt-1998-240-p18-SC16660-4.gifstcrt-1998-240-p18-SC16660-5.gifstcrt-1998-240-p18-SC16660-6.gifstcrt-1998-240-p18-SC16660-7.gifstcrt-1998-240-p18-SC16660-8.gifstcrt-1998-240-p18-SC16660-9.gifstcrt-1998-240-p18-SC16660-10.gif

Bijlage II

Verdeelmodel SW-bedrijven

stcrt-1998-240-p18-SC16660-11.gifstcrt-1998-240-p18-SC16660-12.gifstcrt-1998-240-p18-SC16660-13.gif

Bijlage III

Model aanbiedingsfomulier in het kader van Regeling financiële tegemoetkoming aanpak millenniumprobleem in het kader van de uitvoering van sociale voorzieningen door gemeenten en SW-bedrijven.

stcrt-1998-240-p18-SC16660-14.gif

Bijlage IV

Modelverklaring in het kader van Regeling financiële tegemoetkoming aanpak millenniumprobleem in het kader van de uitvoering van sociale voorzieningen door gemeenten en SW-bedrijven.

stcrt-1998-240-p18-SC16660-15.gif
Naar boven