Aanwijzing inzake de invordering van rijbewijzen

Circulaire aan de Hoofden van de parketten

6 oktober 1998

nr. 1998A011

Categorie: opsporing, vervolging

Rechtskarakter: aanwijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 4 Wet RO (nieuw)

Datum inwerkingtreding: 01-11-1998

Geldigheidsduur: 01-11-2002

Vervallen: Richtlijn inzake rijden onder invloed gebaseerd op de Wegenverkeerswet 1994

Wetsbepalingen: Art. 164 Wegenverkeerswet 1994

Bijlagen: 2

Achtergrond

Op 1 oktober 1998 is de wet tot ’Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de wijziging van de regelingen van de invordering en inhouding van rijbewijzen en de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen’(Stb. 1998, 375) in werking getreden.

Naast de reeds geldende bevoegdheid tot het vorderen van overgifte en inhouden van een rijbewijs ten aanzien van het rijden onder invloed en het vertonen van verkeersgevaarlijk rijgedrag, is deze uitgebreid ten aanzien van excessieve snelheidsovertredingen. In het licht daarvan is besloten om hoofdstuk 3 (Vordering tot overgifte, invordering en inhouding van rijbewijzen in geval van rijden onder invloed) uit de ’Richtlijn inzake rijden onder invloed gebaseerd op de Wegenverkeerswet 1994’ te halen en een nieuwe aanwijzing op te stellen met daarin een algemeen gedeelte aangaande de procedure, en een aantal hoofdstukken gericht op specifieke delicten.

Samenvatting

De onderhavige aanwijzing geeft een regeling voor de invordering van rijbewijzen.

Opsporing en vervolging

1. Vordering krachtens artikel 164 WVW 1994

1.1. Algemeen

Door het doen van de vordering krachtens artikel 164, eerste lid, WVW 1994 (vordering tot overgifte) wordt voor de betrokken bestuurder de verplichting in het leven geroepen tot overgifte1 van het hem op basis van de Wegenverkeerswet 1994 afgegeven Nederlandse rijbewijs, van het hem door het daartoe bevoegde gezag in de Nederlandse Antillen, in Aruba of in het buitenland afgegeven rijbewijs en indien hem daar een internationaal rijbewijs is afgegeven, dat internationale rijbewijs.

Een zogenaamd ’internationaal rijbewijs’ kan nooit afzonderlijk worden ingevorderd van het aan dat rijbewijs ten grondslag liggende nationale rijbewijs. Een ’internationaal’ rijbewijs is immers in wezen slechts een officiële vertaling van het nationale rijbewijs.

Het is van belang onderscheid te maken tussen ’de vordering tot overgifte’ enerzijds en de ’invordering’ anderzijds. De invordering is namelijk pas voltooid indien na de vordering tot overgifte het rijbewijs in handen is gekomen van een van de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen. Eerst bij een voltooide invordering kan de aftrek ex artikel 179, zevende lid, WVW 1994 worden toegepast. De enkele vordering tot overgifte heeft echter reeds tot gevolg dat de betrokken bestuurder geen motorrijtuig meer mag besturen (artikel 9, zesde lid, WVW 1994). Daar de wetgever geen koppeling heeft aangebracht tussen het besturen van een bepaald motorrijtuig en het daarvoor eventueel benodigde rijbewijs, kan de vordering tot overgifte worden gedaan ten aanzien van de bestuurder van elke categorie motorrijtuigen.2

Uiteraard kan de vordering tot overgifte niet worden gedaan ten opzichte van een bestuurder, die in het geheel niet in het bezit is van een rijbewijs. Voorafgaande aan de vordering tot overgifte zal dan ook het Centraal register Rijbewijzen en Bromfietscertificaten (CRB) moeten worden geraadpleegd.

1.2. Gevallen waarin de overgifte van het rijbewijs kan worden gevorderd

De overgifte van het rijbewijs kan worden gevorderd wanneer tegen de houder van het rijbewijs een proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van een met een motorrijtuig gepleegde overtreding van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, mits door deze overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht. Dit geldt zowel ten aanzien van delicten gelegen binnen de sfeer van het rijden onder invloed3 als ten aanzien van andere delicten.4

1.3. Te volgen procedure met betrekking tot de invordering

De politie moet nadrukkelijk de overgifte van het rijbewijs vorderen. Tevens dient de verdachte erop te worden gewezen dat hij zich schuldig maakt aan het misdrijf van artikel 9, zesde lid, WVW 1994 indien deze nadien een motorrijtuig op de weg gaat besturen.

De vordering tot overgifte is niet beperkt tot het tijdstip waarop en de plaats waar de (verdachte) bestuurder is aangehouden (zie ook 3.2). Nadat het (hoofd)proces-verbaal is opgemaakt vervalt voorgenoemde bevoegdheid. Om excessen hierbij te voorkomen dient een uiterste vorderingstermijn (een termijn van orde) van vier weken na de pleegdatum te worden gehanteerd. Uitzonderingen op de laatstgenoemde termijn (van vier weken na de pleegdatum) kunnen uitsluitend ontstaan door omstandigheden die gelegen zijn in de fysieke hoedanigheid van verdachte (bv. verwondingen).

Indien de verdachte niet aanstonds voldoet aan de vordering tot overgifte van het rijbewijs, dan wel er geen andere bestuurder beschikbaar is, kan de politie het motorrijtuig onder toezicht stellen. Wanneer de politie dat nodig acht, kan het voertuig in bewaring worden gesteld. De teruggave van het motorrijtuig vindt plaats door de politie. Het motorrijtuig wordt pas teruggegeven, nadat verdachte heeft voldaan aan de vordering tot overgifte van het rijbewijs en na voldoening van de kosten die gemaakt zijn voor het overbrengen en bewaren van zijn motorrijtuig (art. 170 WVW94 e.v.).

Indien het rijbewijs is ingevorderd, wint de politie op de kortst mogelijke termijn inlichtingen in over eventueel recidivegevaar ten aanzien van de verdachte wiens rijbewijs is ingevorderd, zoals:

a. eerdere processen-verbaal c.q. veroordelingen terzake van alcoholdelicten5 gedurende een periode van vijf jaar voorafgaande aan de datum van invordering;

b. de omstandigheid dat betrokkene bekend staat als een notoir gebruiker van alcohol, drugs of andere stoffen die de rijvaardigheid kunnen verminderen.

Deze of andere relevante informatie dient te worden vermeld in het proces-verbaal van invordering (zie hierna onder B). De politie verstrekt de recente recidive-gegevens ten behoeve van de officier van justitie. Na invordering dient het rijbewijs alsmede het proces-verbaal van invordering uiterlijk de derde dag na de dag waarop het rijbewijs is ingevorderd in het bezit te zijn van de officier van justitie. Het proces-verbaal van invordering dient in tweevoud te worden aangeboden.

Door de politie wordt zowel van de vordering tot overgifte als van de invordering onverwijld melding gemaakt in het CRB. Dit is met name van belang in verband met de controle op de naleving van het verbod gesteld in artikel 9, zesde lid, WVW 1994.

Indien de vordering tot overgifte niet heeft geleid tot een invordering van het rijbewijs6, dient het proces-verbaal in de hoofdzaak zo spoedig mogelijk, maar niet later dan na zes weken, te worden ingezonden aan de officier van justitie met een aanbiedingsbrief waarin op duidelijke wijze melding wordt gemaakt van het feit dat de vordering tot overgifte niet heeft geleid tot een invordering. Deze regeling is getroffen teneinde:

- de officier van justitie er attent op te maken dat wel de vordering tot overgifte heeft plaatsgevonden maar de invordering van het rijbewijs achterwege is gebleven en

- de verwijdering van de registratie uit het CRB bij de afdoening van deze zaken te kunnen bewaken.

De officier van justitie is er verantwoordelijk voor dat onverwijld de registratie in het CRB wordt beëindigd of de teruggave van het rijbewijs wordt geregistreerd in de hierna onder1.7 te noemen gevallen, alsmede in de gevallen waarin de zaak om andere redenen niet verder zal worden vervolgd.

1.4. Inhouding rijbewijs door de officier van justitie

De officier van justitie beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen tien dagen na de dag van invordering omtrent de inhouding van het rijbewijs. De beslissing wordt aangetekend en gedateerd op het daarvoor bestemde gedeelte van het proces-verbaal van invordering. Daarbij wordt tevens de maximum termijn aangegeven gedurende welke het rijbewijs kan worden ingehouden. Ter bepaling van die termijn geldt als uitgangspunt de te verwachten duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid.

Ten aanzien van het verkrijgen van recidivegegevens dient gebruik te worden gemaakt van de justitiële documentatie, alsmede van actuele gegevens van het CRB. Van de beslissing tot inhouding wordt door een medewerker van het parket onverwijld melding gemaakt in het CRB.

1.5. Teruggave van het rijbewijs door de officier van justitie

Het rijbewijs wordt onverwijld teruggegeven indien:

a. het rijbewijs ten onrechte is ingevorderd, of

b. de officier van justitie niet binnen tien dagen na de dag van invordering omtrent de inhouding heeft beslist (met in achtneming van de Algemene Termijnenwet), of na een beslissing tot inhouding het onderzoek van de zaak op de terechtzitting niet tijdig is aangevangen, of

d. ernstig rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd, of

e. ernstig rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat een kortere onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid dan de tijd dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest, zal worden opgelegd, dan wel

f. de vastgestelde inhoudingtermijn is verstreken.

Bij het onder d. en e. genoemde moet met name worden gedacht aan rijbewijzen van verdachten die nooit eerder een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd hebben gekregen en die om klemmende redenen van persoonlijke aard hun rijbewijs niet kunnen missen.

Het rijbewijs blijft ingehouden totdat door de officier van justitie bepaalde inhoudingtermijn verstreken is. Daarbij moet worden aangetekend dat die misdrijven zoals genoemd in artikel 164 WVW94 uiterlijk 6 maanden na de dag van invordering op de terechtzitting moeten zijn aangebracht. Voor overtredingen geldt een termijn van 4 maanden.7

De officier van justitie dient in ieder geval het rijbewijs terug te geven na het verstrijken van de termijn als aangegeven bij de beslissing tot inhouding, ook in die gevallen dat het onderzoek van de zaak op de terechtzitting wel binnen zes maanden na de dag van invordering is aangevangen, doch nog niet heeft geleid tot een vonnis. Indien de rechter in eerste aanleg een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid heeft opgelegd, dient bij het instellen van hoger beroep het rijbewijs pas te worden teruggegeven als de termijn van deze ontzegging is verstreken.

De beslissing omtrent de teruggave wordt namens de officier van justitie door de rijbewijsmedewerker op het parket onverwijld gemeld in het CRB.

De houder van het rijbewijs wordt ten spoedigste van de beslissing tot teruggave en van de mogelijkheid het rijbewijs ten parkette in ontvangst te nemen, in kennis gesteld.

1.6. Vermiste en gestolen rijbewijzen

Een aantal bestuurders van motorrijtuigen kwam in het verleden in de problemen doordat zij - nadat de politie de vordering tot overgifte had gedaan - moesten constateren dat hun rijbewijs ofwel vermist dan wel gestolen was.

Hierdoor was het voor hen onmogelijk om aan de vordering te voldoen en dientengevolge bleef - tot de uitspraak van de rechter onherroepelijk was geworden - het zwaard van artikel 9 lid 6 WVW94 boven hun hoofd hangen.

Met name een bepaalde groep first-offenders werd hierdoor bovenmatig zwaar getroffen. Zouden zij hun rijbewijs hebben overgegeven dan zou de officier van justitie binnen 10 dagen tot een teruggave van het rijbewijs hebben beslist, maar nu geen overgifte had plaatsgevonden, was er ook geen officier van justitie die zich over deze zaken boog.

Voor deze gevallen geldt thans de volgende procedure:

1. Ook bij niet voltooide vorderingen tot overgifte moet een proces-verbaal van invordering worden opgemaakt en worden opgestuurd naar de officier van justitie;

2. Valt verdachte in de categorie ’teruggave rijbewijs’ dan laat de officier van justitie zo spoedig mogelijk nadat het proces-verbaal is ontvangen, de melding in het CRB vervallen.

Bij de categorie ’inhouding rijbewijs’ moet er naar worden gestreefd, dat de zaken met een zelfde voortvarendheid worden afgedaan als bij een voltooide vordering tot overgifte.

In bijzondere gevallen (bijvoorbeeld bij diefstal van het rijbewijs) kan in geval van inbewaringstelling door de officier van justitie tot teruggave van het motorrijtuig worden beslist met inachtneming van de van toepassing verklaarde leden van artikelen 170 tot en met 173 WVW 1994.

1.7. Afstemming tussen het ressortsparket en het arrondissementsparket

Na de uitspraak in eerste aanleg en dus ook in geval van het instellen van hoger beroep door de officier van justitie of veroordeelde past de rijbewijsmedewerker bij het arrondissementsparket de inhoudingtermijn aan de in eerste aanleg opgelegde (on)voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Het rijbewijs van veroordeelde blijft onder de officier van justitie.8 Indien door het verloop van de tijd de aangepaste inhoudingtermijn verstrijkt, wordt het rijbewijs namens de procureur-generaal9 10.door de officier van justitie teruggegeven. Deze beslissing moet worden gemeld aan het ressortsparket.

Na een onherroepelijke uitspraak van het gerechtshof verstrekt het ressortsparket een extract van het arrest aan het arrondissementsparket. De aanpassing van het CRB geschiedt op het arrondissementsparket.

De berekende begin- en einddatum van de ontzegging van de rijbevoegdheid worden door het arrondissementsparket aan het ressortsparket medegedeeld teneinde aan de executie van de (on-)voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid uitvoering te kunnen geven.

Ook indien na uitspraak in hoger beroep, gratie wordt verzocht binnen de termijn als bedoeld in artikel 588a, eerste lid, e.v. van het Wetboek van Strafvordering, wordt dit onverwijld bericht aan het parket van de officier van justitie. Met het oog op de registratie in het CRB stuurt de afdeling gratie van het ministerie van justitie van iedere beslissing op een gratieverzoek eveneens onverwijld bericht aan het arrondissementsparket. In voorkomende gevallen worden de naar aanleiding van de beslissing op dat verzoek herberekende begin- en einddatum van een ontzegging van de rijbevoegdheid door het arrondissementsparket vervolgens doorgegeven aan het ressortsparket.

2. Rijden onder invloed (artikel 164 lid 2 WVW 1994)

2.1. Criteria aangaande de vordering tot overgifte.

De overgifte van het rijbewijs moet worden gevorderd door een van de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen wanneer deze tegen de houder van dat rijbewijs een proces-verbaal opmaakt ter zake van een met een motorrijtuig gepleegde overtreding van:

a. artikel 8, eerste lid, WVW 1994, terwijl er - het resultaat van een ademanalyse ontbreekt - een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 ug/l;

b. artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, WVW 1994, terwijl uit het resultaat van de ademanalyse blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 ug/l;

c. artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, WVW 1994, terwijl er - en het resultaat van een ademanalyse ontbreekt - een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 1,3 microgram alcohol per milliliter bloed;

d. artikel 163, tweede lid, WVW 1994;

e. artikel 163, zesde lid, WVW 1994;

f. artikel 163, achtste lid, WVW 1994;

g. artikel 163, negende lid, WVW 1994;

h. artikel 6 jo. artikel 175, tweede lid, WVW 1994, mits tevens proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van een hierboven onder a. tot en met g. genoemd misdrijf.

2.2. Ontbreken van een resultaat van ademanalyse.

Het ernstig vermoeden dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 ug/l wordt onder meer aanwezig geacht, indien ten tijde van de ademtest het selectieapparaat de waarde ’fail’11 aangeeft.

Bij het ontbreken van een dergelijk onderzoek kan een zodanig vermoeden worden gebaseerd op de toestand en het gedrag van de bestuurder12 alsmede op verklaringen omtrent de door hem/haar genuttigde hoeveelheid alcoholhoudende drank. De politie dient de bevindingen omtrent het ernstig vermoeden dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 ug/l duidelijk in het invorderingsproces-verbaal te omschrijven.

2.3. Bloed- c.q. urineproef

Indien er sprake is van een bloed- of urineonderzoek, doet de politie het monster terstond per post toekomen aan het Gerechtelijk Laboratorium. Het monster zal begeleid moeten worden door een kopie van het proces-verbaal van invordering rijbewijs. De uitslag van het onderzoek wordt door het Gerechtelijk Laboratorium binnen zeven dagen na datum van de bloed- of urineafname bij voorkeur per fax doorgegeven aan de officier van justitie onder vermelding van het nummer van het proces-verbaal, naam, geboortedatum en -plaats van de verdachte, opdat de officier van justitie binnen tien dagen kan beslissen tot inhouding dan wel teruggave van het rijbewijs. Daarnaast geeft het Gerechtelijk Laboratorium de uitslag schriftelijk door aan de politie. De politie voegt een kopie van het proces-verbaal van invordering rijbewijs bij het bloed- of urineblok. Deze procedure geldt niet voor de bloedproef als tegenonderzoek op verzoek van de verdachte.

2.4. Beslissing tot inhouding van het rijbewijs

De officier van justitie kan het rijbewijs inhouden indien:

a. uit het resultaat van de ademanalyse blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 785 ug/l, of

b. bij ontbreken van het resultaat van een ademanalyse een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 785 ug/l, of

c. er op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in het tweede lid van artikel 164 WVW 1994 zal begaan (recidivecriterium).

Het enkele weigeren van medewerking aan de ademanalyse, de bloedproef of de urineproef is onvoldoende grond om het rijbewijs in te houden.

Het ernstig vermoeden dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 785 ug/l, kan worden onderbouwd met de uitslag van het bloed- of urineonderzoek en met de omschrijving van de toestand van verdachte in het invorderingsproces-verbaal.

Aan het recidivecriterium wordt geacht te zijn voldaan indien de bestuurder binnen een periode van vijf jaar voorafgaande aan de datum van invordering:

1. a. (on)herroepelijk is veroordeeld ter zake van een alcoholdelict, of

b. een politie- of een OM-transactie aangeboden heeft gekregen ter zake van een alcoholdelict, of

c. twee of meermalen eerder is geverbaliseerd ter zake van een alcoholdelict, dan wel

2. de verdachte bekend staat als een frequent gebruiker van alcohol, drugs of andere stoffen die de rijvaardigheid kunnen verminderen

3. Excessieve snelheidsovertredingen (art. 164, lid 2, onder c, WVW 1994)

3.1. Criteria aangaande de vordering tot overgifte

De overgifte van het rijbewijs moet worden gevorderd door een van de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen wanneer deze de bestuurder van een motorvoertuig heeft staande gehouden en hij tegen de bestuurder een proces-verbaal opmaakt ter zake van een met een motorrijtuig gepleegde overtreding van de artikelen 20, onder a., 21, onder a., 22, onder a., 62 juncto bord A1 en A3 van het RVV 1990, terwijl verdachte de ter plaatse toegestane maximumsnelheid met meer dan 50 km/h heeft overschreden.

3.2. De beslissing tot inhouding van het rijbewijs.

De officier van justitie kan het rijbewijs inhouden indien:

a) de ter plaatse toegestane maximumsnelheid met meer dan 70 km/h is overschreden, of

b) er op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in het tweede lid, onder c. van artikel 164 WVW 1994 zal begaan (recidivecriterium) of,

c) sprake is van ernstige gevaarzetting.

Aan het recidivecriterium wordt geacht te zijn voldaan indien de bestuurder binnen een periode van één jaar na afdoening van een vorige overtreding, de overtreding begaat waarvoor de overgifte van het rijbewijs wordt gevorderd.

Snelheidsoverschrijdingen die als gedraging in de zin van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften zijn gekwalificeerd, wegen niet mee bij de recidivebeoordeling.

4. Verkeersgevaarlijk gedrag (art. 164, lid 3 WVW 1994)

Bij de inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994 werd de invorderingsbevoegdheid gecreëerd ten aanzien van die bestuurders die zich schuldig maken aan verkeersgevaarlijk gedrag. Volgens de Memorie van Toelichting moet daarbij gedacht worden aan ’gevallen van dood of zwaar lichamelijk letsel door schuld waarbij de bestuurder niet onder invloed verkeerde (zie artikel 6) of aan ernstige overschrijdingen van de maximumsnelheid op plaatsen waar dit tot bijzondere gevaarzetting leidt, zoals binnen de bebouwde kom.’.

De Memorie van Toelichting, noch de Wegenverkeerswet 1994, geeft een limitatieve opsomming van de hieronder vallende gedragingen. Ten aanzien van de excessieve snelheidsovertredingen kan verwezen worden naar hoofdstuk 3 (’Excessieve snelheidsovertredingen’).

Voor de overige gedragingen is het echter moeilijk om een vastomlijnde leidraad te geven.

Belangrijk is dat de gedragingen een zwaarwegend gevaarzettend karakter hebben. De enkele omstandigheid dat een ongeval heeft plaatsgevonden is niet bepalend of sprake is van gevaarzettend gedrag.

Criteria kunnen worden gegeven, maar een en ander blijft natuurlijk afhankelijk van de casuïstiek:

- er dient sprake te zijn van een samenloop van twee of meer overtredingen (in een dergelijk geval hoeft geen sprake te zijn van een verkeersongeval), dan wel

- er dient sprake te zijn van één zeer ernstige overtreding, waarbij niet sprake is van ’slechts’ hinder maar van geconcretiseerde ernstige gevaarzetting.

Uitgangspunt bij het doen van een vordering tot overgifte blijft, dat er een inschatting moet worden gemaakt of de officier van justitie bij de terechtzitting een onvoorwaardelijk ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal vorderen.

In dat licht dient voordat de vordering tot overgifte in een dergelijk geval wordt gedaan, eerst overleg plaats te vinden met de hulpofficier van justitie.13

Overgangsrecht

Met de inwerkingtreding van de onderhavige aanwijzing vervalt de ’Richtlijn rijden onder invloed gebaseerd op de WVW 1994’ d.d. 03-12-1997.

1 De woorden ’Op de eerste vordering.........verplicht tot overgifte’ impliceren dat er sprake moet zijn van een contact tussen de persoon die de overgifte van het rijbewijs vordert en de verdachte zodat de vordering niet mogelijk is, indien en zolang de bestuurder buiten bewustzijn is (HR 13 november 1962, NJ 1963, 26).

2 Dus ook ten aanzien van een bestuurder van een bromfiets of een landbouwtrekker; zie hiervoor het hoofdstuk ’Aangaande rijden onder invloed’.

3 Indien er bijvoorbeeld procesverbaal wordt opgemaakt terzake van overtreding van artikel 8, eerste lid, WVW94, terwijl uit het resultaat van de ademanalyse niet blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 ug/liter, of, bij het ontbreken van een dergelijk onderzoek, er geen ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 ug/liter, of er een redelijk vermoeden bestaat van het gebruik van andere de rijvaardigheid verminderende stoffen, kan - onder de voorwaarde dat door deze overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht - de overgifte van het rijbewijs eveneens worden gevorderd.

4 Hierbij kan worden gedacht aan gevallen van dood of zwaar lichamelijk letsel door schuld, waarbij de bestuurder niet onder invloed verkeerde (artikel 6 WVW94) of aan ernstige overtredingen van de maximum snelheid op plaatsen waar dit tot bijzondere gevaarzetting leidt, zoals binnen de bebouwde kom. Vgl. Memorie van Toelichting op de WVW92 (inmiddels WVW94). Hier wordt verwezen naar de brief d.d. 14 maart 1995 van de Verkeerscommissie Openbaar Ministerie aan de Hoofdofficieren van Justitie inzake vordering tot overgifte, invordering en inhouding van rijbewijzen in geval van ernstige gevaarzetting.

5 Hierbij kan worden gedacht aan artikel 8 WVW94 (artikel 26 WVW), artikel 163 WVW94 (artikel 33a WVW), artikel 6 jo. 175, tweede lid, WVW94 (artikel 36, derde lid WVW) en de artikelen 426 en 435 van het Wetboek van Strafrecht.

6 Zie ook paragraaf 1.6

7 De termijn waarbinnen zaken op de zitting moeten staan, is afhankelijk van de lengte van de minimum-OBM die standaard voor een dergelijk delict staat: alcohol dus 6 maanden; snelheid 4 maanden.

8 De parketten van de procureurs-generaal zijn niet voorzien van een aansluiting op het CRB. Bovendien kan in dit register slechts één parketnummer per zaak worden geregistreerd.

9 De procureur-generaal blijft echter wel verantwoordelijk voor de executie van de (on)voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.

10 Na de inwerkingtreding van wetsvoorstel 25392, lees: Hoofdadvocaat-generaal.

11 Dit komt overeen met een BAG van 1,5 promille.

12 Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een constatering van dranklucht, onzekere gang en belemmerde spraak.

13 Het enkele feit dat de hulpofficier van justitie niet direct (lijfelijk dan wel telefonisch) beschikbaar is, rechtvaardigt geen aanhouding van de verdachte.

Bijlage 1: Model proces-verbaal van invordering

[ ] Korps Landelijke Politiediensten, proces-verbaal nr.(proces-verbaalnummer)

[ ] Regiopolitie (naam regiokorps),

District (naam district), proces-verbaal nr. (proces-verbaalnummer)

[ ] Kon. Marechaussee

District (naam district), proces-verbaal nr. (proces-verbaalnummer)

P R O C E S - V E R B A A L

Ik, (naam opsporingsambtenaar) van het Korps Landelijke Politiediensten / Regiokorps (naam regiokorps) / Koninklijke Marechaussee relateer het volgende.

Op (dag), (datum), omstreeks (tijdstip) uur is, naar aanleiding van overtreding van ...

[ ] artikel 20/21/22 dan wel artikel 62, jo. bord A1/A3 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990,

[ ] artikel 5/6 van de Wegenverkeerswet 1994,

[ ] artikel 8/163 van de Wegenverkeerswet 1994,

[ ] anders, namelijk (artikel)

gepleegd op (dag),(pleegdatum), te (pleegplaats) het rijbewijs ingevorderd van:

..............(naam verdachte)

..............(adres)

..............(woonplaats)

..............(geboorteplaats/-datum)

..............(beroep)

Het betreft een op verdachtes naam gesteld rijbewijs met nummer (rijbewijsnummer), dat voor de categorie(n) (categorieën), op (datum) is afgegeven door

[ ] de burgemeester van de gemeente (naam gemeente)

[ ] de Minister van Verkeer en Waterstaat

Het rijbewijs werd ingevorderd omdat bovengenoemd persoon verdacht wordt van overtreding van:

[ ] artikel 20/21/22 dan wel artikel 62, jo. bord A1/A3 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, waarbij het feit

werd gepleegd [ ] binnen de bebouwde kom

[ ] buiten de bebouwde kom en

waarbij deze met een (soort voertuig) met een (gecorrigeerde) snelheid van (gecorrigeerde snelheid) km/h heeft gereden, zulks terwijl slechts een snelheid van (toegestane snelheid) km/h was toegestaan.

[ ] artikel 5/6 van de Wegenverkeerswet 1994 waarbij het deze het overige verkeer ernstig in gevaar bracht, immers (korte omschrijving waarbij de gevaarzetting duidelijk aangetoond wordt)

[ ] Tot de vordering tot overgifte is besloten na overleg met .............(hulpofficier van justitie)

[ ] artikel 8/163 van de Wegenverkeerswet 1994:

[ ] ik/wij, verbalisant(en) en/of getuige(n) heb/hebben verdachte daadwerkelijk zien rijden.

[ ] andere omstandigheden waaruit bleek dat verdachte het voertuig heeft bestuurd:

[ ] naar aanleiding van de ademanalyse bleek dat het ademalcoholgehalte hoger was dan 570 ug/l., namelijk (aantal) ug/l.

[ ] de verdachte weigerde medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 163 tweede, zesde, achtste of negende lid van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij een ernstig vermoeden bestaat dat het ademalcoholgehalte hoger is dan 570 ug/l., hetgeen bleek uit:

[ ] (omschrijf de omstandigheden)

[ ] het resultaat van het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht. Na beëindigen van de test verscheen op het apparaat de indicatie ’fail’ (+ 650 ug/l).

[ ] omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte: (omschrijf de omstandigheden)

[ ] De ademanalyse heeft, ondanks verdachtes medewerking, niet geleid tot een voltooid ademonderzoek waarna is overgegaan tot een

[ ] bloedonderzoek.

[ ] urineonderzoek.

Het bloed- of urinemonster is overeenkomstig het bepaalde in de Regeling bloed- en urineonderzoek verzonden aan het Gerechtelijk Laboratorium te Rijswijk. Een kopie van dit proces-verbaal is als bijlage gevoegd bij het bloed- of urineblok.

[ ] Bij navraag bleek dat tegen de verdachte wel/niet eerder proces-verbaal is opgemaakt terzake overtreding van artikel 8/163/6 jo. 175 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, namelijk: (beschrijf de recidive)

[ ] Verder zijn er ten aanzien het alcohol- c.q. drugsgebruik van de verdachte wel/geen andere relevante gegevens bekend. (Zo ja, welke?)

[ ] Het rijbewijs wordt tezamen met dit proces-verbaal onverwijld overgedragen aan c.q. opgestuurd naar de officier van justitie te (naam arrondissement).

[ ] Van de invordering is melding gemaakt in het Centraal register Rijbewijzen en bromfietscertificaten (C.R.B.) te Veendam.

Indien een passage met een [ ] is aangeduid maakt deze deel uit van dit proces-verbaal indien daarin een kruis is gezet.

Hiervan heb ik, (naam verbalisant) op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt dit proces-verbaal te (plaats), op (datum).

Handtekening verbalisant

===================================================

BESLISSING VAN HET OPENBAAR MINISTERIE

[ ] INHOUDEN (art. 164 lid 4 WVW94)

Uiterlijk tot...........

[ ] TERUGGEVEN / DOEN TOEKOMEN

[ ] AAN VERDACHTE

[ ] ANDERS DAN AAN VERDACHTE, namelijk ..................

———————————————————————————————————————-

Datum beslissing:.............

De officier van justitie

(handtekening)

DIT PROCES-VERBAAL IN TWEEVOUD INDIENEN BIJ DE OFFICIER VAN JUSTITIE.

Bijlage 2: Model proces-verbaal van een vordering tot overgifte (zonder overgifte van het rijbewijs)

[ ] Korps Landelijke Politiediensten, proces-verbaal nr.(proces-verbaalnummer)

[ ] Regiopolitie (naam regiokorps),

District (naam district), proces-verbaal nr. (proces-verbaalnummer)

[ ] Kon. Marechaussee

District (naam district), proces-verbaal nr. (proces-verbaalnummer)

P R O C E S - V E R B A A L

Ik, (naam opsporingsambtenaar) van het Korps Landelijke Politiediensten / Regiokorps (naam regiokorps) / Koninklijke Marechaussee relateer het volgende.

Op (dag), (datum), omstreeks (tijdstip) uur is, naar aanleiding van overtreding van

[ ] artikel 20/21/22 dan wel artikel 62, jo. bord A1/A3 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990,

[ ] artikel 5/6 van de Wegenverkeerswet 1994,

[ ] artikel 8/163 van de Wegenverkeerswet 1994,

[ ] anders, namelijk (artikel)

gepleegd op (dag),(pleegdatum), te (pleegplaats) aan:

(naam verdachte)

(adres)

(woonplaats)

(geboorteplaats/-datum)

(beroep)

de overgifte van het op zijn naam staand rijbewijs gevorderd. Het betreft een rijbewijs met nummer (rijbewijsnummer), dat voor de categorie(n) (categorieën), op (datum) is afgegeven door

[ ] de burgemeester van de gemeente (naam gemeente)

[ ] de Minister van Verkeer en Waterstaat

De vordering tot overgifte werd gedaan omdat bovengenoemd persoon verdacht wordt van overtreding van:

[ ] artikel 20/21/22 dan wel artikel 62, jo. bord A1/A3 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, waarbij het feit werd gepleegd

[ ] binnen de bebouwde kom

[ ] buiten de bebouwde kom en

waarbij deze verdachte met een (soort voertuig) met een gecorrigeerde snelheid van (gecorrigeerde snelheid) km/h heeft gereden, zulks terwijl slechts een snelheid van (toegestane snelheid) km/h was toegestaan.

[ ] artikel 5/6 van de Wegenverkeerswet 1994 waarbij deze het overige verkeer ernstig in gevaar bracht, immers (korte omschrijving waarbij de gevaarzetting duidelijk aangetoond wordt)

[ ] Tot de vordering tot overgifte is besloten na overleg met ........(hulpofficier van justitie)

[ ] artikel 8/163 van de Wegenverkeerswet 1994:

[ ] ik/wij, verbalisant(en) en/of getuige(n) heeft/hebben verdachte daadwerkelijk zien rijden.

[ ] andere omstandigheden waaruit bleek dat verdachte het voertuig heeft bestuurd:

[ ] naar aanleiding van de ademanalyse bleek dat het ademalcoholgehalte hoger was dan 570 ug/l., namelijk (aantal) ug/l.

[ ] de verdachte weigerde medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 163 tweede, zesde, achtste of negende lid van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij een ernstig vermoeden bestaat dat het ademalcoholgehalte hoger is dan 570 ug/l., hetgeen bleek uit:

[ ] (omschrijf de omstandigheden)

[ ] het resultaat van het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht. Na beëindigen van de test verscheen op het apparaat de indicatie ’fail’ (+ 650 ug/l).

[ ] omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte: (omschrijf de omstandigheden)

[ ] De ademanalyse heeft, ondanks verdachtes medewerking, niet geleid tot een voltooid ademonderzoek waarna is overgegaan tot een

[ ] bloedonderzoek.

[ ] urineonderzoek.

Het bloed- of urinemonster is overeenkomstig het bepaalde in de Regeling Bloed- en urineonderzoek verzonden aan het Gerechtelijk Laboratorium te Rijswijk. Een kopie van dit proces-verbaal is als bijlage gevoegd bij het bloed- of urineblok

[ ] Bij navraag bleek dat tegen de verdachte wel/niet eerder proces-verbaal is opgemaakt ter zake overtreding van artikel 8/163/6 jo. 175 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, namelijk: (beschrijf de recidive)

[ ] Verder zijn er ten aanzien het alcohol- c.q. drugsgebruik van de verdachte wel/geen andere relevante gegevens bekend. (Zo ja, welke?)

[ ] Verdachte verklaart niet in staat te zijn het rijbewijs over te geven, immers

[ ] hij/zij had reeds aangifte gedaan van verlies/diefstal van het rijbewijs

[ ] hij/zij heeft ter plekke aangifte gedaan van verlies/diefstal van het rijbewijs

[ ] hij/zij heeft geen aangifte gedaan en wil dat ook niet ter plekke doen

[ ] Van de vordering tot overgifte is melding gemaakt in het Centraal register Rijbewijzen en bromfietscertificaten (C.R.B.) te Veendam.

Indien een passage met een [ ] is aangeduid maakt deze deel uit van dit proces-verbaal indien daarin een kruis is gezet.

Hiervan heb ik, (naam verbalisant) op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt dit proces-verbaal te (plaats), op (datum).

Handtekening verbalisant

==================================

BESLISSING VAN HET OPENBAAR MINISTERIE

——————————————————————————————

[ ] MELDING HANDHAVEN

——————————————————————————————

[ ] MELDING VERWIJDEREN

——————————————————————————————

Datum beslissing:.............

De Officier van Justitie

(handtekening)

DIT PROCES-VERBAAL IN TWEEVOUD INDIENEN BIJ DE OFFICIER VAN JUSTITIE

Naar boven