Regeling OV-studentenkaart 1999

23 oktober 1998

SFB-1998/44085

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Gelet op de artikelen 3a, 32a, tweede lid, 32e, eerste en vierde lid, 32f, vijfde lid en 32g, eerste lid, van de Wet op de studiefinanciering;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

wet: Wet op de studiefinanciering;

reisvoorziening: voorziening als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de wet;

OV-studentenkaart: kaart als bedoeld in artikel 32a, eerste lid, onderdeel a, van de wet.

Artikel 2 Vorm van de reisvoorziening

De reisvoorziening wordt toegekend in de vorm van een OV-studentenkaart.

Artikel 3 Voorziening in geld

1. In afwijking van het gestelde in artikel 2 kan de studerende die een opleiding in Nederland volgt en gedurende die opleiding een onderdeel daarvan buiten Nederland gaat volgen, over die periode in het buitenland op verzoek in plaats van voor een OV-studentenkaart in aanmerking komen voor een reisvoorziening in geld.

2. De studerende komt in aanmerking voor een voorziening in geld als bedoeld in het eerste lid, indien:

a. het onderdeel dat buiten Nederland wordt gevolgd, meetelt voor het Nederlandse diploma, en

b. de studerende ingeschreven blijft aan de Nederlandse instelling.

3. De voorziening in geld, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan het bedrag, bedoeld in artikel 32d, eerste lid van de wet.

4. Toekenning van de reisvoorziening in geld vindt plaats per kalendermaand voor de periode waarin de studerende voor de betreffende opleiding in het buitenland studeert. Na deze periode wordt dezelfde OV-studentenkaart ter beschikking gesteld zonder dat deze kaart opnieuw behoeft te worden aangevraagd. Indien de studerende eerder dan aangegeven terugkeert in Nederland, kan opnieuw een OV-studentenkaart worden aangevraagd met inachtneming van de aanvraagtermijn, zoals die is neergelegd in artikel 3a van de Regeling verzoek studiefinanciering. Tot het moment waarop opnieuw een OV-studentenkaart ter beschikking is gesteld, behoudt de studerende recht op de reisvergoeding in geld.

Artikel 4 Geldigheidsduur van de OV-studentenkaart

De OV-studentenkaart heeft een geldigheidsduur die ten hoogste de periode van 1 januari tot en met 31 december beslaat.

Artikel 5 Geen verlenging geldigheidsduur

De periode waarvoor de OV-studentenkaart geldig is, kan niet worden verlengd. De OV-studentenkaart wordt jaarlijks per 1 januari vervangen door een nieuwe kaart, tenzij op het moment van vervanging van de kaart geen recht op de reisvoorziening bestaat.

Artikel 6 Wijze van verkrijgen van een nieuwe OV-studentenkaart

De studerende die recht heeft op de reisvoorziening, ontvangt van de verstrekker van de kaart jaarlijks tijdig voor 1 januari, dan wel voor de maand waarop recht op de reisvoorziening ontstaat, schriftelijk bericht over de plaats waar, de periode waarin en de wijze waarop de nieuwe OV-studentenkaart kan worden afgehaald.

Artikel 7 De keuze van de OV-studentenkaart

1. De OV-studentenkaart kan worden verstrekt naar keuze van de studerende als:

a. OVS-weekkaart als bedoeld in artikel 3.1, onderdeel a, van de overeenkomst inzake de OV-studentenkaart, tussen de Staat en de openbaar-vervoerbedrijven van 19 oktober 1998, of

b. OVS-weekendkaart als bedoeld in artikel 3.1, onderdeel b, van genoemde overeenkomst.

2. De studerende geeft bij het afhalen van de kaart te kennen of hij een OVS-weekkaart of een OVS-weekendkaart kiest.

Artikel 8 Herziening van de keuze van de OV-studentenkaart; beslistermijn

Op het verzoek om herziening van de keuze, bedoeld in artikel 32e, tweede lid, van de wet, wordt beslist uiterlijk op de tiende werkdag nadat het verzoek bij de verstrekker van de kaart is ontvangen. Indien de beslissing positief is, kan de kaart vanaf de datum van de beslissing worden afgehaald.

Artikel 9 Kosten van het herzien van de keuze van de OV-studentenkaart

Indien een studerende de gemaakte kaartkeuze herziet, is hij daarvoor aan de verstrekker van de kaart / 30 verschuldigd.

Artikel 10 OV-studentenkaart is strikt persoonlijk

De studerende die in het bezit is van een kaart als bedoeld in artikel 7, eerste lid, heeft uitsluitend voor zichzelf recht op kosteloos openbaar vervoer dan wel korting op de vervoerprijs.

Artikel 11 Eigendom van de OV-studentenkaart

De kaart die aan een studerende is verstrekt, blijft eigendom van de verstrekker van de kaart, die ook rechthebbende is op het auteursrecht.

Artikel 12 Uitzondering op de plicht om de OV-studentenkaart in te leveren

1. Indien aan de studerende na verlies of diefstal van de kaart geen duplicaat is verstrekt, is hij in afwijking van artikel 32f, eerste lid, van de wet, niet verplicht zijn OV-studentenkaart in te leveren, mits hij van deze diefstal of dit verlies aangifte doet en dat aan de verstrekker van de kaart meldt door middel van een door een politiebeambte ingevuld, daartoe bestemd formulier. De melding, bedoeld in de vorige volzin, vindt plaats binnen 5 werkdagen nadat zijn recht op studiefinanciering is geëindigd.

2. Het formulier, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij door de verstrekker van de kaart aangewezen instellingen. De studerende is voor de verwerking van het formulier, bedoeld in de vorige volzin, een bedrag verschuldigd van f 40 dat aan de verstrekker van het formulier dient te worden voldaan.

3. In het geval van het doen van herexamen, is de studerende verplicht de OV-Studentenkaart in te leveren binnen 5 werkdagen na het bekend worden van deze examenuitslag.

Artikel 13 Wijze waarop en voorwaarden waaronder een duplicaat van de OV-studentenkaart kan worden verstrekt

1. In geval van verlies, diefstal of beschadiging van de OV-studentenkaart heeft de studerende die recht heeft op de reisvoorziening, recht op verstrekking van een duplicaat van de kaart uiterlijk op de tiende werkdag na ontvangst van de aanvraag daartoe bij de verstrekker van de kaart.

2. Een duplicaat van de kaart dient door middel van een formulier te worden aangevraagd. Dat formulier is verkrijgbaar bij door de verstrekker van de kaart aangewezen instellingen.

3. In geval van verlies of diefstal dient daarvan aangifte te worden gedaan. Het formulier, bedoeld in het tweede lid, dient ingevuld te worden door een politiebeambte. In geval van beschadiging dient de beschadigde kaart met het formulier, bedoeld in het tweede lid, te worden ingeleverd bij door de verstrekker van de kaart aangewezen instellingen, of te worden meegezonden aan de verstrekker van de kaart.

4. Indien de studerende een duplicaat aanvraagt, is hij daarvoor aan de verstrekker van de kaart een bedrag verschuldigd van f 70.

Artikel 14 Wijziging regeling OV-studentenkaart 1994

De Regeling OV-studentenkaart 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1a wordt ingevoegd artikel 1b, luidende:

Artikel 1b Voorziening in geld

1. In afwijking van het gestelde in artikel 1a kan de studerende die een opleiding in Nederland volgt en gedurende die opleiding een onderdeel daarvan buiten Nederland gaat volgen, over die periode in het buitenland op verzoek in plaats van voor een OV-studentenkaart in aanmerking komen voor een reisvoorziening in geld.

2. De studerende komt in aanmerking voor een voorziening in geld als bedoeld in het eerste lid, indien:

a. het onderdeel dat buiten Nederland wordt gevolgd, meetelt voor het Nederlandse diploma, en

b. de studerende ingeschreven blijft aan de Nederlandse instelling.

3. De voorziening in geld, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan het bedrag bedoeld in artikel 32d, eerste lid van de wet.

4. Toekenning van de reisvoorziening in geld vindt plaats per kalendermaand voor de periode waarin de studerende voor de betreffende opleiding in het buitenland studeert. Na deze periode wordt dezelfde OV-studentenkaart ter beschikking gesteld zonder dat deze kaart opnieuw behoeft te worden aangevraagd. Indien de studerende eerder dan aangegeven terugkeert in Nederland, kan opnieuw een OV-studentenkaart worden aangevraagd met in inachtneming van de aanvraagtermijn, zoals die is neergelegd in artikel 3a van de Regeling verzoek studiefinanciering. Tot het moment waarop opnieuw een OV-studentenkaart ter beschikking is gesteld, behoudt de studerende recht op de reisvergoeding in geld

B

Artikel 2 wordt vervangen door:

Artikel 2 Geldigheidsduur van de OV-studentenkaart

De tussen 31 oktober 1997 en 1 november 1998 verstrekte OV-studentenkaart heeft een geldigheidsduur tot en met 31 december 1998.

C

In artikel 3 wordt ’De OV-studentenkaart wordt jaarlijks per 1 november vervangen door een nieuwe kaart, tenzij’ vervangen door:

De tussen 31 oktober 1997 en 1 november 1998 verstrekte OV-studentenkaart wordt met ingang van 1 januari 1999 vervangen door een nieuwe kaart, tenzij.

D

In artikel 10, eerste lid, vervalt: ’dan wel, indien dit later is, binnen 5 werkdagen nadat de beëindiging van dit recht aan hem bekend is geworden’.

E

Aan artikel 10 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

3. In het geval van het doen van herexamen, is de studerende verplicht de OV-studentenkaart in te leveren binnen 5 werkdagen na het bekend worden van deze examenuitslag.

Artikel 15 Wijziging Regeling verzoek studiefinanciering

Na artikel 3b van de Regeling verzoek studiefinanciering wordt artikel 3c ingevoegd, luidende:

Artikel 3c Voor wie buiten Nederland een deel van haar opleiding doet; verzoek om een voorziening in geld

1. De studerende, bedoeld in artikel 3, van de Regeling OV-studentenkaart 1999, die een reisvoorziening in geld wenst te ontvangen, dient daartoe een verzoek om toekenning in bij de verstrekker van de kaart.

2. Op het voor het verzoek bestemde formulier wordt door de instelling van onderwijs waar de studerende blijft ingeschreven, verklaard dat de studerende in met name genoemde maand(en) één of meer onderdelen van de opleiding in het buitenland volgt, dat deze onderdelen meetellen voor het Nederlands diploma en dat de studerende gedurende deze periode ingeschreven blijft aan de Nederlandse onderwijsinstelling.

3. Met ingang van de eerste dag van de periode, waarover het verzoek is toegekend, vervalt het recht op een OV-studentenkaart.

Artikel 16 Intrekking

De regeling OV-studentenkaart 1994 wordt ingetrokken.

Artikel 17 Bekendmaking

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Artikel 18 Inwerkingtreding en geldigheidsduur

1. Artikel 14 treedt in werking met ingang van 31 oktober 1998 en vervalt met ingang van 1 januari 1999.

2. Artikel 15 treedt in werking met ingang van 31 oktober 1998.

3. Deze regeling treedt met uitzondering van de artikelen 14 en 15 in werking met ingang van 1 januari 1999.

4. Onderdeel A van artikel 14 werkt terug tot en met 1 februari 1996 met dien verstande dat door studerenden die reeds een reisvoorziening in geld toegekend gekregen hebben, geen hernieuwd verzoek om een reisvoorziening in geld in plaats van een OV-studentenkaart kan worden ingediend over dezelfde periode.

Artikel 19 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling OV-studentenkaart 1999.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L.M.L.H.A. Hermans.

Toelichting

Deze regeling geeft een nadere uitwerking van enkele bepalingen over de OV-Studentenkaart uit de Wet op de studiefinanciering (WSF). Deze regeling heeft géén relatie met artikel 32d. Dit artikel is uitsluitend bedoeld voor studerenden die buiten Nederland een volledige opleiding doen. De onderhavige regeling geldt voor de studerenden die in Nederland studeren of studerenden die een deel van hun opleiding in het buitenland volgen. Voor deze laatste groep geldt vanzelfsprekend dat de wettelijke bepalingen, zoals bijvoorbeeld de plicht de kaart tijdig in te leveren, hun geldigheid behouden.

De Regeling OV-studentenkaart 1994, en de daaraan ten grondslag liggende overeenkomst, zou aflopen op 31 oktober 1998. Inmiddels zijn afspraken gemaakt tussen de Staat en de Openbaar Vervoerbedrijven over de reisvoorziening tot en met 31 december 2002. Als gevolg van de desbetreffende overeenkomst van 24 oktober 1997 en het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 3 augustus 1998 tot het gebruik maken van de optie tot het behoud van de huidige week/weekendkaart met keuzevrijheid voor alle studenten, wordt de ’Regeling OV-Studentenkaart 1994’ aangepast. De (marginaal) gewijzigde afspraken gaan pas in per 1 januari 1999. De huidige overeenkomst wordt nog twee maanden in stand gehouden. De noodzakelijke wijzigingen in de regeling van 1994 zijn apart in de nieuwe regeling opgenomen.

Daarnaast is bestaand beleid ten aanzien van studerenden, die een deel van hun opleiding in het buitenland volgen, in de regeling verwerkt. In de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 7 november 1995, Kamerstukken II 1995/96, 24 400 VIII, nr. 44, is aangekondigd dat per 1 februari 1996 studerenden die in het kader van een Nederlandse opleiding, met behoud van de toekenning op grond van de WSF, JJn of meer onderdelen van die opleiding buiten Nederland volgen, gedurende deze periode in het buitenland de keuzemogelijkheid zouden hebben tussen of een OV-studentenkaart of een geldbedrag. Daartoe heeft de Informatie Beheer Groep een beleidsregel uitgevaardigd die is gepubliceerd in Uitleg OCenW-Regelingen van 17 januari 1996, nr. 1. Het College van beroep studiefinanciering (Cvbs) heeft echter uitgesproken dat deze beleidsregels onverbindend zijn, omdat zij afkomstig zijn van een tot het treffen van die regels onbevoegd orgaan en bovendien op een onjuiste juridische grondslag berusten (Cvbs 24 september 1996,WSF 10146495, RAwb 1997, nr. 24). Het Cvbs is van oordeel dat de keuze of de reisvoorziening wordt toegekend in geld, in de vorm van een OV-kaart, of een combinatie van beide, gegeven hetgeen in artikel 32a, tweede lid, van de wet is bepaald, bij ministeriNle regeling dient te worden gemaakt. Het Cvbs heeft in deze uitspraak tevens overwogen dat, gelet op het in het algemeen rechtsbewustzijn verankerde vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel, de Informatie Beheer Groep wel zijn op de Beleidsregels gebaseerde uitvoeringspraktijk dient voort te zetten.

Met de verwerking in de Regeling OV-studentenkaart 1999-2002, en het geven van terugwerkende kracht aan de betreffende artikelen, wordt aan de uitspraak van het Cvbs gevolg gegeven.

De nieuwe regeling vervangt de Regeling OV-studentenkaart 1994. De regeling is aangevuld met:

- de beleidsregel Reisvoorziening voor studerenden buiten Nederland, zoals die gold vanaf 1 februari 1996;

- noodzakelijke bepalingen ingevolge het nieuwe contract. De voor de twee maanden verlenging noodzakelijke uitzonderingen zijn in artikel 14 bepaald.

Ter toelichting van de Regeling wordt een voorbeeld gegeven. Een studerende wil op 20 april 1998 naar het buitenland vertrekken en zal op 15 september 1998 terugkeren. Om tijdig te beschikken over de beslissing of hij al dan niet in aanmerking komt voor deze vergoeding, moet hij vóór 1 maart 1998 een dergelijke reisvoorziening aanvragen. De studerende kan dan voor het eerst over de maand mei 1998 in aanmerking komen voor het geldbedrag, omdat de toestand op de eerste dag van een kalendermaand bepalend is. De OV-studentenkaart moet dan ook uiterlijk op de vijfde werkdag van mei 1998 ingeleverd worden. Levert de studerende zijn kaart later in, moet hij een bedrag van f 150,- per halve kalendermaand betalen aan de Informatie Beheer Groep, het bedrag dat normaliter bij onterecht kaartbezit is verschuldigd.

Bij zijn terugkomst kan de studerende zijn OV-studentenkaart afhalen, die dan geldig is vanaf 1 ktober 1998. Dit is overigens dezelfde kaart (week- of weekeinde-kaart) als de studerende in mei 1998 heeft ingeleverd.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L.M.L.H.A. Hermans.

Naar boven