Besluit aanwijzing toezichthouders en opsporingsambtenaren Rijksverkeersinspectie

«Wet goederenvervoer, Wet vervoer binnenvaart, Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid vervoer»

15 juni 1998

DGG/J-98005594

Directoraat-Generaal Goederenvervoer

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 43, onderdeel c, van de Wet goederenvervoer over de weg, artikel 60, eerste lid, onderdeel c, van de Wet vervoer binnenvaart, artikel 26 van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid vervoer en artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de Wet structurele sanering binnenvaart, artikel 18 van de Wet sloopregeling binnenvaart en artikel 80, eerste lid, van de Wet personenvervoer;

Besluit:

Artikel 1

Als ambtenaren van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat als bedoeld in artikel 43, onderdeel c, van de Wet goederenvervoer over de weg worden aangewezen de ambtenaren van de Rijksverkeersinspectie die belast zijn met toezicht en opsporing.

Artikel 2

Als ambtenaren van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat als bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel c, van de Wet vervoer binnenvaart jo. artikel 26 van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid vervoer worden aangewezen de ambtenaren van de Rijksverkeersinspectie die belast zijn met toezicht en opsporing.

Artikel 3

Als ambtenaren van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de Wet structurele sanering binnenvaart worden aangewezen de ambtenaren van de Rijksverkeersinspectie die belast zijn met toezicht en opsporing.

Artikel 4

Als ambtenaren van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat als bedoeld in artikel 18 van de Wet sloopregeling binnenvaart worden aangewezen de ambtenaren van de Rijksverkeersinspectie die belast zijn met toezicht en opsporing.

Artikel 5

Als ambtenaren van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat als bedoeld in artikel 80, eerste lid, van de Wet personenvervoer worden aangewezen de ambtenaren van de Rijksverkeersinspectie die belast zijn met toezicht en opsporing.

Artikel 6

Artikel 1a van de Regeling aanwijzing ambtenaren (Wet goederenvervoer over de weg1 vervalt.

Artikel 7

De regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 juli 1992, (nr. WJZ/V223685), houdende de aanwijzing van ambtenaren ingevolge artikel 60, eerste lid, onderdeel c, van de Wet vervoer binnenvaart (Stcrt. 147), wordt ingetrokken.

Artikel 8

De regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 juli 1992, (nr. WJZ/V223684), houdende de aanwijzing van ambtenaren ingevolge artikel 8 van de Rijtijdenwet 1936, artikel 18 van de Wet sloopregeling binnenvaart, artikel 80, eerste lid, van de Wet personenvervoer en artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de Wet structurele sanering binnenvaart (Stcrt. 147), wordt ingetrokken.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders en opsporingsambtenaren Rijksverkeersinspectie.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink.

1 Stcrt. 1992, 85; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 14 juli 1992 (Stcrt. 147).

Toelichting

Algemeen

Dit besluit ziet op de aanwijzing door de Minister van Verkeer en Waterstaat van ambtenaren van de Rijksverkeersinspectie (RVI), belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet goederenvervoer over de weg, de Wet vervoer binnenvaart, de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid vervoer, de Wet structurele sanering binnenvaart, de Wet sloopregeling binnenvaart en de Wet personenvervoer.

De aanwijzing op grond van deze bijzondere wetten, werd geregeld in de Regeling aanwijzing ambtenaren (Wet goederenvervoer over de weg) en de regelingen van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 juli 1992, nrs. WJZ/V223684 en WJZ/V223685 (Stcrt. 147). Als gevolg van een reorganisatie van de Rijksverkeersinspectie in het najaar van 1996, dienen deze aanwijzingen echter te worden aangepast aan de huidige organisatiestructuur van de RVI.

In het kader van de genoemde aanpassingen is tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt de aanwijzing van RVI-ambtenaren op grond van de verschillende bijzondere wetten niet meer in aparte regelingen, maar in één besluit op te nemen. De aanwijzing van RVI-ambtenaren op grond van de Rijtijdenwet 1936 kan, om nader te noemen redenen, vervallen.

Het bovenstaande leidt tot (gedeeltelijke) intrekking van de genoemde aanwijzingsregelingen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelen 1 tot en met 5

Sinds genoemde reorganisatie van de RVI is het aantal functies bij de RVI waarin personen worden belast met toezichts- en opsporingstaken, beperkt. Op dit moment zijn alleen de RVI-ambtenaren die aangesteld zijn in de functie van teamleider, senior-inspecteur, inspecteur en adjunct-inspecteur belast met toezichts- en opsporingstaken. In het besluit is ervoor gekozen de betreffende functiebenamingen niet over te nemen. Op deze wijze kan bij een eventuele volgende reorganisatie van de RVI of wijziging van functiebenamingen, wijziging van dit besluit achterwege blijven.

Artikel 8

Zoals hiervoor vermeld kan de aanwijzing van RVI-ambtenaren op grond van de Rijtijdenwet 1936 vervallen. De aanwijzing van RVI-ambtenaren voor het toezicht op deze wet, voorheen opgenomen in de regeling van 14 juli 1992, nr. WJZ/V223684 (Stcrt. 147), is inmiddels opgenomen in andere regelgeving.

Op grond van artikel 8 van de Rijtijdenwet 1936 zijn de ambtenaren die krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet op de economische delicten (WED) zijn belast met de opsporing van de overtreding van de voorschriften, gesteld bij of krachtens de Rijtijdenwetwet 1936, tevens belast met het toezicht daarop. In de op artikel 17 WED gebaseerde regeling van de Minister van Justitie van 28 april 1992, houdende aanwijzing van opsporingsambtenaren van de arbeidsinspectie en van de rijksverkeersinspectie (Stcrt. 90), is de bedoelde aanwijzing van RVI-ambtenaren voor de opsporing geregeld.

Daarmee is tevens de aanwijzing voor het toezicht op grond van de Rijtijdenwet 1936 geregeld. De aanwijzing in de genoemde regeling van 14 juli 1992 vervalt om deze reden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink.

Naar boven