Aanpassing interventiewaarden bodemsanering

Circulaire aan de Colleges van burgemeester en wethouders, de besturen van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, de Colleges van gedeputeerde Staten, de besturen van de waterkwaliteit beherende waterschappen (door tussenkomst van de Unie van Waterschappen)

2 juli 1998

DBO/98057213

Doelstelling: bekendmaking van beleid; aanpassing van enkele interventiewaarden bodemsanering; aanpassing van enkele parameters voor het bepalen van de saneringsurgentie; informatie.

Treedt in werking met ingang van: 10 juli 1998

Relatie met andere circulaires: vervangt onderdelen van de Circulaire interventiewaarden bodemsanering, Stcrt. 1994, nr. 95; vervangt onderdelen van de Circulaire Saneringsregeling Wet bodembescherming - beoordeling en afstemming, Stcrt. 1998, nr. 4.

Geldig tot: inwerkingtreding van de algemene maatregel van bestuur ingevolge de artikelen 36 en 37, zesde lid van de Wet bodembescherming of tot het tijdstip waarop deze circulaire wordt ingetrokken.

Geachte heer, mevrouw,

Met deze circulaire wil ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Verkeer en Waterstaat en mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, informeren over een aanpassing van enkele interventiewaarden bodemsanering zoals vastgesteld per ’Circulaire interventiewaarden bodemsanering’ (Stcrt. 1994, nr. 95). Tevens wil ik u informeren over de consequenties van de aanpassing van enkele interventiewaarden voor het bepalen van de saneringsurgentie en het saneringstijdstip.

Interventiewaarden

De aanpassingen van de ’Circulaire interventiewaarden bodemsanering’ zijn in tabel 1 aangegeven. Afgezien van deze aanpassingen heeft voorliggende circulaire geen invloed op de ’Circulaire interventiewaarden bodemsanering’.

Tabel 1

Interventiewaarden bodemsanering voor een standaardbodem (10% organisch stof en 25% lutum). Tussen haakjes zijn de vroegere interventiewaarden vermeld.

stcrt-1998-127-p9-SC14589-1.gif

Toelichting

- De aanpaste interventiewaarden grond/sediment en grondwater voor de stoffen uit tabel 1 met uitzondering van vinylchloride komen voort uit een reconstructie van modellen, parameters en gegevens die voor het bepalen van interventiewaarden gebruikt zijn. De aanpassingen zijn met name terug te voeren op een correctie van het invoeren van de wateroplosbaarheid voor een aantal stoffen.

- De aangepaste interventiewaarde grondwater voor vinylchloride is gebaseerd op de grondwaterconcentratie waarbij zich in de binnenlucht van een gebouw een concentratie op het niveau van de Toelaatbare Concentratie Lucht (TCL) instelt. De aanpassing van de interventiewaarde grondwater voor vinylchloride is ingegeven door het feit dat vinylchloride onder anaerobe omstandigheden in het grondwater kan worden gevormd uit di- en trichlooretheen. Dit betekent dat de standaardwerkwijze voor het bepalen van een interventiewaarde grondwater voor vinylchloride minder geschikt is. De standaardwerkwijze houdt in dat de interventiewaarde voor grondwater wordt afgeleid uit een op basis van een humane en ecotoxicologische risico-evaluatie vastgestelde interventiewaarde voor grond/sediment. In het verleden was de standaardwerkwijze bij gebrek aan betere alternatieven ook voor vinylchloride toegepast.

Saneringsurgentie en saneringstijdstip

De aangepaste interventiewaarden uit tabel 1 dienen ook toegepast te worden bij het bepalen van de saneringsurgentie en het saneringstijdstip. De algehele systematiek voor het bepalen van de saneringsurgentie en het saneringstijdstip verandert hiermee niet. Wel veranderen, naast de interventiewaarden, ook enkele logKoc-waarden.

Deze veranderingen, die weergegeven zijn in tabel 2, betekenen een wijziging van onderdelen van bijlage 7 ’Urgentiesystematiek’, appendix 1 van de ’Circulaire Saneringsregeling Wet bodembescherming - beoordeling en afstemming’ die per 1 januari 1998 in werking is getreden. De logKoc-waarden uit tabel 2 dienen ook voor het bepalen van het saneringstijdstip gehanteerd te worden. De circulaire voor het bepalen van het saneringstijdstip verwijst naar de logKoc-waarden uit de urgentiesystematiek en behoeft derhalve zelf niet aangepast te worden.

Tabel 2

LogKoc-waarden. Tussen haakjes zijn de vroegere logKoc-waarden vermeld.

stcrt-1998-127-p9-SC14589-2.gif

Voor het afleiden van interventiewaarden wordt ten behoeve van het bepalen van de humane blootstelling gebruik gemaakt van het zogenaamde C-soil model. Dit model wordt ook gebruikt voor het bepalen van de saneringsurgentie en het saneringstijdstip. De aanpassing van de interventiewaarden voor genoemde stoffen brengt ook enkele aanpassingen van parameters voor deze stoffen in het C-soil model met zich mee. Het C-soil model zelf vormt geen onderdeel van de circulaires voor het bepalen van de saneringsurgentie en het saneringstijdstip. De parameter-wijzigingen hebben dan ook op deze circulaires geen invloed. Omdat het C-soil model wel gehanteerd wordt bij toepassing van de circulaires zijn de betreffende parameters in bijlage 1 van voorliggende circulaire opgenomen. De betreffende parameterwijzigingen zullen opgenomen worden in de PC-programmatuur SUS (Sanerings Urgentie Systematiek) die voor het bepalen van de actuele risico’s van bodemverontreiniging kan worden gebruikt ten behoeve van het vaststellen van zowel de saneringsurgentie als het saneringstijdstip.

Overgangsbeleid

Voor in behandeling zijnde gevallen waarvoor een beschikking over ernst, urgentie en/of saneringsplan is gevraagd, dient te worden herbeoordeeld of er sprake is van ernstige verontreiniging. Gevallen waarvan in het verleden is vastgesteld dat er geen sprake was van ernstige verontreiniging behoeven niet te worden herbeoordeeld. Voor saneringen die bevoegde gezagen nog dienen uit te voeren met financiële middelen die op grond van de saneringsregeling door het Rijk beschikbaar worden gesteld, wordt de herbeoordeling uitgevoerd zodra een vervolgstap wordt gezet. Voor saneringen in eigen beheer geldt dat wordt herbeoordeeld als de saneerder in eigen beheer daarom vraagt.

Circulaires voor het bepalen van ernst, urgentie en tijdstip bij bodemsanering

Ter informatie geef ik hierbij een overzicht van de circulaires die op dit moment van kracht zijn:

Circulaire interventiewaarden bodemsanering, Stcrt. 1994, nr. 95; deze circulaire is gewijzigd dan wel aangevuld bij:

Circulaire interventiewaarde bodemsanering voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen, Stcrt. 1996, nr. 120,

Circulaire interventiewaarden bodemsanering tweede en derde tranche, Stcrt. 1997, nr.169, voorliggende circulaire.

Circulaire Saneringsregeling Wet bodembescherming - beoordeling en afstemming, Stcrt. 1998, nr. 4 (m.n. bijlage 7 inzake urgentiebepaling)

Circulaire bepaling saneringstijdstip voor gevallen van ernstige verontreiniging waarvoor sanering urgent is, Stcrt. 1997, nr. 47.

Voorliggende circulaire betekent dat de interventiewaarden grond/sediment voor dichloormethaan, cyclohexanon, pyridine en tetrahydrofuran, alsmede de interventiewaarden grondwater voor chryseen, carbaryl, carbofuran, pyridine, tetrahydrofuran, tetrahydrothiofeen en vinylchloride uit de circulaire Interventiewaarden bodemsanering, Stcrt. 1994, nr. 95 zijn komen te vervallen. Evenzo zijn de logKoc-waarden voor dichloormethaan, carbaryl, carbofuran, pyridine, tetrahydrofuran, tetrahydrothiofeen en vinylchloride uit de Circulaire Saneringsregeling Wet bodembescherming - beoordeling en afstemming, Stcrt. 1998, nr. 4 (bijlage 7 inzake urgentiebepaling) komen te vervallen.

Ik ga ervan uit dat u met ingang van 10 juli 1998 de interventiewaarden bodemsanering zoals vastgesteld in deze circulaire hanteert bij het beoordelen van gevallen van bodemverontreiniging.

Hoogachtend,
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,Margaretha de Boer.

1 RIVM 1997 rapportnr. 715810012.

2 Deze circulaire heeft de ’Circulaire Inwerkingtreding saneringsregeling Wet Bodembescherming ‐ tweede fase’ vervangen. Dit is gebeurd als onderdeel van de beleidsvernieuwing van het bodemsaneringsbeleid. De urgentiesystematiek is hierbij ongewijzigd gebleven. De ’Circulaire Saneringsregeling Wet bodembescherming ‐beoordeling en afstemming’ is verkrijgbaar bij het distributiecentrum van het Ministerie van VROM, tel. 079-3449449 onder vermelding van registratienummer 22152/208.

Bijlage 1 van de ’Circulaire aanpassing interventiewaarden bodemsanering’

Aanpassing stofparameters in het humane blootstellingsmodel C-soil

De aanpassing van een aantal interventiewaarden brengt met zich mee dat ook enkele parameters voor de betreffende stoffen in het C-soil model aangepast worden. In tabel 3 zijn de aangepaste waarden gegeven.

Tabel 3 Aangepaste C-soil parameters

stcrt-1998-127-p9-SC14589-3.gif
Naar boven