Reisbranche

Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDEBEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE REISBRANCHE

AI Nr. 9018

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Algemene Werkgeversvereniging VNO-NCW namens het Algemeen Nederlands Verbond van Reisondernemingen als partij te ener zijde mede namens de Dienstenbond CNV, de FNV Dienstenbond en De Unie als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Reisbranche, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 1999 artikel 28, alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling, van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Reisbranche, waarvan bepalingen algemeen verbindend zijn verklaard bij besluit van 20 maart 1998 (Stcrt 1998, nr. 57, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is bepaald:

Artikel 28 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 28 Fonds Opleiding en Ontwikkeling Reisbranche (FOOR)

  • 1. Met ingang van 1 januari 1998 hebben CAO-partijen de Stichting Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling Reisbranche (FOOR) opgericht. Algemene doelstelling van de stichting is het als werkgevers en werknemers gemeenschappelijk bevorderen van de kwaliteit van het beroepsonderwijs, respectievelijk het verbeteren van de aansluiting tussen het beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt.

  • 2. In het bestuur van de stichting hebben werkgevers en werknemers bij deze CAO elk met drie zetels zising.

  • 3. De werkgever en de werknemer zijn aan de stichting een gelijke bijdrage verschuldigd die jaarlijks wordt vastgesteld en waarvan het werknemersdeel door de werkgever wordt ingehouden op het loon. Deze bijdrage is voor de periode van 1 januari 19981 tot 1 april 1999 voor de werkgever èn de werknemer vastgesteld op elk 0,01% van het loon sociale verzekeringswetten (brutoloon SV), met een maximum gelijk aan het maximum premieloon in de zin van de WAO van alle werknemers in de onderhavige bedrijfstak met uitzondering van hen, die werkzaam zijn in functies, die buiten de werkingssfeer van de CAO vallen.

  • 4. De werkgever is verplicht aan de stichting of de door de stichting aangewezen administrateur opgave te doen van het loon sociale verzekeringswetten, als hierboven in lid 3 genoemd.

  • 5. De stichting of de door de stichting aangewezen administrateur is gerechtigd gegevens inzake de loonsom, bedoeld onder lid 4, op te vragen bij het LISV, de uitvoeringsinstellingen en de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Reisbranche ongeacht de vraag of de betreffende gegevens al dan niet na aanmaning bij de werkgever zijn opgevraagd.

  • 6. De werkgever en de werknemer zijn verplicht de inlichtingen te verschaffen die de stichting noodzakelijk acht voor een goede uitvoering van haar taken. Indien de werkgever of de werknemer, ook na aanmaning niet aan deze verplichting voldoet, is de stichting bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen.

  • 7. Indien een werkgever gebruik wenst te maken van subsidies uit het Europees Sociaal Fonds of andere subsidies loopt de aanvraag in principe via de Stichting Fonds Opleiding en Ontwikkeling Reisbranche. De werkgever verstrekt een vrijwillige bijdrage aan de stichting teneinde het fonds in de gelegenheid te stellen zorg te dragen voor publiekrechtelijke co-financiering.

  • 8. De statuten en het reglement van de stichting maken onverbrekelijk onderdeel uit van deze CAO. De statuten en het reglement van de stichting zijn ter inzage gedeponeerd ter griffie van het Kantongerecht Haarlem.

  • 9. Voor de periode 1-1-19981 tot 1-4-1999, worden de geldmiddelen van de stichting na aftrek van de kosten voor premie-incasso en administratie, ter beschikking gesteld aan het Onderwijs Centrum Toerisme en Reizen te Hilversum ter financiering van de algemene belangenbehartiging van het onderwijsbeleid in de reisbranche."

Bijlage VII wordt gelezen als volgt:

„BIJLAGE VII

STATUTEN STICHTING FONDS VOOR OPLEIDING EN ONTWIKKELING REISBRANCHE (FOOR)

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze statuten wordt verstaan onder:

  • „CAO": de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Reisbranche;

  • „werkgever": werkgever in de zin van artikel 2 lid 3 sub b van de CAO;

  • „werknemer": werknemer in de zin van artikel 2 lid 3 sub a van de CAO;

  • „werkgeversorganisatie": de werkgeversorganisatie die partij is bij de CAO;

  • „werknemersorganisaties": de werknemersorganisaties die partij zijn bij de CAO;

  • „Stichting": de stichting zoals bedoeld in artikel 28 van de CAO.

Artikel 2 Naam en zetel

  • 1. De Stichting draagt de naam: „Stichting Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling Reisbranche", hierna te noemen de Stichting.

  • 2. Zij heeft haar zetel in Hoofddorp

Artikel 3 Duur

De Stichting is voor onbepaalde tijd opgericht.

Artikel 4 Doel

De Stichting stelt zich ten doel alles in de ruimste zins des woords:

  • a. het bevorderen van de kwaliteit van het beroepsonderwijs voor de reisbranche;

  • b. het verbeteren van de aansluiting tussen het beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt betreffende de reisbranche;

  • c. Het bevorderen van deelname door werknemers aan scholings- en vormingsactiviteiten zoals deze voor de reisbranche worden ontwikkeld ter vergroting van de vaktechnische kennis van de werknemers in de branche.

  • d. De werkzaamheden van de Stichting.

Artikel 5 Geldmiddelen en beleggingen

  • 1. De geldmiddelen van de Stichting bestaan uit:.

    • a. de bijdragen welke werkgever en werknemer conform artikel 28 lid 3 van de CAO aan de Stichting verschuldigd zijn;

    • b. het afgezonderde stichtingskapitaal;

    • c. alle andere onvoorziene baten en inkomsten;

    • d. subsidies en donaties;

    • e. schenkingen, erfstellingen en legaten.

  • 2. Gerede geldmiddelen van de Stichting worden gestort op een op haar naam gestelde bankrekening.

  • 3. Voorzover gelden van de Stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 4. Nalatenschappen kunnen alleen worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

Artikel 6 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit zes leden.

  • 2. De werkgeversorganisatie ANVR, gevestigd te Hoofddorp, benoemt drie leden en drie plaatsvervangende leden.

  • 3. De Dienstenbond CNV, gevestigd te Rotterdam, benoemt één lid en één plaatsvervangend lid

  • 4. De FNV Bondgenoten, gevestigd te Woerden, benoemt één lid en één plaatsvervangend lid.

  • 5. De Unie, gevestigd te Hoofddorp, benoemt één lid en één plaatsvervangend lid.

  • 6. De benoeming van een bestuurslid geschiedt voor de periode van drie jaar. In tussentijdse vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 7. Elk jaar treedt tenminste een bestuurslid af volgens een door het bestuur vast te stellen rooster. Hij die benoemd wordt ter voorziening in een tussentijds ontstane vacature, neemt op het rooster van aftreding de plaats van zijn voorganger in.

  • 8. Het (plaatsvervangend) bestuurslidmaatschap eindigt:

    • a. door periodiek aftreden;

    • b. door schriftelijke ontslagneming door het (plaatsvervangend) bestuurslid;

    • c. door beëindiging door de organisatie, als bedoeld in de aanhef van het tweede lid van dit artikel, door wie het betrokken (plaatsvervangend) bestuurslid is benoemd;

    • d. door afstand door de benoemende organisatie van haar rechten uit hoofde van het tweede, derde, vierde of vijfde lid.

    • e. door ontslag na schorsing door het bestuur, indien een meerderheid van tenminste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen van het bestuur dringende redenen aanwezig acht. De redenen van de schorsing dienen aan de benoemende organisatie onverwijld te worden meegedeeld waarna de benoemende organisatie binnen twee maanden tot het ontslag van dit (plaatsvervangend) bestuurslid, als (plaatsvervangend) bestuurslid kan overgaan. Indien de benoemende organisatie niet binnen twee maanden na voormelde mededeling aan de benoemende organisatie tot ontslag overgaat, is het bestuur tevens bevoegd tot ontslag van het betreffende (plaatsvervangend) bestuurslid;

    • f. door overlijden, onder curatelestelling of faillissement van het (plaatsvervangend) bestuurslid.

Artikel 7 Dagelijks bestuur

  • 1. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter vormen tezamen het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur is belast met de behartiging en afdoening van de lopende zaken en alle aangelegenheden, welke hem door het bestuur zijn opgedragen.

  • 3. Het is terzake verantwoording schuldig aan het bestuur.

Artikel 8 Voorzitter

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, met dien verstande dat, indien de voorzitter voortkomt uit de organisatie, vermeld onder artikel 6 lid 2, de plaatsvervangend voorzitter dient voort te komen uit de organisaties, vermeld onder artikel 6 lid 3, 4 of 5 en indien de voorzitter voortkomt uit de organisaties, vermeld onder artikel 6 onder 3, 4 of 5 de plaatsvervangend voorzitter dient voort te komen uit de organisatie, vermeld in artikel 6 lid 2.

  • 2. De functies van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden voor de tijd van een jaar vervuld.

Artikel 9 Verplichtingen van het bestuur

  • 1. Het bestuur waakt over de handhaving van de statuten.

  • 2. De leden van het bestuur zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun in hun functie ter kennis is gekomen, behoudens ten aanzien van feiten en gegevens waarvan het bestuur heeft besloten dat ze geen vertrouwelijk karakter hebben.

Artikel 10 Bestuursbevoegdheid en vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot het verrichten van alle rechtshandelingen.

  • Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen.

  • Het bestuur is niet bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

  • 2. De Stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het bestuur.

  • Vertegenwoordigingsbevoegdheid komt tevens toe aan de voorzitter samen met de plaatsvervangend voorzitter of aan één van hen tezamen met de secretaris.

  • 3. Bij bestuursbesluit kunnen bepaalde bevoegdheden van het bestuur geheel of gedeeltelijk worden gedelegeerd, hetzij aan de voorzitter en/of aan de plaatsvervangend voorzitter, hetzij aan de secretaris.

  • 4. Gedelegeerde bevoegdheden van het bestuur worden uitgevoerd onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 11 Secretaris

  • 1. Het bestuur benoemt uit haar midden een secretaris.

  • 2. De secretaris vervult tevens de functie van penningmeester.

Artikel 12 Waarnemers en deskundigen

  • 1. Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen de Minister en het bestuur van de Stichting een waarnemer in het bestuur toegelaten.

  • 2. Het bestuur kan nog andere waarnemers toelaten.

  • 3. Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen en tot het voeren van het woord daarin; zij ontvangen alle voor de bestuursleden bestemde stukken.

  • Waarnemers zijn geen lid van het bestuur.

  • 4. Het bestuur kan zich laten bijstaan door deskundigen. Deskundigen zijn geen lid van het bestuur. Zij zijn gerechtigd tot het bijwonen van vergaderingen, wanneer het bestuur hen daartoe uitnodigt. In de vergadering zijn zij bevoegd om het woord te voeren.

Artikel 13 Vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert tenminste eenmaal per jaar of zo vaak de voorzitter of de helft van de bestuursleden dit noodzakelijk achten; in het laatste geval dient een schriftelijk verzoek met opgave van de te behandelen punten aan de voorzitter te worden gericht.

  • 2. De secretaris stelt in overleg met de voorzitter de tijd en de plaats van de vergadering vast en doet daarvan mededeling aan de andere bestuursleden.

  • 3. Behoudens in spoedeisende gevallen en voor zover deze statuten niet anders bepalen, wordt een vergadering schriftelijk bijeengeroepen op een termijn van tenminste zeven dagen.

  • 4. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde vergadering van het bestuur een jaarlijks door het bestuur vast te stellen vacatiegeld. Reis- en verblijfkosten door leden van het bestuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regels.

Artikel 14 Besluitvorming

  • 1. Voor zover deze statuten niet anders bepalen, besluit het bestuur bij gewone meerderheid van stemmen in een vergadering, waarin tenminste twee/derde van het aantal zittende bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is.

  • Indien een besluit niet genomen kan worden wegens het niet voldoen aan de hiervoor gestelde voorwaarde kan voor schriftelijke voorlegging, het desbetreffende besluit worden genomen behoudens in de gevallen genoemd in deze statuten.

  • 2. In vergaderingen heeft ieder bestuurslid benoemd door de in artikel 6 lid 2 bedoelde organisatie zoveel stemmen als er bestuursleden benoemd door de in artikel 6 lid 3, 4 en 5 bedoelde organisaties aanwezig zijn, en ieder bestuurslid benoemd door de in artikel 6 lid 3, 4 en 5 bedoelde organisaties zoveel stemmen als er bestuursleden benoemd door de in artikel 6 lid 2 bedoelde organisatie aanwezig zijn.

  • 3. Over personen wordt schriftelijk gestemd en over zaken mondeling.

  • 4. Bij staking van stemmen wordt in een volgende vergadering opnieuw over hetzelfde onderwerp gestemd; staken de stemmen dan wederom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen wanneer het zaken betreft en beslist het lot wanneer de stemming personen betreft.

  • 5. Besluiten kunnen ook buiten vergadering worden genomen, mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle bestuursleden.

Artikel 15 Boekjaar, begroting

  • 1. Het boekjaar van de Stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Jaarlijks voor één december stelt het bestuur de begroting voor het komende boekjaar vast.

  • 3. De conceptbegroting wordt ter kennisneming gebracht van de werkgeversorganisatie en de werknemersorganisaties en wordt niet eerder den een maand daarna vastgesteld door het bestuur.

Artikel 16 Jaarverslag, rekening en verantwoording

  • 1. Binnen negen maanden na afloop van een boekjaar stelt de secretaris/penningmeester een rekening en verantwoording op over het afgelopen boekjaar, bestaande uit een staat van baten en lasten, een balans en een toelichting.

  • 2. Nadat de jaarstukken door een door het bestuur te benoemen externe registeraccountant blijkens een door hem uitgebracht schriftelijk rapport zijn gecontroleerd, worden deze jaarstukken uiterlijk een december door het bestuur vastgesteld.

  • 3. Vaststelling van de jaarstukken strekt de secretaris/penningmeester tot decharge van het door hem gevoerde financiële beheer.

  • 4. Jaarlijks brengt de secretaris/penningmeester aan het bestuur verslag uit omtrent de werkzaamheden van de Stichting.

  • 5. De in dit artikel bedoelde stukken worden ter inzage voor de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de Stichting;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaats(en).

  • 6. De in dit artikel bedoelde stukken worden op aanvraag toegezonden aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers, tegen vergoeding van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 17 Bijdragen als bedoeld in artikel 28 lid 3 cao

  • 1. Het bestuur is bevoegd op het totaal per jaar door de werkgever en werknemer verschuldigd bedrag aan bijdragen als bedoeld in artikel 28 van de CAO aan de Stichting voorschotten te heffen tot zodanige bedragen en in zodanige termijnen als het nodig oordeelt.

  • 2. Het bestuur kan een reglement vaststellen, dat voor het overige de wijze van inning van hetgeen de werkgever ingevolge lid 2 is verschuldigd, nader regelt.

Artikel 18 Besteding van de geldmiddelen

  • 1. Het bestuur bepaalt op welke wijze gelden binnen de in artikel 4 genoemde doelstellingen worden besteed.

  • 2. Ter besteding van gelden kan door de werkgeversorganisatie, de werknemersorganisaties, een werkgever of een groep van werkgevers een subsidie-aanvraag bij de Stichting worden ingediend.

  • 3. De subsidie-aanvraag dient schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor éénmalige subsidies: zo spoedig mogelijk;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks voor de eerste september voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidie-aanvraag betrekking heeft.

  • Bij de subsidie-aanvraag dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden.

  • 4. Het bestuur controleert de besteding van de gelden op basis van de door de aanvrager(s) afgelegde rekening en verantwoording.

  • De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden dient te geschieden middels een externe accountantsverklaring, schriftelijk in te dienen bij het bestuur, en wel

    • voor éénmalige subsidies: zo spoedig mogelijk;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks voor de eerste juli volgend op het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking had.

  • Het bestuur is bevoegd af te zien van de eis van een externe accountantsverklaring in die gevallen waarin er disproportionaliteit tussen de kosten van de verklaring en de hoogte van de subsidie bestaat.

  • 5. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidie-aanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.

  • 6. Ten behoeve van de naleving van de in dit artikel bepaalde is de secretaris gerechtigd alle inlichtingen te vragen bij de aanvrager(s), alsmede inzage in begrotingen, rekeningen en verantwoordingen of accountantsrapporten en dergelijke stukken.

Artikel 19 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan reglementen vaststellen voor al zodanige personen en betreffende als zodanige onderwerpen als het nodig oordeelt en deze reglementen wijzigen.

  • Reglementen mogen echter geen bepalingen inhouden, die in strijd zijn met de wet of deze statuten.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststellen of wijzigen van reglementen is het bepaalde in de leden 2 en 3 van artikel 20 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Een reglement mag geen bepaling bevatten in strijd met deze statuten.

Artikel 20 Wijzigingen van de statuten

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten. Het besluit daartoe moet worden genomen in een speciaal daartoe belegde vergadering, waarvoor de voorstellen tot wijziging van de statuten bij de oproepingsbrief zijn gevoegd.

  • 2. Besluiten tot wijziging van deze statuten kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van tenminste twee/derde der geldig uitgebrachte stemmen in een op een termijn van tenminste drie weken schriftelijk op te roepen vergadering waarin tenminste twee/derde van het totaal aantal bestuursleden aanwezig is.

  • 3. Voor de wijziging van het doel der Stichting is toestemming vereist van de in artikel 6 leden 2, 3, 4 en 5 genoemde organisaties.

  • 4. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen.

Artikel 21 Ontbinding van de stichting

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot ontbinding van de Stichting.

  • 2. Met betrekking tot het besluit tot ontbinding van de Stichting is het bepaalde in lid 1, tweede zin, lid 2 en lid 3 van artikel 20 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bij ontbinding der Stichting geschiedt de liquidatie door het bestuur, tenzij daartoe bij het besluit tot ontbinding andere personen zijn aangewezen.

  • 4. Gedurende de liquidatie blijven de statuten zoveel mogelijk van kracht.

  • 5. Een eventueel batig saldo bij liquidatie wordt zoveel mogelijk overeenkomstig het doel van de stichting besteed.

Artikel 22 Inschrijving in het handelsregister

  • 1. De leden van het bestuur zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het Handelsregister, gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken, binnen welker gebied de Stichting haar zetel heeft.

  • 2. Het bestuur draagt zorg dat in bedoeld register steeds worden ingeschreven de naam, de voornamen, de woonplaats en het adres alsmede de geboortedatum van alle bestuursleden die de Stichting in en buiten rechte kunnen vertegenwoordigen.

Artikel 23 Slotbepaling

In alle gevallen, waarin deze statuten of enig reglement niet voorziet, beslist het bestuur."

Bijlage VIII wordt gelezen als volgt:

„BIJLAGE VIII

REGLEMENT VAN DE STICHTING FONDS VOOR OPLEIDING EN ONTWIKKELING REISBRANCHE (FOOR)

Artikel 1 Definities

  • 1. In dit reglement wordt verstaan onder:

    • a. Fonds: De Stichting Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling Reisbranche (FOOR).

    • b. CAO: De collectieve arbeidsovereenkomst voor de reisbranche.

    • c. Werkgever: Werkgever in de zin van artikel 2 lid 2 van de CAO voor de reisbranche.

    • d. Werknemer: Werknemer in de zin van artikel 2 lid 3 van de CAO voor de reisbranche.

    • e. Loon: Het loon sociale verzekeringswetten (brutoloon SV), met een maximum gelijk aan het maximum premieloon in de zin van de WAO van alle werknemers die onder de werkingssfeer van de CAO vallen.

    • f. Stichting: De Stichting Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling

  • Reisbranche (FOOR).

    • g. Bestuur: Het bestuur van de Stichting Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling Reisbranche (FOOR).

    • h. Statuten: De statuten van de Stichting Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling Reisbranche (FOOR).

Artikel 2 Financiering

  • 1. De werkgever en werknemer zijn aan het fonds een bijdrage verschuldigd zoals genoemd in artikel 28 lid 3 van de CAO. De werkgever dient de bijdrage van de werknemer in te houden op het loon.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt door CAO-partijen vastgesteld voor de duur van de looptijd van de CAO en uitgedrukt in een percentage van het loon.

Artikel 3 Loonsomopgave door de werkgever

  • 1. Het fonds of de door het fonds aangewezen administrateur is gerechtigd gegevens inzake de loonsom, bedoeld in artikel 28 lid 3 van de CAO, op te vragen bij het LISV, de uitvoeringsinstellingen en de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Reisbranche.

  • 2. De werkgever is verplicht, op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door het fonds bepaald, de gegevens te verstrekken die het fonds nodig heeft om de door werkgever en werknemer verschuldigde bijdrage vast te stellen.

  • 3. Indien de werkgever weigert de gegevens zoals omschreven in lid 2 te verstrekken, is het fonds bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen.

  • 4. Indien op enig tijdstip blijkt dat de gegevens zoals omschreven in lid 2 onjuist zijn opgegeven, heeft het fonds het recht een navordering in te stellen.

Artikel 4 Invordering

  • 1. De werkgever is verplicht de bijdrage over de periode waarover deze verschuldigd is, af te dragen binnen 14 dagen na dagtekening van de door het fonds toegezonden nota.

  • Het fonds is bevoegd van de werkgever te vorderen dat hij op de door het fonds te bepalen tijdstippen de bijdrage zal betalen.

  • 2. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in gebreke. Het fonds is dan bevoegd de vastgestelde bijdrage van de werkgever met 10% te verhogen met een minimum van f 25,- en vergoeding te vorderen van alle kosten, welke naar het oordeel van het fonds tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt.

  • 3. Het bestuur bepaalt welke periode voor de in lid 1 vermelde afdracht dient te worden aangehouden.

  • 4. Het fonds draagt de invordering van de bijdrage op aan Cadans Administratieve Dienstverlening B.V. gevestigd Utrechtseweg 30-32 te Zeist.

Artikel 5 Aanwending financiële middelen

  • 1. Het bestuur beslist over de aanwending van de financiële middelen van het fonds.

  • 2. Voor de periode 1-1-19981 tot 1-4-1999 heeft het bestuur besloten, na aftrek van de kosten voor premie-incasso en administratie, de beschikbare middelen ter beschikking te stellen aan het Onderwijs Centrum Toerisme en Reizen te Hilversum ter financiering van de algemene belangenbehartiging van het onderwijsbeleid in de reisbranche.

Artikel 6 Onvoorziene gevallen

In onvoorziene gevallen beslist het bestuur."

II. Indien en voor zover de onder opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant.

IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.

's-Gravenhage, 8 juni 1998

C. J. Meerhof.


XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

Naar boven