Reprografisch Bedrijf (

Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers) 1997/2001

Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDE BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET REPROGRAFISCH BEDRIJF (FONDS WERKTIJDVERMINDERING OUDERE WERKNEMERS)

AI Nr. 8778

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Grafische Bedrijfsfondsen namens de Vereniging Repro Nederland als partij te ener zijde mede namens Druk en Papier FNV en CNV Media als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Reprografisch bedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat de wijziging van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Trekt in zijn besluit van 4 februari 1997 (Stcrt. 1997, nr. 27), voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindendverklaren van het Reglement van de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers, behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Reprografisch Bedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder IV en V is bepaald;

II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 2001 het Reglement van de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers, behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Reprografisch Bedrijf zulks met inachtneming van hetgeen onder III, IV en V is bepaald:

STICHTING FONDS WERKTIJDVERMINDERING OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VERVROEGD UITTREDEN OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

HOOFDSTUK I

DEFINITIES

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

boekjaar: kalenderjaar;

deelnemer: degene die vervroegd uit het arbeidsproces is getreden op grond van de regeling inzake vervroegde uittreding als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de statuten;

ASF: Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven;

LISV: Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen;

PGB: Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven;

ZW, AAW, WAO: Ziektewet, Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

WW: Werkloosheidswet;

ZW-dagloon: het dagloon dat voor de verzekerden uit de Sector grafische bedrijven wordt berekend met toepassing van artikel 15 van de ZW en de daarop steunende algemene dagloonregelen en met inachtneming van het „Bijzonder Dagloonbesluit Ziektewet" ten behoeve van de Sector grafische bedrijven van het LISV, en zoals dat voor de deelnemer zou zijn vastgesteld bij voortduren van het dienstverband;

uittredingsperiode: de tijd gedurende welke de deelnemer aanspraak kan maken op uitkeringen;

werkgever: de werkgever in de zin van de statuten;

werknemer: de werknemer in de zin van de statuten, met uitzondering van de werknemer die werkzaam is in een onderneming of onderdeel van een onderneming, die valt onder de werkingssfeer van artikel 9b, sub f, van de statuten.

HOOFDSTUK II

VUT 60 JAAR EN OUDER

Artikel 2 Deelneming

  • 1. Werknemers van 60 jaar en ouder hebben, met inachtneming van de gefaseerde uittredingsleeftijd zoals opgenomen in de tabellen I en II, recht op vervroegd uittreden, indien zij na het bereiken van hun 50e verjaardag 10 jaar onafgebroken werkzaam zijn geweest als werknemer (zgn. 10-jaarscriterium).

  • Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent de voorwaarden voor deelneming, waaronder die ten aanzien van:

    • de beoordeling van het 10-jaarscriterium;

    • de beoordeling van perioden, waarbij een loondoorbetalingsverplichting door de werkgever tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid danwel een uitkering krachtens de ZW, WAO of in totaal 26 weken WW (dan wel een eventuele verlenging van die termijn), niet als onderbreking van de werkzaamheden worden aangemerkt.

  • 2. Een werknemer op wie, als gevolg van een eerste verbindendverklaring van de statutaire werkingssfeer, een cao dient te worden toegepast, wordt voor de toepassing van de termijncriteria geacht in de verzekerdenadministratie te zijn opgenomen geweest gedurende de periodes, gelegen voor het tijdstip van de inwerkingtreding van die eerste algemene verbindendverklaring, waarin hij werkzaamheden verrichtte die gerekend worden tot de werkingssfeer.

  • 3. Deelneming is niet mogelijk voor werknemers, die aanspraak hebben op een loondoorbetaling tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid danwel op een volledige uitkering krachtens de AAW en/of WAO.

  • 4. De vervroegde uittreding kan ingaan op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin is voldaan aan de voorwaarden om vervroegd uit te treden.

Artikel 3 Uitkeringen

  • 1. De deelnemer heeft gedurende de uittredingsperiode recht op een maandelijkse bruto-uitkering ten laste van het fonds. De hoogte daarvan wordt bij aanvang eenmalig vastgesteld en is gebaseerd op een percentage van het nettoloon.

  • 2. Ter bepaling van het nettoloon wordt uitgegaan van het werkelijke ZW-dagloon, zoals dat tijdens het direct aan de vervroegde uittreding voorafgaande dienstverband zou zijn vastgesteld, vermeerderd met de vakantietoeslag en eventuele jaarlijkse gratificaties en verminderd met alle wettelijke en daarmee gelijk te stellen inhoudingen.

  • 3. Ter vaststelling van de maandelijkse bruto-uitkering wordt het aldus in het vorige lid bepaalde nettoloon verhoogd met de tijdens de vervroegde uittreding wettelijk verschuldigde premies en belastingen en verlaagd met de vakantietoeslag en de eventuele jaarlijkse gratificaties.

  • 4. Het percentage van het nettoloon, zoals bedoeld in het eerste lid, bedraagt:

    • voor degenen die geboren zijn vanaf 1 februari 1937 tot 1 januari 1949 volgens een aflopende schaal, zoals opgenomen in tabel I;

    • voor degenen die geboren zijn vanaf 1 januari 1949 tot 1 januari 1955 volgens een aflopende schaal, zoals opgenomen in tabel II.

  • 5. De maandelijkse bruto Vut-uitkering wordt aangepast aan loonsverhogingen, voor zover deze zijn overeengekomen in de collectieve arbeidsovereenkomst, zoals die op de betreffende werknemer voorafgaande aan diens vervroegd uittreden van toepassing was.

  • 6. Deelnemers hebben bovendien recht op:

    • a. een vakantietoeslag overeenkomstig de op hen van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of loonregeling;

    • b. een toeslag ter medeberekening van de vaste jaarlijkse, en in een week-, maand- of periodeloon dan wel in een vast percentage daarvan uitgedrukte gratificaties en/of uitkeringen, voor zover de deelnemers in het jaar direct voorafgaande aan de vervroegde uittreding daarop aanspraak hadden krachtens een schriftelijk vastgelegd(e)

      • (individuele) arbeidsovereenkomst, of

      • reglement;

    • c. een toeslag als tegemoetkoming in de premie verschuldigd wegens een door de deelnemer voortgezette particuliere ziektekostenverzekering en wel tot maximaal het bedrag dat de deelnemer van zijn werkgever ontving als bijdrage in de kosten van die verzekering;

    • d. een netto spaarloontoeslag ter grootte van 1,07% van het loon genoemd in artikel 2, lid 6, sub 2, van het Spaarloonreglement van het SGB, mits de deelnemer direct voorafgaande aan zijn vervroegde uittreding werknemer was in de zin van de statuten van het SGB.

  • 7. Voor de deelnemer zal het loon waarnaar de uitkering wordt berekend niet meer bedragen dan anderhalf maal het maximum uitkeringsloon als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen, zoals dat per 1 januari van het desbetreffende jaar is vastgesteld. Heeft een deelnemer bovendien recht op een toeslag als bedoeld in lid 6, sub a en b, dan kan desondanks de som van het uitkeringsloon, als in de eerste zin bedoeld, en deze toeslag(en) niet meer bedragen dan anderhalf maal het genoemde maximumloon krachtens de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen.

  • 8. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen betaald, voor het eerst over de maand waarin de vervroegde uittreding plaatsvond. De vakantietoeslag wordt in de maand mei betaald, de toeslag wegens gratificaties en/of uitkeringen alsmede de spaarloontoeslag in de maand december, terwijl de toeslag als tegemoetkoming in de kosten van een particuliere ziektekostenverzekering tegelijk met de uitkering in maandelijkse termijnen wordt betaald.

  • 9. Bij de eerste betaling en bij iedere wijziging van de uitkering verstrekt het fonds aan de deelnemer een specificatie van het betaalde bedrag.

  • 10. Het bestuur is bevoegd bij de berekening van het in het tweede lid bedoelde loon, het loon dat is verschuldigd of wordt genoten ter zake van opvoering van het aantal gewerkte uren anders dan vanwege een medisch vastgestelde toegenomen mate van arbeidsongeschiktheid, dan wel bepaalde loonbestanddelen buiten beschouwing te laten indien, naar het oordeel van het bestuur, de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • Het bestuur is bovendien bevoegd, met betrekking tot de toeslagen als bedoeld in lid 6, gedeelten van de vakantietoeslag, van gratificaties en/of uitkeringen en van vergoedingen die van de werkgever werden ontvangen in de kosten van een ziektekostenverzekering buiten beschouwing te laten, indien, naar het oordeel van het bestuur, de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 11. Uitsluitend ter uitvoering van het op 1 januari 1982 in werking getreden agreement1 – aangegaan tussen het fonds en een aantal stichtingen en ondernemingen die vervroegde uittreding regelen in verwante bedrijfssectoren met het oogmerk de nadelige gevolgen bij vervroegde uittreding ten gevolge van verandering van werkzaamheden of werkkring, zoveel mogelijk tegen te gaan – wordt wanneer toepassing van het agreement leidt tot vervroegde uittreding, de uitkering in afwijking van het in de vorige leden van dit artikel bepaalde, berekend overeenkomstig de daarvoor in het agreement gestelde regelen.2

HOOFDSTUK III

VUT VÓÓR 60 JAAR

Artikel 4 Deelneming

Werknemers van 58 jaar en ouder hebben, met inachtneming van de gefaseerde uittredingsleeftijd zoals opgenomen in tabel III, recht op vervroegd uittreden indien zij onmiddellijk daaraan voorafgaand 40 jaar resp. 35 jaar in ploegendienst werkzaam zijn geweest als werknemer.

Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent de voorwaarden voor deelneming, waaronder die ten aanzien van de beoordeling van de hiervoor genoemde periode van 40 resp. 35 jaar.

Artikel 5 Uitkeringen

  • 1. De werknemers jonger dan 60 jaar die na een dienstverband in de grafische bedrijven van 40 jaar, dan wel van 35 jaar in ploegendienst, van de vervroegde uittredingsmogelijkheid gebruik maken, hebben gedurende de uittredingsperiode recht op een maandelijkse bruto-uitkering gebaseerd op een percentage van het nettoloon, zoals opgenomen in bijlage III.

  • 2. De bepalingen in de statuten en in dit reglement zijn voor zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing.

  • 3. Het bestuur kan echter nadere regels vaststellen.

HOOFDSTUK IV

EERDER/LATER VERVROEGD UITTREDEN

Artikel 6 Eerder/later met Vut (60 jaar en ouder)

  • 1. Werknemers ouder dan 60 jaar hebben de mogelijkheid eerder vervroegd uit te treden dan de leeftijd waarop zij normaliter vervroegd zouden kunnen uittreden, doch niet eerder dan op 60-jarige leeftijd.

  • Indien zij van die mogelijkheid gebruik maken, wordt hun uitkering als volgt aangepast:

  • het aantal oorspronkelijke uitkeringsmaanden wordt gedeeld door het totaal aantal uitkeringsmaanden en vervolgens vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage, dat zou zijn toegepast bij het reguliere uittredingsmoment. Vervolgens wordt hierop 0,1% per eerder uitgetreden maand in mindering gebracht.

  • De uiteindelijke uitkeringshoogte in procenten zal, op een door het bestuur te bepalen wijze, worden afgerond.

  • 2. Indien een werknemer, binnen de mogelijkheden genoemd in het vorige lid eerder vervroegd uittreedt, worden de opbouw van pensioenaanspraken en de verschuldigde pensioenpremie gedurende de gehele vervroegde uittredingsperiode hierop afgestemd volgens door het bestuur te bepalen regels.

  • Eveneens worden de hoogte van de spaarloontoeslag en van de toeslag wegens voortgezette particuliere ziektekostenverzekering bepaald bij door het bestuur vast te stellen regels.

  • 3. Werknemers van 60 jaar en ouder hebben de mogelijkheid op een later moment vervroegd uit te treden dan de leeftijd waarop zij normaliter vervroegd zouden kunnen uittreden.

  • Indien zij van die mogelijkheid gebruik maken, wordt hun uitkering als volgt aangepast:

  • het aantal oorspronkelijke uitkeringsmaanden wordt gedeeld door het totaal aantal uitkeringsmaanden en vervolgens vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage, dat zou zijn toegepast bij het reguliere uittredingsmoment.

  • De uiteindelijke uitkeringshoogte in procenten zal, op een door het bestuur te bepalen wijze, worden afgerond.

  • De uitkering zal, voor zover van toepassing, nimmer meer bedragen dan 100% van het nettoloon.

Artikel 7 Eerder/later met Vut (vóór 60 jaar)

  • 1. Werknemers jonger dan 60 jaar (op wie de regeling in het vorige hoofdstuk van toepassing is) hebben de mogelijkheid eerder vervroegd uit te treden dan de leeftijd waarop zij normaliter vervroegd zouden kunnen uittreden, doch niet eerder dan op 56-jarige leeftijd.

  • Indien zij van die mogelijkheid gebruik maken, wordt hun uitkering aangepast overeenkomstig de berekeningswijze in artikel 6, lid 1 en met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, lid 2.

  • 2. Werknemers jonger dan 60 jaar hebben de mogelijkheid op een later moment vervroegd uit te treden dan de leeftijd waarop zij normaliter vervroegd zouden kunnen uittreden.

  • Indien zij van die mogelijkheid gebruik maken, wordt hun uitkering aangepast overeenkomstig de berekeningswijze in artikel 6, lid 3.

HOOFDSTUK V

DEELTIJD-VUT

Artikel 8 Deeltijd-Vut

  • 1. De werknemer die recht heeft op vervroegd uittreden kan, voor zover de werkgever daarmee schriftelijk instemt, van dit recht gedeeltelijk gebruik maken zoals dit krachtens de betreffende collectieve arbeidsovereenkomst voor hem mogelijk is.

  • 2. Een werknemer kan gedeeltelijk vervroegd uittreden volgens door het bestuur vastgestelde percentages.

  • Een wijziging van een gekozen uittredingspercentage kan slechts een verhoging van het uittredingspercentage inhouden. Een dergelijke wijziging kan slechts per de eerste van een kalendermaand ingaan.

  • De werknemer die volledig gebruik maakt van zijn recht op vervroegd uittreden komt niet meer in aanmerking voor gedeeltelijk vervroegd uittreden.

  • 3. De werknemer die gedeeltelijk vervroegd uittreedt ontvangt van het fonds een aan het uittredingspercentage aangepaste bruto-uitkering, gebaseerd op het nettoloon als bedoeld in artikel 3, lid 2, een en ander volgens door het bestuur nader te stellen regels.

  • Bij verhoging(en) van het uittredingspercentage wordt de hoogte van het uitkeringspercentage vastgesteld volgens eveneens door het bestuur nader te stellen regels.

  • 4. De termijn waarbinnen en de wijze waarop aanvragen voor uitkeringen moeten worden ingediend, als genoemd in artikel 13, zijn van overeenkomstige toepassing op aanvragen voor gedeeltelijk vervroegd uittreden alsmede op elke wijziging van het uittredingspercentage.

  • 5. De bepalingen in de statuten en in dit reglement zijn voor zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing.

  • 6. Het bestuur kan echter nadere regels vaststellen.

HOOFDSTUK VI

ALGEMENE BEPALINGEN M.B.T. UITKERINGEN

Artikel 9 Inhoudingen/afdrachten

  • 1. Voor rekening van de deelnemer komen de op de uitkering, op de vakantietoeslag en op de toeslag voor gratificaties en/of uitkeringen in te houden:

    • a. verschuldigde loonheffing;

    • b. voor zover van toepassing de door de deelnemer verschuldigde ziekenfondspremie.

  • 2. Voor rekening van het fonds komt de afdracht van:

    • a. de verschuldigde ASF-bijdrage aan het ASF;

    • b. de pensioenpremie indien en voor zoveel verschuldigd aan het PGB, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 11;

    • c. voor zover van toepassing het door het fonds verschuldigde werkgeversdeel van de ziekenfondspremie aan het betreffende ziekenfonds.

Artikel 10 Kortingen op uitkeringen

  • 1. Op de uitkeringen worden in mindering gebracht:

    • a. indien met toestemming van het bestuur in de uittredingsperiode werkzaamheden worden verricht: de voor die werkzaamheden ontvangen beloning resp. vergoeding;

    • b. uitkeringen waarop de deelnemer krachtens een pensioenregeling aanspraak kan maken;

    • c. uitkeringen krachtens de ZW resp. de AAW en/of de WAO resp. de WW waarop de deelnemer tijdens zijn uittredingsperiode aanspraak heeft resp. verkrijgt, en andere loondervingsuitkeringen, alsmede de eventuele aanvullingen op het loon en/of de loondervingsuitkeringen die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking al dan niet via derden ontvangt.

  • 2. Verrekening als in het eerste lid bedoeld onder b en c vindt plaats ook wanneer de deelnemer verzuimt dan wel heeft verzuimd, zijn aanspraken geldend te maken.

  • 3. In afwijking van het in het eerste en tweede lid bepaalde kan het bestuur op grond van bijzondere omstandigheden beslissen, dat vorenbedoelde korting niet of niet volledig wordt toegepast.

Artikel 11 Voortzetting opbouw pensioen

  • 1. De pensioenverzekering wordt bij het als gevolg van de vervroegde uittreding eindigen van het dienstverband, voortgezet als ware de dienstbetrekking niet beëindigd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, lid 2.

  • 2. Het fonds zet ten behoeve van de bij het PGB verzekerde werknemer die deelnemer wordt, de verzekering voort en draagt de in totaal ingevolge de statuten en Pensioenreglement PGB verschuldigde premie af aan het PGB. Het in de vorige volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing wanneer met het PGB een overeenkomst tot vrijwillige verzekering was aangegaan op dezelfde voorwaarden als die welke gelden bij de verplichte verzekering.

  • 3. Indien:

    • a. ten behoeve van een werknemer door diens werkgever met het PGB een overeenkomst tot vrijwillige verzekering was aangegaan op voorwaarden die afwijken van die welke voor de verplichte verzekering gelden, of

    • b. ten behoeve van een werknemer door diens werkgever een bijzondere pensioenvoorziening was getroffen en deswege vrijstelling was verleend van de verplichting deel te nemen in het PGB, of

    • c. ten behoeve van een werknemer door diens werkgever een pensioenvoorziening was getroffen die is ondergebracht bij een ondernemingspensioenfonds, een ander bedrijfspensioenfonds dan het PGB of bij een andere verzekeraar,

  • zal de werkgever gehouden zijn de verzekering ten behoeve van de werknemer die deelnemer is geworden, gedurende de uittredingsperiode voort te zetten en de totaal verschuldigde premie aan de verzekeraar te betalen.

  • Het fonds vergoedt aan de werkgever de premie die voor bedoelde pensioenverzekeringen aan de verzekeraar verschuldigd is tot ten hoogste de maximum premie die in het kalenderjaar voor de verplichte verzekering ingevolge het PGB geldt, ook voor lopende uitkeringen, echter niet dan na overlegging van een verklaring van de verzekeraar waarin betaling van de verschuldigde premie wordt bevestigd.

  • 4. Indien een werkgever als bedoeld in het vorige lid vanwege faillissement in gebreke blijft zijn daar genoemde verplichtingen te voldoen zal het fonds een bedrag, te berekenen volgens door het bestuur vast te stellen richtlijnen, ter betaling van pensioenpremie aan de verzekeraar ter beschikking stellen.

  • Door het fonds deswege betaalde pensioenpremies worden verhaald op de werkgever.

Artikel 12 Overlijdensuitkering

  • 1. Indien een deelnemer voor het bereiken van zijn 65e jaar overlijdt, wordt de uitkering voor zover niet reeds uitbetaald, vanaf de dag na overlijden tot en met één maand na de dag van het overlijden uitbetaald – voor zover mogelijk in een bedrag ineens –:

    • a. aan de langstlevende van de echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

    • b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige wettige en natuurlijke kinderen;

    • c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels voorzag in de kosten van het bestaan en met wie hij in gezinsverband leefde.

  • Voor de toepassing van het eerste lid, sub a worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren tenzij het betreft bloedverwanten in eerste of tweede graad. Van een gezamenlijke huishouding als hier bedoeld, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid wordt de uitkering met ingang van de dag na het overlijden, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3 en 5, verhoogd tot het ZW-dagloon dat voor het overlijden zou hebben gegolden bij voortduren van het dienstverband.

  • 3. Indien er geen rechthebbenden zijn als bedoeld in het eerste lid wordt de uitkering als bedoeld in het eerste lid, voor zover niet reeds uitbetaald na het overlijden van degene aan wie de uitkering is toegekend, tot en met de laatste dag der maand, waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald aan de persoon of de personen, die daarvoor naar het oordeel van het bestuur in aanmerking komt resp. komen, mits deze daartoe binnen zes maanden na het overlijden een verzoek bij het bestuur heeft resp. hebben ingediend.

  • 4. Het in het eerste lid bepaalde mist toepassing indien de in het eerste lid bedoelde deelnemer ten tijde van het overlijden uitkering ingevolge de ZW, WAO of AAW genoot.

Artikel 13 Aanvraag uitkeringen

  • 1. De deelnemer, die aanspraak maakt op een uitkering resp. toeslagen, is verplicht ten minste twee maanden voor de datum waarop hij vervroegd zal uittreden, bij het fonds een aanvraag in te dienen. Het fonds zal dan tijdig aan de deelnemer het aanvraagformulier ter beschikking stellen.

  • 2. De gevolgen van het te laat aanvragen van de uitkering worden bij bestuursbesluit geregeld.

Artikel 14 Einde uitkeringen

De in dit reglement genoemde uitkeringen eindigen:

  • a. per de eerste van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt;

  • b. op de dag volgende op die waarop de deelnemer zonder de 65-jarige leeftijd te hebben bereikt, is overleden;

  • c. per de datum met ingang waarvan het bestuur met toepassing van het tweede lid van artikel 23 besluit de uitkering te beëindigen.

HOOFDSTUK VII

GRONDSLAGEN

Artikel 15 Heffingsgrondslag, loon

  • 1. Grondslag voor de berekening van de door de werkgever af te dragen premie is het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. Grondslag voor de berekening van de in te houden werknemerspremie is het brutoloon van de werknemer.

  • 2. Niet in geld genoten loon wordt berekend naar het bedrag van de geldswaarde, waarbij onderricht niet wordt meegerekend.

  • 3. Het bestuur stelt de geldswaarde van huisvesting en van kost vast.

  • 4. In afwijking van het in lid 1 bepaalde wordt onder loon niet verstaan de uitkering die de werknemer ontvangt uit hoofde van de WAO/WW, alsmede het loon dat wordt gegeven in aanvulling op een uitkering ingevolge de WAO/WW.

  • 5. Onder loon wordt mede verstaan de loondervingsuitkering alsmede de eventuele aanvulling op het loon en/of de loondervingsuitkering die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid al dan niet via derden ontvangt.

Artikel 16 Vaststelling premieloon

  • 1. De verschuldigde jaarpremie als bedoeld in artikel 18 wordt berekend met inachtneming van de door de werkgever daartoe te verstrekken loongegevens.

  • 2. Laat de werkgever na die loongegevens voor het door het bestuur daartoe vastgestelde tijdstip te verstrekken of zijn die gegevens kennelijk onjuist, dan stelt het bestuur het loon naar beste weten vast. Het bestuur is bevoegd de alsdan vast te stellen premie te verhogen met een opslag van 5% van dat bedrag met een minimum van f 50,–. Deze verhoging wordt als premie beschouwd.

  • 3. Het bestuur kan een besluit tot vaststelling van het loon te allen tijde herzien, zolang niet meer dan drie kalenderjaren zijn verstreken sedert het einde van het boekjaar waarin de premie verschuldigd is geworden.

Artikel 17 Maximum premieloon

Voor de berekening van de premies komt het loon dat bij dezelfde werkgever voor dezelfde werknemer meer heeft bedragen dan het bedrag dat verkregen wordt door vermenigvuldiging van anderhalf maal het bedrag als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering met het aantal dagen waarop de werknemer bij de werkgever heeft gewerkt, voor dat meerdere niet in aanmerking.

HOOFDSTUK VIII

PREMIE

Artikel 18 Premie

Werkgevers en werknemers zijn verplicht tot betaling van een premie aan het fonds.

Werkgevers zijn een premie verschuldigd van 6,80% van het loon. Hiervan wordt, als werknemersdeel in de premie, door de werkgever ingehouden op het loon 3,40%.

Artikel 19 Afdracht van de premie

  • 1. De door de werkgever en werknemer verschuldigde premie wordt door het fonds, bij wijze van voorschot en in mindering op het over een boekjaar verschuldigde totaal van de premies aan de werkgever in rekening gebracht, in zodanige termijnen, op zodanige tijdstippen en tot zodanige bedragen als het bestuur nodig oordeelt; indien tijdens een boekjaar het premiepercentage gewijzigd wordt, kan het bestuur besluiten dat een voorschotpremie en het na afloop van het boekjaar vast te stellen totaal van de premies tegen een gemiddeld premiepercentage, door het bestuur vast te stellen, in rekening wordt gebracht.

  • Daarenboven kan het bestuur besluiten, indien het dit nodig oordeelt, ter zekerheidsstelling van premie-afdracht, een extra voorschot ter grootte van de premie over ten hoogste 1 jaar in rekening te brengen.

  • 2. De werkgever is verplicht de verschuldigde premie binnen 7 dagen na dagtekening van de nota te voldoen. Bij niet betaling binnen deze termijn is de werkgever door het enkele verloop van die termijn in gebreke.

Artikel 20 Te late betaling

  • 1. De werkgever die nalaat enig ingevolge het voorgaande artikel door hem te betalen bedrag op het daarvoor door het bestuur vastgestelde tijdstip te voldoen, zal een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 2. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde schadevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op eerste vordering van het fonds alle kosten te betalen, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

HOOFDSTUK IX

VERPLICHTINGEN

Artikel 21 Opgaven en inlichtingen

  • 1. Werkgevers en werknemers zijn verplicht om aan het fonds of diens gemachtigde(n) alle inlichtingen of opgaven te verstrekken, welke het bestuur voor de uitvoering van de statuten en het reglement nodig acht.

  • 2. Desgevraagd zullen zij aan het fonds of diens gemachtigde inzage geven in die boeken en bescheiden waarvan het bestuur dit noodzakelijk acht.

Artikel 22 Verplichtingen werknemer

Onverminderd de verplichtingen die voor hem uit het elders in dit reglement bepaalde voortvloeien, is de werknemer verplicht, met inachtneming van eventueel nader door het bestuur te stellen regels, aan te tonen dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vervroegde uittreding, waaronder het voor hem geldende criterium van 10 jaar, resp. 35 jaar, resp. 40 jaar. Het bestuur heeft te allen tijde het recht nader onderzoek in te stellen.

Artikel 23 Verplichtingen deelnemer

  • 1. Onverminderd de verplichtingen die voor hem uit het elders in dit reglement bepaalde voortvloeien, is de deelnemer verplicht:

    • a. zich gedurende de uittredingsperiode te onthouden van het verrichten van werkzaamheden waarvoor normaliter loon of een vergoeding wordt uitbetaald, tenzij het bestuur voor het verrichten van die werkzaamheden toestemming heeft verleend;

    • b. zich bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, ontstaan binnen een maand na het einde der dienstbetrekking terstond ziek te melden bij het fonds, waarna het fonds die deelnemer zal aanmelden bij de Uitvoeringsinstelling, waaronder de laatste werkgever van die deelnemer viel;

    • c. indien hij wegens ziekte arbeidsongeschikt wordt binnen het eerste jaar van zijn vervroegde uittreding, en vervolgens gedurende 3 achtereenvolgende maanden arbeidsongeschikt blijft, van de arbeidsongeschiktheid onverwijld schriftelijk mededeling te doen aan het fonds;

    • d. een hem eens per drie maanden toegezonden vragenformulier ingevuld en getekend binnen de daarvoor gestelde termijn aan het fonds terug te sturen.

  • 2. Bij niet-nakoming van een of meer van de in het eerste lid dan wel elders in dit reglement genoemde verplichtingen kan het bestuur besluiten de uitkeringen te beëindigen dan wel te herzien en gedurende drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin de uitkering is verleend, ten onrechte genoten uitkeringen terug te vorderen. Het bestuur kan een eenmaal beëindigde uitkering heropenen al dan niet onder door het bestuur te stellen voorwaarden.

Artikel 24 Verplichtingen werkgever

  • 1. Onverminderd de verplichtingen die voor hem uit het elders in dit reglement bepaalde voortvloeien, is de werkgever verplicht een hem in het kader van de uitvoering van dit reglement toegezonden loonspecificatieformulier, waarvan de door de werkgever in te vullen gegevens dienen voor het berekenen van de uitkering te ondertekenen, te doen ondertekenen door de werknemer en het daarna ten spoedigste aan het fonds te retourneren.

  • 2. De als gevolg van het verstrekken van onjuiste gegevens geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen kunnen worden teruggevorderd. Behalve de geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen, kunnen in geval van nalatigheid worden teruggevorderd: een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, en/of alle kosten, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

  • 3. Voor het terugbetalen van de door de werknemer ten onrechte genoten uitkeringen als bedoeld in het tweede lid zijn de werkgever en de werknemer hoofdelijk aansprakelijk.

  • 4. Het terugvorderingsrecht van het fonds als bedoeld in het tweede lid, verjaart door verloop van drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin geheel of ten dele ten onrechte betalingen zijn gedaan.

HOOFDSTUK X

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 25 Inwerkingtreding

Het reglement is op 1 februari 19971 in werking getreden.

Artikel 26 Overgangsbepaling

  • 1. Op werknemers die vóór 1 januari 1995 vanaf hun 60e jaar vervroegd hadden kunnen uittreden op basis van de vervroegde uittredingsregeling zoals die voor die datum gold, doch het moment waarop zij vervroegd uittreden hebben uitgesteld tot na die datum, zijn de bepalingen omtrent de hoogte van de uitkering zoals die golden vóór 1 januari 1995, onverkort gedurende de looptijd van hun Vut-uitkering van toepassing.

  • 2. Op werknemers die vóór 1 januari 1995 vanaf hun 56e jaar vervroegd hadden kunnen uittreden op basis van de vervroegde uittredingsregeling zoals die voor die datum gold, doch het moment waarop zij vervroegd uittreden hebben uitgesteld tot na die datum, zijn de bepalingen omtrent de hoogte van de uitkering en de uittredingsleeftijd zoals die golden vóór 1 januari 1995, onverkort gedurende de looptijd van hun Vut-uitkering van toepassing.

  • 3. Op werknemers (voor wie het bepaalde in het eerste lid niet van toepassing is) die vóór 1 februari 1997 vanaf de leeftijd van 60 jaar vervroegd zouden kunnen uittreden op basis van de vervroegde uittredingsregeling zoals die voor die datum gold, doch het moment waarop zij vervroegd uittreden uitstellen tot na die datum, zijn de bepalingen omtrent de hoogte van de uitkering en de uittredingsleeftijd zoals die golden vóór 1 februari 1997, onverkort gedurende de looptijd van hun Vut-uitkering van toepassing.

  • 4. Op werknemers (voor wie het bepaalde in het tweede lid niet van toepassing is) die vóór 1 februari 1997 vanaf hun 57e jaar vervroegd zouden kunnen uittreden op basis van de vervroegde uittredingsregeling zoals die voor die datum gold, doch het moment waarop zij vervroegd uittreden uitstellen tot na die datum, zijn de bepalingen omtrent de hoogte van de uitkering en de uittredingsleeftijd zoals die golden vóór 1 februari 1997, onverkort gedurende de looptijd van hun Vut-uitkering van toepassing.

BIJLAGE I

TABEL GEBOORTEJAAR EN UITTREDINGSCOMBINATIE

(Werknemers geboren vanaf 1 februari 1937 tot 1 januari 1949)

geboortejaaruittredingsleeftijduitkeringshoogte netto
1937 (vanaf 1 febr.)60 jaar en 2 maanden98%
193860 jaar en 4 maanden96%
193960 jaar en 6 maanden94%
194060 jaar en 8 maanden92%
194160 jaar en 10 maanden90%
194261 jaar87%
194361 jaar en 2 maanden84%
194461 jaar en 4 maanden81%
194561 jaar en 6 maanden78%
194661 jaar en 9 maanden75%
1947–194862 jaar70%

BIJLAGE II

TABEL VUT-UITKERINGSPERCENTAGE PER GEBOORTEJAAR EN AANTAL DIENSTJAREN

(Werknemers van 62 jaar en ouder, geboren vanaf 1 januari 1949 tot 1 januari 1955)

aantal dienstjarengeboortejaar 1949–19501951–19521953–1954
40 of meer707070
3969,56968,5
386968,567,5
3768,567,566
3668,566,565
356865,563,5
3467,56562
33676461
3266,56359,5
316662,558
30666257
2965,56155,5
286559,554,5
2764,558,553
26645851,5
2563,55750,5
24635649
2362,55547,5
2262,554,546,5
216253,545
206252,544
196151,542,5
1860,55141
17605040
1659,54938,5
15594837
1458,547,536
135846,534,5
125845,533,5
1157,544,532
10574430,5

BIJLAGE III

TABEL

(Werknemers met 40 dienstjaren of 35 ploegendienstjaren)

geboortejaarvut-leeftijdhoogte uitkering netto
193858 jaar86%
193958 jaar84%
194058 jaar82%
194159 jaar80%

III. Indien en voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 29 april 1997

C. J. Meerhof.


XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Voor meer informatie: Grafische Bedrijfsfondsen, Postbus 7855, 1008 CA Amsterdam, telefoon 020-5418418.

XNoot
2

Noot van partijen: tussen het FWG en de Vut-fondsen voor boeken- en tijdschriftenuitgeverijen, het kartonnage- en flexibele verpakkingsbedrijf en de tijdschriftenjournalisten is overeengekomen dat voor de toepassing van het zgn. 10-jaarscriterium de jaren, doorgebracht onder de werkingssfeer van deze fondsen, bij elkaar opgeteld zullen worden.

Naar boven