Ontwerp-besluit wijziging bijlage VI Binnenschepenbesluit

Ingevolge artikel 58, tweede lid, van de Binnenschepenwet, kan een ieder, gedurende twee maanden vanaf de dag waarop deze bekendmaking is geschied, wensen en/of bezwaren met betrekking tot het onderstaande ontwerp-besluit ter kennis brengen van de Minister van Verkeer en Waterstaat, Postbus 20901, 2500 EX Den Haag.

Besluit van ... houdende wijziging van bijlage VI van het Binnenschepenbesluit in verband met de herziening van de voorschriften en bepalingen betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Nederlandse binnenwateren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van ... 1997, nr. DGSM/J-9700 ..., Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, gedaan na overleg met Onze Minister van Landbouw en Visserij;

Gelet op de artikelen 5, eerste en derde lid, 10, eerste lid, en 27, zevende lid, van de Binnenschepenwet;

De Raad van State gehoord (advies van ..., nr. ...);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van ..., nr. DGSM/J-9700 ..., Directoraat Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, uitgebracht na overleg met Onze Minister van Landbouw en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Bijlage VI van het Binnenschepenbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.01 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ’hoofdstuk 2’ toegevoegd: van deze bijlage.

2. In het tweede lid wordt ’hoofdstukken 2, 3 en 4’ vervangen door: hoofdstukken 2, 3, 4 en 6 van deze bijlage.

3. In het derde lid wordt ’hoofdstukken 2, 3 en 5’ vervangen door: hoofdstukken 2, 3, 5 en 6 van deze bijlage.

4. In het vierde lid wordt ’hoofdstukken 2, 3 en 4’ vervangen door: hoofdstukken 2, 3, 4 en 6 van deze bijlage.

5. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Rijksvaartuigen moeten voldoen aan de regelen van bijlage II, met inachtneming van hoofdstuk 7 van deze bijlage indien zij geschikt zijn om ligplaats te nemen langszijde van de volgende schepen:

a. schepen die ingevolge de desbetreffende bepalingen van de scheepvaartreglementen moeten zijn voorzien van een of meer blauwe lichten dan wel een of meer blauwe kegels;

b. schepen die gevaarlijke stoffen als bedoeld in randnummer 6000 (1) van bijlage 1 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stof-fen 1997 (VBG) vervoeren, met uitzondering van de gevaarlijke stoffen, bedoeld in randnummer 6002 (4), maar die niet de verplichting hebben, bedoeld onder a.

6. Onder vernummering van het zesde tot het zevende lid wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, luidende:

6. Andere rijksvaartuigen dan bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, welke geschikt zijn om ligplaats te nemen langszijde van de in het vijfde lid bedoelde schepen, moeten tevens voldoen aan de regelen van bijlage II, met inachtneming van de hoofdstukken 2, 3, 4 en 6 van deze bijlage.

B

Artikel 7.01 komt te luiden:

Artikel 7.01 Constructie en uitrusting

1. Rijksvaartuigen die geschikt zijn om ligplaats te nemen langszijde van schepen die een seinvoering met een blauw licht dan wel met een blauwe kegel moeten voeren, met uitzondering van tankschepen tijdens het laden, lossen en ontgassen tijdens stilliggen, of langszijde van schepen als bedoeld in artikel 1.01, vijfde lid, onder b, moeten voldoen aan de voorschriften genoemd in randnummer 10 219 (1), tweede volzin, van bijlage 1 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen 1997 (VBG), met uitzondering van de randnummers 10 260 (2), 110 232 (1), 110 252 (2), 110 271 en 110 274 en met dien verstande dat:

a. indien in een randnummer van naar de laadruimen of de beschermde zone gerichte openingen wordt gesproken hiermede alle openingen van de

dienstruimten, de accommodatie of het stuurhuis worden bedoeld;

b. indien in een randnummer van beschermde zone wordt gesproken hiermede het buitendek van het schip wordt bedoeld;

c. indien in een randnummer een afstand wordt vermeld, deze geldt horizontaal gemeten vanaf de scheepshuid. Bij een scheepsbreedte van minder dan 4 m moeten de in de randnummers 110 231 (2), 110 234 (1) en 110 241 (1) genoemde openingen zich op het hart van het schip bevinden.

2. De schepen, bedoeld in het eerste lid, worden voorzien van een certificaat van goedkeuring met de vermelding dat het certificaat is uitgereikt op grond van randnummer 10 219 (1).

3. Rijksvaartuigen die geschikt zijn om ligplaats te nemen langszijde van tankschepen tijdens het laden, lossen en ontgassen tijdens stilliggen, die een seinvoering met een blauw licht dan wel met een blauwe kegel moeten voeren, of langszijde van schepen die een seinvoering met twee of drie blauwe lichten dan wel met twee of drie blauwe kegels moeten voeren, moeten voldoen aan de voorschriften genoemd in randnummer 10 219 (1), tweede volzin, van bijlage 1 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stof-fen 1997 (VBG), met uitzondering van de randnummers 10 260 (2), 110 232 (1), 110 252 (2), 110 271 en 110 274 en met dien verstande dat:

a. indien in een randnummer van naar de laadruimen of de beschermde zone gerichte openingen wordt gesproken hiermede alle openingen van de dienstruimten, de accommodatie of het stuurhuis worden bedoeld;

b. indien in een randnummer van beschermde zone wordt gesproken hiermede het buitendek van het schip wordt bedoeld;

c. indien in een randnummer een afstand wordt vermeld, deze geldt horizontaal gemeten vanaf de scheepshuid. Bij een scheepsbreedte van minder dan 4 m moeten de in de randnummers 110 231 (2), 110 234 (1) en 110 241 (1) genoemde openingen zich op het hart van het schip bevinden.

4. De schepen, bedoeld in het derde lid, moeten tevens voldoen aan de voorschriften genoemd in de volgende randnummers:

331 200 (3), onder d), en (5);

331 210 (1) en (2);

331 212 (5), met dien verstande dat de genoemde afstand geldt horizontaal gemeten vanaf de scheepshuid;

331 217 (3);

331 231 (4), met dien verstande dat met een oppervlaktetemperatuur van maximaal 300 °C wordt gerekend;

331 231 (5);

331 250 (1), onder c), en (2);

331 251 (1) en (2);

331 251 (3), met dien verstande dat het hier uitsluitend elektrische toestellen aan dek betreft welke moeten voldoen aan de beperkt explosieveilige uitvoering en een oppervlaktetemperatuur van maximaal 300 °C bezitten;

331 252 (3), met dien verstande dat de genoemde afstand geldt horizontaal gemeten vanaf de scheepshuid; en

331 252 (4) en (5).

5. De schepen, bedoeld in het derde lid, worden voorzien van een certificaat van goedkeuring met de vermelding dat het certificaat is uitgereikt op grond van randnummer 10 219 (1) en dat het schip geschikt is om ligplaats te nemen langszijde van tankschepen tijdens het laden, lossen en ontgassen tijdens stilliggen, die een seinvoering met een blauw licht dan wel met een blauwe kegel moeten voeren, of langszijde van schepen die een seinvoering met twee of drie blauwe lichten dan wel met twee of drie blauwe kegels moeten voeren.

6. Op een geschikte plaats in het stuurhuis van rijksvaartuigen als bedoeld in het eerste lid zijn instructies aanwezig, waarin is vermeld dat tijdens het ligplaats nemen langszijde van schepen als bedoeld in het eerste lid aan boord van het schip:

a. geen vuur of onbeschermd licht aanwezig mag zijn; en

b. het verboden is om aan boord van het schip te roken.

7. Op een geschikte plaats in het stuurhuis van rijksvaartuigen als bedoeld in het derde lid zijn instructies aanwezig, waarin is vermeld dat tijdens het ligplaats nemen langszijde van schepen als bedoeld in het eerste en derde lid aan boord van het schip:

a. geen vuur of onbeschermd licht aanwezig mag zijn; en

b. het verboden is om aan boord van het schip te roken.

8. Op een geschikte plaats in het stuurhuis van rijksvaartuigen als bedoeld in het derde lid zijn instructies aanwezig, waarin is vermeld dat:

a. tijdens het ligplaats nemen langszijde van schepen als bedoeld in het derde lid tevens alle toegangen vanaf dek en alle openingen van ruimten naar de buitenlucht gesloten moeten zijn, met uitzondering van:

1°. aanzuigopeningen van in bedrijf zijnde motoren;

2°. ventilatieopeningen van machinekamers indien de motoren in bedrijf zijn;

3°. ventilatieopeningen van een overdrukinstallatie als bedoeld in randnummer 331 252 (3)b); en

4°. ventilatieopeningen, welke zijn voorzien van een gasdetectie-installatie als bedoeld in randnummer 331 252 (3)b);

b. na het aanspreken van de in onderdeel a, onder 4°, genoemde gasdetectieinstallatie alle apparatuur aan boord welke niet voldoet aan de uitvoering beperkt explosieveilig, wordt uitgeschakeld en de ventilatieopeningen worden gesloten;

c. tijdens het ligplaats nemen langszijde van schepen als bedoeld in het derde lid tevens toegangen en openingen slechts indien noodzakelijk voor korte tijd met toestemming van de schipper mogen worden geopend; en

d. na het verlaten van de ligplaats de van dek af toegankelijke ruimten moeten worden geventileerd op zodanige wijze dat geen gevaar voor de omgeving bestaat.

C

In artikel 8.03 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede: en van artikel 7.01, derde lid.

2. Aan het eerste lid wordt een nieuwe volzin toegevoegd, luidende:

Op een geschikte plaats in het stuurhuis van deze schepen zijn instructies aanwezig zijn, waarin is vermeld dat tijdens het ligplaats nemen langszijde van schepen als bedoeld in artikel 7.01, eerste of derde lid aan boord van het schip geen vuur of onbeschermd licht aanwezig mag zijn en dat het dan verboden is om aan boord van het schip te roken.

3. In het derde lid komt de eerste volzin te luiden:

Rijksvaartuigen als bedoeld in het eerste lid worden voorzien van een certificaat van goedkeuring met de vermelding dat het certificaat is uitgereikt op grond van randnummer 10 219 (1) en dat het schip geschikt is om ligplaats te nemen langszijde van tankschepen tijdens het laden, lossen en ontgassen tijdens stilliggen, die een seinvoering met een blauw licht dan wel met een blauwe kegel moeten voeren, of langszijde van schepen die een seinvoering met twee of drie blauwe lichten dan wel met twee of drie blauwe kegels moeten voeren.

Artikel II

Voor de toepassing van artikel 7.01 van bijlage VI van het Binnenschepenbesluit zijn op de voorschriften genoemd in de randnummers van bijlage 1 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen 1997 (VBG) waarnaar wordt verwezen, de overgangsvoorschriften van bijlage 1 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen 1997 (VBG) van toepassing, welke zijn opgenomen in de tabel van aanhangsel 2 van bijlage B1 en de tabel van aanhangsel 5 van bijlage B2, met dien verstande dat:

a. onder in bedrijf zijnde rijksvaartuigen wordt verstaan: rijksvaartuigen die voor de dag van inwerkingtreding van dit besluit in het bezit zijn van een geldig certificaat van goedkeuring;

b. voor in bedrijf zijnde rijksvaartuigen de in de genoemde tabellen vermelde overgangsvoorschriften en termijnen gelden;

c. in bedrijf zijnde rijksvaartuigen aan de voorschriften van alle niet in de genoemde tabellen vermelde randnummers binnen een jaar na inwerkingtreding van dit besluit moeten voldoen;

d. bouw en uitrusting van in bedrijf zijnde rijksvaartuigen ten minste op de huidige stand met betrekking tot de veiligheid worden gehouden;

e. de conform de voor de dag van inwerkingtreding van dit besluit geldende voorschriften afgegeven certificaten van goedkeuring tot de daarin vermelde afloopdatum geldig blijven;

f. in de tabellen ’N.V.O.’ betekent dat het voorschrift niet van toepassing is op in bedrijf zijnde rijksvaartuigen, tenzij de desbetreffende delen worden vervangen of omgebouwd, met dien verstande dat het voorschrift slechts van toepassing is op nieuwbouw, bij vervanging of bij ombouw, en in zoverre dat indien bestaande delen worden vervangen door delen die in techniek en bouwwijze gelijk zijn, dit geen vervanging betekent in de zin van de overgangsvoorschriften;

g. in de tabellen ’Vernieuwing Certificaat van Goedkeuring’ betekent dat aan het voorschrift na inwerkingtreding van dit besluit, bij de eerstvolgende vernieuwing van het certificaat van goedkeuring wordt voldaan. Indien het certificaat van goedkeuring binnen een jaar vanaf de dag van inwerkingtreding van dit besluit afloopt, behoeft, onafhankelijk van de afloopdatum, pas een jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit aan het voorschrift te worden voldaan.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,
...

Nota van toelichting

Algemeen

Op 1 januari 1995 is het Reglement betreffende het vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen uit 1977, vervangen door het Reglement vervoer over de binnenwateren van ge-vaarlijke stoffen (VBG). Daarbij is tevens bijlage 1 van het VBG: voorschriften en bepalingen betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Nederlandse binnenwateren, zijnde de Nederlandse vertaling van het Reglement vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR) en de daarbij behorende bijlagen, vervangen door het nieuwe - geheel herziene - ADNR.

Het onderhavige besluit voorziet in de wijziging van bijlage VI van het Binnenschepenbesluit naar aanleiding van bovengenoemde vervanging van het VBG uit 1977 door het nieuwe VBG. Het gaat voornamelijk om aanpassing van verwijzingen in bijlage VI van het Binnenschepenbesluit naar de gewijzigde randnummers van het herziene ADNR. Daarnaast zijn er enkele nieuwe bepalingen opgenomen en een aantal redactionele wijzigingen doorgevoerd.

Op 1 januari 1997 is het Reglement vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (VBG) vervangen door de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen 1997 (VBG). Daarbij zijn wederom wijzigingen in het ADNR aangebracht welke tevens zijn verwerkt in de onderhavige wijziging van bijlage VI van het Binnenschepenbesluit.

Aangezien in het onderhavige besluit technische voorschriften worden vastgesteld, is dit besluit op grond van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109), in ontwerp genotificeerd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Ter uitvoering van artikel 58, tweede lid, van de Binnenschepenwet werd een voorontwerp van het onderhavige besluit (met de toelichting) bekendgemaakt in de Staatscourant van ... (nr. ...). Van deze bekendmaking is mededeling gedaan aan de Staten-Generaal.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Artikel 1.01 is op een aantal plaatsen gewijzigd.

In de eerste plaats worden de voorschriften waaraan de in het tweede, derde en vierde lid bedoelde rijksvaartuigen met inachtneming van bijlage II moeten voldoen, uitgebreid met hoofdstuk 6 van bijlage VI.

In de tweede plaats wordt het toepassingsbereik van het vijfde lid uitgebreid. Er wordt nu bepaald dat ook indien ligplaats wordt genomen naast een schip dat niet voorzien hoeft zijn van lichten of kegels, maar wel gevaarlijke stoffen als bedoeld in rangnummer 6000 (1) van het ADNR - met uitzondering van de gevaarlijke stoffen, bedoeld in rangnummer 6002 (4) - vervoert, er moet worden voldaan aan de voorschriften, genoemd in het ADNR. Hiermee wordt gevolg gegeven aan de in de praktijk ontstane behoefte om ook rijksvaartuigen die een ligplaats kunnen nemen naast schepen die wel gevaarlijke stoffen vervoeren, maar die niet voorzien zijn van lichten of kegels, aan de voorschriften van hoofdstuk 7 van bijlage VI te laten voldoen.

Tenslotte is een nieuw zesde lid ingevoegd. Dit nieuwe lid zorgt ervoor dat rijksvaartuigen die geschikt zijn om ligplaats te nemen langszijde van de in het vijfde lid bedoelde schepen, maar die niet behoren tot de in het eerste, tweede, derde of vierde lid bedoelde rijksvaartuigen, ook aan de voorschriften van de hoofdstukken 2, 3, 4 en 6 van bijlage VI moeten voldoen.

Naast aanpassing van de verwijzingen in bijlage VI van het Binnenschepenbesluit naar de gewijzigde randnummers van het herziene ADNR, zijn in het zesde, zevende en achtste lid van artikel 7.01 tevens nieuwe bepalingen opgenomen. Deze houden in dat aan boord van schepen als bedoeld in artikel 7.01, eerste en derde lid, instructies aanwezig moeten zijn en wat er in die instructies moet worden vermeld. De bemanning wordt hierdoor in staat gesteld om kennis te nemen van de betreffende voorschriften, hetgeen de veiligheid aan boord zal bevorderen.

Artikel II

In dit artikel is aangeknoopt bij de overgangsvoorschriften van het ADNR. Deze overgangsvoorschriften zijn opgenomen in aanhangsel 2 van bijlage B1 en aanhangsel 5 van bijlage B2 van het ADNR. Veelal komt het er op neer dat pas bij nieuwbouw, verbouw of ombouw aan de voorschriften hoeft te worden voldaan. Dat houdt in dat de betreffende voorschriften niet van toepassing zijn op schepen die reeds in bedrijf zijn, tenzij de desbetreffende delen worden omgebouwd. Verder zijn er voorschriften waaraan bij de eerstvolgende vernieuwing van het certificaat van goedkeuring moet worden voldaan. Aan voorschriften waarvan de randnummers - en eventueel leden of letters - niet in de genoemde tabellen zijn vermeld moet binnen een jaar na inwerkingtreding van dit besluit worden voldaan.

Naar boven