Instelling Commissie Financieringsmodaliteiten

Instelling Commissie van Onderzoek naar en advies over de financiële relaties tussen Nederland en de Nederlandse Antillen

13 maart 1997

Nr. 97831

De minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, alsmede de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm,

overwegende, dat het wenselijk is het beleid van de Nederlandse regering tot verlenging van financiële steun aan de Nederlandse Antillen te heroverwegen teneinde de effectiviteit van deze steunverlenging te vergroten;

gelet op artikel 6 van de Kaderwet adviescollege;

Besluit:

een commissie van deskundigen in te stellen, waarop de volgende regels van toepassing zijn.

Artikel 1

Er is een Commissie Financieringsmodaliteiten, hierna te noemen: de Commissie.

Artikel 2

De Commissie heeft tot taak:

a. de huidige wijze van financiële ondersteuning van de Nederlandse Antillen door Nederland te analyseren en te evalueren en daarover te adviseren;

b. het beschrijven en op hun mogelijkheden en wenselijkheid onderzoeken van financieringsmodaliteiten voor gebruik op middellange en lange termijn, en daarbij onder meer aandacht te geven aan:

- het vormen van ontwikkelingsfondsen voor de Landsregering en de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen, gekoppeld aan hun begrotingen en (mede) gevoed uit Nederlandse financieringsmiddelen;

- het opzetten en/of uitbouwen van ontwikkelingsbanken met een budget dat (mede) wordt geleverd door Nederland, wellicht vooral gericht op economische ontwikkeling en infrastructurele werken;

- het oprichten van een aan de Nederlandse overheid gerelateerd agentschap dat de Nederlandse samenwerkingsmiddelen inzet voor de ontwikkeling van de Nederlandse Antillen;

- verbetering van het opereren met financieringstoekenningen door de minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, op basis van voorgelegde programma’s en projecten;

- andere modellen die naar de mening van de Commissie van betekenis zijn;

c. advies uit te brengen over het te voeren beleid van de Nederlandse regering met betrekking tot de financiële steunverlening aan de Nederlandse Antillen.

Artikel 3

De Commissie vervult haar taak met inachtneming van de uitgangspunten en beginselen van beleid, vermeld in de bij dit besluit behorende appendix.

Artikel 4

1. De Commissie bestaat uit:

- de heer ir. G. R. Wawoe, voorzitter;

- de heer prof. dr. L. B. M. Mennes, lid;

- de heer ir. P. O. Vermeulen, lid.

De voorzitter en leden zijn benoemd op persoonlijke titel.

2. De minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Financiën en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking wijzen elk een ambtelijk deskundige voor de Commissie aan. Op verzoek van de voorzitter nemen deze deskundigen deel aan beraadslagingen van de Commissie, voor het verstrekken van feitelijke en beleidsmatige informatie.

3. Secretaris, niet zijnde lid van de Commissie, is de heer drs. N. F. Roest.

Artikel 5

1. De Commissie vangt haar werkzaamheden aan met onmiddellijk ingang.

2. De Commissie brengt vóór 1 juli 1997 haar eindrapport uit aan de Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken. Op diens verzoek doet de Commissie hem tussentijds verslag van haar werkzaamheden en pleegt daarover overleg.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


Den Haag, 13 maart 1997. De Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,
J. J. C. Voorhoeve. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
J. Kohnstam.

Appendix

Kaders voor onderzoek en advisering inzake het Nederlandse beleid tot financiële steunverlening aan de Nederlandse Antillen

De Nederlandse financiële steunverlening aan de Nederlandse Antillen is gericht op het bevorderen van economische en maatschappelijke ontwikkeling, de instandhouding en verbetering van de democratische rechtsstaat en deugdelijkheid van bestuur en de verzekering van goed financieel beleid. De Nederlandse steun dient derhalve ’doelgericht’ te worden besteed. Daarnaast moet de eis worden gesteld van verantwoording en controle ten aanzien van de besteding van overheidsgelden. Om deze redenen kan deze Nederlandse steunverlenging niet worden verstrekt in de vorm van geheel vrij besteedbare begrotingssteun aan de Koninkrijkspartners.

1. Het verlenen van financiële steun door Nederland aan de Nederlandse Antillen vindt plaats krachtens het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. In het bijzonder zijn daarbij de volgende statutaire bepalingen van belang:

- Artikel 36: ’Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba verlenen elkander hulp en bijstand’.

- Artikel 41, eerste lid: ’Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba behartigen zelfstandig hun eigen aangelegenheden’.

2. Op de steunverlening aan de Koninkrijkspartners zijn de beginselen van verantwoording over en controle op de besteding van Nederlandse begrotingsmiddelen van toepassing. De (grond-)wettelijke regelingen voor deze verantwoording en controle gelden voor elke modaliteit, waarin de steun wordt verstrekt.

3. De politieke uitgangspunten van het beleid van de Nederlandse regering zijn neergelegd in het Regeerakkoord ’Keuzen voor de Toekomst’, van 13 augustus 1994. Daarin is het uitgangspunt vastgelegd van een blijvende relatie binnen het Koninkrijk, ’op basis van een gemeenschappelijk, wederzijds erkend belang bij deugdelijk bestuur, goed onderwijs en een leefbare samenleving’. Daarnaast is de Regeringsverklaring van 31 augustus 1994 van belang. Daarin wordt uitgesproken dat binnen de Caribische delen van het Koninkrijk binnen de blijvende Koninkrijksrelatie ’de eigen verantwoordelijkheid in autonomie moeten kunnen waarmaken, terwijl het Koninkrijk vooral een waarborgfunctie vervult.’ Voor de Nederlandse regering staat het belang van een democratische bestuursvorm voorop met waarborgen voor deugdelijk bestuur, openbare verantwoording, rechtshandhaving, een redelijke welvaartsverdeling en ontwikkelingskansen voor de burgers. Voorts wordt de bereidheid van de regering uitgesproken tot hulp aan de Nederlandse Antillen bij de opgave om ingrijpende saneringen door de voeren; het kabinet acht begrotingssteun ’in deze geen adequaat instrument’.

Bij de vervulling van haar taak gaat de Commissie in beginsel uit van bovenvermelde statutaire, (grond-)wettelijke en politieke kaders en doet aanbevelingen over de wijze waarop daarbinnen de Nederlandse financiële steun aan de Nederlandse Antillen effectiever kan worden besteed ter verwezenlijking van de gestelde beleidsdoeleinden. In aanvulling daarop kan de Commissie aanbevelingen doen tot verbetering van genoemde kaders, indien dat naar haar mening de effectiviteit van het beleid ten goede kan komen.

Toelichting

De Commissie Financieringsmodaliteiten is een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescollege (Staatsblad 1996, 378). Samengevat bevat deze wet de volgende regeling voor de Commissie

1. Bevoegdheden

1.1. De Commissie bepaalt zelf haar werkwijze.

1.2. De Commissie is bevoegd de informatie in te winnen, die zij naar eigen oordeel voor een goede vervulling van haar taak nodig acht.

1.3. De Commissie kan zich voor haar taakvervulling laten bijstaan door deskundigen van buiten haar midden.

1.4. De Commissie kan zich gevraagd en ongevraagd rechtstreeks wenden tot de minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken met tussentijdse rapportages.

2. Secretariaat en ambtelijke ondersteuning

2.1. De secretaris, die geen lid is van de Commissie, verricht zijn werkzaamheden uitsluitend onder verantwoordelijkheid van de Commissie. De secretaris neemt deel aan de vergaderingen van de Commissie en aan de andere activiteiten die de Commissie voor haar taakvervulling noodzakelijk acht.

2.2. Namens de minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken wijst de hoofddirecteur van het Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, na overleg met de voorzitter van de Commissie, één of meer medewerkers van dit Kabinet aan, die de Commissie onder leiding van de secretaris ter zijde staan.

3. Informatieverstrekking

Het Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken verstrekt de Commissie de informatie en de medewerking die voor een goede taakvervulling van de Commissie nodig zijn. Bij onenigheid ter zake beslist de minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken of diens gevolmachtigde. Zij bevorderen ook de informatieverstrekking en de medewerking van andere Nederlandse departementen en overheidsinstellingen.

4. Financiën voor de taakvervulling van de Commissie

4.1. De kosten van de taakvervulling van de Commissie komen ten laste van de Rijksbegroting.

4.2. De voorzitter en de leden van de Commissie ontvangen voor hun werkzaamheden een vaste beloning krachtens het Vergoedingenbesluit adviescolleges (Staatsblad 1996, 583).

Naar boven