Circulaire inzake de raming van de restauratiebehoefte per gemeente ingevolge het Brrm 1997 (voorlichting)

«Circulaire»

DGCZ/DCE-U-97530

Aan Burgemeester en Wethouders van gemeente en Gedeputeerde Staten van Provincies

1. Inleiding

Sinds begin vorig jaar wordt gewerkt aan de totstandkoming van een nieuwe algemene maatregel van bestuur, waarin de regels voor de subsidiëring van restauraties van beschermde monumenten zijn neergelegd. Dat voorgenomen nieuwe besluit moet het huidige Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten (Brrm) vervangen en zal in deze circulaire worden aangeduid als het ’Brrm 1997’. Een ontwerp voor het Brrm 1997 heb ik begin juli 1996 voorgelegd aan een aantal instanties zoals VNG, IPO, NCM, NRF en Raad voor cultuur. Naar aanleiding van de ontvangen adviezen en commentaren is het ontwerp op een aantal onderdelen aangepast. Vervolgens is het ontwerp in de loop van november 1996 voor advies naar de Raad van State gezonden.

In het nieuwe regiem zullen gemeentelijke en provinciale budgetten worden vastgesteld, ten laste waarvan restauratiesubsidies verstrekt worden. De hoogte van die budgetten wordt bepaald op basis van de binnen de gemeenten aanwezige werkelijke restauratiebehoefte. Om deze behoefte per gemeente te kennen is een nieuwe methode ontwikkeld, waarmee de gemeenten die behoefte kunnen ramen. De betreffende methode zal in het Brrm 1997 worden voorgeschreven. In deze circulaire wordt u geïnformeerd over deze nieuwe methoden.

Om aan het eind van dit jaar de budgetten voor 1998 en volgende jaren te kunnen vaststellen, moeten de gemeenten hun behoefteraming (volgens de huidige planning) vóór 1 augustus bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg indienen. Daarvoor is het nodig dat de gemeenten tijdig met de feitelijke werkzaamheden starten en dus eveneens tijdig geïnstrueerd zijn over de nieuwe methode. Het zou niet zinvol zijn op het formele moment van inwerkingtreding van de nieuwe regeling te wachten, alvorens met de instructies te starten. Het is immers in het belang van de monumentenzorg dat zo snel als mogelijk is, mede in verband met de extra verkregen subsidiegelden, op basis van de nieuwe systematiek gewerkt gaat worden.

Daarom is reeds in de periode oktober/november 1996, in het kader van de door het Nationaal Contact Monumenten, het Nationaal Restauratiefonds en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg georganiseerde cursussen ’Actualiteiten en ontwikkelingen’, op verschillende locaties in het land voorlichting over dit onderwerp gegeven. Aansluitend hierop worden door de Rijksdienst voor de Monumen-tenzorg (RdMz) instructiedagen georganiseerd over de wijze waarop gemeenten een behoefteraming dienen op te stellen. Hierover heeft u separaat bericht ontvangen.

2. Behoefteraming

§1 Algemeen

Voor de verdeling van de rijksmiddelen voor restauratie zal dus met het in werking treden van het Brrm 1997 de daadwerkelijke behoefte op lokaal niveau als uitgangspunt gelden. In het Strategisch Plan voor de monumentenzorg is geconstateerd dat de meerjarenprogramma’s, zoals deze nu door gemeenten worden vastgesteld ter onderbouwing van de behoefte, sterk uiteenlopen in kwaliteit. Zij bieden daarom onvoldoende basis voor een objectieve verdeling van de middelen naar behoefte. Om die reden is een uniforme methodiek ontwikkeld, die aan de volgende criteria voldoet: objectiviteit, controleerbaarheid en uitvoerbaarheid.

De systematiek van behoefteraming maakt het niet noodzakelijk dat alle objecten binnen een gemeente worden betrokken in de behoefteraming. Het aantal ’opnamen’ (het aantal objecten dat wordt beoordeeld) kan tevoren worden beperkt aan de hand van reeds bekende gegevens over het object. Van de zijde van de RdMz zullen gegevens vanuit het systeem Gedecentraliseerde Monumentgerichte Zorgsubsidies (GMZ) en de Objecten Data Bank (ODB) worden verstrekt, op grond waarvan deze selectie mede kan worden gemaakt

§2 Objectiviteit

De eis van objectiviteit houdt in dat de methodiek van behoefteraming zodanig is ingericht, dat toepassing daarvan door verschillende personen/instanties in gelijke situaties leidt tot gelijke uitkomsten.

Van de belangrijkste bouwdelen, ruimten en - indien relevant - de bijzondere componenten, moeten de aard, de omvang en de maatregelen die betrekking hebben op de uit te voeren werkzaamheden worden vastgelegd. Er wordt dus niet gevraagd een schatting te maken van de kosten van de maatregel(en). Om de gegevens uit de behoefteraming om te zetten in geld, wordt gebruik gemaakt van een in opdracht van het ministerie ontwikkeld rekenmodel. Hierbij spelen zogenoemde kostenkengetallen een rol die een waardering uitdrukken van de onderscheiden werkzaamheden. De specifieke aspecten van het object (bijvoorbeeld eenvoudig of juist rijk gedecoreerd) worden eveneens meegewogen.

Met een dergelijk systeem wordt bovendien bereikt dat afwijkingen ten gevolge van verschil in kennis en inzicht in de kosten van restauratie tot een minimum wordt beperkt.

Voor gemeenten bestaat de mogelijkheid voor het opstellen van de behoefteraming gebruik te maken van een in opdracht van de RdMz ingerichte telefonische vraagbaak.

§3 Controleerbaarheid

De RdMz zal de gemeentelijke behoefteramingen toetsen op volledigheid, consistentie en juistheid. Vertoont een behoefteraming gebreken, dan kan dat er toe leiden dat voor de desbetreffende gemeente geen budget wordt toegekend. Uiteraard zal dit niet gebeuren wanneer de gemeente - na aanmaning door de RdMz - tot een aanpassing komt.

Voor een deel zal de toetsing plaatsvinden door analyses van de database, waarin alle gegevens van de behoefteraming worden verwerkt. Verder zal toetsing plaatsvinden door steek-proefsgewijze controle van de behoefteramingen.

Om controles zo snel en eenvoudig mogelijk te kunnen uitvoeren, worden in de methode van de behoefteraming controlevragen opgenomen. Zo wordt bijvoorbeeld aan degene die de opname heeft verricht gevraagd om een oordeel te geven over de conditie van onderdelen van het object, zowel als van het object als geheel. Indien uit de analyse van de database blijkt dat er - meer dan incidenteel - sprake is van inconsistentie tussen ingevulde gegevens over de onderdelen en het totaalresultaat van een opname, dan is dit aanleiding om de behoefteraming nader te onderzoeken.

§4 Uitvoerbaarheid

Voor de verdeling van het restauratiebudget is een gedetailleerde behoefteraming niet noodzakelijk. Als uitgangspunt is genomen dat een raming van een woonhuismonument gemiddeld maximaal 1 uur mag duren, de raming van een groot monument (kerken, kastelen, e.d. maximaal 2 uur).

Een proef in Eelde, en inmiddels ook in Leiden, laat zien dat dit uitgangspunt haalbaar is.

Daar komt bij dat in de toekomst bij een hernieuwde raming van het object volstaan kan worden met vaststelling van de kwaliteit van het object. De meetgegevens zijn immers op basis van de eerdere behoefteraming bekend.

De behoefteraming dient eens per vier jaar te worden uitgevoerd. Dit in tegenstelling tot de huidige praktijk waar gemeenten elk jaar wordt gevraagd een ’behoefteraming’ (meerjarenprogramma) op te stellen.

3. Bestaande ’behoefteramingen’

In de afgelopen jaren heeft een aantal steden reeds een eigen onderzoek uitgevoerd naar de restauratiebehoefte. Deze onderzoeken hebben reeds veel informatie opgeleverd over de restauratieachterstanden. Het voorgaande neemt echter niet weg dat deze onderzoeken niet (geheel) overeenkomen met de methodiek zoals die door de RdMz is ontwikkeld. Op verzoek van bedoelde gemeenten ben ik bereid, in onderling overleg, te bezien in hoeverre reeds beschikbaar materiaal kan dienen voor de ingevolge het Brrm 1997 gevraagde behoefteraming.

Behoefteramingen die naar het oordeel van gemeenten in aanmerking zouden komen voor ’conversie’, dienen in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen:

- de behoefteraming mag niet ouder zijn dan vier jaar, dat wil zeggen dat deze moet zijn uitgevoerd na 1 januari 1993;

- de toegepaste methode moet zijn omschreven met heldere definities van de gehanteerde begrippen (kwaliteit, ingrepen, kostenklassen, e.d.);

- de behoefteraming moet voor alle categorieën representatief zijn;

- de gemeentelijke behoefteraming moet onderscheid naar categorieën woonhuizen/boerderijen, kerken en overige monumenten mogelijk maken;

- de behoefte voor de komende tien jaar moet uit de behoefteraming zijn af te leiden.

4. Bestuurslasten

In antwoord op de vraag of gemeenten in het kader van het Brrm 1997 in aanmerking komen voor een verhoogde bestuurslastenvergoeding, zal ik in overleg met de VNG een vergelijk maken tussen de werkzaamheden op basis van het huidige Brrm en het nieuwe Brrm 1997. De resultaten van de proeven in Eelde en Leiden zullen hierbij betrokken worden. Over de resultaten van het overleg met de VNG wordt u zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

Ten overvloede merk ik op dat voor de werkzaamheden die gemeenten thans in het kader van het Brrm uitvoeren, reeds een storting in het gemeentefonds plaatsvindt van jaarlijks f 2,3 miljoen.

5. Planning 1997 aangaande behoefteraming en budgetverdeling

stcrt-1997-45-p11-SC8587-1.gif

* In de cursus behoefteraming zal aan de orde komen de wijze waarop het daarvoor bestemde formulier dient te worden ingevuld; de uitgangspunten als genoemd in deze circulaire zullen daarbij aan de orde komen.

** In het ontwerp-Brrm 1997, zoals dat thans ter advisering bij de Raad van State voorligt, wordt uitgegaan van een inwerkingtreding van het besluit op 1 mei 1997. Gelet op de stand van zaken houd ik er rekening mee dat deze datum overschreden zal worden.

*** Bij het opstellen van het nieuwe Brrm 1997 ben ik uitgegaan van het indienen van de behoefteraming voor 1 juli 1997. Mede gelet op de signalen uit het veld, heb ik besloten de datum voor indiening van de behoefteraming met 1 maand op te schuiven naar 1 augustus a.s. Enerzijds ben ik van mening dat een correcte behoefteraming van het grootste belang is voor het welslagen van de regeling. Anderzijds ben ik van mening dat de noden van de monumentenzorg zo groot zijn dat verder geen tijd mag worden verloren. Immers, een verdere vertraging zou er toe leiden dat de extra gelden, alsmede het reguliere budget voor 2003, niet op 1 januari 1998 zouden kunnen worden ingezet.

*** Bij de planning ben ik ervan uitgegaan dat in 1997 geen meerjarenprogramma, als bedoeld in artikel 3 van het Brrm, zal hoeven te worden ingediend. Daarom verzoek ik u zich zo snel mogelijk voor te bereiden op de werkzaamheden met betrekking tot de behoefteraming.

**** Na het reserveren van de budgetten op 1 november, dient ingevolge het Brrm 1997 een restauratie programma te worden opgesteld voor een periode van zes jaar.

In het geval dat sprake is van een gemeente met tenminste 100 monumenten en een in werking getreden monumentenverordening, worden de budgetten rechtstreeks ten behoeve van de desbetreffende gemeente gereserveerd. In dat geval dient de gemeenteraad een gemeentelijke restauratie-uitvoeringsprogramma vast te stellen. Ten behoeve van gemeenten met minder dan 100 monumenten worden de budgetten op provinciaal niveau gereserveerd en dient voor de provinciale staten een provinciaal restauratie-uitvoeringsprogramma te worden vastgesteld. Het verdient de voorkeur dat deze restauratie-uitvoeringsprogramma’s voor 1 januari 1998 worden vastgesteld, zodat het ook mogelijk is direct vanaf 1 januari 1998 het budget in te zetten. Gezien de korte periode adviseer ik u al te beginnen met het opstellen van het restauratie-uitvoeringsprogramma, vooruitlopend op het bekend worden van het budget voor uw gemeenten.

Teneinde zo snel mogelijk na 1 november a.s. de restauratie-uitvoeringsprogramma’s te kunnen vaststellen, zou het bevorderlijk zijn om de tijd tussen de indiening van de behoefteraming (voor augustus a.s.) en de datum van budgetreservering (1 november a.s.) te benutten voor het inventariseren van mogelijke subsidieprojecten voor het restauratie-uitvoeringsprogramma.

6. Informatie

Voor informatie over deze circulaire kunt u zich richten tot Mw. drs. S. Richel-Bottinga, voorlichtster van de Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg; telefoon: 030-6983382.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,A. Nuis.

Naar boven