Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken Binnenlandse Veiligheidsdienst

30 januari 1997

nr. 2287344-95

Het Hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst,

Gelet op artikel 4, aanhef en onder 1, van het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken ministerie van Binnenlandse Zaken;

Besluit:

Artikel 1

In deze beschikking wordt onder tekenbevoegdheid verstaan de bevoegdheid om namens het hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst besluiten te nemen, stukken af te doen en uitgaande brieven te ondertekenen.

Artikel 2

1. De coördinator veiligheidsonderzoeken bezit tekenbevoegdheid ten aanzien van:

a. de in artikel 2, eerste lid, onder b, juncto artikel 3, aanhef en onder 3, van het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken ministerie van Binnenlandse Zaken, bedoelde bevoegdheid betreffende het afgeven van een verklaring van geen bezwaar;

b. de in artikel 2, eerste lid, onder f, juncto artikel 3, aanhef en onder 2, van het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken ministerie van Binnenlandse Zaken, bedoelde bevoegdheid betreffende het doen van mededelingen aan een andere mogendheid of aan een volkenrechtelijke organisatie.

2. Bij verhindering van de coördinator veiligheidsonderzoeken heeft diens plaatsvervanger tekenbevoegdheid.

Artikel 3

Aan het hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst is voorbehouden:

1. de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, indien de uitoefening van deze bevoegdheid verband houdt met de vervulling van vertrouwensfuncties op de burgerluchthavens;

2. de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, indien bij de uitoefening van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt van gegevens bedoeld in artikel 13, vierde lid, onder a, van de Wet veiligheidsonderzoeken.

Artikel 4

De tekenbevoegdheid wordt uitgeoefend met dien verstande dat:

1. geen beslissingen worden genomen ten aanzien van zaken van principiële aard;

2. de bestaande richtlijnen en gebruiken omtrent voorparaaf en medeparaaf in overleg en afstemming met medebelanghebbende afdelingen in acht zijn genomen;

3. de binnen de Binnenlandse Veiligheidsdienst en het ministerie van Binnenlandse Zaken geldende instructies omtrent het voorleggen en afdoen van stukken zijn gevolgd;

4. geen stukken worden ondertekend, die bij de ontvanger de indruk kunnen wekken, dat de ondertekenaar persoonlijk een beslissing neemt welke door de minister of het hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst moet worden genomen.

Artikel 5

De coördinator veiligheidsonderzoeken brengt iedere twee maanden aan het hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst schriftelijk verslag uit over de wijze waarop hij van de aan hem verleende tekenbevoegdheid gebruik heeft gemaakt.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 februari 1997.

Artikel 7

Dit besluit kan worden aangehaald als ’Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken Binnenlandse Veiligheidsdienst’.

Deze beschikking zal in afschrift worden gezonden aan de minister van Binnenlandse Zaken en belanghebbende functionarissen.

Deze beschikking zal in de Staatscourant worden geplaatst.


Het Hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst,
N.W.G. Buis.

Naar boven