Reprografisch Bedrijf

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET REPROGRAFISCH BEDRIJF

I-SZW Nr. 8724

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van het Uitvoerend Comité voor het Reprografisch Bedrijf namens de Vereniging Repro Nederland als partij te ener zijde mede namens Druk en Papier FNV en CNV Media als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Reprografisch Bedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek schriftelijk bezwaar is ingebracht door Dillen advocatenkantoor namens Kopiesneller Groep;

dat dit bezwaar als volgt kan worden samengevat:

Het bezwaar richt zich met name op een viertal zaken. 1. Bezwaarde is van mening dat de rigide werkingssfeer van de cao voor het Reprografisch Bedrijf moet worden versoepeld, althans dat sprake moet zijn van een ruim dispensatiebeleid. 2. Bezwaarde bestrijdt dat partijen bij de cao representatief zijn. 3. de kostenstijging die wordt veroorzaakt door algemeen verbindendverklaring zal nadelige economische gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en continuïteit, aldus bezwaarde. 4. Bezwaarde is van mening dat ten onrechte geen dispensatiemogelijkheid in de cao voor het Reprografisch Bedrijf is opgenomen.

Overwegende dienaangaande,

dat ten aanzien van dit bezwaar het volgende kan worden opgemerkt:

ad. 1. Het formuleren van de werkingssfeer is primair een zaak van cao-partijen. ad. 2. Uit de door cao-partijen verstrekte gegevens blijkt, volgens de gebruikelijke berekeningsmethodiek, dat de bepalingen van deze cao gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen. ad. 3. Financiële bezwaren geven geen aanleiding tot honorering van het bezwaar, aangezien lastenverzwaring uit de aard van het instrument van avv kan voortvloeien. ad. 4. De cao voor het Reprografisch Bedrijf kent een generieke dispensatiebepaling, echter partijen hebben niet verzocht om algemeen verbindendverklaring van deze bepaling. Op grond van de huidige gedragslijn is dit geen beletsel voor algemeen verbindendverklaring. De Agendacommissie van de Stichting van de Arbeid heeft inmiddels aan partijen bij de cao voor het Reprografisch Bedrijf de wenselijkheid tot algemeen verbindendverklaring van dispensatiebepalingen overgebracht.

Overwegende tenslotte,

dat derhalve het bovenvermeld bezwaar, algemeen verbindendverklaring van de daarvoor in aanmerking komende bepalingen niet in de weg staat;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid;

Besluit:

  • I. Trekt in zijn besluiten van:

    • 30 maart 1995 (Stcrt. 1995, nr. 67),

    • 25 juli 1995 (Stcrt. 1995, nr. 146),

    • 22 januari 1996 (Stcrt. 1996, nr. 18), en

    • 2 oktober 1996 (Stcrt. 1996, nr. 192)

  • voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindendverklaren van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Reprografisch Bedrijf alsmede van de daarbij behorende statuten en reglementen van de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven, de Stichting Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven en de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven, zulks met inachtneming van hetgeen onder IV en V is bepaald;

  • II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1997 (en voorzover het betreft artikel 2 van hoofdstuk 2 en bijlage 2 van de CAO voor het Reprografisch Bedrijf, alsmede de statuten en reglementen van de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven, de Stichting Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven en de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven tot en met 31 maart 2001) de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Reprografisch Bedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder III, IV, V en VI is bepaald;

HOOFDSTUK 1

WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1.1 Werkingssfeer

  • 1. Deze overeenkomst geldt voor werkgevers en werknemers in het reprografisch bedrijf, waartoe worden gerekend te behoren:

  • Alle ondernemingen en delen van ondernemingen in Nederland – natuurlijke en rechtspersonen – die diensten verrichten op het gebied van de reprografie, variërend van het in opdracht reproduceren van aangeleverde originelen tot het aanbieden van faciliteiten op reprografisch gebied, met uitzondering van ondernemingen die zich uitsluitend toeleggen op het vermenigvuldigen van originelen op de formaten A4 en/of A3.

  • 2. Deze overeenkomst is niet van toepassing voor zogenoemde microfilmbedrijven die vallen onder de werkingssfeer van de CAO Kantoormachinebranche.

  • 3. Niet tot het reprografisch bedrijf worden gerekend ondernemingen die behoren tot het grafisch reproductiebedrijf.

Artikel 1.2 Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

Werkgevers: de ondernemingen of afdelingen van ondernemingen als bedoeld in artikel 1.1.

Werknemers:

  • zowel mannen als vrouwen wier taak het is in dienst van de werkgever technische arbeid te verrichten, zowel in volledig als in part time-dienstverband of gedurende een deel van hun arbeidstijd, in het in artikel 1.1.1 omschreven reprografisch bedrijf;

  • mannen en vrouwen wier taak het is in dienst van de werkgever administratieve of leidinggevende arbeid te verrichten, zowel in volledig als in part time-dienstverband, in het in artikel 1.1.1 omschreven reprografisch bedrijf, met dien verstande dat voor hen niet van toepassing zijn artikel 2.2 van deze cao betreffende de fondsen en de bepalingen van hoofdstuk 3 inzake de arbeidstijden en vervroegde uittreding.

Onder technische arbeid wordt verstaan zowel het bedienen van reprografische en andere apparatuur voor de voorbereiding, vervaardiging en afwerking van reprografische produkten als het verrichten van handenarbeid bij de voor- en nabewerking en expeditiewerkzaamheden in en buiten de onderneming.

Onder part time- of deeltijdarbeid wordt verstaan arbeid in een dienstverband waarbij de arbeidstijd korter is dan gemiddeld 36 uur per week.

Onder reprografie dient te worden verstaan het reproduceren van originelen, waarbij voor de beeldvorming op elke afdruk of kopie een origineel wordt gebruikt en/of elektrische- of stralingsenergie.

Voorbeelden van reprografische technieken zijn:

Lichtdrukken (diazotypie);

(Foto-)kopiëren („elektrofotografie", waaronder ook te verstaan het maken van afdrukken op digitaal gevoede kopieerapparatuur; zwart wit en kleur, A4 en A3 en grote formaten);

Plotten, scannen en vectoriseren;

Reproduktiefotografie;

Microfilmen;

Afwerking van reprografische produkten (binden van rapporten e.d., lamineren etc.);

Faxen.

Onder origineel (model of beelddrager) dient te worden verstaan al datgene dat door middel van reprografische technieken kan worden gereproduceerd.

Voorbeelden zijn tekeningen, documenten, rapporten en foto's e.d. op papieren en vergelijkbare andere dragers en in de vorm van digitale informatie op diskettes e.d.

Onder afdruk of kopie dient te worden verstaan elke reprografisch vervaardigde reproduktie.

Voorbeelden zijn lichtdrukken, zogenoemde (foto-)kopieën, fotografisch vervaardigde reprodukties, plots en scans, microfilms, al of niet verkleind of vergroot, in zwart-wit of kleur, al of niet gemuteerd, op papier of andere informatiedragers.

HOOFDSTUK 2

ALGEMENE VERPLICHTINGEN EN VERBODSBEPALINGEN

Artikel 2.1 Aanstellingsbrief

De werkgever is verplicht de nieuw aangenomen werknemer vóór zijn indiensttreding een aanstellingsbrief te verstrekken, waarin volledige gegevens over de aard van het dienstverband, de te vervullen functie, het loon en de werktijden zijn vermeld. Indien een proeftijd wordt overeengekomen, dient dit in de aanstellingsbrief te worden vermeld. De wettelijke toegestane maximale duur van de proeftijd is twee maanden.

Artikel 2.2 Verplichting Spaarloonfonds, Algemeen Sociaal Fonds en Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers

Werkgevers en werknemers zijn gehouden tot naleving van de statuten en reglementen van het Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven, de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven en van het Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven, zoals bedoeld in het „Reglement vervroegde uittreding oudere werknemers", dat als bijlage 2 aan deze cao is gehecht en hiervan onverbrekelijk deel uitmaakt.

Artikel 2.3 Opzegtermijnen bij ontslag

  • 1. De termijn van opzegging bedraagt voor de werkgever ten minste zoveel weken als de dienstbetrekking na de meerderjarigheid van de werknemer gehele jaren heeft geduurd en voor de werknemer ten minste zoveel weken als de dienstbetrekking na zijn meerderjarigheid tijdvakken van twee gehele jaren heeft geduurd, met dien verstande dat de opzeggingstermijn voor de werkgever ten hoogste dertien weken en voor de werknemer ten hoogste zes weken zal bedragen.

  • 2. De termijn van opzegging die krachtens het vorige lid voor de werkgever geldt, wordt verlengd met een week voor elk vol jaar gedurende hetwelk de werknemer na het bereiken van de leeftijd van 45 jaren bij hem in dienst is geweest. De duur van deze verlenging bedraagt evenwel ten hoogste 13 weken.

  • 3. In elk geval zal, onverschillig of het een meerderjarige danwel een minderjarige werknemer betreft, zowel voor de werkgever als voor de werknemer een termijn van opzegging van ten minste twee weken gelden.

  • 4. Indien de termijn van opzegging ingevolge het bepaalde in de vorige leden twee of drie weken bedraagt, is de werkgever of de werknemer die voornemens is de dienstbetrekking door opzegging te doen beëindigen, gehouden dit voornemen ten minste vier weken vóór de feitelijke beëindiging van de arbeidsverhouding aan de wederpartij kenbaar te maken.

Artikel 2.4 Opzegging verlengd dienstverband voor bepaalde tijd

  • 1. In afwijking van het bepaalde in de wet (artikel 1639f, lid 3 BW) is voor de beëindiging van een dienstbetrekking voor bepaalde tijd die eenmaal is voortgezet geen opzegging en dus geen ontslagvergunning vereist.

  • 2. Is een dienstverband voor bepaalde tijd meer dan eenmaal voortgezet, dan wordt dit dienstverband geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 2.9 Thuiswerkers en oproepkrachten

  • 1. Bij interne vacatures voor een vaste dienstbetrekking zullen thuiswerkers en zogenoemde oproepkrachten een voorrangsbehandeling krijgen indien zij solliciteren.

  • 2. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing indien thuiswerkers of oproepkrachten hun arbeid niet in persoonlijke verhouding met de onderneming verrichten of indien sprake is van aanneming van werk.

Artikel 2.10 Terugkeer na arbeidsongeschiktheid

Een (oud-)werknemer die (gedeeltelijk) is hersteld van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid kan gedurende vijf jaar na aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid en aansluitend aan zijn arbeidsongeschiktheid aanspraak maken op terugkeer in een functie in de onderneming, tenzij het ondernemingsbelang zich hiertegen verzet.

HOOFDSTUK 3

ARBEIDSTIJDEN EN VERVROEGDE UITTREDING

Artikel 3.1 Afspraken over arbeidstijden

  • 1. Jaarlijks wordt in overleg tussen de werkgever en werknemer(s) een rooster vastgesteld voor de arbeids- en rusttijden in de onderneming.

  • 2. Bij de vaststelling van het rooster voor arbeids- en rusttijden gelden de volgende uitgangspunten:

    • De normaal gemiddelde arbeidstijd bedraagt 36 uur in de week. Voor deeltijdwerkenden geldt het overeengekomen aantal arbeidsuren als normaal gemiddelde arbeidstijd.

    • De arbeid wordt verricht tussen 7 en 18 uur op de eerste vijf dagen van de week doch niet feestdagen.

    • Indien noodzakelijk en indien overleg tussen de werkgever en werknemers tot overeenstemming leidt, kan de normaal gemiddelde arbeidstijd worden ingeroosterd tussen 7 en 20 uur op de eerste vijf dagen van de week doch niet op feestdagen.

    • Roosters omvatten minimaal 13 en maximaal 52 weken en dienen ten minste 28 dagen voor aanvang aan de betrokken werknemers bekend te zijn.

    • Ingeroosterde vrije dagen en opleidingstijd kunnen niet door werktijd worden vervangen.

Artikel 3.2 Arbeid op zon- en feestdagen

  • 1. Op zondag en op feestdagen wordt als regel niet gearbeid.

  • 2. Onder feestdagen worden verstaan: Nieuwjaarsdag, Paasmaandag, Hemelvaartsdag, Pinkstermaandag, de beide Kerstdagen voor zover deze niet op een zondag vallen, Koninginnedag en Bevrijdingsdag indien deze laatste als een nationale feestdag wordt aangemerkt.

  • 3. De arbeid op 24 en 31 december alsmede op Goede Vrijdag zal – indien mogelijk – niet later dan om 16.00 uur worden beëindigd. Indien op deze dagen later wordt gewerkt, wordt voor elk gewerkt uur een toeslag uitbetaald van 50% van het voor de werknemer geldende uurloon.

  • 4. Arbeid op zondag kan niet worden verplicht.

  • 5. Over feestdagen wordt het loon doorbetaald.

Artikel 3.3 Arbeid buiten de normale werktijd

  • 1. Beloning van de buiten de normale werktijden (7.00 tot 18.00 uur) ingeroosterde uren dient te geschieden met een toeslag op het uurloon volgens de tabel van lid 5.

  • 2. Beloning van overwerk, d.w.z. van arbeid boven de met de werknemer overeengekomen arbeidstijd of buiten het met de werknemer overeengekomen rooster, kan naar keuze geschieden volgens de tabel van lid 5 of in vrije tijd.

  • 3. De werkgever dient de noodzaak van overwerk zo tijdig mogelijk aan de betrokken werknemers kenbaar te maken.

  • 4. Indien de werknemer door overwerk langer dan 4,5 uur aaneengesloten moet werken, dient dit overwerk te worden voorafgegaan door een kwartier rust met behoud van loon.

  • 5.

 MaandagDinsdag–vrijdag ZaterdagZondag
 [%][%][%][%]
0– 7 uur1004050100
7–13 uur 2020 50100
13–18 uur 2020100100
18–20 uur 2020100100
20–24 uur 4040100100

Artikel 3.4 Vervroegde uittreding

  • 1. Werknemers van 60, 61, 62, 63 en 64 jaar hebben recht op vervroegd uittreden, indien zij na het bereiken van hun 50e verjaardag tien jaar onafgebroken werkzaam zijn geweest als werknemer in de zin van een van de cao's genoemd in artikel 1 van het „Reglement vervroegde uittreding oudere werknemers", bedoeld in het lid 6 van dit artikel.

  • Ter beoordeling van het tienjaarscriterium geldt het bepaalde in genoemd reglement.

  • 2. Ongeacht het in lid 1 van dit artikel bepaalde hebben werknemers van 56, 57, 58 en 59 jaar recht op vervroegd uittreden, indien zij onmiddellijk daaraan voorafgaand 40 jaar c.q. 35 jaar in ploegendienst, onafgebroken werkzaam zijn geweest als werknemer in de zin van een of meer van de cao's bedoeld in het eerste lid van artikel 1 van het hiervoor genoemde reglement. Hierbij geldt met ingang van

  • 1 januari 1995 een gefaseerde afbouw van de uittredingsleeftijd, overeenkomstig de leden 2 en 3 van artikel 1 van het vut-reglement.

  • 3. Perioden van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval worden niet als onderbreking van het werkzaam zijn in het grafisch bedrijf aangemerkt. In totaal 26 weken uitkering krachtens de Werkloosheidswet wordt eveneens niet als onderbreking aangemerkt.

  • 4. Over het eventueel gebruik maken van het recht op vervroegd uittreden dient tijdig vóór het tijdstip van vervroegd uittreden overleg plaats te vinden tussen werkgever en werknemer. Het resultaat van dit overleg dient schriftelijk te worden vastgelegd. Het initiatief tot dit overleg kan genomen worden door zowel werkgever als werknemer.

  • 5. De wens dat gebruik gemaakt wordt van het recht op vervroegd uittreden dient ten minste 26 weken vóór het tijdstip van vervroegd uittreden schriftelijk aan de andere partij kenbaar te worden gemaakt.

  • 6. De uitkering bij vervroegde uittreding en hetgeen daarop verder van toepassing is, is geregeld in het „Reglement vervroegde uittreding oudere werknemers".

  • 7. Werknemers die recht hebben op vervroegd uittreden kunnen dit recht uitoefenen in deeltijd, mits de werkgever hiermee schriftelijk instemt. Hierbij is van toepassing het „Reglement vervroegde uittreding oudere werknemers".

HOOFDSTUK 4

INDELING WERKNEMERS EN LOONBEPALINGEN

Artikel 4.1 Indeling werknemers

  • 1. De werknemers op wie deze cao van toepassing is, worden ter bepaling van het functieniveau waarop zij werkzaam zijn ingedeeld in een van de zeven functieniveaus als omschreven in de „handleiding functie-indeling in reprografische ondernemingen", die als bijlage 4 aan deze cao is gehecht en hiervan onverbrekelijk deel uitmaakt.

  • 2. Met betrekking tot de wijze van indelen gelden de regels die zijn opgenomen in bijlage 4 „handleiding functie-indeling in reprografische bedrijven".

  • 3. De werknemer heeft te allen tijde het recht de werkgever om herindeling te verzoeken.

Artikel 4.2 Basis-maandlonen

  • 1. De onder lid 5 van dit artikel opgenomen loonschalen corresponderen met de zeven functieniveaus die de cao onderscheidt. De vermelde basis-maandlonen gelden bij een arbeidstijd van gemiddeld 36 uur per week.

  • 2. Iedere werknemer heeft recht op het in de loonschalen vermelde en met zijn functieniveau en met zijn leeftijd of aantal functiejaren corresponderende basis-maandloon.

  • Als aantal functiejaren geldt het aantal jaren dat een werknemer op één bepaald functieniveau functioneert.

  • 3. Indien een werknemer op grond van zijn functieniveau, leeftijd of aantal functiejaren recht heeft op een hoger loon, wordt dit loon toegekend met ingang van de maand waarin dit recht ontstaat.

  • 4. Bij overgang naar een hoger functieniveau geldt dat de werknemer recht heeft op ten minste het basisloon dat gelijk is aan of hoger dan zijn tot dan toe geldende basisloon.

Basis-maandlonen per 1 januari 19971

  Functieniveau
  IIIIIIIV VVIVII
LeeftijdFunctiejaren    Functiejaren   
16 jaar 802        
17 jaar  918        
18 jaar 10571171      
19 jaar 12211334       
20 jaar 14291543      
21 jaar11684179822912405     
 21976209024052520    
 32291240525202633 1274828622975
 42367248225962710 2283229473060
 5 255726722785 3291630313145
 6 263327482862 4300231153230
 7 271028242939 5308631993314
 8  29003014 6317132843397
       7325433693483
       8333834533567
       9342435373652
      10350836223736

1 Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

Toelichting

De omrekenfactor voor bepaling van het uurloon is 156.

Toelichting

  • Geen loon is verschuldigd voor de dagen dat een werknemer ter vervulling van zijn wettelijke leerplicht een school, vormingsinstituut of cursus moet bezoeken of zou hebben moeten bezoeken.

  • De vermelde basis-maandlonen zijn exclusief de loontoeslag per 1 januari 1993 aan de toenmalige deelnemers aan de „lichtdruk"-pensioenregeling.

Artikel 4.3 Toeslagen en tegemoetkomingen

  • 1. Een werknemer die in het bezit is van het EHBO-diploma en als zodanig ook in de onderneming functioneert, heeft recht op een toeslag van ten minste f 150,- per jaar.

  • 2. Een werknemer die gedurende 5 jaar geen loonsverhoging heeft ontvangen omdat hij in de voor zijn functie geldende schaal het hoogste functiejaar had bereikt, heeft met ingang van de maand waarin het 5 jaar geleden is dat hij zijn hoogste functiejaar bereikte, recht op verhoging van zijn maandsalaris met een bedrag ter grootte van de loonsverhoging voor het laatste functiejaar op zijn functieniveau.1

  • 3. De werknemer wiens verplichte verzekering door het overschrijden van de loongrens is geëindigd c.q. zal eindigen, heeft recht op een tegemoetkoming in de kosten van deze vrijwillige verzekering.

  • De werknemer dient aan de werkgever het bewijs te overleggen dat hij zich vrijwillig tegen ziektekosten heeft verzekerd.

  • Het recht op tegemoetkoming bedoeld in dit lid vervalt met ingang van de datum waarop de werknemer wederom onder de bepalingen van de verplichte ziekenfondsverzekering komt te vallen.

  • De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt vanaf het kalenderjaar 19961 f 2.733,– per jaar.

Artikel 4.4 Loonbetaling

Het maandloon dient maandelijks aan de werknemer te worden voldaan onder overlegging van een nauwkeurige specificatie.

HOOFDSTUK 5

VAKANTIE, VAKANTIETOESLAG EN VERZUIM

Artikel 5.1 Vakantie

  • 1. De werknemer die van 1 januari tot en met 31 december zonder onderbreking bij de werkgever in dienst is (geweest), heeft recht op 25 vakantiedagen met behoud van loon. Van deze 25 dagen kunnen door de werkgever 3 dagen worden aangewezen als snipperdagen.

  • Indien de werknemer korter dan een heel jaar bij de werkgever in dienst is (geweest) en/of bij deeltijdarbeid worden de genoemde vakantiedagen naar rato toegekend.1

  • 2. Islamitische werknemers hebben het recht om, in mindering op hun aantal vakantiedagen, een snipperdag op te nemen op de eerste en de laatste dag van de Ramadan.

  • 3. Op de dagen waarop deze werknemer een school, vormingsinstituut of cursus zou moeten bezoeken, indien de onderwijsinstelling niet wegens vakantie gesloten zou zijn, kan hij niet worden verplicht in de onderneming werkzaam te zijn.

  • 4. De werknemer die op 30 april de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, heeft recht op één dag extra vakantie.

  • 5. De werknemer die op 30 april gedurende 12,5 jaar onafgebroken bij dezelfde werkgever in dienstbetrekking is, heeft recht op een dag extra vakantie. De werknemer die op 30 april gedurende 25 jaar onafgebroken bij dezelfde werkgever in dienstbetrekking is, heeft recht op twee dagen extra vakantie; de werknemer, die op 30 april gedurende 40 jaar onafgebroken bij dezelfde werkgever in dienstbetrekking is, heeft recht op drie dagen extra vakantie.

  • 7. Bij beëindiging van de dienstbetrekking wordt aan de werknemer over toegekende, doch niet opgenomen vakantiedagen het overeenkomstige loon uitbetaald. Het loon over eventueel teveel opgenomen vakantiedagen wordt op het salaris in mindering gebracht.

  • 8. De vakantie zal zoveel mogelijk aaneengesloten worden genoten. De werknemer heeft het recht drie weken aaneengesloten te genieten. Indien de werkgever dit wenst, zal in elk geval drie weken aaneengesloten moeten worden genoten.

  • 9. De werkgever bepaalt, na voorafgaand overleg met de werknemer, de tijd waarop de vakantiedagen zullen worden genoten en maakt deze zo mogelijk vier maanden tevoren aan de werknemer bekend.

  • 10. Indien er in de onderneming een personeelscommissie is, dan stelt de werkgever de personeelscommissie in de gelegenheid hem te adviseren alvorens beslissingen te nemen ten aanzien van de vakantieregeling, zoals de opstelling van een vakantierooster en het besluit tot collectieve sluiting.

  • 11. In geval van ontslag door de werkgever kan de werknemer niet worden verplicht de hem toekomende vakantie gedurende de opzegtermijn op te nemen. Dit kan wel indien de werknemer zelf heeft opgezegd, mits voldaan is aan het vereiste van voorafgaand overleg als bedoeld in lid 9.

Artikel 5.2 Vakantietoeslag

  • 1. De werknemer die van 1 mei tot en met 30 april zonder onderbreking bij dezelfde werkgever in dienstbetrekking is geweest, heeft recht op een vakantietoeslag van 8% van 12 maal het maandloon. De vakantietoeslag wordt uitbetaald op de laatste werkdag vóór de vakantie, doch uiterlijk in juni, en is gebaseerd op het loon over de maand mei.

  • 2. Voor de vakantietoeslag geldt een minimum-bedrag. Indien 8% van 12 maal het maandloon, als bedoeld in het eerste lid van artikel 1, minder is dan het bedrag van de minimumvakantietoeslag, heeft de werknemer die in volledige dienstbetrekking is, recht op dit minimum.

  • De minimum-vakantietoeslag bedraagt:

    • Voor werknemers van 21 jaar en ouder f 2.550,–;

    • Voor werknemers die jonger zijn dan 21 jaar:

    • 20 jaar f 2.231,–;

    • 19 jaar f 1.913,–;

    • 18 jaar f 1.594,–;

    • 17 jaar f 1.275,–;

    • 16 jaar f 956,–.

    • Indien een werknemer niet in volledige dienstbetrekking is, bestaat er recht op een evenredig deel van de minimumvakantietoeslag.

  • 3. Ten aanzien van de uitbetaling en berekening van de vakantietoeslag zijn de leden 1 en 7 van artikel 5.1 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.3 Vakantietoeslag WAO/WW aftrekbaar

Indien de werknemer gedurende de eerste drie jaar van de arbeidsongeschiktheid aanspraak kan maken op uitkering van vakantietoeslag krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering en/of Werkloosheidswet, wordt het bedrag hiervan in mindering gebracht op het hem krachtens de voorgaande artikelen van dit hoofdstuk uit te betalen bedrag aan vakantietoeslag.

Bij arbeidsongeschiktheid geldt geen recht meer op vakantietoeslag, indien de arbeidsongeschiktheid drie jaar heeft geduurd, ook in het geval dat de dienstbetrekking voortduurt.

Artikel 5.4 Verzuim met behoud van loon

Met uitsluiting van het anders en overigens bepaalde bij artikel 1638cb BW wordt bij verzuim, indien dit verzuim binnen de arbeidstijd noodzakelijk is, het loon doorbetaald in de navolgende gevallen en tot de daarbij vermelde maximum-duur:

  • a. Bij ondertrouw van de werknemer één dag;

  • b. Bij huwelijk van de werknemer twee dagen; bij huwelijk van (een van) zijn ouders, broers, zusters of kinderen gedurende één dag, mits hij de plechtigheid bijwoont;

  • c. Bij bevalling van de echtgenote van de werknemer de dag van de bevalling zelf vanaf het tijdstip dat de werknemer in verband met de bevalling afwezig moet zijn, alsmede de eerste werkdag na de bevalling;

  • d. Bij overlijden van de echtgenote/echtgenoot of eigen kinderen van de werknemer, vanaf de dag van het overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie;

  • e. Bij overlijden van ouders, schoonouders, aangehuwde kinderen, broers of zusters van de werknemer één dag;

  • f. Bij begrafenis of crematie van ouders, schoonouders, aangehuwde kinderen, kleinkinderen, broers of zusters, schoonbroers of schoonzusters of grootouders van de werknemer of zijn/haar echtgenote/echtgenoot één dag, mits de werknemer de begrafenis of crematie bijwoont;

  • g. Bij uitoefening van het kiesrecht de daarvoor benodigde tijd doch ten hoogste twee uren;

  • h. Bij de vervulling van een andere bij wettelijk voorschrift of door de overheid zonder geldelijke vergoeding opgelegde verplichting, voor zover deze verplichting persoonlijk moet worden nagekomen en dit niet in de vrije tijd kan geschieden, een naar redelijkheid te bepalen tijd tot ten hoogste één dag;

  • i. Na opzegging van de dienstbetrekking door de werkgever, ten hoogste één dag, achtereenvolgend of bij gedeelten, indien de werknemer ten minste gedurende vier weken onmiddellijk voorafgaande aan de opzegging onafgebroken bij zijn werkgever in dienstbetrekking is geweest, voor zover de werknemer de werkgever kan aantonen dat het verzuim noodzakelijk is voor het zoeken van een nieuwe dienstbetrekking;

  • j. Bij de 25-jarige en 40-jarige huwelijksherdenking van de werknemer één dag;

  • k. Voor het volgen van de mondelinge en/of praktijklessen van een opleiding zoals bedoeld in artikel 7.1 lid 3 van deze cao tweemaal één dag of viermaal één halve dag per jaar;

  • l. Voor het afleggen van tentamens of examens ter verkrijging van een getuigschrift of diploma van een opleiding zoals bedoeld in artikel 7.1 lid 3 van deze cao tweemaal één dag;

  • m. Voor het volgen van de mondelinge en/of praktijklessen en het afleggen van tentamens en/of examens van een opleiding zoals bedoeld in artikel 7.1 lid 1 één dag per week;

  • o. Bij noodzakelijk dokters- of polikliniekbezoek voor zichzelf de daarvoor vereiste tijd doch ten hoogste twee uren, mits, indien de werkgever zulks verlangt, de werknemer schriftelijk verklaart:

    • Bij welke arts, specialist of polikliniek hij zichzelf heeft vervoegd;

    • Hoe lang hij in het gebouw waarin de arts of specialist zitting heeft aanwezig moest zijn en daadwerkelijk is geweest;

    • Dat het bezoek in verband met zijn gezondheidstoestand noodzakelijk was;

    • Dat het bezoek uitsluitend onder werktijd kon geschieden;

  • p. Bij een wettelijke adoptieprocedure maximaal twee dagen, indien dat voor deze procedure of de vervulling van andere wettelijke formaliteiten vereist is;

  • q. Bij deelname aan een door de vakorganisatie van de werknemer georganiseerde cursus maximaal vijf dagen, mits het verlof tijdig is aangevraagd en de regelmatige gang van zaken in de onderneming daardoor geen ernstige schade ondervindt;

  • r. Bij ziekte van een van de huisgenoten van de werknemer één dag, indien de aanwezigheid van de werknemer thuis dringend vereist is ten einde noodzakelijke voorzieningen te kunnen treffen. De werknemer die van deze mogelijkheid gebruik maakt, dient de werkgever daarvan zo snel mogelijk in kennis te stellen en zich achteraf jegens de werkgever te verantwoorden.

Artikel 5.5 Verzuim zonder behoud van loon

  • 1. De werknemer heeft ten hoogste vier maal per jaar het recht ter viering van een religieuze, nationale of internationale feestdag, of ter vervulling van zijn functie als afgevaardigde op een algemene vergadering van zijn vakorganisatie, de arbeid voor één dag te verzuimen zonder dat de werkgever verplicht is hem voor die dag arbeidsloon te betalen, mits de werknemer tijdig aan de werkgever of diens gemachtigde bericht geeft dat hij van dit recht gebruik zal maken en de regelmatige gang van de arbeid in de onderneming door zijn afwezigheid niet ernstig wordt geschaad.

  • 3. De werknemer heeft het recht wegens het huwelijk van een schoonbroeder of schoonzuster de arbeid gedurende één dag te verzuimen, zonder dat de werkgever verplicht is hem voor die dag arbeidsloon te betalen, mits de werknemer tijdig aan de werkgever of diens gemachtigde heeft bericht dat hij van dit recht gebruik zal maken en bij het huwelijk tegenwoordig is.

Artikel 5.6 Duurzaam samenleven

De verzuimbepalingen wegens familie-omstandigheden zullen zoveel mogelijk overeenkomstig worden toegepast in de situatie dat sprake is van duurzaam samenleven in een met een huwelijk gelijk te stellen relatie. Voor deze relatie geldt in elk geval als voorwaarde dat blijkens het bevolkingsregister de partners ten minste één jaar op hetzelfde adres staan ingeschreven.

Artikel 5.7 Verzuim wegens arbeidsongeschiktheid

  • 1. Met ingang van 1 maart 19961 is de werkgever verplicht om een arbeidsongeschikte werknemer gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid die vooraf gaat aan het moment waarop een WAO-uitkering kan worden verkregen het volledige loon te betalen.

  • 2. Voorts is de werkgever verplicht aan de volledig arbeidsongeschikte werknemer, na het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid, gedurende twee jaar aanvullingen op de WAO-uitkeringen te verstrekken tot 100% van het netto-bedrag dat de werknemer zou hebben ontvangen indien hij niet arbeidsongeschikt was geweest.

  • Wanneer als gevolg van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid de WAO-uitkeringen lager zijn dan 70% van het WAO-dagloon, zullen – behoudens het bepaalde in lid 3 onder a en b van dit artikel – de volgens vorige volzinnen berekende aanvullingen evenredig lager zijn.

  • Bij de berekening van deze aanvulling is het bepaalde in lid 6 van toepassing.

  • 3.

    • a. Wanneer als gevolg van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid de WAO-uitkeringen lager zijn dan 70% en de werknemer WW-uitkeringen ontvangt, is de werkgever verplicht aan de werknemer na het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid gedurende maximaal twee jaar aanvullingen op de WAO-uitkeringen en de WW-uitkeringen tezamen te verstrekken tot 100% van het netto-bedrag dat de werknemer zou hebben ontvangen indien hij niet gedeeltelijk arbeidsongeschikt/ werkloos was geweest. Zulks met dien verstande dat deze aanvullingen alleen worden verstrekt indien en voor zolang de werknemer een loongerelateerde WW-uitkering ontvangt (basis-uitkering plus verlengde uitkering).

    • Door de Bedrijfsvereniging op de WW-uitkering toegepaste kortingen kunnen op de aanvulling in mindering worden gebracht.

    • b. De werkgever is verplicht aan de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer die passende werkzaamheden bij de werkgever hervat, na het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid gedurende maximaal twee jaar aanvullingen op de WAO-uitkeringen te verstrekken.

    • Deze aanvullingen op de WAO-uitkeringen zijn zodanig dat zij tezamen met het salaris, eventuele WW-uitkeringen en de WAO-uitkeringen, een netto-bedrag opleveren dat gelijk is aan 100% van het netto-bedrag dat de werknemer zou hebben ontvangen indien hij niet arbeidsongeschikt was geweest.

    • Indien in dit geval de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid samengaat met (gedeeltelijke) werkloosheid wordt deze aanvulling alleen verstrekt indien en voor zolang de werknemer een loongerelateerde WW-uitkering ontvangt (basisuitkering plus verlengde uitkering).

    • c. Voor de berekening van de aanvullingen, als bedoeld onder a en b van dit lid is het bepaalde in lid 6 van toepassing.

  • 4. Tevens is de werkgever verplicht aan de arbeidsongeschikte werknemer die na het bereiken van de leeftijd van 50 jaar arbeidsongeschikt is geworden en voor deze arbeidsongeschiktheid recht heeft gehad op aanvullingen gedurende de eerste drie jaren van zijn arbeidsongeschiktheid op grond van de leden 2 en 3 van dit artikel en die direct voorafgaande aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag de laatste tien jaar onafgebroken in de grafische industrie werkzaam is geweest, een aanvulling te verstrekken op zijn WAO-uitkeringen.

    • a. Bij volledige arbeidsongeschiktheid zijn deze aanvullingen op de WAO-uitkering zodanig dat zij tezamen met de WAO-uitkering een bedrag opleveren dat gelijk is aan 85% van het WAO-dagloon, met dien verstande dat de aanvulling nooit hoger is dan 15% van het WAO-dagloon. Deze aanvullingen worden gegeven zolang de WAO-uitkeringen terzake van zijn arbeidsongeschiktheid worden verleend.

    • b. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zijn deze aanvullingen op de WAO-uitkeringen zodanig dat zij tezamen met het salaris, eventuele WW-uitkeringen en de WAO-uitkeringen een bedrag opleveren dat gelijk is aan 85% van het WAO-dagloon, met dien verstande dat de aanvullingen nooit hoger zijn dan 15% van het WAO-dagloon.

    • Deze aanvullingen worden gegeven zolang de WAO-uitkeringen terzake van zijn arbeidsongeschiktheid worden verleend, met uitzondering van de situatie waarin er naast de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid sprake is van gedeeltelijke werkloosheid. In dit laatste geval worden de aanvullingen alleen gegeven indien en voor zolang er naast de WAO-uitkeringen sprake is van loongerelateerde WWuitkeringen (basisuitkering en verlengde uitkering).

    • Door de Bedrijfsvereniging op de WW toegepaste kortingen kunnen op de aanvullingen in mindering worden gebracht.

    • c. Voor de berekening van de aanvullingen, als bedoeld onder a en b van dit lid is het bepaalde in lid 6 van toepassing.

  • 5. De aanvullingen als bedoeld in 4 worden geïndexeerd met de van toepassing zijnde algemene wijzigingen van de WAO-uitkeringen.

  • 6. De verlaging van de WAO-uitkeringen als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet terugdringing beroep op arbeidsongeschiktheidsregelingen en de daarop gebaseerde wijziging van de WAO (Stb. 1993, 412) kan op de aanvullingen in mindering worden gebracht (zie lid 9).

  • 7.

    • a. Het bepaalde in de leden 1 t/m 4 is niet van toepassing indien en voor zover de werknemer terzake van zijn arbeidsongeschiktheid een vordering tot schadevergoeding kan doen gelden jegens derden. In dit geval zal de werkgever een voorschot op de schadevergoeding verstrekken ter hoogte van 100% van het loon respectievelijk ter hoogte van de in de leden 2 t/m 4 bedoelde aanvullingen.

    • b. De werknemer is verplicht, op daartoe strekkend verzoek van de werkgever, door middel van een akte van cessie zijn aanspraken jegens derden op vergoeding van de schade ter hoogte van 100% van het loon respectievelijk ter hoogte van de in de leden 2 t/m 4 bedoelde aanvullingen aan de werkgever over te dragen.

    • Na de in de vorige volzin bedoelde cessie kunnen de voorschotten niet meer worden teruggevorderd.

  • 9.

    • a. Werknemer is gehouden als verzekeringsnemer een verzekering te sluiten ter dekking van het risico van inkomstenderving wegens arbeidsongeschiktheid (het zogenoemde WAO-gat) zoals is ontstaan door de inwerkingtreding van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen en de daarop gebaseerde wijziging van de WAO ten gevolge van de inwerkingtreding van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen (Stb. 1993, 412). Deze verzekering dient te worden gesloten met een door cao-partijen aangewezen verzekeraar.

    • b. Werkgever is bevoegd en gehouden de onder a bedoelde verzekering namens werknemer af te sluiten en de door werknemer uit hoofde van deze verzekering verschuldigde bedragen op het salaris van werknemer in te houden en ter betaling aan de verzekeraar af te dragen1.

    • c. Cao-partijen kunnen dispensatie verlenen van de verplichting de onder a bedoelde verzekering met de door hen aangewezen verzekeraar af te sluiten. De dispensatie kan slechts worden aangevraagd na instemming van de ondernemingsraad. Indien binnen het bedrijf van werkgever geen ondernemingsraad is ingesteld, kan werkgever de dispensatie zelfstandig aanvragen. De dispensatie wordt in dat geval uitsluitend verleend wanneer genoegzaam wordt aangetoond dat de meerderheid van de werknemers binnen het bedrijf van werkgever met het dispensatieverzoek instemt.

    • d. De dispensatie wordt in alle gevallen slechts verleend onder de voorwaarde dat de onder a bedoelde verzekering onder dezelfde voorwaarden met een andere solvabel te achten verzekeraar wordt afgesloten onder dezelfde of – alle omstandigheden in aanmerking genomen – gelijkwaardige voorwaarden. De dispensatie kan voorts slechts worden verleend voor alle werknemers binnen een onderneming of voor alle werknemers binnen een onderdeel van een onderneming. Na de dispensatie zijn de werknemers gehouden de verplichting bedoeld in lid 9 sub a na te komen ten opzichte van de andere in het dispensatiebesluit te vermelden verzekeraar. Cao-partijen kunnen besluiten dat de dispensatie voor een in het dispensatiebesluit te vermelden periode wordt verleend.

HOOFDSTUK 7

OPLEIDINGEN

Artikel 7.1 Opleidingsrecht

  • 1. Een werknemer die de 19-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt, heeft het recht een opleiding te volgen die betrekking heeft op de in het reprografisch bedrijf uitgeoefende functies of een zogenoemde vormingscursus. Met betrekking tot het voor het volgen van de opleiding e.d. noodzakelijke verzuim is van toepassing hetgeen in artikel 5.4 onder m is geregeld. De werknemer moet aan de werkgever aantonen dat hij bedoelde opleiding volgt.

  • 2. Ten aanzien van een werknemer die wordt aangenomen op functieniveau I of II geldt dat hij na een eventuele proeftijd recht heeft om binnen één jaar en voor rekening van de werkgever deel te nemen aan een functiegerichte opleiding of vakopleiding, d.w.z. een opleiding gericht op zijn bestaande of toekomstige functie in de onderneming. De werkgever zal de werknemer op deze mogelijkheid moeten wijzen en hem in beginsel bij aanvang van de opleiding en gebleken geschiktheid een dienstverband voor onbepaalde tijd aanbieden. Van de werknemer wordt verwacht dat hij naar beste kunnen aan de opleiding deelneemt.

  • 3. Iedere werknemer kan jegens de werkgever aanspraak maken op deelname aan een functiegerichte opleiding of vakopleiding, d.w.z. een opleiding gericht op zijn bestaande of toekomstige functie in de onderneming. Over de verdeling van de kosten van de opleiding en over het aantal dagen dat de werkgever hiervoor ter beschikking stelt kunnen tussen de werknemer en werkgever nadere afspraken worden gemaakt, met dien verstande dat in elk geval van toepassing is hetgeen in artikel 5.4 onder k en l is geregeld inzake verzuim met behoud van loon.

Artikel 7.2 Cursus Nederlandse taal

Werknemers van buitenlandse origine kunnen jegens de werkgever aanspraak maken op deelname aan een cursus Nederlandse taal.

HOOFDSTUK 8

OVERLEG IN DE ONDERNEMING

Artikel 8.1 Overleg over werkgelegenheid

Elk halfjaar dient overleg plaats te vinden tussen de werkgever en werknemers over de werkgelegenheid in de onderneming. Zaken die hierbij aan de orde dienen te komen zijn de personeelsbezetting met alle aspecten vandien (o.a. overwerk, mogelijkheid van deeltijdarbeid), opleidingen, maatregelen ten behoeve van het werk door ouderen en verzuimpreventie.

Artikel 8.2 Overleg over milieu en arbeidsomstandigheden

Aan werkgevers en werknemers wordt geadviseerd om jaarlijks binnen de onderneming overleg te voeren over de naleving van regelingen op het gebied van milieu en arbeidsomstandigheden.

Artikel 8.3 Decentrale afspraken

  • 1. Werkgever en werknemers zullen gezamenlijk afspraken maken over de invulling van de in bepalingen van deze cao aangegeven onderwerpen. Dergelijke afspraken worden in deze cao aangeduid als decentrale afspraken.

  • 2. Decentrale afspraken worden gemaakt over arbeidstijden en -roosters en overwerkregelingen.

  • 3. Decentrale afspraken zijn bindend voor werkgever en werknemers indien zij tot stand zijn gekomen op de wijze die is voorgeschreven in artikel 8.4. De werkgever is gerechtigd naleving daarvan in de bedrijfsvoering af te dwingen. Anders tot stand gekomen afspraken op ondernemingsniveau die een aanvulling van de cao beogen zijn nietig. Eveneens zijn nietig afspraken die in strijd zijn met deze cao.

  • 4. Ingeval van strijd tussen de bepalingen van de cao en een decentrale afspraak zijn de bepalingen in de cao van toepassing, voor zover deze laatste afwijking bij decentrale afspraken niet toelaten.

Artikel 8.4 Besluitvorming bij decentrale afspraken

  • 1. Decentrale afspraken komen tot stand als werkgever en werknemers daarover in overleg overeenstemming bereiken.

  • 2. Het overleg tussen werkgever en werknemers kan plaatsvinden in de vorm van een personeelsvergadering of met alle werknemers die door de voorstellen worden geraakt. Bij voorkeur treedt een vertegenwoordiging van het personeel op, bestaande uit leden van de ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging. De resultaten van het overleg zullen in schriftelijke vorm aan de personeelsvergadering of aan alle werknemers die door de voorstellen worden geraakt, worden voorgelegd zodat daar bij meerderheid kan worden vastgesteld waarover overeenstemming bestaat.

  • 3. Decentrale afspraken worden door de werkgever schriftelijk vastgelegd in een overeenkomst, die wordt ondertekend door de werkgever enerzijds en door de voorzitter van de personeelsvertegenwoordiging/personeelsvergadering dan wel de betrokken werknemers anderzijds.

  • 4. De overeenkomst vermeldt tevens de datum van inwerkingtreding en geldt in principe voor de looptijd van de cao, tenzij anders is afgesproken. Bij uitblijven van een nieuwe overeenkomst wordt de bestaande geacht te continueren.

BIJLAGE 1

PROTOCOLLAIRE BEPALINGEN

  • 1. Lonen

    • a. Mede ter handhaving van de koopkracht van de werknemers worden de werkelijke lonen van de werknemers per 1 april 19961 met 2,75% verhoogd en per 1 januari 1997 met 1,75%.1

    • b. Het voorgaande geldt niet indien de normaal gemiddelde arbeidstijd van de werknemer per 1 april 1995 meer dan 36 uur in de week bedroeg en deze arbeidstijd uiterlijk per 1 januari 1996 werd teruggebracht tot normaal gemiddeld 36 uur in de week. In deze gevallen geldt – in verband met de kosten van invoering van een kortere werkweek – dat de verhoging van de werkelijke lonen per 1 april 19961 1,5% bedraagt. (De verhoging per 1 januari 19971 met 1,75% geldt wèl.)

    • c. Bij de onderhandelingen 1994 is afgesproken om werkgevers (en werknemers) in overweging te geven om gebruik te maken van de nieuwe mogelijkheden op het gebied van spaarloon.

  • 2. Sectorbeleid.

    • De premie voor het Sectorfonds Reprografie is onveranderd vastgesteld op 0,2% voor 19971.

BIJLAGE 2

VERVROEGDE UITTREDING OUDERE WERKNEMERS

Artikel 1 Basis vervroegde uittreding

  • 1. Werknemers van 60, 61, 62, 63 en 64 jaar hebben recht op vervroegd uittreden, indien zij na het bereiken van hun 50e verjaardag tien jaar onafgebroken werkzaam zijn geweest als werknemer in de zin van de CAO voor het grafisch bedrijf in Nederland en/of de CAO voor de chefs in het grafisch bedrijf in Nederland, de CAO voor het administratief personeel in het grafisch bedrijf in Nederland, de CAO voor het reprografisch bedrijf, de CAO voor het klein-formaat offsetbedrijf, de CAO voor het zeefdrukbedrijf in Nederland, de CAO voor het administratief personeel in het dagbladbedrijf in Nederland en de daarbij behorende „Regeling van arbeidsvoorwaarden voor het buitendienstpersoneel in het dagbladbedrijf", de CAO voor de papiergroothandel of de CAO's voor het ANP.1

  • 2. Werknemers van 57, 58 en 59 jaar hebben in 1995 en 1996 recht op vervroegde uittreding, indien zij onmiddelijk daaraan voorafgaand 40 jaar onafgebroken werkzaam zijn geweest als werknemer in de zin van een of meer van de in lid 1 van dit artikel genoemde cao's.

  • Eenzelfde recht geldt voor werknemers van 58 en 59 jaar in 1997 en 1998 respectievelijk voor werknemers van 59 jaar in 1999 en 2000.

  • Het bestuur van het FWG kan besluiten in bijzondere gevallen onderbrekingen in de genoemde periode van 40 jaar niet als onderbreking van de werkzaamheden aan te merken.

  • 3. Werknemers van 57, 58 en 59 jaar hebben in 1995 en 1996 recht op vervroegde uittreding, indien zij onmiddelijk daaraan voorafgaand 35 jaar onafgebroken in ploegendienst werkzaam zijn geweest als werknemer in de zin van een of meer van de in lid 1 van dit artikel genoemde cao's.

  • Eenzelfde recht geldt voor werknemers van 58 en 59 jaar in 1997 en 1998 respectievelijk voor werknemers van 59 jaar in 1999 en 2000.

  • Het bestuur van het FWG kan besluiten in bijzondere gevallen onderbrekingen in de genoemde periode van 35 jaar niet als onderbreking van de werkzaamheden aan te merken.

  • 4. De beoordeling van het tienjaarscriterium als bedoeld in het eerste lid van dit artikel geschiedt op basis van de verzekerdenadministratie van het in het eerste lid van artikel 8 van dit reglement vermelde fonds.

  • De beoordeling van de periode van 40 respectievelijk 35 jaar als bedoeld in het tweede respectievelijk derde lid van dit artikel geschiedt voor zoveel mogelijk op basis van de verzekerdenadministratie van genoemd fonds.

  • Door dit fonds wordt jaarlijks aan werknemers een bewijs van deelneming verstrekt volgens een door dit fonds vast te stellen model. De werknemer die in enig jaar geen bewijs van deelneming ontvangt, is verplicht dit zo spoedig mogelijk aan het fonds te melden. De boeken van het fonds strekken tot volledig bewijs; tegenbewijs kan uitsluitend worden geleverd met behulp van aan de werknemer toegezonden bewijzen van deelneming.

  • 5. Een werknemer op wie ten gevolge van de na 1 augustus 1979 eerste verbindendverklaring van een of meer van de in het eerste lid van dit artikel genoemde cao's, een cao dient te worden toegepast, wordt voor de toepassing van het vierde lid van dit artikel geacht in de verzekerden-administratie te zijn opgenomen geweest gedurende de periodes, gelegen vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van de eerste algemeen verbindendverklaring als in dit lid bedoeld, waarin hij werkzaamheden verrichtte die gerekend worden tot de werkingssfeer van de cao's.

Artikel 2 Arbeidsongeschiktheid geen onderbreking

In afwijking van het in het in artikel 1 van dit reglement bepaalde, worden perioden waarover uitkering krachtens de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering is genoten, werkzaamheden niet als onderbreking van de werkzaamheden aangemerkt, mits onmiddellijk vóór de aanvang van de uitkering werd gewerkt als werknemer in de zin van een van de cao's genoemd in artikel 1 van dit reglement.

Artikel 3 Korte perioden van werkloosheid geen onderbreking werkzaamheden

In totaal 26 weken uitkering krachtens de Werkloosheidswet worden eveneens niet als onderbreking van de werkzaamheden aangemerkt.

Het bestuur van het in artikel 8 van dit reglement bedoelde fonds kan besluiten de in de vorige volzin van dit artikel bedoelde termijn van 26 weken te verlengen, een en ander volgens door dit bestuur nader te stellen regels.

Artikel 4 Ingangsdatum vervroegde uittreding

  • 1. De vervroegde uittreding kan ingaan op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin een werknemer na het bereiken van de 50e verjaardag tien jaar als werknemer in de zin van een van de in artikel 1 van dit reglement genoemde cao's werkzaam is.

  • 2. De vervroegde uittreding kan eveneens ingaan op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin een werknemer ten minste de 57e verjaardag in 1995 en 1996 heeft bereikt, indien de werknemer onmiddellijk daaraan voorafgaand 40 jaar c.q. 35 jaar in ploegendienst, onafgebroken in de zin van een van de in artikel 1 van dit reglement genoemde cao's werkzaam is geweest. Hierbij geldt vervolgens de gefaseerde afbouw van de uittredingsleeftijd overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, leden 2 en 3.

Artikel 5 Definities

In het kader van deze vut-regeling wordt onder ploegendienst en afwijkende werktijden verstaan de diensten die geregeld zijn in hoofdstuk 6 van de CAO voor het Grafisch Bedrijf in Nederland, respectievelijk de CAO voor het administratief personeel in het Grafisch Bedrijf in Nederland, respectievelijk de CAO voor de Chefs in het Grafisch Bedrijf in Nederland.

Het bestuur van het vut-fonds (dagelijks bestuur FWG) heeft tot taak aanvragen van werknemers te beoordelen. De werknemer is gehouden aannemelijk te maken dat hij voldoet aan het termijn-criterium van 35 jaar ploegendienst. Het fondsbestuur heeft te allen tijde het recht nader onderzoek in te stellen.

Artikel 6 Termijn aanzegging vervroegd uittreden

  • 1. Over het eventueel gebruik maken van het recht op vervroegd uittreden dient tijdig vóór het tijdstip van vervroegd uittreden overleg plaats te vinden tussen werkgever en werknemer. Het resultaat van dit overleg dient schriftelijk te worden vastgelegd. Het initiatief tot dit overleg kan worden genomen door zowel werkgever als werknemer.

  • 2. De wens dat gebruik gemaakt wordt van het recht op vervroegd uittreden dient ten minste 26 weken vóór het tijdstip van vervroegd uittreden schriftelijk aan de andere partij kenbaar te worden gemaakt.

Artikel 7 Einde dienstverband

Bij de aanvang van vervroegde uittreding eindigt het dienstverband tussen werkgever en werknemer.

Artikel 8 Uitkering

  • 1. Behoudens het bepaalde in het derde lid van artikel 9, artikel 11 en artikel 13 van dit reglement, heeft de werknemer tijdens de vervroegde uittredingsperiode aanspraak op een uitkering van het Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven, een en ander volgens de statuten en reglementen van dit fonds en door het bestuur ervan te stellen regelen.

  • 2. De uitkering dient door de werknemer bij het FWG te worden aangevraagd ten minste twee maanden vóór de vervroegde uittreding.

  • 3. De uitkering eindigt per de eerste van de maand waarin de werknemer 65 jaar wordt.

Artikel 9 Geen arbeid verrichten zonder toestemming

  • 1. Tijdens de periode van vervroegd uittreden is het een werknemer niet toegestaan, behoudens toestemming van het bestuur van het FWG, werkzaamheden te verrichten waarvoor normaliter loon of een vergoeding wordt uitbetaald.

  • 2. Indien met toestemming van het bestuur van het FWG werkzaamheden worden verricht, zal de hiervoor ontvangen beloning respectievelijk vergoeding op de uitkering in mindering worden gebracht.

  • 3. Indien zonder toestemming van het bestuur van het FWG werkzaamheden worden verricht waarvoor normaliter loon of een vergoeding wordt uitbetaald, kan het bestuur besluiten de uitkering te beëindigen en de ten onrechte genoten uitkering terug te vorderen.

Artikel 10 Aftrek pensioen

Op de uitkering, bedoeld in artikel 8 van dit reglement, worden in mindering gebracht uitkeringen waarop de werknemer krachtens een pensioenregeling aanspraak kan maken.

Artikel 11 Uitkering Ziektewet, respectievelijk AAW/WAO

  • 1. Geen vervroegde uittreding is mogelijk voor werknemers die aanspraak hebben op een volledige uitkering krachtens Ziektewet, respectievelijk AAW/WAO.

  • 2. (Gedeeltelijke) uitkeringen krachtens Ziektewet, respectievelijk AAW/WAO, waarop de werknemer tijdens zijn uittredingsperiode aanspraak heeft respectievelijk aanspraak verkrijgt, worden op de uitkeringen van het FWG in mindering gebracht.

Artikel 12 Deeltijd-vut

  • 1. Een wijziging van een gekozen uittredingspercentage kan slechts per de eerste dag van een kalendermaand ingaan.

  • Een werknemer die voldoet aan de voorwaarden tot vervroegd uittreden kan, voor zover de werkgever daarmee schriftelijk instemt, onder de voorwaarden van dit artikel gedeeltelijk van dit recht gebruik maken.

  • 2. Een werknemer kan gedeeltelijk vervroegd uittreden volgens door het bestuur van het FWG vastgestelde percentages.

  • 3. Ten minste twee maanden vóór het tijdstip waarop een werknemer gedeeltelijk vervroegd wenst uit te treden respectievelijk een wijziging van het uittredingspercentage wenst, dient dit schriftelijk aan het FWG te worden medegedeeld.

  • 4. Een wijziging van een gekozen uittredingspercentage kan slechts een verhoging van het uittredingspercentage inhouden.

  • De werknemer die volledig gebruik maakt van zijn recht op vervroegd uittreden komt niet meer in aanmerking voor gedeeltelijk vervroegd uittreden.

  • 5. De werknemer die gedeeltelijk vervroegd uittreedt, ontvangt van het FWG een aan het uittredingspercentage aangepaste uitkering, een en ander volgens door het FWG-bestuur nader te stellen regels.

  • 6. De bepalingen in de voorgaande artikelen omtrent volledig vervroegd uittreden zijn voor zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing.

  • 7. Het bestuur van het FWG kan echter afwijkende bepalingen en nadere regels stellen.

Artikel 13 Verplichting tot verstrekken van inlichtingen

  • 1. Werkgever en werknemer zijn verplicht het bestuur van het FWG alle inlichtingen en gegevens te verstrekken welke het fonds voor de vervulling van haar taak nodig heeft.

  • 2. Indien de werknemer niet laatstelijk tien jaar onafgebroken in dienst is geweest bij dezelfde werkgever, dient hij zijn werkgever een opgave te verstrekken van de werkgever(s) bij wie hij de laatste tien jaar in dienst is geweest en het (de) tijdvak(ken) van het dienstverband. De werkgever zendt deze opgave aan het FWG, dat daarna zo spoedig mogelijk aan werkgever en werknemer mededeelt of de werknemer voldoet aan het criterium gesteld in artikel 1 van dit reglement. Als het bestuur van het FWG van oordeel is dat de werknemer niet voldoet aan het criterium gesteld in artikel 1 van dit reglement, dan heeft de werknemer geen recht op vervroegd uittreden.

  • 3. Indien het bestuur van het FWG aan de hand van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde opgave van de werknemer niet kan beoordelen of de werknemer al dan niet voldoet aan het criterium gesteld in artikel 1 van dit reglement, dan zal de werknemer worden verzocht te bewijzen dat hij aan dit criterium voldoet. Voldoet de werknemer niet aan dit verzoek of slaagt hij er niet in het bewijs te leveren, dan heeft hij geen recht op vervroegd uittreden.

  • 4. Het bepaalde in het tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing voor werknemers van 57, 58 en 59 jaar die voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 1, leden 2 en 3 van dit reglement.

  • Het bestuur van het FWG kan echter nadere regels stellen ten aanzien van de wijze waarop de bedoelde periode van 40 jaar c.q. 35 jaar in ploegendienst dient te worden aangetoond.

Artikel 14 Inwerkingtreding reglement

Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 1995.

Dit reglement is een vervolg op het op 1 januari 1995 buiten werking getreden Reglement vervroegde uittreding oudere werknemers.

Artikel 15 Vervallen, respectievelijk aanpassen bij wettelijke regelingen

Dit reglement zal worden aangepast wanneer wettelijke voorzieningen worden getroffen met betrekking tot vervroegd uittreden en/of pensionering, eerder dan op 65-jarige leeftijd.

Artikel 16 Overgangsbepaling

  • 1. Op werknemers die vóór 1 januari 1995 vanaf hun 60e jaar vervroegd zouden kunnen uittreden op basis van de vervroegde uittredingsregeling zoals die voor die datum gold, doch het moment waarop zij vervroegd uittreden zouden willen uitstellen tot na die datum, zijn de bepalingen omtrent de hoogte van de uitkering zoals die golden vóór 1 januari 1995 onverkort gedurende de looptijd van hun vut-uitkering van toepassing.

  • 2. Werknemers die vóór 1 januari 1995 vanaf hun 56e jaar vervroegd zouden kunnen uittreden op basis van de vervroegde uittredingsregeling zoals die voor die datum gold, doch het moment waarop zij vervroegd uittreden zouden willen uitstellen tot na die datum, kunnen ook na 1 januari 1995 daadwerkelijk vervroegd uittreden. De bepalingen omtrent de hoogte van de uitkering zoals die golden vóór 1 januari 1995 zijn onverkort gedurende de looptijd van hun vut-uitkering van toepassing op deze werknemers.

BIJLAGE 4

HANDLEIDING FUNCTIE-INDELING IN REPROGRAFISCHE ONDERNEMINGEN

Spelregels

Bij het indelen van functies moeten de volgende regels in acht worden genomen:

  • 1. Het kan voorkomen dat niet alle elementen van één algemene niveau-omschrijving volledig van toepassing zijn op de in te delen functie. In dit geval geldt het niveau van welk de meeste karakteristieken overeenkomen met de betreffende functie.1

  • 2. Voor wat betreft de arbeidsomstandigheden is uitgegaan van de gemiddelde situatie. Bij afwijking hiervan kunnen per bedrijf aanvullende afspraken gemaakt worden.

  • (De ondergrens is uiteraard dat tenminste de ARBO-wet wordt gevolgd).

  • 3. Hoe het vereiste kennisniveau is bereikt doet niet terzake.1

  • 4. Bij het structureel uitoefenen van samengestelde functies is het niveau van het zwaarste functiedeel bepalend voor het vaststellen van het functieniveau.1

  • 5. Per onderneming kunnen aanvullende afspraken over multi-inzetbaarheid worden gemaakt.1

  • 6. Vervanging van de chef gedurende vakantie, snipperdagen, atv e.d., die betrekking heeft op het waarnemen van de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden, dient bij het indelen meegenomen te worden.

  • (Over volledige vervanging van de chef tijdens langdurige afwezigheid dienen aparte afspraken te worden gemaakt.)

VERKLARENDE WOORDENLIJST BIJ NIVEAUBESCHRIJVINGEN

Complexiteit 
De aandacht verleggen 
– VeelvuldigGemiddeld elk kwartier
– FrequentGemiddeld elke 20 minuten
– Vrij frequentGemiddeld elke 25 minuten;
 2 à 3 x per uur
– RegelmatigGemiddeld elk ½ uur
– Af en toe tot regelmatigGemiddeld elke ¾ uur
  
Tijdsdruk 
– Soms/af en toeEnkele keren per maand tot enkele keren per week
– RegelmatigEnkele keren per week tot dagelijks
  
Regelcapaciteit 
Leiding 
– Een aantal medewerkersDrie tot vijf ondergeschikten
– Meer medewerkersVijf en meer ondergeschikten
  
Contacten internZakelijke contacten met functionarissen binnen de eigen vestiging
  
Afbreukrisico 
Contacten externZakelijke contacten met functionarissen buiten de eigen vestiging
– DiscretieEr niet met anderen over praten
– GeheimhoudingEr moet over worden gezwegen
  
Werkomstandigheden 
– KantooromstandighedenWerkruimte met nauwelijks bezwarende of hinderlijke omstandigheden
– ProduktieruimteWerkruimte met in werking zijnde machines

TECHNISCHE EN LEIDINGGEVENDE FUNCTIES

Functieniveau I

Doel

Uitvoeren van ondersteunende en dienstverlenende taken.

Voorbeeld-activiteiten

Verpakken van lichtdrukken en/of kopieerwerk. Verrichten van magazijnwerkzaamheden (o.a. bevoorraden afdelingen). Opruimen van afval. Schoonmaken. Uitvoeren van klein onderhoud.

Karakteristieken

Complexiteit

Functie gericht op het uitvoeren van een of een aantal ondersteunende werkzaamheden van eenvoudige aard. De uit te voeren werkzaamheden zijn overwegend routinematig.

De werkzaamheden vragen enkele jaren voortgezet onderwijs (d.w.z. leerplicht vervuld), aangevuld met een korte bedrijfsinstructie. Na enkele dagen is er sprake van volledig ingewerkt zijn.

Regelcapaciteit

De opdrachten worden toegewezen en/of er wordt volgens een vast werkrooster gewerkt. Voor de uitvoering van de werkzaamheden worden eenduidige aanwijzingen of instructies gegeven en/of er wordt gewerkt aan de hand van vaste procedures waarbij een beroep op praktische handvaardigheid wordt gedaan. Het werk laat vrijwel geen eigen interpretaties toe. Er is in het algemeen sprake van voortdurend toezicht.

Afbreukrisico

Fouten of onachtzaamheden kunnen leiden tot beschadigingen aan of tot het zoekraken van goederen.

Door zelfcontrole en regelmatig toezicht van de leidinggevende worden de fouten meestal snel ontdekt.

Werkomstandigheden

De werkzaamheden worden in redelijk schone produktieruimten verricht, waarbij soms sprake kan zijn van enige onaangename factoren zoals enige geluidsoverlast, enige stankoverlast (ammoniakdampen). De werkzaamheden worden overwegend staand verricht, afgewisseld met lopen en enig tilwerk.

Functieniveau II

Doel

Uitvoeren van (deel-)werkzaamheden ten behoeve van het lichtdrukken, het kopiëren, de reproduktiefotografie of het plotten. Ophalen (per auto) en bezorgen van goederen.

Voorbeeld-activiteiten

Vergaren, vouwen, snijden, binden en/of plastificeren e.d. Vervaardigen van plotafdrukken. Maken van standaardafdrukken. Onderhouden van fotografische baden. Verzendgereed maken van gereed produkt. Ophalen en wegbrengen van opdrachten/orders. Onderhouden c.q. assisteren bij het onderhoud van de machines en apparatuur.

Karakteristieken

Complexiteit

Technische functie, gericht op het uitvoeren van (deel-) werkzaamheden ten behoeve van het lichtdrukken, het kopiëren, de reproduktiefotografie of het plotten. Het werk is overwegend routinematig van aard. (Concentratie is vereist bij het rijden.) Het werk wordt regelmatig onder tijdsdruk uitgevoerd. Bij het afwerken is accuratesse vereist.

Het niveau van de functie vraagt enkele jaren voortgezet onderwijs (leerplicht vervuld), aangevuld met een apparatuurgebonden bedrijfstraining van enkele weken (bezit van rijbewijs B).

Regelcapaciteit

De volgorde van de werkzaamheden wordt bepaald door het werkaanbod en de door de leidinggevende gestelde prioriteiten (c.q. door een vaste routeplanning). De aanpak van het werk wordt bepaald door eenduidige instructies en werkwijzen en laat nauwelijks eigen interpretaties toe (met uitzondering bij verkeerssituaties). De leidinggevende is nagenoeg steeds bereikbaar in geval van problemen.

Afbreukrisico

Fouten of onachtzaamheden bij de uitvoering van de werkzaamheden kunnen leiden tot verlies van tijd en materiaal (opdracht maken) en tot irritatie van de klant.

Zelfcontrole en geregelde controle door de leidinggevende leiden meestal tot snelle en tijdige ontdekking van de fouten. (Onoplettendheid in het verkeer kan leiden tot verkeersongevallen).

Er kan sprake zijn van contacten met opdrachtgevers over de uitvoering van de opdrachten c.q. het in ontvangst nemen van opdrachten.

Werkomstandigheden

De werkzaamheden worden in redelijk schone produktieruimten verricht, waarbij soms sprake kan zijn van enige onaangename factoren zoals enige geluidsoverlast, enige stankoverlast (ammoniakdampen) e.d. Zowel staand (overwegend) als zittend werk komt voor (c.q. regelmatig wisselende omstandigheden – in de auto en daarbuiten –, af en toe lange ritten). Kans op aanraking met chemicaliën (c.q. op lichamelijk letsel ten gevolge van deelname aan het verkeer) is aanwezig.

Functieniveau III

Doel

Vervaardigen van lichtdrukken en/of kopieën, zowel in zwart/wit als in kleur.

Voorbeeld-activiteiten

Instellen en bedienen van lichtdruk- en/of kopieermachines. Uitvoeren van dagelijks onderhoud aan de apparatuur. Zonodig uitvoeren van de afwerking (snijden, vouwen, vergaren, binden e.d.).

Karakteristieken

Complexiteit

Technische functie, gericht op het vervaardigen van kopieën en van lichtdrukken op basis van aangeleverde originelen. Er is variatie in soorten, aantallen, formaten en uitvoering. Bij het instellen van de machines is sprake van een aantal variabelen (belichting, papierformaat, vergroten, verkleinen, kleurcorrectie e.d.); bij het bedienen speelt de routine een grote rol. Verzorgt het dagelijks onderhoud aan de machines. Verzorgt zonodig zelf de afwerking van de opdracht (snijden, vouwen, vergaren, binden e.d.). Regelmatig wordt het werk onder tijdsdruk uitgevoerd waarbij de accuratesse gehandhaafd dient te blijven.

Het niveau van de functie vraagt een LTS-opleiding, aangevuld met de Praktijkcursus Reprografie of gelijkwaardig en met apparatuur gebonden instructies.

Regelcapaciteit

Werkt de opdrachten in de aangeboden volgorde af of in de door de leidinggevende gestelde prioriteiten. Plant daarbinnen zelf eventuele spoedopdrachten. De instellingen en bedieningswijzen van de machines zijn gegeven. Bepaalt aan de hand van de originelen, de wensen van de opdrachtgever en de mogelijkheden van de machines, de te volgen methode en stelt de machines in. Signaleert problemen en lost deze meestal zelf op (zijn veelal van praktisch-technische aard). Er is sprake van beperkt direct toezicht. De leidinggevende is nagenoeg steeds bereikbaar in geval van problemen.

De contacten binnen de afdeling (en met het magazijn) zijn gericht op een vlotte voortgang van de produktie. Incidenteel zijn er contacten met monteurs bij storingen of groot onderhoud.

Afbreukrisico

Fouten of onachtzaamheden bij het beoordelen van de opdracht of bij het instellen/bedienen van de machines kunnen leiden tot verlies van tijd en materiaal bij de onderhanden zijnde order, met kans op irritatie bij de opdrachtgever.

Zelfcontrole en controle door de leidinggevende leiden meestal tot een tijdige ontdekking van de fouten. Beschadigingen van originelen kan tot schadeclaims leiden.

Incidenteel zijn er contacten met opdrachtgevers over de uitvoering van de opdrachten. Voor het in ontvangst nemen van de opdrachten kan er regelmatig contact zijn met opdrachtgevers.

Werkomstandigheden

De werkomstandigheden worden in redelijk schone produktieruimten verricht, waarbij sprake kan zijn van enige onaangename factoren zoals enige geluidsoverlast, enige stankoverlast (ammoniakdamp). Het werk wordt overwegend staand verricht. Kans op aanraking met chemicaliën.

Functieniveau IV

Doel

Vervaardigen langs fotografische weg van reprodukties in zwart/wit en/of het vervaardigen van kleurkopieën.

Voorbeeld-activiteiten

Instellen en bedienen van camera's, contactkasten, ontwikkelmachines e.d. en/of kleurenkopieermachines. Uitvoeren van het dagelijks onderhoud.

Karakteristieken

Complexiteit

Technische functie, gericht op het vervaardigen van reprodukties in zwart/wit of het vervaardigen van kleurkopieën op basis van aangeleverd uitgangsmateriaal (opzicht- en/of doorzichtmodellen, originelen, diskettes, niet vlakke voorwerpen, e.d.). De opdrachten variëren in soort, formaat en gecompliceerdheid. Hierbij komt een veelheid aan technieken en bewerkingen aan de orde (maskeren, verschillende belichtingen, rasteren, vergroten, verkleinen, kleurcorrecties, soms beeldaanpassingen e.d.). Werkzaamheden van routinematige aard zijn in de minderheid. Verzorgt het dagelijks onderhoud aan de machines/apparatuur. Het werk wordt regelmatig onder tijdsdruk uitgevoerd waarbij de accuratesse gehandhaafd dient te worden.

Het niveau van de functie vraagt een LTS-C/MAVO-opleiding, aangevuld met de Cursus Reprografie of gelijkwaardig.

Regelcapaciteit

Deelt de werkzaamheden in op basis van de opdrachten en door de leidinggevende aangegeven prioriteiten. Plant daarbinnen zelf eventuele spoedopdrachten. Kiest aan de hand van het uitgangsmateriaal (kwaliteit), de wensen van de opdrachtgever en de mogelijkheden van de technieken en machines/ apparatuur, de te volgen werkmethode, de te gebruiken materialen en de programma's (past deze zonodig aan). Maakt zonodig proefafdrukken. Signaleert problemen en lost deze meestal zelf op (zijn veelal van vaktechnische aard). Er is sprake van beperkt direct toezicht. De leidinggevende is nagenoeg steeds bereikbaar in geval van problemen.

De contacten, binnen de afdeling (en met het magazijn), zijn gericht op een vlotte voortgang van de produktie. Incidenteel zijn er contacten met monteurs bij storingen of groot onderhoud.

Afbreukrisico

Fouten of onachtzaamheden bij het beoordelen van de opdracht en/of bij de keuze van werkmethode/programma en/of bij het instellen/bedienen van de machines kunnen leiden tot verlies van tijd en materiaal, met kans op irritatie bij de opdrachtgever.

Zelfcontrole en controle door de leidinggevende leiden meestal tot een tijdige ontdekking van de fouten. Beschadiging van originelen kan tot schadeclaims leiden.

Er kan sprake zijn van overleg met de opdrachtgevers over de uitvoering van de opdrachten.

Werkomstandigheden

De werkzaamheden worden in redelijk schone produktieruimten verricht, waarbij sprake kan zijn van enige onaangename factoren zoals enige geluidsoverlast, dokaverlichting e.d. Het werk wordt overwegend staand, soms in een gebogen houding verricht. Er kan sprake zijn van enige ooginspanning (turen, beeldscherm) en er is kans op aanraking met chemicaliën.

Functieniveau V

Doel

Coördineren en (mede-)uitvoeren van de werkzaamheden binnen een afdeling (lichtdruk, kopie, reproduktiefotografie e.d.).

Voorbeeld-activiteiten

Bewaken van de doorstroming van de opdrachten. Beoordelen van de opdrachten, zonodig voorzien van aanvullende instructies. Verdelen van de opdrachten over de machines. Oplossen (of laten oplossen) van storingen. Geven van technische ondersteuning. Zorgdragen voor het onderhoud van de machines. Maken van routeplanningen. Uitvoeren van de opdrachten.

Karakteristieken

Complexiteit

Leidinggevende functie, gericht op de coördinatie van de praktische, technische en doorstromingsaspecten van de werkzaamheden binnen één afdeling (lichtdruk, kopie, reproduktiefotografie etc.). De opdrachten variëren in soorten, aantallen, formaten en uitvoering. Controleert de uitvoering van de orders en bewaakt de produktievoortgang en de kwaliteit. Werkt, bij grote drukte of in geval van speciale orders, mee bij de uitvoering van de opdrachten. Moet vrij frequent de aandacht verleggen als gevolg van interrupties en de verschillende taakelementen. Accuratesse is vereist bij beoordeling en controle van de opdrachten. Af en toe worden de werkzaamheden onder tijdsdruk verricht.

Het niveau van de functie vraagt een LTS-C-opleiding, aangevuld met de Cursus Reprografie of gelijkwaardig, met machinegerichte instructies en een cursus leidinggeven.

Regelcapaciteit

De tijdsindeling van de werkzaamheden wordt in grote lijnen bepaald door de gegeven aan- en aflevermomenten van de opdrachten en door gestelde prioriteiten; daarbinnen is de functionaris vrij de tijd in te delen. De werkmethoden en produktieprocessen liggen vast. Beoordeelt de aard van de opdracht en bepaalt de werkwijze op onderdelen. Initiatief vereist bij afwijkende opdrachten en bij storingen. Toezicht indirect en in overleg. De leidinggevende is niet altijd snel bereikbaar.

De contacten met collega's zijn gericht op het optimaal verwerken van de opdrachten.

Geeft leiding aan een aantal medewerkers.

Afbreukrisico

Fouten of onachtzaamheden bij het beoordelen, het indelen, het instrueren en/of het controleren van de opdrachten kunnen tot een verkeerde uitvoering van de opdrachten leiden en tot produktieverlies en/of vertraging bij de aflevering en/of irritatie bij de opdrachtgever.

Tijdige ontdekking en herstel van de fouten berusten op zelfcontrole en op signalen van medewerkers.

De contacten met opdrachtgevers zijn gericht op de uitvoering van de opdrachten en incidenteel op de behandeling van klachten.

Werkomstandigheden

De werkzaamheden worden verricht in redelijk schone produktieruimten, waarbij sprake kan zijn van enige onaangename factoren zoals enige geluidsoverlast, enige stankoverlast (ammoniakdampen), eventueel dokaverlichting. Afwisselend lopen en staan. Kans op aanraking met chemicaliën is aanwezig.

Functieniveau VI

Doel

Coördineren van alle werkzaamheden binnen een afdeling of afdelingen (lichtdruk, fotokopie, reproduktiefotografie etc.).

Voorbeeld-activiteiten

Bewaken van de doorstroming van de opdrachten. Beoordelen van de opdrachten en zonodig voorzien van aanvullende instructies. Verdelen van de orders over de afdelingen, respectievelijk de machines. Geven van technische ondersteuning. Laten oplossen van storingen. Toezien op het onderhoud van de machines, e.d.

Karakteristieken

Complexiteit

Leidinggevende functie, gericht op de gehele coördinatie van alle werkzaamheden binnen een afdeling of afdelingen (lichtdruk, fotokopie, reproduktiefotografie etc.). Is inhoudelijk diepgaand betrokken bij de diverse technieken die worden toegepast. De opdrachten variëren in soorten, aantallen, formaten en uitvoering. Controleert meestal steekproefsgewijs de uitvoering van de werkzaamheden op kwaliteit, kwantiteit en tijdsbesteding. Bewaakt geregeld de produktievoortgang en grijpt zonodig in. Werkt incidenteel mee bij de uitvoering van specifieke en omvangrijke opdrachten. Springt in bij de produktie waar nodig. Moet frequent de aandacht verleggen als gevolg van de diverse interrupties en de verschillende taakelelementen. Acuratesse is vereist bij controle en aflevering van de opdrachten. Af en toe worden de werkzaamheden onder tijdsdruk verricht.

Het niveau van de functie vraagt een MAVO-opleiding, aangevuld met de Cursus Reprografie, machinegerichte instructies en een cursus leidinggeven, of gelijkwaardig.

Regelcapaciteit

De tijdsindeling van de werkzaamheden wordt in grote lijnen bepaald door het werkaanbod en zich aandienende zaken. Stelt zelf de prioriteiten. De werkmethoden en produktieprocessen liggen vast. Beoordeelt de opdracht aan de hand van bedrijfsnormen en de eisen van de opdrachtgever. Bepaalt eventueel de werkwijze, neemt initiatief bij afwijkingen van de normen en bij verstoring van de produktie. Toezicht indirect en in overleg. De leidinggevende is niet altijd snel bereikbaar.

De contacten met collega's zijn gericht op het optimaal verwerken van de opdrachten.

Geeft leiding aan een aantal medewerkers.

Abreukrisico

Fouten of onachtzaamheden bij het beoordelen, het indelen, het instrueren en/of het controleren van de opdrachten kunnen leiden tot een verkeerde uitvoering van de opdrachten, tot produktievertraging of -verlies en/of irritatie bij of schadeclaims van de opdrachtgever.

Tijdige ontdekking en herstel van de fouten berusten in eerste instantie op zelfcontrole en daarnaast op signalen van medewerkers.

De contacten met opdrachtgevers zijn gericht op de uitvoering van de opdrachten en op de behandeling van klachten. Daarnaast zijn er contacten met monteurs die gericht zijn op een efficiënte afhandeling van storingen.

Werkomstandigheden

De werkzaamheden worden verricht in redelijk schone produktieruimten, waarbij sprake kan zijn van enige onaangename factoren zoals enige geluidsoverlast, enige stankoverlast (ammoniakdampen), eventueel dokaverlichting. Veelal staan en lopen afgewisseld met zitten. Kans op aanraking met chemicaliën is aanwezig.

Functieniveau VII

Doel

Coördineren van alle werkzaamheden binnen de afdelingen (lichtdruk, fotokopie, reproduktiefotografie etc.) of vestiging.

Voorbeeld-activiteiten

Leiding geven aan de medewerkers, motiveren, begeleiden en corrigeren. Controleren (steekproefsgewijs) van de uitvoering van de werkzaamheden op kwaliteit, kwantiteit en tijdsbesteding. Bewaken van de produktievoortgang en zonodig ingrijpen. Regelen van uit te besteden werk. Bewaken van de kosten en omzet. Nemen van maatregelen bij kostenoverschrijdingen en/of achterblijven van de omzet. Controleren van facturen en reclameren bij betalingsachterstanden. Behandelen van klachten, e.d.

Karakteristieken

Complexiteit

Leidinggevende functie, gericht op een optimale gang van zaken en op de algehele coördinatie van de werkzaamheden binnen de afdelingen (lichtdruk, fotokopie, reproduktiefotografie etc.) of vestiging, met zowel commerciële, administratieve, organisatorische (bezetting, capaciteit) als technische aspecten. De opdrachten variëren in soorten, aantallen, formaten en uitvoering. Werkt incidenteel mee bij de uitvoering van specifieke en omvangrijke opdrachten. Springt in bij de produktie waar nodig. Moet frequent de aandacht verleggen als gevolg van diverse interrupties en de vele deelontwerpen. Accuratesse is vereist. Af en toe worden de werkzaamheden onder tijdsdruk verricht.

Het niveau van de functie vraagt een HAVO-opleiding, aangevuld met de Cursus Reprografie, machinegerichte instructies en een cursus middle management, of gelijkwaardig.

Regelcapaciteit

Deelt zelf de tijd in binnen een beperkt aantal ultieme data en zich aandienende zaken. Stelt zelf de prioriteiten. De werkmethoden en produktieprocessen liggen vast. Beoordeelt de effectiviteit van de afdeling/vestiging aan de hand van bedrijfsnormen en de eisen van de opdrachtgever. Neemt initiatief tot het nemen van maatregelen bij afwijkingen van de norm en stagnatie van de produktie en voor het realiseren van verbeteringen. Heeft een signalerende en adviserende rol ten aanzien van aanname, ontslag, promotie, opleidingen e.d. van de medewerkers. Toezicht indirect in de vorm van overleg en rapportages.

De contacten met alle voor de werkzaamheden relevante functionarissen zijn gericht op een optimale sturing van de werkzaamheden.

Geeft leiding aan meer medewerkers.

Afbreukrisisco

Fouten of onachtzaamheden bij de sturing van de produktie kunnen leiden tot verkeerde uitvoering van opdrachten, inefficiency, produktiestagnatie, schadeclaims van opdrachtgevers en in het uiterste geval tot verlies van klanten.

Tijdige ontdekking en herstel van fouten berusten voornamelijk op zelfcontrole en daarnaast op signalen van medewerkers.

De contacten met opdrachtgevers zijn gericht op de uitvoering van de opdrachten, het geven van technische adviezen en op de behandeling van klachten. Daarnaast zijn er incidentele contacten met monteurs die gericht zijn op een efficiënte afhandeling van storingen.

Werkomstandigheden

De werkzaamheden worden verricht onder normale kantooromstandigheden, afgewisseld met redelijk schone produktieruimten, waarbij sprake kan zijn van enige onaangename factoren zoals enige geluidsoverlast, enige stankoverlast (ammoniakdampen), eventueel dokaverlichting. Zitten afgewisseld met staan en lopen. Kans op aanraking met chemicaliën is aanwezig.

ADMINISTRATIEVE FUNCTIES

Functieniveau III

Doel

Uitvoeren van eenvoudige administratieve taken.

Voorbeeld-activiteiten

Uitvoeren van deeltaken met betrekking tot de financiële administratie zoals verzamelen, controleren en verwerken van administratieve gegevens; bij voorbeeld boeken van betalingen, opstellen van standaard-facturen e.d.

Karakteristieken

Complexiteit

Administratieve functie, gericht op het uitvoeren van overheersend routinematige administratieve taken met enige verscheidenheid. Moet regelmatig de aandacht verleggen. Grote accuratesse vereist bij controles en boekingen.

Het niveau van de functie vraagt een MAVO-opleiding, aangevuld met een gerichte training met de computerprogramma's, of gelijkwaardig.

Regelcapaciteit

Deelt zelf de werkzaamheden in binnen vastgestelde tijdschema's en procedures. De uitvoering van de werkzaamheden wordt grotendeels bepaald door het systeem, de geldende procedures en routines, maar laat enige vrijheid van handelen toe (ten aanzien van interpretaties en het navragen van gegevens). Er is sprake van een vij geregeld toezicht. De leidinggevende is altijd bereikbaar.

De contacten met collega's en met andere afdelingen zijn gericht op een vlotte verwerking van de gegevens.

Afbreukrisisco

Fouten of onachtzaamheden bij het verwerken van boekingen of het opstellen van facturen kunnen verder doorwerken in de administratieve verwerking en/of leiden tot irritaties bij klanten.

Er is regelmatig contact met klanten over facturen, betalingen, e.d.

Werkomstandigheden

De werkzaamhden worden onder normale kantooromstandigheden verricht. Werkt het merendeel van de werktijd aan een beeldscherm.

Functieniveau IV

Doel

Uitvoeren van deels gevarieerde maar wel verwante ondersteunende en/of administratieve taken.

Voorbeeld-activiteiten

Verzamelen van gegevens. Boeken van kasontvangsten. Klanten te woord staan. In ontvangst nemen, afleveren en afrekenen van opdrachten. In beperkte mate geven van eenvoudige technische adviezen.

Karakteristieken

Complexiteit

Administratieve functie, gericht op het uitvoeren van soms gevarieerde, maar in grote lijnen wel verwante ondersteunende en/of administratieve taken. Moet frequent de aandacht verleggen tussen de verschillende taken. Werkt af en toe onder tijdsdruk. Accuratesse is vereist.

Het niveau van de functie vraagt een MAVO-opleiding, aangevuld met een interne instructie (kennis reprografische machines), of gelijkwaardig.

Regelcapaciteit

De tijdsindeling van de werkzaamheden wordt in hoge mate bepaald door binnenkomende klanten en telefoontjes. Kan daarbinnen zelf prioriteiten stellen. Werkt volgens afgesproken regels. Heeft eigen initiatief bij advisering en optreden achter de balie. Er is sprake van een niet-geregeld toezicht. De leidinggevende is meestal direct bereikbaar.

De contacten met medewerkers zijn gericht op een vlot en correct uitwisselen van informatie.

Afbreukrisico

Fouten of onachtzaamheden bij het in ontvangst nemen en/of afrekenen van opdrachten, kunnen doorwerken in de administratie en/of leiden tot irritaties bij klanten.

Er is veelvuldig contact met klanten. De wijze waarop deze tegemoet worden getreden is medebepalend voor de presentatie van het bedrijf.

Werkomstandigheden

De werkzaamheden worden in een normale kantooromgeving verricht met regelmatig in- en uitlopende klanten en soms enig rumoer van machines. Afwisselend lopen, staan en zitten.

Functieniveau V

Doel

Uitvoeren van een gevarieerd aantal ondersteunende en/of administratieve taken.

Voorbeeld-activiteiten

Verzamelen van gegevens. Controleren en boeken van facturen en/of betalingen. Te woord staan van klanten. In ontvangst nemen, afleveren en afrekenen van opdrachten. Zonodig geven van reprotechnische adviezen.

Karakteristieken

Complexiteit

Administratieve functie, gericht op het uitvoeren van gevarieerde ondersteunende en/of administratieve taken. Moet veelvuldig de aandacht verleggen tussen de verschillende taken. Werkt af en toe onder tijdsdruk. Grote accuratesse vereist.

Het niveau van de functie vraagt een MAVO-opleiding, aangevuld met een interne instructie (kennis reprografische machines), elementaire kennis van enkele toegepaste softwarepakketten, of gelijkwaardig.

Regelcapaciteit

De tijdsindeling van de werkzaamheden wordt bepaald door tijdschema's en door binnenkomende klanten. Is daarbinnen vrij bij het indelen van de tijd. Werkt volgens afgesproken regels. Heeft eigen initiatief bij advisering en optreden achter de balie. Er is sprake van een beperkt toezicht, waarbij de leidinggevende slechts in beperkte mate aanwezig of bereikbaar is.

De contacten met medewerkers zijn gericht op het vlot en correct uitwisselen van informatie.

Afbreukrisico

Fouten of onachtzaamheden bij het in ontvangst nemen en/of afrekenen van opdrachten en bij het verrichten van boekingen kunnen verder doorwerken in de administratie en/of leiden tot irritaties bij klanten.

Er is veelvuldig contact met klanten. De wijze waarop deze tegemoet worden getreden is medebepalend voor de presentatie van het bedrijf.

Werkomstandigheden

De werkzaamheden worden in een normale kantooromgeving verricht met regelmatig in- en uitlopende klanten en soms enig rumoer van machines. Afwisselend lopen, staan en zitten. Werkt een beperkt deel van de werktijd aan een beeldscherm.

Functieniveau VI

Doel

Uitvoeren van een gevarieerde ondersteunende en/of administratieve taken.

Voorbeeld-activiteiten

Verzamelen, controleren, coderen en verwerken van (inkoop-) facturen en/of van orders. Verzorgen van de gegevens voor de financiële verslaglegging. Bestellen van verbruiksgoederen. Te woord staan van klanten. In ontvangst nemen van opdrachten en bestellingen. Zonodig geven van reprotechnische adviezen. Verzorgen van de correspondentie.

Karakteristieken

Complexiteit

Administratieve functie, gericht op een gevarieerd aantal deelonderwerpen. De gedragslijn is daarbij bekend. Moet frequent de aandacht verleggen tussen de verschillende taken en tengevolge van de vele telefoontjes met steeds wisselende vragen en opdrachten. Werkt af en toe onder tijdsdruk. Grote accuratesse is vereist.

Het niveau van de functie vraagt een MAVO-opleiding, aangevuld met een interne instructie (kennis reprografische machines), elementaire kennis van enkele toegepaste softwarepakketten, of gelijkwaardig.

Regelcapaciteit

De tijdsindeling van de werkzaamheden wordt in beperkte mate bepaald door tijdsschema's en door binnenkomende telefoontjes. Is daarnaast geheel vrij in te delen. Is ten aanzien van de administratie gebonden aan vastgelegde procedures. Neemt zelf initiatief tot verbetering van de procedures. Bepaalt voor de overige werkzaamheden zelf de wijze van aanpak. Er is sprake van een beperkt toezicht, waarbij de leidinggevende slechts in beperkte mate aanwezig of bereikbaar is.

De contacten met medewerkers zijn gericht op het verkrijgen van de juiste gegevens voor een tijdige en correcte administratieve verwerking en op een goed verloop van de uitvoering van de opdrachten.

Afbreukrisico

Fouten of onachtzaamheden bij het verwerken van de financiële gegevens en/of het opstellen van facturen en/of het in ontvangst nemen van opdrachten of bestellingen kunnen leiden tot financiële schade en extern tot irritatie, mede omdat er geregeld sprake is van contact met klanten en leveranciers, gericht op het doen van bestellingen en het in ontvangst nemen van opdrachten.

Discretie ten aanzien van bedrijfsgegevens.

Werkomstandigheden

De werkzaamheden worden in een normale kantooromgeving verricht met soms enig rumoer van machines. Afwisselend lopen en zitten. Werkt een beperkt deel van de werktijd aan een beeldscherm.

Functieniveau VII

Doel

Uitvoeren en coördineren van de administratieve taken.

Voorbeeld-activiteiten

Voeren van debiteuren-, crediteuren- en grootboekadministratie en van de loon-/salarisadministratie. Verzorgen van de periodieke verslaglegging. Uitvoeren van analyses.

Karakteristieken

Complexiteit

Administratieve functie, gericht op de uitvoering en de coördinatie van de vastlegging, controle, verwerking en verstrekking van financiële gegevens. Er zijn veel deelonderwerpen, waardoor er sprake is van vrij frequent de aandacht verleggen onder meer als gevolg van binnenkomende telefoontjes en vragen. Werkt af en toe onder tijdsdruk. Grote accuratesse vereist.

Het niveau van de functie vraagt een MBA-/HEAO-opleiding en grondige kennis van enkele toegepaste softwarepakketten, of gelijkwaardig.

Regelcapaciteit

De tijdsindeling van de werkzaamheden wordt in grote lijnen door de functionaris zelf bepaald, daarbij rekening houdend met bekende tijdschema's. Is ten aanzien van de uitvoering van de werkzaamheden gebonden aan het administratieve systeem. Neemt zelf het initiatief tot verbetering van het systeem, tot controles, attenderingen en nader onderzoek. Er is sprake van een indirect toezicht in de vorm van overleg.

De contacten met functionarissen, met inbegrip van de directie, zijn gericht op een tijdige en correcte administratieve verwerking en verslaglegging.

Controleert en coördineert het werk van een of enkele assistenten.

Afbreukrisico

Fouten of onachtzaamheden bij het controleren of verwerken van de financiële gegevens kunnen leiden tot financiële schade en/of vertekende bedrijfsinformatie.

Fouten in de contacten met leveranciers, klanten, accountant, belastingdienst e.d., in het bijzonder die welke gericht zijn op de afhandeling van financiële transacties, tasten de goede naam van het bedrijf aan. Sommige fouten kunnen lang doorwerken.

Geheimhouding ten aanzien van bedrijfsgegevens.

Werkomstandigheden

De werkzaamheden worden in een normale kantooromgeving verricht. Werkt een gedeelte van de werktijd aan een beeldscherm.

BIJLAGE 5

STICHTING ALGEMEEN SOCIAAL FONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

STATUTEN

Artikel 1 Naam, zetel

  • 1. De naam der stichting is „Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven".

  • Zij wordt in deze statuten aangeduid als „het fonds".

  • 2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Amsterdam.

Artikel 2 Doel, middelen

  • 1. Het fonds heeft ten doel het behartigen van de sociale belangen van werknemers in de grafische bedrijven en hun gezinnen.

  • 2. Het fonds tracht haar doel te bereiken door:

    • a. het uitvoeren van regelingen tot verstrekking van uitkeringen en het verlenen van hulp in geldelijke of enigerlei andere vorm;

    • b. andere wettige middelen die voor het doel bevorderlijk kunnen zijn.

Artikel 3 Werkingssfeer

  • 1. De werkingssfeer strekt zich uit tot de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen, waarin de grafische bedrijven worden uitgeoefend.

  • 2. Tot de grafische bedrijven worden geacht te behoren het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf, het lithografisch bedrijf (met inbegrip van de fotodrukindustrie en het plaatdrukbedrijf), het boekbinders-, papierwaren- en enveloppenbedrijf, het grafisch reproduktiebedrijf, het klein formaat offsetbedrijf, het zeefdrukbedrijf, de papiergroothandel en het dagbladbedrijf.

  • 3. Tot het grafisch bedrijf worden mede geacht te behoren:

    • a. gespecialiseerde fotoloonzetterijen en composer-zetterijen, die zich toeleggen op de zetselvervaardiging in een of andere vorm;

    • b. afdelingen van uitgeverijen en reklamebureaus met (foto)zet- en/of beeldvervaardigingsapparatuur;

    • c. afdelingen van reklamebureaus, ontwerpbureaus, uitwerkstudio's e.d., waar tijdens en na het kreatief ontwerpstadium aan een (half)produkt arbeid – zoals bedoeld in het Reglement Indeling Funkties van een der grafische CAO's – wordt toegevoegd, waarvoor noodzakelijkerwijs grafische kennis (inzicht, vaardigheden en/of ervaring daaronder mede begrepen) vereist is ten einde tot het beoogde produkt te komen, ongeacht de apparatuur c.q. verwerkingsmethode die wordt toegepast en ongeacht het materiaal waarop en het doel waarvoor het eindprodukt ter vermenigvuldiging of verspreiding wordt vervaardigd. Hieronder wordt in ieder geval mede verstaan het gebruik van Desk-Top-Publishing-software;

    • d. composer-zetafdelingen bij uitgeverijen en reklamebureaus;

    • e. uitgeverij-afdelingen die speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van banden, OCR-kopij e.d. als duidelijk herkenbare en afzonderlijke aktiviteit, waarbij doel is die als invoer toe te leveren voor verwerking in fotografische zetapparatuur;

    • f. typebureaus en computer-servicebureaus of onderdelen daarvan, die diensten verlenen aan de grafische industrie en wel als volgt:

      • indien zij overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan de grafische industrie: geheel;

      • indien zij niet overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan de grafische industrie: uitsluitend voor die afdelingen waarin hoofdzakelijk zetselvervaardiging plaats vindt als duidelijk herkenbare aktiviteit;

    • g. ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarin etiketten worden vervaardigd, daaronder mede zelfklevende etiketten begrepen;

Artikel 4 Boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf

  • 1. Tot het boekdrukkersbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waar letterbeelden of andere voorstellingen in iedere voor hoogdruk bestemde vorm worden vervaardigd of afgedrukt.

  • 2. Tot het rasterdiepdrukbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waar de druk van langs fotomechanische weg gemaakte rasterdiepdrukvormen wordt uitgeoefend of daarvoor bestemde drukvormen worden vervaardigd of andere voorbereidende werkzaamheden worden verricht.

  • 3. Tot het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf worden mede geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarin het kartonnagebedrijf wordt uitgeoefend, voor wat betreft de vaktechnische werknemers in de afdelingen drukkerij en binderij, alsmede de hulpvakarbeiders op deze afdelingen.

  • 4. Tot het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf worden voorts mede geacht te behoren de binderijen of brocheerderijen, waarin uitsluitend arbeid wordt verricht ten behoeve van de boekdruk- en/of rasterdiepdrukonderneming, waarvan zij een onderdeel uitmaken, met uitzondering echter van de binderijen of brocheerderijen, die verbonden zijn aan drukkerijen, tevens boekenuitgeverijen of kantoorboekenfabrieken.

  • 5. Tot het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf worden niet geacht te behoren:

    • a. de binderijen of brocheerderijen, die niet vallen onder het bepaalde in het voorgaande lid;

    • b. de drukkerijen van papierwarenbedrijven, papierenzakkenfabrieken en papierfabrieken, voor zover zij het voor deze fabrieken specifieke drukwerk vervaardigen, tenzij dit langs rotatieve weg geschiedt in het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf;

    • c. de grafische reproduktie-ondernemingen en de grafische reproduktie-afdelingen van de in lid 1 van dit artikel genoemde ondernemingen.

Artikel 5 Lithografisch bedrijf en fotodrukindustrie

  • 1. Tot het lithografisch bedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin door middel van lithografische stenen en/of metaalplaten de vlakdruk met behulp van vocht wordt uitgeoefend en/of voorbereidende werkzaamheden daartoe worden verricht (offsetdrukkerijen, steendrukkerijen, blikdrukkerijen, glasdrukkerijen, plandrukkerijen).

  • 2. Tot het lithografisch bedrijf worden mede geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin het kartonnagebedrijf wordt uitgeoefend, voor wat betreft de vaktechnische werknemers in de afdelingen lithografie, drukkerij en binderij, alsmede de hulpvakarbeiders op deze afdelingen.

  • 3. Tot het lithografisch bedrijf worden eveneens geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waar men zich toelegt op het vervaardigen van foto's in massa langs fotomechanische weg.

  • 4. Tot het lithografisch bedrijf worden ook geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin het plaatdrukbedrijf wordt uitgeoefend.

  • 5. Tot het lithografisch bedrijf worden voorts mede geacht te behoren de binderijen of brocheerderijen, die een onderdeel uitmaken van een lithografische onderneming en waarin niet meer dan acht werknemers werkzaam zijn.

  • 6. Tot het lithografisch bedrijf worden eveneens geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarin het droog-offset-procédé wordt toegepast.

  • 7. Niet tot het lithografisch bedrijf worden geacht te behoren de lithografische afdelingen, welke een onderdeel uitmaken van een onderneming in de metaalindustrie.

Artikel 6 Boekbinders-, papierwaren- en enveloppenbedrijf

  • 1. Tot het boekbindersbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarin de boekbinderij, brocheerderij, linieerderij, kantoorboekenfabrikage, stalenboekenfabrikage of persvergulderij wordt uitgeoefend, met uitzondering van:

    • a. de binderijen of brocheerderijen, waarin uitsluitend arbeid wordt verricht ten behoeve van de boekdruk- en/of rasterdiepdrukonderneming, waarvan zij een onderdeel uitmaken, tenzij het binderijen of brocheerderijen betreft, die verbonden zijn aan drukkerijen, tevens boekenuitgeverijen of kantoorboekenfabrieken;

    • b. de binderijen of brocheerderijen, die een onderdeel uitmaken van een lithografische onderneming en waarin niet meer dan acht werknemers werkzaam zijn.

  • Tot het stalenboekenbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of onderdelen van ondernemingen die zijn ingericht voor de vervaardiging van stalenboeken, waaronder ook te verstaan zowel zogenoemde stalenwaaiers en stalenhangers en alle andere collecties van stalen van papier en karton, textiel, kunststof en andere materialen en stoffen in de vorm van vellen, bladen, platen of foliën e.d., als alle onderdelen voor dergelijke collecties zoals bij voorbeeld stalen, staalkaarten zogenoemde banden, hangers, koffers, ruggen en klemmen, en waar gebruik wordt gemaakt van een of meer van de volgende technieken: drukken (in offset, zeefdruk, foliedruk etc.), snijden en/of knippen in alle verschillende vormen (waaronder derhalve ook te verstaan boren, stansen, rondhoeken, perforeren etc.), verzamelen en/of vergaren, vouwen, binden en/of hechten (waaronder derhalve ook te verstaan nieten, lijmen, brocheren, naaien, hf-lassen etc.).

  • 2. Tot het papierwarenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, welke speciaal zijn ingericht voor de verwerking van papier ter vervaardiging van:

    • a. schoolschriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag met of zonder linnen rug, alle soorten blocnotes, zowel gespiraleerd, gekramd als aan de kop gelijmd, alsmede voor de vervaardiging van mappen en soortgelijke artikelen;

    • b. labels, zelfplakkende briefkaarten en soortgelijke produkten, indien en voor zover het bepaalde in artikel 4, lid 4 daarop niet van toepassing is.

  • 3. Tot het enveloppenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, die speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van enveloppen, zowel met gewone als met zaksluiting, geldenveloppen, gewone en luxe enveloppen, die gebruikt worden voor de samenstelling van dozen post, mappen en compendiums en het daarbij gereedmaken van deze dozen, mappen en omslagen.

  • 4. Tot het boekbinders-, papierwaren- en enveloppenbedrijf worden mede geacht te behoren de onderdelen van ondernemingen, waarin werkzaamheden plaatsvinden, die als regel verricht worden in de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, waaronder mede worden verstaan de werkzaamheden ter vervaardiging van: ordners (met inachtneming van het bepaalde in lid 5 van dit artikel), banden, boekomslagen, agenda's, notitieblocs, sousmains, portefeuilles, mappen en soortgelijke artikelen uit leder, plastic of andere stoffen, tenzij deze onderdelen vallen onder het bepaalde in sub a en b van het eerste lid.

  • 5. Tot het boekbinders-, papierwaren- en enveloppenbedrijf worden niet geacht te behoren:

    • a. het vervaardigen van ordners, die bestaan uit een stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, behoudens wanneer dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak artikelen vervaardigt als overigens genoemd in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel;

    • b. het vervaardigen van ordners, die bestaan uit meer dan een stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, indien dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak kartonnageprodukten vervaardigt;

    • c. het verpakken en expediëren van niet opgemaakt papier in de papiergroothandel en in de papierfabrieken;

    • d. de papierenzakkenfabrieken en kartonnagefabrieken.

Artikel 7 Grafisch reproduktiebedrijf

  • 1. Tot het grafisch reproduktiebedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waar beelddragers voor de hoogdruk (chemigrafie) worden vervaardigd met uitzondering van zetmateriaal, stypen, galvano's, staalstempels, deze laatste voor zover niet vervaardigd in de uitoefening van het grafisch reproduktiebedrijf, stempels uit rubber of tot vervanging van rubber dienend materiaal, vervaardigd door middel van vulkaniseren, gieten, spuiten en persen, alsmede de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, die uitsluitend als toeleveringsbedrijf voor derden, beelddragers voor de vlakdruk (fotolithografie), respektievelijk voor de zeefdruk vervaardigen.

  • 2. Tot het grafisch reproduktiebedrijf worden mede geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin langs mechanische weg – bijvoorbeeld langs elektronische weg – geheel of gedeeltelijk kleurgekorrigeerde deelnegatieven en -positieven voor derden worden vervaardigd, behoudens waar dit geschiedt in de uitoefening van het rasterdiepdrukbedrijf en/of het lithografisch bedrijf.

Artikel 7a Klein formaat offsetbedrijf

Tot het klein formaat offsetbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of delen van niet-grafische ondernemingen die aan de volgende criteria moeten voldoen:

  • a. dat het aantal in dienst zijnde fulltime werknemers bij deze (delen van) ondernemingen ten hoogste vijftien is, waarbij deeltijd werknemers rekenkundig worden herleid tot voltijd werknemers.

  • De bepaling van het aantal werknemers geschiedt voor het eerst bij de oprichting van (delen van) de onderneming en vervolgens per 1 januari van ieder jaar;

  • b. dat drukwerk wordt vervaardigd ten behoeve van derden.

  • Dit drukwerk wordt vervaardigd op de navolgende kategorieën vellendrukpersen:

  • Kategorie I

    • offsetdrukpersen geschikt voor papierformaten tot 2100 cm2, ingericht voor éénkleurdruk of voor meerkleurendruk in een drukgang, en/of

  • Kategorie II

    • offsetdrukpersen geschikt voor papierformaten tussen 2100 cm2 en 3500 cm2, ingericht voor éénkleurdruk.

  • In afwijking van het voorgaande wordt ook aan de criteria voldaan indien bij een totaal persenbestand van vier of meer vellendrukpersen een van deze persen niet onder kategorie I of II valt.

  • Dit betreft met name een offsetpers, geschikt voor papierformaten tussen 2100 cm2 en 3500 cm2, ingericht voor meerkleurendruk in één drukgang, of een vellendrukpers geschikt voor een papierformaat tot maximaal 3500 cm2, waarop drukwerk wordt vervaardigd middels een ander drukprocédé dan offsetdruk.

  • Niet tot het klein formaat offsetbedrijf behoren ondernemingen of delen van niet-grafische ondernemingen die reeds voor 1 februari 1993 de CAO voor het grafisch bedrijf toepasten. Dit geldt tevens voor ondernemingen die aktiviteiten voortzetten van ondernemingen of delen van niet-grafische ondernemingen die reeds de CAO voor het grafisch bedrijf toepasten. Uitzondering op deze regeling is slechts mogelijk met nadrukkelijke toestemming van de bevoegde bedrijfsinstantie.

Artikel 7b Zeefdrukbedrijf

  • 1. Tot het zeefdrukbedrijf worden geacht te behoren alle ondernemingen of delen van ondernemingen, waarin het zeefdrukprocédé, ongeacht het te bedrukken materiaal, ten behoeve van derden, wordt toegepast.

  • 2. Niet tot het zeefdrukbedrijf worden geacht te behoren:

    • b. zeefdrukkerijen, deel uitmakend van een bedrijf, dat niet als hoofdaktiviteit het zeefdrukprocédé ten behoeve van derden toepast en waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een niet-grafische bedrijfstak-CAO of een eigen bedrijfs-CAO.

Artikel 7c Papiergroothandel

  • 1. Tot de papiergroothandel worden geacht te behoren de ondernemingen of gedeelten van de ondernemingen waarin werkzaamheden worden verricht ten behoeve van de papiergroothandel.

  • 3. In afwijking van het eerste en het tweede lid worden niet tot de papiergroothandel gerekend de onderdelen van ondernemingen waarin werkzaamheden worden verricht voor de uitoefening van een funktie in een of meer der in de artikelen 4, 5, 6 en/of 7 van deze statuten omschreven bedrijven.

Artikel 7d Reprografisch bedrijf

  • 1. Tot het reprografisch bedrijf worden geacht te behoren alle ondernemingen en delen van ondernemingen in Nederland – natuurlijke en rechtspersonen – die diensten verrichten op het gebied van de reprografie, variërend van het in opdracht reproduceren van aangeleverde originelen tot het aanbieden van faciliteiten op reprografisch gebied, met uitzondering van ondernemingen die zich uitsluitend toeleggen op het vermenigvuldigen van originelen op de formaten A4 en/of A3.

  • 2. Niet tot het reprografisch bedrijf worden gerekend ondernemingen die behoren tot het grafisch reproduktiebedrijf.

Artikel 7e Dagbladbedrijf

Tot het dagbladbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen waarin het dagbladbedrijf wordt uitgeoefend, met dien verstande dat voor de toepassing van deze statuten uitsluitend tot het dagbladbedrijf worden gerekend die onderdelen van dagbladondernemingen waarin:

  • a. als hoofdtaak administratieve arbeid (daaronder begrepen arbeid van tijdwaarnemers en van arbeidsanalisten, werkzaamheden van personeel voor de marketing en van verkoop binnendienst en van computerpersoneel in de administratief-organisatorische sektor) wordt verricht, anders dan voor de uitoefening van een funktie in een of meer der in de artikelen 4, 5, 6 en/of 7 dezer statuten omschreven bedrijven;

  • b. als hoofdtaak kopijkorrektie-arbeid wordt verricht;

  • c. als hoofdtaak proefdrukkorrektie-arbeid wordt verricht in dagbladondernemingen zonder grafische apparatuur;

  • d. als hoofdtaak chauffeursarbeid wordt verricht, anders dan voor de uitoefening van een funktie in een of meer der artikelen 4, 5, 6 en/of 7 dezer statuten omschreven bedrijven;

  • e. krachtens arbeidsovereenkomst als hoofdtaak in de buitendienst, inspektie-, akwisitie-, kolportage- en/of incassowerkzaamheden worden verricht, anders dan voor de uitoefening van een funktie in een of meer van de in de artikelen 4, 5, 6 en/of 7 dezer statuten omschreven bedrijven;

  • f. als hoofdtaak journalistieke arbeid wordt verricht.

Artikel 8 Inrichtingen

Onder ondernemingen worden mede verstaan inrichtingen en onderdelen van inrichtingen, staande onder beheer van een of meer natuurlijke of rechtspersonen, waarin een of meer grafische bedrijven worden uitgeoefend, uitgezonderd inrichtingen, die onder beheer staan van publiekrechtelijke lichamen.

Artikel 9 Werkgever

  • 1. Onder werkgever wordt verstaan: de natuurlijke of rechtspersoon in wiens onderneming, voor de uitoefening van een of meer der grafische bedrijven door een of meer werknemers arbeid in dienstbetrekking wordt verricht, en die tevens uit hoofde van:

    • a. een of meer van de in de grafische bedrijfstak geldende CAO's, of

  • de statuten en het reglement moet naleven.

  • 2. Voor de toepassing van de artikelen 9 en 9a van het op artikel 18 van de statuten van de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven berustende Reglement vervroegd uittreden oudere werknemers, wordt de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven als werkgever beschouwd.

Artikel 10 Werknemer

  • 1. Onder werknemer wordt verstaan iedere man of vrouw die bij een werkgever in dienstbetrekking werkzaam is en die uit hoofde van:

    • a. een in de grafische bedrijfstak geldende CAO, of

  • de statuten en het reglement moet naleven.

  • 2. Degene, die in dienst van één werkgever afwisselend ten behoeve van een grafisch en niet-grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, wordt als werknemer beschouwd wanneer hij als regel gedurende ten minste 17 uren per week ten behoeve van een grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist.

  • 3. Als werknemers worden niet beschouwd, degenen die werkzaam zijn als:

    • I. voor zover het betreft het grafisch bedrijf, genoemd in de artikelen 3, derde lid, tot en met 7:

      • a. direkteuren, adjunkt-direkteuren of onder-direkteuren;

      • b. leden van het management-team;

      • c. bedrijfsleiders/managers;

      • d. handelsreizigers (vertegenwoordigers);

      • e. schoonmakers, wier taak in hoofdzaak in de privé-huishouding van hun werkgever is gelegen;

      • f. volontairs (ieder wiens loon uitsluitend bestaat uit onderricht);

      • g. zij, die in het kader van een school- of vakopleiding een stage volgen om vakbekwaamheid te verwerven;

      • h. scholieren en studenten, die een opleiding of studie in dagonderwijs volgen en die gedurende de periode van de reguliere vakantie van het betreffende dagonderwijs, tijdelijk werkzaam zijn;

      • i. werknemers, werkzaam in huisdrukkerijen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een niet-grafisch hoofdbedrijf, waarin geen ander drukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf of één of meer niet grafische nevenbedrijven daarvan, voor zover dit hoofd- of nevenbedrijf zijn werkzaamheden niet uitoefent in het uitgeversbedrijf;

    • II. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf:

      • a. werknemers, vallend onder de kategorieën Ia, c tot en met h;

      • b. algemeen prokuratiehouders, chefs de bureau en hoofdboekhouders met een vast overeengekomen salaris per maand van meer dan 0,28 maal het laatstelijk op 1 januari van enig jaar geldende bedrag van het tweemaal tot een jaarbedrag herleide ouderdomspensioen als genoemd in artikel 9, lid 6, sub a van de Algemene Ouderdomswet – nadien met terugwerkende kracht tot genoemde datum of een daarvoor gelegen tijdstip tot stand gekomen wijzigingen van het bedrag buiten beschouwing gelaten –, na vermindering van bedoeld bedrag met het deel daarvan, hetwelk berust op na 1 januari 1967 doorgevoerde verhogingen, anders dan ingevolge artikel 12 van die wet;

      • c. werknemers, werkzaam in een administratieve funktie;

      • d. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een andersoortig niet-grafisch bedrijf, waarin geen ander reprografisch werk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf (de zgn. „huis" reprografie-inrichtingen);

    • III. voor zover het betreft het klein formaat offsetbedrijf:

      • a. werknemers, werkzaam in een leidinggevende funktie (anders dan als voorman);

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve funktie;

      • c. werknemers, vallend onder de kategorieën Id tot en met h;

      • d. werknemers, werkzaam in klein formaat offsetinrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIc zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

    • IV. voor zover het betreft het zeefdrukbedrijf:

      • a. werknemers, werkzaam in een leidinggevende funktie (anders dan als voorman);

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve funktie;

      • c. werknemers, vallend onder de kategorieën Id tot en met h;

      • d. werknemers, werkzaam in zeefdrukinrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIc zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

    • V. voor zover het betreft het dagbladbedrijf:

      • a. funktionarissen behorende tot de direktiestaf, die betrokken zijn bij het bepalen van het beleid van de onderneming en als zodanig zijn aangesteld, alsmede andere hoge funktionarissen, voor zover zij een salaris genieten dat uitgaat boven het op grond van hun aantal funktiejaren bij hen behorende salaris, verhoogd met 25%;

      • b. degenen, die werkzaam zijn als redaktie-stenograaf of korrektor, hoofdzakelijk belast met journalistieke arbeid;

      • c. degenen, die werkzaam zijn in de buitendienst, hoofdzakelijk belast met het bezorgen van uitgaven van het dagbladbedrijf;

      • d. degenen, die werkzaam zijn in een buiten het dagbladbedrijf vallende afdeling (zoals boekhandel, tijdschriftenhandel enz.);

      • e. degenen, die werkzaam zijn als direkteur-hoofdredakteur;

      • f. werknemers, vallend onder de kategorieën Ic en e tot en met h;

    • VI. voor zover het betreft de papiergroothandel:

      • a. werknemers, werkzaam in een leidinggevende funktie (anders dan als voorman);

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve funktie;

      • c. werknemers, vallend onder de kategorieën Id tot en met h.

    • de papiergroothandel uitsluitend voor de uitvoering van het Reglement voor de Gezondheidszorg en het Reglement voorbereiding op pensionering als werknemer beschouwd;

    • het reprografisch bedrijf uitsluitend voor de uitvoering van het Reglement voor de Gezondheidszorg, het Reglement voorbereiding op pensionering en van het Reglement voor het Sektorfonds Reprografie als werknemer beschouwd;

    • het dagbladbedrijf, bedoeld in artikel 7e, onder a tot en met e, van de statuten, uitsluitend voor de uitvoering van het Reglement Rekening Kinderopvang ADP als werknemer beschouwd;

    • het dagbladbedrijf, als bedoeld in artikel 7e, onder f van de statuten, uitsluitend voor de uitvoering van het Reglement Rekening Kinderopvang Dagbladjournalisten en van het Reglement Rekening Bijzondere Projekten als werknemer beschouwd.

  • 4. In geval van een geschil over de vraag of werkzaamheden, die iemand in zijn onderneming doet verrichten, al dan niet tot een of meer der grafische bedrijven behoren, dan wel iemand, die bij een werkgever in dienstbetrekking werkzaam is, al dan niet als werknemer moet worden beschouwd, zal daarover in eerste aanleg worden beslist door een uit een even aantal personen bestaande commissie, aangewezen door de in artikel 14 bedoelde werkgeversorganisatie en werknemersorganisaties, ieder voor de helft.

  • 5. In afwijking van hetgeen in lid 3 van dit artikel is bepaald, worden degenen die werkzaam zijn in:

    • de papiergroothandel uitsluitend voor de uitvoering van het Reglement voor de Gezondheidszorg en het Reglement voorbereiding op pensionering als werknemer beschouwd;

    • het reprografisch bedrijf uitsluitend voor de uitvoering van het Reglement voor de Gezondheidszorg, het Reglement voorbereiding op pensionering en van het Reglement voor het Sektorfonds Reprografie als werknemer beschouwd;

    • het dagbladbedrijf, bedoeld in artikel 7e, onder a tot en met e, van de statuten, uitsluitend voor de uitvoering van het Reglement Rekening Kinderopvang ADP als werknemer beschouwd;

    • het dagbladbedrijf, als bedoeld in artikel 7e, onder f van de statuten, uitsluitend voor de uitvoering van het Reglement Rekening Kinderopvang Dagbladjournalisten en van het Reglement Rekening Bijzondere Projekten als werknemer beschouwd.

Artikel 11 Voortduren van de hoedanigheid van werknemer

  • 1. De werknemer, die ophoudt als zodanig werkzaam te zijn, behoudt de hoedanigheid van werknemer:

    • a. op dagen, waarover hij anders dan in een geval als hierna onder b bedoeld, zonder te werken loon van zijn werkgever ontvangt of daarop rechtens aanspraak heeft;

    • b. bij arbeidsongeschiktheid voor zover en zolang hij:

      • een uitkering krachtens de ZW ontvangt;

      • dan wel een volledige uitkering krachtens de WAO ontvangt;

      • dan wel een gedeeltelijke uitkering krachtens de WAO ontvangt in kombinatie met een gedeeltelijke uitkering krachtens de WW (waaronder wordt begrepen zowel de loongerelateerde uitkering als de vervolguitkering).

    • Op betrokkene rust de plicht aan te tonen dat hij aan de voorwaarden voldoet;

    • c. bij werkloosheid voor zover en zolang hij:

      • een volledige uitkering krachtens de WW ontvangt;

      • dan wel een gedeeltelijke uitkering krachtens de WW ontvangt in kombinatie met een gedeeltelijke uitkering krachtens de WAO;

    • waarbij onder een WW-uitkering begrepen wordt zowel de loongerelateerde uitkering als de vervolguitkering.

    • Op betrokkene rust de plicht aan te tonen dat hij aan de voorwaarden voldoet;

    • d. voor zover en voor zolang op hem van toepassing is artikel 3 van de Reorganisatieregeling zoals bedoeld in artikel 1, sub f van het Reglement voor het Garantiefonds en hij de daarmede verband houdende uitkering van het fonds ontvangt;

    • e. voor zover en voor zolang op hem van toepassing is artikel 4 van de onder d genoemde regeling en hem uit dien hoofde loon en/of uitkeringen wordt resp. worden verstrekt;

    • f. bij pensionering mits hij gedurende 10 jaar voor pensionering onafgebroken deelnemer aan het fonds is geweest, dan wel voor 1 juli 1991 een uitkering als bedoeld in de leden b en/of c ontving;

    • g. voor de toepassing van het Reglement voor de Gezondheidszorg: voor zover en zolang hij een uitkering ontvangt krachtens het Reglement vervroegd uittreden oudere werknemers zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid van de statuten.

  • 2. Indien betrokkene in voorkomende gevallen volgens het bestuur onvoldoende aantoont dat hij aan de voorwaarden voldoet, dan is geen sprake van voortduring van het werknemerschap, tenzij het bestuur anders beslist.

Artikel 12 Aangesloten werkgever

Vervallen m.i.v. 1 februari 1993

Artikel 13 Verplichtingen van werkgevers en werknemers

  • 1. De werkgevers en hun werknemers zijn gehouden de verplichtingen die uit de statuten en reglementen te hunnen aanzien voortvloeien, na te leven.

  • 2. De werkgevers zijn gehouden met alle hun ten dienste staande middelen te bevorderen, dat hun werknemers de te hunnen aanzien in de statuten en reglementen van het fonds gestelde bepalingen nakomen.

  • 3. De werkgevers staan jegens het fonds in voor de betaling van de door de werknemers verschuldigde bijdrage, een en ander volgens bij reglement te stellen regelen.

Artikel 14 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit 12 leden, van wie:

    • a. zes worden aangewezen door de werkgeversorganisatie in de grafische bedrijven te weten: het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen;

    • b. zes worden aangewezen door de werknemersorganisaties in de grafische bedrijven, te weten:

    • vijf door Druk en Papier FNV;

    • een door de Dienstenbond CNV, hierna te noemen CNV Media.

  • 2. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a. door bedanken;

    • b. door overlijden;

    • c. door een besluit van de organisatie, welke het betrokken bestuurslid benoemde.

  • 3. Indien in het bestuur een vakature ontstaat wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien door de organisatie door welke het lid, wiens zetel is opengevallen, was benoemd. Het bestuur blijft wettig samengesteld en behoudt al zijn bevoegdheden zolang ten minste één werkgevers- en één werknemerslid daarvan rechtsgeldig deel uitmaken.

  • 4. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het fonds.

  • 5. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering vergoeding van de ter uitoefening van hun funktie gemaakte reis- en verblijfkosten, volgens daarvoor door het bestuur te stellen regelen.

  • 6. Het bestuur kan besluiten de leden van het bestuur voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering een vakatiegeld toe te kennen.

Artikel 15 Voorzitters en sekretarissen

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter van werkgeverszijde en een voorzitter van werknemerszijde.

  • 2. De beide voorzitters treden telkens voor de duur van een kalenderjaar afwisselend als fungerend voorzitter op. De fungerend voorzitter heeft de leiding van de bestuursvergaderingen. Bij ontstentenis van de fungerend voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op. Bij ontstentenis van beide voorzitters wijst de vergadering haar voorzitter uit haar midden aan.

  • 3. Het bestuur benoemt uit zijn midden een sekretaris van werkgeverszijde en een sekretaris van werknemerszijde.

  • 4. Het in artikel 14, leden 4 tot en met 6, bepaalde is op overeenkomstige wijze van toepassing.

Artikel 15a Vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte.

  • 2. Het fonds wordt in en buiten rechte bovendien vertegenwoordigd door de beide voorzitters en de beide sekretarissen gezamenlijk, vormende het dagelijks bestuur, ook voor de toegestane rechtshandelingen als bedoeld in artikel 17, lid 1, sub b van de statuten. Bij ontstentenis van een of meer hunner zullen in hun plaats een of meer door het bestuur uit zijn midden aan te wijzen plaatsvervangers optreden.

Artikel 16 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen. In het laatste geval is de voorzitter verplicht een bestuursvergadering uit te schrijven binnen veertien dagen, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen.

  • 2. Ter bestuursvergadering brengen de gezamenlijke aanwezige werkgeversbestuursleden evenveel stemmen uit als de gezamenlijke aanwezige werknemersbestuursleden. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zo veel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 3. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen wanneer ten minste de helft der bestuursleden ter vergadering aanwezig is. In geval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand opnieuw in vergadering bijeen geroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.

  • 4. Het bestuur beslist bij gewone meerderheid van stemmen, voor zover in de statuten niet anders is bepaald.

  • 5. Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de Minister een waarnemer toegelaten. De waarnemer is gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen en ontvangt de voor bestuursleden bestemde stukken.

Artikel 17 Taak van het bestuur

  • 1.

    • a. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en reglementen, is belast met het beheer van het vermogen en maakt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een balans en een staat van lasten en baten op.

    • b. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, tot het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.

    • c. Het bestuur kan bepaalde bevoegdheden aan het dagelijks bestuur delegeren en aan de direktie.

  • 2. Het bestuur beslist over de uitlegging van statuten en reglementen en beslist in alle gevallen waarin deze niet voorzien.

Artikel 17a Fondsen

  • 1. Het bestuur kan voor bepaalde omschreven doeleinden afzonderlijke fondsen in het leven roepen waarvan het vermogen en de inkomsten en uitgaven gescheiden worden gehouden van de overige middelen der stichting, onverminderd de aansprakelijkheid van het totale vermogen der stichting voor de betaling van haar schulden overeenkomstig de wet.

  • 2. Het bestuur stelt voor elk der door hem ingestelde fondsen een afzonderlijk reglement vast, houdende bepalingen omtrent het verkrijgen van inkomsten door het fonds, de besteding der inkomsten en het beheer van het fonds, een en ander voor zover zulks niet reeds in het Algemeen reglement van het fonds geregeld is.

Artikel 17b Rekeningen

  • 1. Het bestuur kan voor bepaalde omschreven werkzaamheden die de stichting voor derden verricht afzonderlijke rekeningen in het leven roepen, waarvan de inkomsten en uitgaven gescheiden worden gehouden van de overige middelen van de stichting.

  • De stichting is jegens die derde niet verder aansprakelijk dan het bedrag dat het saldo van de betreffende rekening aangeeft.

  • 2. Het bestuur stelt voor elke door hem ingestelde rekening een afzonderlijk reglement vast, houdende bepalingen omtrent het verkrijgen van inkomsten ten behoeve van die rekening, de besteding en het beheer van die inkomsten, een en ander voor zover zulks niet reeds in het Algemeen reglement van het fonds geregeld is, en voorts omtrent onderwerpen die naar het oordeel van het bestuur in aanmerking komen.

Artikel 18 Direktie, administratie

  • 1. Het bestuur laat zich bij de vervulling van zijn taak terzijde staan door een direktie, bestaande uit een of meer direkteuren.

  • 2. De taak en de bevoegdheden van de direktie worden in een door het bestuur vast te stellen instruktie geregeld. Bij die instruktie kunnen het bestuur en het dagelijks bestuur bepaalde hen toekomende bevoegdheden aan de direktie overdragen, die deze bevoegdheden uitoefent onder toezicht en verantwoordelijkheid van het desbetreffende orgaan.

Artikel 19 Externe accountant

  • 1. Het bestuur draagt de kontrole van de boekhouding van het fonds op aan een externe registeraccountant.

  • 2. De accountant brengt jaarlijks een rapport uit over zijn bevindingen en over de balans en de rekening van lasten en baten.

Artikel 20 Boekjaar

Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 21 Reglementen

  • 1. Het bestuur stelt reglementen vast, welke bepalingen bevatten ten aanzien van de door het fonds te verlenen uitkeringen en te verstrekken hulp.

  • 2. Bij reglement kan het bestuur bevoegdheden overdragen aan derden genoemd in dat reglement; het bestuur blijft echter verantwoordelijk.

  • 3. Alle onderwerpen van algemene aard, die regeling behoeven, kunnen worden geregeld in een Algemeen reglement, dat door het bestuur wordt vastgesteld.

  • 4. Het bestuur is bevoegd tot het wijzigen en intrekken van de reglementen.

Artikel 22 Statutenwijziging

  • 1. Tot wijziging der statuten kan door het bestuur worden besloten in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan wijziging van de statuten bovendien geschieden doordat, nadat hiertoe door het dagelijks bestuur schriftelijk aan de leden van het bestuur een voorstel tot statutenwijziging is gedaan, de bestuursleden binnen 14 dagen nadien schriftelijk te kennen geven met het voorstel akkoord te gaan. Indien een der bestuursleden zich met het voorstel niet kan verenigen, wordt het voorstel tot wijziging van de statuten op de in het eerste lid aangegeven wijze behandeld.

  • 3. Tot wijziging van enig artikel der statuten kan slechts worden besloten door ten minste vijf/zesde van de stemmen der ter vergadering aanwezige bestuursleden.

  • 4. Voor het uitbrengen van hun stem over een voorstel tot statutenwijziging behoeven de leden van het bestuur de machtiging van het bestuur der organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 5. Elke wijziging der statuten moet bij notariële akte worden vastgelegd.

  • 6. Wijzigingen in de statuten treden niet in werking voor de dag, waarop de in het voorgaande lid bedoelde notariële akte is verleden.

  • 7. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen in het stichtingenregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken.

Artikel 23 Ontbinding en vereffening

  • 1. Het fonds wordt ontbonden

    • 1. bij besluit van het bestuur, in een daartoe bijzonderlijk uitgeschreven vergadering, genomen:

      • a. met een meerderheid van ten minste vijf/zesde der door de ter vergadering aanwezige bestuursleden uitgebrachte geldige stemmen, hetzij

      • b. met gewone meerderheid van uitgebrachte geldige stemmen, indien op het voorstel van ten minste twee bestuursleden door het bestuur wordt beslist, dat zodanige onvoorziene omstandigheden zijn ingetreden, dat van de werkgeversorganisatie enerzijds of van de werknemersorganisaties anderzijds in redelijkheid niet kan worden verlangd de verplichtingen hunner leden tegenover het fonds langer te doen voortduren;

    • 2. door insolventie, nadat het in staat van faillissement is verklaard, of door de opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel;

    • 3. door de rechter in de gevallen in de wet bepaald.

  • 2. Voor het medewerken aan een besluit, bedoeld in het vorige lid onder punt 1, behoeven de leden van het bestuur machtiging van de organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 3. Bij het nemen van een besluit tot ontbinding benoemt het bestuur ten minste twee personen die met de vereffening worden belast en beslist over de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen.

  • 4. De vereffenaars treden gedurende de vereffening in de rechten en verplichtingen van het bestuur, dat niet met de vereffening kan worden belast, met dien verstande, dat na het in werking treden van het besluit tot ontbinding geen wijzigingen meer in de statuten en reglementen van het fonds kunnen worden aangebracht en geen premies meer verschuldigd zijn over daarna gelegen perioden.

  • 5. Na het in werking treden van het besluit tot ontbinding wordt in stukken en aankondigingen die van het fonds uitgaan, aan de naam toegevoegd „in liquidatie".

  • 6. De vereffenaars brengen zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen zes maanden na het tijdstip waarop de vereffeningswerkzaamheden het definitief afleggen van rekening en verantwoording mogelijk maken, schriftelijk verslag uit van de vereffening aan het bestuur, onder overlegging van een rekening van ontvangsten en uitgaven over de periode gelegen tussen het einde van het boekjaar waarover zij laatstelijk ingevolge artikel 17 de jaarrekening hebben vastgesteld, en het einde der vereffeningswerkzaamheden.

  • 7. Nadat het bestuur het verslag betreffende de vereffening heeft goedgekeurd en aan de vereffenaars ter zake décharge heeft verleend, benoemt het bestuur een bewaarder, onder wie de boeken en bescheiden van het fonds gedurende tien jaren blijven berusten.

STICHTING ALGEMEEN SOCIAAL FONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

ALGEMEEN REGLEMENT

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. het fonds: de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven;

  • b. het bestuur: het bestuur van het fonds;

  • c. de werknemer: de werknemer in de zin van de statuten;

  • d. de werkgever: de werkgever in de zin van de statuten;

  • e. de rekening vakbondsaktiviteiten: de rekening die in het leven is geroepen met het doel de daarin gestorte gelden, overeenkomstig de regelen, vervat in een daartoe door het bestuur vastgesteld – en zo nodig te wijzigen – reglement, beschikbaar te stellen aan de gezamenlijke werknemersorganisaties, partijen bij een der geldende collectieve arbeidsovereenkomsten in het grafisch bedrijf ter onderlinge verdeling voor bepaalde in dat reglement genoemde doeleinden;

  • f. het Garantiefonds: het fonds dat in het leven is geroepen ter waarborging van de uitbetaling van uitkeringen aan werknemers in geval van ontslag, overplaatsing en funktiewijziging wegens reorganisatie, fusie of likwidatie van grafische ondernemingen en wijzigingen in de produktieapparatuur. In bijzondere gevallen zullen middelen uit het Garantiefonds ter beschikking kunnen worden gesteld om saneringsoperaties te stimuleren ten einde faillissementen te voorkomen. Dit alles overeenkomstig de regelen, vervat in een daartoe door het bestuur vastgesteld – en zo nodig te wijzigen – reglement;

  • g. het Opleidingsfonds: het fonds met als doel de financiering van nadere door het Centraal Bureau voor de Grafische Bedrijven aan te geven aktiviteiten, een en ander overeenkomstig de regelen vervat in een daartoe door het bestuur vastgesteld – en zo nodig te wijzigen – reglement;

  • h. het Vereveningsfonds: het fonds dat in het leven is geroepen om werkgevers, die werknemers in de gelegenheid stellen een vaktechnische opleiding te volgen, een tegemoetkoming te betalen, een en ander overeenkomstig de regelen vervat in een daartoe door het bestuur vastgesteld – en zo nodig te wijzigen – reglement;

  • i. de Rekening Kinderopvang APD: de rekening die in het leven is geroepen met het doel de daarin gestorte gelden overeenkomstig de regelen, vervat in een daartoe door het bestuur vastgesteld – en zo nodig te wijzigen – reglement beschikbaar te stellen aan instellingen en/of werknemers, ter stimulering en financiële ondersteuning van kinderopvang voor het administratief personeel dagbladbedrijf;

  • j. het Sectorfonds Reprografie: het fonds dat in het leven is geroepen om ten behoeve en ten gunste van alle werkgevers en werknemers in de bedrijfstak van de reprografie inzicht te verkrijgen in de opleidingsbehoefte, de opzet van opleidingen, ontwikkelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden, en alle andere zaken en ontwikkelingen die van invloed (kunnen) zijn op de hiervoor genoemde gebieden voor zover zij verband houden met de arbeidsverhoudingen, waardoor werkgevers en werknemers in de bedrijfstak van de reprografie daarvan gebruik kunnen maken bij het voeren van hun beleid op deze gebieden, overeenkomstig de regelen, vervat in een daartoe door het bestuur vastgesteld – en zonodig te wijzigen – reglement;

  • k. de rekening Kinderopvang Dagbladjournalisten: de rekening die in het leven is geroepen met het doel de daarin gestorte gelden overeenkomstig de regelen, vervat in een daartoe door het bestuur vastgesteld – en zo nodig te wijzigen – reglement beschikbaar te stellen aan instellingen en/of werknemers, ter stimulering en financiële ondersteuning van kinderopvang voor dagbladjournalisten;

  • l. de Rekening Bijzondere Projekten: de rekening die in het leven geroepen is ter inning van premie in verband met de financiële ondersteuning van bijzondere projekten voor dagbladjournalisten, een en ander overeenkomstig de regelen, vervat in een daartoe door het bestuur vastgesteld – en zo nodig te wijzigen – reglement;

  • m. de Rekening Opleiding en Arbeidsmarkt: de rekening die in het leven geroepen is ter inning van premie in verband met de financiering van projekten in het kader van opleidingen en arbeidsmarkt, overeenkomstig de regelen, vervat in een daartoe door het bestuur vastgesteld – en zo nodig te wijzigen – reglement;

  • n. werkgeversorganisatie: organisatie van werkgevers in het grafisch bedrijf;

  • o. werknemersorganisatie: organisatie van werknemers in het grafisch bedrijf;

  • p. boekjaar: kalenderjaar.

Artikel 2 Premie

  • 1. Werkgevers zijn verplicht aan het fonds jaarlijks een of meer door het bestuur vast te stellen premies te betalen, die worden uitgedrukt in een percentage van het loon van hun werknemers dat voor hen is vastgesteld, en wel voor de volgende rekening en/of fondsen;

    • I. voor zover het betreft het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf, het lithografisch bedrijf en de fotodrukindustrie, het boekbinders-, papierwaren- en enveloppenbedrijf, het grafisch reproduktiebedrijf, alsmede het bedrijf dat mede geacht wordt tot het grafisch bedrijf te behoren,

      • rekening vakbondsaktiviteiten, uitgezonderd werkgevers die niet als lid bij een werkgeversorganisatie zijn aangesloten;

      • Garantiefonds;

      • Rekening Opleiding en Arbeidsmarkt, uitgezonderd werkgevers die niet als lid bij een werkgeversorganisatie zijn aangesloten;

      • Vereveningsfonds, uitgezonderd werkgevers die niet als lid bij een werkgeversorganisatie zijn aangesloten;

    • II. voor zover het betreft het klein formaat offsetbedrijf:

      • rekening vakbondsaktiviteiten, uitgezonderd werkgevers die niet als lid bij een werkgeversorganisatie zijn aangesloten;

      • Garantiefonds;

      • Rekening Opleiding en Arbeidsmarkt, uitgezonderd werkgevers die niet als lid bij een werkgeversorganisatie zijn aangesloten;

      • Vereveningsfonds, uitgezonderd werkgevers die niet als lid bij een werkgeversorganisatie zijn aangesloten;

    • III. voor zover het betreft het zeefdrukbedrijf:

      • rekening vakbondsaktiviteiten, uitgezonderd werkgevers die niet als lid bij een werkgeversorganisatie zijn aangesloten;

      • Garantiefonds;

      • Rekening Opleiding en Arbeidsmarkt, uitgezonderd werkgevers die niet als lid bij een werkgeversorganisatie zijn aangesloten;

      • Vereveningsfonds, uitgezonderd werkgevers die niet als lid bij een werkgeversorganisatie zijn aangesloten;

    • IV. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf: het Sectorfonds Reprografie;

    • V. voor zover het betreft het dagbladbedrijf als bedoeld in artikel 7e, onder a tot en met e van de statuten:

    • de Rekening Kinderopvang ADP, uitgezonderd werkgevers die niet als lid bij een werkgeversorganisatie zijn aangesloten;

    • VI. voor zover het betreft het dagbladbedrijf als bedoeld in artikel 7e, onder f van de statuten:

      • de Rekening Kinderopvang Dagbladjournalisten;

      • de Rekening Bijzondere Projekten.

    • uitgezonderd werkgevers die niet als lid bij een werkgeversorganisatie zijn aangesloten.

  • Werkgevers in de papiergroothandel zijn geen premie verschuldigd.

  • 2. De door de werkgever verschuldigde premie wordt door het fonds, bij wijze van voorschot en in mindering op het over een boekjaar verschuldigde totaal der premies, aan de werkgever in rekening gebracht, in zodanige termijnen, op zodanige tijdstippen en tot zodanige bedragen als het bestuur nodig oordeelt. Daarenboven kan het bestuur, indien het dit nodig oordeelt ter zekerheidsstelling van premie-afdracht, een extra voorschot van ten hoogste 1 jaar premie in rekening brengen.

  • 3. De kosten die gemaakt worden ten behoeve van de vaststelling en inning van de premies en de daaruit voortvloeiende administratiekosten, komen ten laste van de opbrengst van de premies.

Artikel 3 Bijdrage

  • 1. Op het loon van de werknemer wordt ingehouden een bijdrage ter hoogte van 0,35% van het loon.

  • De werkgever draagt ter zake van deze bijdrage aan het fonds 0,35% van het loon af.

  • Genoemde bijdrage is niet verschuldigd door werknemers, die in dienstbetrekking werkzaam zijn bij een werkgever in het dagbladbedrijf.

  • 2. De bijdrage wordt door de werkgever bij elke loonbetaling ingehouden en wordt door het fonds, bij wijze van voorschot en in mindering op het over een boekjaar verschuldigde totaal der bijdragen, aan de werkgever in rekening gebracht, in zodanige termijnen, op zodanige tijdstippen en tot zodanige bedragen als het bestuur nodig oordeelt.

  • Daarenboven kan het bestuur, indien het dit nodig oordeelt ter zekerheidsstelling van de afdracht van de bijdragen, een extra voorschot van ten hoogste 1 jaar in rekening brengen.

  • 3. De opbrengst der bijdragen zal worden aangewend voor het verstrekken van uitkeringen en het direkt of indirekt verlenen van hulp in geldelijke of enigerlei andere vorm aan werknemers in de grafische bedrijven en hun gezinnen.

  • 4. De kosten die worden gemaakt ten behoeve van de vaststelling en inning der bijdragen, van de administratie en het beheer der middelen, alsmede de kosten voortvloeiende uit het doen van uitkeringen, de kontrole en het verstrekken van hulp, komen ten laste van de opbrengst der in lid 1 bedoelde bijdragen.

Artikel 4 Heffingsgrondslag; loon

  • 1. Grondslag voor de berekening van verschuldigde premies is het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • Grondslag voor de berekening van de in te houden bijdragen is het brutoloon verminderd met het werknemersdeel in de pensioenpremie en het werknemersdeel in de Vut-premie, alsmede met de reglementaire bijdrage van de werknemer in de premie van de collectieve grafische bedrijfstakregeling reparatie WAO-hiaat.

  • Grondslag voor de berekening van de door de werkgever af te dragen bijdragen is het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • 2. Onder loon wordt tevens verstaan:

    • de uitkeringen als bedoeld in artikel 9, eerste lid en vijfde lid onder a en c en in artikel 9a, eerste lid van het Reglement vervroegd uittreden oudere werknemers van het Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven;

    • de loondervingsuitkeringen alsmede de eventuele aanvullingen op het loon en/of de loondervingsuitkeringen die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid al dan niet via derden ontvangt.

  • 3. Niet in geld genoten loon wordt berekend naar het bedrag van de geldswaarde, waarbij onderricht niet wordt meegerekend.

  • 4. Het bestuur stelt de geldswaarde van huisvesting en van kost vast.

  • 5. In afwijking van het in lid 1 bepaalde wordt onder loon niet verstaan de uitkering die de werknemer ontvangt uit hoofde van de WAO/WW, alsmede het loon dat wordt gegeven in aanvulling op een uitkering ingevolge de WAO/WW.

  • 6. In afwijking van het in lid 1 bepaalde is de grondslag voor de berekening van de verschuldigde premies ten behoeve van de Rekening Kinderopvang Dagbladjournalisten en de Rekening Bijzondere Projekten het loon, waarover de werkgever premie verschuldigd is ingevolge het Reglement vervroegd uittreden oudere werknemers van het Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven.

  • In afwijking van het in lid 1 bepaalde is de grondslag voor de berekening van de verschuldigde premies ten behoeve van de Rekening Kinderopvang ADP het loon, waarover de werkgever premie verschuldigd is ingevolge het Spaarloonreglement SGB van het Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven.

Artikel 5 Vaststelling loon voor berekening premies

  • 1. De verschuldigde jaarpremie als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 2 wordt berekend met inachtneming van de door de werkgever daartoe te verstrekken loongegevens.

  • 2. Laat de werkgever na die loongegevens voor het door het bestuur daartoe vastgestelde tijdstip te verstrekken of zijn die gegevens kennelijk onjuist, dan stelt het bestuur het loon naar beste weten vast. Het bestuur is bevoegd de alsdan vast te stellen premie te verhogen met een opslag van 5% van dat bedrag met een minimum van f 50,–. Deze verhoging wordt als premie beschouwd.

  • 3. Het bestuur kan een besluit tot vaststelling van het loon te allen tijde herzien, zolang niet meer dan drie kalenderjaren zijn verstreken sedert het einde van het boekjaar waarin de premie verschuldigd is geworden.

Artikel 6 Vaststelling loon voor berekening bijdragen

(Vervallen m.i.v. 1-1-1995.)

Artikel 7 Maximumloon voor premie en bijdrage

Voor de berekening van de premies en de bijdragen komt het loon dat bij dezelfde werkgever voor dezelfde werknemer meer heeft bedragen dan het bedrag dat verkregen wordt door vermenigvuldiging van het bedrag als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekering met het aantal dagen waarop de werknemer bij de werkgever heeft gewerkt, voor dat meerdere niet in aanmerking.

Artikel 8 Afdracht premie en bijdragen

  • 1. De werkgever is aansprakelijk voor de betaling van de hem in rekening gebrachte premie en bijdragen.

  • 2. De werkgever is verplicht de verschuldigde premie en bijdragen binnen 7 dagen na dagtekening van de nota te voldoen. Bij niet betaling binnen deze termijn is de werkgever door het enkele verloop van die termijn in gebreke.

Artikel 9 Te late betaling

  • 1. De werkgever die nalaat enig ingevolge het voorgaande artikel door hem te betalen bedrag op het daarvoor door het bestuur vastgestelde tijdstip te voldoen zal een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 2. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde schadevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op eerste vordering van het fonds alle kosten te betalen, die naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

  • 3. Eveneens is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op eerste vordering te betalen alle kosten welke naar het oordeel van het bestuur tot verhaal van de op grond van artikel 5 van het Reglement voor het Garantiefonds gedane betalingen zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW. Het in het eerste lid gestelde is van dienovereenkomstige toepassing.

Artikel 10 Opgaven en inlichtingen

  • 1. Werkgevers en werknemers zijn verplicht om aan het fonds of diens gemachtigde(n) alle inlichtingen of opgaven te verstrekken, welke het fonds voor de uitvoering van de statuten en reglement nodig acht.

  • 2. Desgevraagd zullen zij aan het fonds of diens gemachtigde inzage geven in die boeken en bescheiden waarvan het bestuur dit noodzakelijk acht.

Artikel 11 Vrijstelling

  • 1. Vrijstelling van de verplichtingen ingevolge de statuten en reglementen kan op verzoek van een werkgever door het bestuur geheel of gedeeltelijk worden verleend indien ten behoeve van alle bij hem in dienst zijnde werknemers zodanige voorzieningen zijn getroffen dat:

    • a. de aanspraken, welke daaraan door de betrokken werknemers kunnen worden ontleend, als geheel genomen ten minste gelijkwaardig zijn aan de in de reglementen van het fonds getroffen regelingen;

    • b. de rechten van de betrokken werknemers behoorlijk zijn gewaarborgd.

  • 2. Het bestuur kan aan de vrijstelling voorwaarden verbinden.

  • 3. De vrijstelling wordt ingetrokken indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden bij of krachtens de beide voorgaande leden gesteld.

Artikel 12 Gemoedsbezwaren

  • 1. De werkgever of de werknemer, die overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering, en daarvan een verklaring overlegt volgens een door het bestuur vast te stellen model, waaruit blijkt dat hij nog zichzelf noch iemand anders, noch zijn eigendommen in enigerlei vorm tegen enig onzeker voorval heeft verzekerd, kan op zijn verzoek door het bestuur worden ontheven van de op hem rustende verplichting tot inhouding en afdracht aan het fonds resp. tot afdracht aan de werkgever van de werknemersbijdrage als bedoeld in artikel 3.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ontheffing wordt ingetrokken:

    • a. op verzoek van degene aan wie zij is verleend;

    • b. wanneer de gemoedsbezwaren naar het oordeel van het bestuur niet langer kunnen worden geacht te bestaan.

  • 3. De werknemer, in dienst van een werkgever, aan wie een ontheffing als in het eerste lid bedoeld is verleend, is gehouden in plaats van de werkgever zelf de werknemersbijdrage aan het fonds te betalen, tenzij de werknemer ingevolge het eerste lid is ontheven van de verplichting tot het afdragen van die bijdrage aan de werkgever.

Artikel 13 Terugvordering en verjaring

  • 1. De als gevolg van het verstrekken van onjuiste gegevens geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen kunnen worden teruggevorderd.

  • Behalve de geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen, kunnen in geval van nalatigheid worden teruggevorderd: een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, en/of alle kosten, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

  • 2. Het terugvorderingsrecht van het fonds als bedoeld in het voorgaande lid, verjaart door verloop van drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin geheel of ten dele ten onrechte betalingen zijn gedaan.

Artikel 14 Slotbepaling

Dit reglement kan worden aangehaald als „Algemeen reglement".

STICHTING ALGEMEEN SOCIAAL FONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit reglement verstaat onder:

  • a. werknemer:

    • 1. de mannelijke of vrouwelijke werknemer in de zin der statuten van het fonds;

    • 2. degene ten aanzien van wie de statuten van het fonds bepalen dat de hoedanigheid van werknemer voortduurt;

  • b. gezinsleden:

    • 1. de echtgeno(o)t(e) van een werknemer;

    • 2. een ongehuwde levenspartner die in een met een huwelijk vergelijkbare relatie met een ongehuwde werknemer duurzaam samenwoont op een gemeenschappelijk adres, mits er geen bloedverwantschap tussen hen bestaat en:

      • die samenwoning ten minste een jaar duurt en ten genoege van het bestuur aannemelijk wordt gemaakt of

      • die samenwoning bij notariële akte is vastgelegd.

    • 3. de eigen en aangehuwde kinderen en pleegkinderen van een werknemer resp. de onder 2 bedoelde ongehuwde levenspartner resp. een medeverzekerde voor wie:

      • a. in het gezin van de werknemer resp. een medeverzekerde kinderbijslag wordt verkregen;

      • b. de kinderbijslag wordt betaald aan een inrichting, waarin het kind van de werknemer resp. een medeverzekerde wordt verpleegd;

    • 1. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde levenspartner van een overleden werknemer, mits:

      • a. deze werknemer gedurende 10 jaar direkt voorafgaande aan zijn overlijden onafgebroken onder de werkingssfeer van het fonds werkzaam is geweest, en

      • b. voor zover de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde levenspartner jonger is dan 65 jaar: op het moment van overlijden van de werknemer voldaan wordt aan de voorwaarden voor een weduwenpensioen uit hoofde van de Algemene Weduwen- en Wezenwet; deze voorwaarden worden, voor zover mogelijk, overeenkomstig voor de weduwnaar resp. ongehuwde levenspartner van de overleden werknemer toegepast;

    • 2. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde levenspartner van een werknemer die een uitkering ontving krachtens het Reglement vervroegd uittreden oudere werknemers als bedoeld in artikel 9, lid 2 van de statuten;

    • 3. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde van een gepensioneerde werknemer, mits deze werknemer gedurende 10 jaren direkt voorafgaande aan zijn pensionering onafgebroken onder de werkingssfeer van het fonds werkzaam is geweest.

    • De medeverzekerde heeft uitsluitend en alleen voor de toepassing van dit reglement dezelfde rechten en verplichtingen als de werknemer, met dien verstande dat:

      • de hoedanigheid van medeverzekerde eindigt op het moment van hertrouwen resp. samenwoning van de medeverzekerde;

      • de medeverzekerde tot geen premiebetaling is gehouden.

  • c. medeverzekerde:

    • 1. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde levenspartner van een overleden werknemer, mits:

      • a. deze werknemer gedurende 10 jaar direkt voorafgaande aan zijn overlijden onafgebroken onder de werkingssfeer van het fonds werkzaam is geweest, en

      • b. voor zover de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde levenspartner jonger is dan 65 jaar: op het moment van overlijden van de werknemer voldaan wordt aan de voorwaarden voor een weduwenpensioen uit hoofde van de Algemene Weduwen- en Wezenwet; deze voorwaarden worden, voor zover mogelijk, overeenkomstig voor de weduwnaar resp. ongehuwde levenspartner van de overleden werknemer toegepast;

    • 2. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde levenspartner van een werknemer die een uitkering ontving krachtens het Reglement vervroegd uittreden oudere werknemers als bedoeld in artikel 9, lid 2 van de statuten;

    • 3. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde van een gepensioneerde werknemer, mits deze werknemer gedurende 10 jaren direkt voorafgaande aan zijn pensionering onafgebroken onder de werkingssfeer van het fonds werkzaam is geweest.

    • De medeverzekerde heeft uitsluitend en alleen voor de toepassing van dit reglement dezelfde rechten en verplichtingen als de werknemer, met dien verstande dat:

      • de hoedanigheid van medeverzekerde eindigt op het moment van hertrouwen resp. samenwoning van de medeverzekerde;

      • de medeverzekerde tot geen premiebetaling is gehouden.

  • d. fonds: de Stichting Algemeen Fonds voor de Grafische Bedrijven;

  • e. bestuur: het bestuur als bedoeld in artikel 14 van de statuten van het fonds;

  • f. direktie: de direktie als bedoeld in artikel 18 van de statuten van het fonds.

Artikel 2 Verpleging in een ziekenhuis, sanatorium, herstellingsoord, kindertehuis en andere inrichtingen

  • 1. De werknemers hebben voor zich en hun gezinsleden recht op verpleging voor rekening van het fonds in Nederlandse ziekenhuizen, sanatoria, herstellingsoorden, kindertehuizen, psychiatrische inrichtingen, tehuizen voor zwakzinnigen, spastisch, geestelijk of lichamelijk gehandicapten, revalidatie-inrichtingen of andere daarmee door het bestuur gelijkgestelde inrichtingen in Nederland, indien en voor zover verpleging in die inrichting naar het oordeel van een door de direktie aangewezen geneeskundige tot behoud of herstel van de gezondheid van de betrokkene noodzakelijk is.

  • 2. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde hebben de werknemers voor zich in hun gezinsleden recht op verpleging voor rekening van het fonds in een in het buitenland gevestigde inrichting voor het ondergaan van een open-hartoperatie, onder de voorwaarde genoemd in het eerste lid en overigens met inachtneming van het hierna bepaalde.

  • 3. Het bestuur kan in bijzondere gevallen een tegemoetkoming verlenen in de verpleegkosten ter zake van opname in een buitenlandse inrichting om andere redenen dan genoemd in het tweede lid.

  • 4. De verpleegkosten komen, onverminderd het in het eerste en tweede lid bepaalde, slechts voor rekening van het fonds, indien de verpleging plaatsvindt in een door de direktie aangewezen inrichting en indien de door de direktie aangewezen geneeskundige in de gelegenheid is gesteld zich van te voren van de noodzakelijkheid van de verpleging te overtuigen.

  • Bij het aanwijzen van de inrichting zal de direktie zoveel mogelijk rekening houden met de verlangens van de werknemer, met dien verstande dat het fonds nimmer een hoger bedrag aan verpleegkosten voor zijn rekening zal nemen dan overeenkomt met de naar het oordeel van de direktie normale verpleegkosten.

  • 5. De hoogte en de duur van de te verstrekken tegemoetkoming uit hoofde van dit artikel worden door het bestuur vastgesteld.

Artikel 3 Vergoeding van reis- en logieskosten

  • 1. De werknemers hebben bij opneming ter verpleging in en bij ontslag uit een inrichting, als bedoeld in het eerste lid van artikel 2, recht op:

    • a. vergoeding van reiskosten, zowel voor degene die wordt resp. is verpleegd als voor een begeleider, dan wel op

    • b. volledige vergoeding van de kosten van vervoer per taxi of ambulance, mits deze wijze van vervoer naar het oordeel van een door de direktie aangewezen geneeskundige medisch noodzakelijk is.

  • 2. De werknemers hebben bij opneming ter verpleging en bij ontslag uit een inrichting, als bedoeld in het tweede lid van artikel 2, recht op vergoeding van reiskosten, zowel voor degene die wordt resp. is verpleegd als voor een begeleider, mits de begeleiding naar het oordeel van een door de direktie aangewezen geneeskundige medisch noodzakelijk is. In dat geval bestaat ook recht op een tegemoetkoming in de logieskosten van de begeleider tot ten hoogste 80% van de kosten van noodzakelijk logies.

  • 3. Reiskosten uit hoofde van dit artikel worden vergoed tot het bedrag dat gevormd wordt door een door het bestuur vast te stellen bedrag per kilometer te vermenigvuldigen met het aantal kilometers tussen de woonplaats van degene ten behoeve waarvan vergoeding voor reiskosten wordt verstrekt en de plaats van de verpleging. Voor de reiskosten als bedoeld in het tweede lid wordt daarentegen een vergoeding verstrekt op basis van het bedrag van vervoer in de laagste klasse van een openbaar vervoermiddel.

  • 4. Reiskosten van lokaal vervoer binnen de woonplaats van de werknemer worden niet, kosten van vervoer binnen de woonplaats per ambulance of taxi worden, mits deze wijze van vervoer medisch noodzakelijk is, wel vergoed.

  • 5. De werknemers hebben, indien zij of hun gezinsleden buiten hun woonplaats verpleegd worden in een inrichting in Nederland bovendien recht op vergoeding van reiskosten:

    • a. welke door de gezinsleden van de werknemer resp. door de werknemer zijn gemaakt voor het bezoeken van de zieke,

    • b. welke de zieke heeft gemaakt die een weekeinde of feestdagen heeft doorgebracht in het gezin waartoe hij of zij behoort. In dat geval worden ook de reiskosten van een begeleider vergoed.

  • 6. De vergoeding van de reiskosten als bedoeld in het vijfde lid zal slechts worden verleend als de verpleging buiten de woonplaats ten minste een week heeft geduurd en wordt toegekend:

    • a. vanaf het moment van de opneming ter verpleging voor 3 bezoeken per week gedurende een periode van 52 weken;

    • b. daarna voor 4 bezoeken per 30 dagen.

  • 7. De vergoeding van de reiskosten als bedoeld in het vijfde lid zal ten hoogste gelijk zijn aan het bedrag dat overeenkomstig de in lid 3 vermelde wijze, vice versa, wordt berekend. Zij omvat niet de kosten van het lokaal vervoer binnen de woonplaats van de werknemer.

Artikel 4 Dieet, versterkende middelen

  • 1. De werknemers hebben voor zich en hun gezinsleden recht op tegemoetkoming in de kosten van dieet en versterkende middelen indien het gebruik daarvan:

    • a. na een door het bestuur vastgestelde procedure gevolgd te hebben, blijkens een door de direktie aangewezen geneeskundige, medisch noodzakelijk wordt geacht tot behoud of herstel van de gezondheid van betrokkene, en

    • b. buitengewone kosten met zich meebrengt.

  • 2. Om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, dient een dieet voor meer dan het laagste bedrag dat volgens de dieetkostentabel van de, buitengewone lastenregeling van de inkomstenbelasting aftrekbaar is, kostenverhogend te zijn.

  • Het bedrag van de tegemoetkoming bedraagt maximaal f 400,– per jaar.

  • 3. De tegemoetkoming wordt ten behoeve van dezelfde persoon verstrekt over een periode van ten hoogste 26 weken. Om, met inachtneming van het in het vierde lid bepaalde voor volgende tegemoetkomingen over perioden van ten hoogste 26 weken in aanmerking te komen, dient telkens opnieuw te zijn voldaan aan de in het eerste lid onder a en b genoemde voorwaarden.

  • 4. Per werknemer of gezinslid wordt in totaal over ten hoogste 5 jaren tegemoetkoming voor dieet en versterkende middelen verstrekt.

Artikel 6A Prothesen, hulpmiddelen en behandelingen

  • 1. De werknemers hebben voor zich of hun gezinsleden recht op een tegemoetkoming in de kosten van prothesen, hulpmiddelen en behandelingen, echter alleen indien een door de direktie aan te wijzen geneeskundige die prothese, hulpmiddel of behandeling medisch noodzakelijk heeft bevonden.

  • 2. Het bestuur bepaalt welke prothesen, hulpmiddelen en behandelingen als zodanig kunnen worden aangemerkt.

  • 3. Het bedrag van de tegemoetkoming voor een prothese, hulpmiddel of behandeling bedraagt ten hoogste 80% van de voor eigen rekening komende kosten, tot een maximum van f 1 500,–; geen tegemoetkoming wordt verstrekt indien het bedrag van de tegemoetkoming minder dan f 50,– zou bedragen.

Artikel 6B Gebitsprothesen

  • 1. De werknemers hebben voor zich of hun gezinsleden, tot 1 januari 1998, recht op een tegemoetkoming in de kosten van gebitsprothesen.

  • 2. Het bestuur bepaalt wat als een gebitsprothese kan worden aangemerkt.

  • 3. Het bedrag van de tegemoetkoming voor een gebitsprothese bedraagt 80% van de voor eigen rekening komende kosten, met een maximum van f 400,– in totaal gedurende de in lid 1 vermelde periode.

Artikel 7 Zwangerschapsvergoeding

  • 1. De werknemer heeft bij een zwangerschap van zijn echtgenote of van de vrouw met wie hij duurzaam samenwoont in de zin van artikel 1, onder b, sub 2 recht op een uitkering ten bedrage van f 250,– (zwangerschapsvergoeding).

  • 2. Bij zwangerschap van een vrouwelijke werknemer heeft deze eveneens recht op zwangerschapsvergoeding, met dien verstande dat de uitkering ter zake van dezelfde zwangerschap slechts eenmaal wordt verstrekt.

  • 3. De aanvraag om de zwangerschapsvergoeding kan eerst worden gedaan nadat de bevalling heeft plaatsgevonden.

  • Ingeval de zwangerschap echter voordien eindigt, dient er een verklaring van een geneeskundige of verloskundige te worden overgelegd, waaruit blijkt dat de zwangerschap ten minste 26 weken gevorderd was.

  • 4. Het recht op zwangerschapsvergoeding vervalt wanneer de aanvraag niet binnen zes maanden na de datum van de bevalling door de direktie is ontvangen.

  • 5. Ter zake van de geboorte van een tweeling wordt een zwangerschapsvergoeding van f 500,– en ter zake van de geboorte van een drieling wordt een zwangerschapsvergoeding van f 750,– uitgekeerd.

Artikel 8 Alternatieve geneeswijzen

  • 1. De werknemers hebben voor zich of hun gezinsleden recht op een tegemoetkoming in de kosten van alternatieve geneeswijzen die betrekking hebben op acupunctuur, natuurgeneeswijze, homeopathie, antroposofie, chiropractie of manuele geneeskunde.

  • 2. Het bedrag van de tegemoetkoming bedraagt in totaliteit voor alternatieve geneeswijzen maximaal f 400,– per jaar.

  • 3. Om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen dient:

    • de zorgverzekeraar van de werknemer een vergoeding voor de betreffende alternatieve geneeswijze te verstrekken, of

    • de werknemer of zijn gezinslid door zijn geneeskundige doorverwezen te zijn naar een door het bestuur als zodanig erkende alternatieve genezer, indien de zorgverzekeraar geen vergoeding verstrekt.

Artikel 9 Terminale thuiszorg

  • 1. De werknemers hebben voor zich of hun gezinsleden recht op een tegemoetkoming in de verpleegkosten van terminale thuiszorg.

  • 2. Om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen dient de werknemer een door het bestuur vastgestelde procedure gevolgd te hebben waarbij de aanvraag door een door de direktie aangewezen geneeskundige dient te worden onderschreven.

  • 3. Het bedrag van de tegemoetkoming bedraagt maximaal f 300,– per dag en wordt uitgekeerd volgens daartoe door het bestuur te stellen regelen.

Artikel 10 Bijzondere aanschaffingen en bijzondere behandelingen

  • 1. Aan werknemer wordt, gehoord een door de direktie daartoe aangewezen geneeskundige, een tegemoetkoming toegekend in de kosten van bijzondere aanschaffingen of bijzondere behandelingen t.b.v. henzelf of t.b.v. hun gezinsleden, met inachtneming van het hierna bepaalde.

  • 2. Het bestuur bepaalt welke aanschaffingen en welke behandelingen als bijzonder kunnen worden aangemerkt.

  • 3. Een tegemoetkoming in de kosten van bijzondere aanschaffingen of van bijzondere behandelingen wordt verstrekt tot ten hoogste 80% van de voor eigen rekening van de werknemer komende kosten, tot een maximum van f 5000,–, en wordt slechts eenmaal verleend, tenzij het bestuur anders beslist op grond van een advies van een door de direktie aangewezen geneeskundige. In dat geval is het overigens in de vorige leden van dit artikel bepaalde van overeenkomstige toepassing.

  • Geen tegemoetkoming wordt verstrekt, indien het bedrag van de tegemoetkoming minder dan f 250,– zou bedragen.

Artikel 11 Bijzondere kosten

Aan werknemers, die ten gevolge van het vervroegd uittreden een partikuliere ziektekostenverzekering moeten afsluiten worden, voor zover en zolang zij een uitkering ontvangen krachtens het Reglement vervroegd uittreden oudere werknemers zoals bedoeld in artikel 9, lid 2 van de statuten, de voor eigen rekening komende kosten voor henzelf en hun gezinsleden ter zake van voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg, voor zover deze niet reeds geheel of ten dele respektievelijk kunnen worden vergoed uit hoofde van de artikelen 2 tot en met 6 en 8 tot en met 10 van dit reglement, door het fonds vergoed, waarbij het bestuur een maximum aan het te vergoeden bedrag kan verbinden. Voorzieningen waarvoor een ziekenfonds in geval van verplichte verzekering geen tegemoetkoming zou verstrekken, komen echter niet voor vergoeding in aanmerking.

Indien het ziekenfonds in geval van verplichte verzekering een gedeeltelijke tegemoetkoming zou verstrekken, zal eenzelfde tegemoetkoming verstrekt worden.

Artikel 12 Geneeskundig onderzoek

Degene te wiens behoeve aanspraak op een vergoeding of tegemoetkoming op grond van dit reglement wordt gemaakt, is verplicht zich op de door het fonds vastgestelde tijd en plaats te onderwerpen aan een onderzoek door een vanwege het fonds aangewezen geneeskundige.

Artikel 13 Beëindiging der vergoeding

De direktie is bevoegd een op grond van dit reglement toegekende vergoeding of tegemoetkoming te beëindigen, wanneer degene te wiens behoeve zij wordt verstrekt zich naar het oordeel van de direktie tijdens de verpleging in een inrichting onbehoorlijk gedraagt of handelingen pleegt, waardoor het herstel ernstig wordt belemmerd.

Artikel 14 Weigering der vergoeding

De direktie kan het verlenen van een vergoeding of tegemoetkoming op grond van dit reglement onthouden aan werknemers of hun gezinsleden, die onjuiste of onware inlichtingen verstrekken of onregelmatigheden plegen met bewijzen, welke moeten dienen om de noodzakelijkheid van het verlenen van vergoeding of tegemoetkoming aan te tonen. Deze onthouding kan zich uitstrekken tot later door dezelfde werknemer ingediende aanvragen om tegemoetkoming of vergoeding krachtens dit reglement.

Artikel 15 Wijziging van een inmiddels toegekende vergoeding of tegemoetkoming

Het bestuur is overigens te allen tijde bevoegd en gerechtigd om een inmiddels toegekend verzoek om vergoeding of tegemoetkoming, bij een wijziging van de gezondheidszorgregeling, aan te passen of zelfs in te trekken.

Artikel 16 Geen aanspraak op vergoeding

Op in dit reglement geregelde vergoedingen en tegemoetkomingen kan geen aanspraak worden gemaakt:

  • a. in gevallen, waarin het ziektegeval, ter zake waarvan overigens een vergoeding of tegemoetkoming zou kunnen worden toegekend, reeds is aangevangen voor de dag waarop degene die haar aanvraagt werknemer is geworden;

  • b. indien de aanvraag daartoe niet is ingediend binnen zes maanden na het tijdstip waarop de kosten zijn gemaakt, waarvoor ingevolge dit reglement vergoeding of tegemoetkoming kan worden verstrekt;

  • c. indien de werknemer en/of gezinsleden op wie de aanvraag betrekking heeft, buiten Nederland wonen of verblijf houden;

  • d. voor zover de kosten als in dit reglement bedoeld op enigerlei wijze door een ander fonds, een andere instelling, dan wel krachtens de wet worden vergoed of kunnen worden vergoed;

  • e. dan na overlegging van nota's of andere bescheiden waaruit ten genoege van het bestuur blijkt dat de kosten zijn gemaakt.

Een en ander tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist.

Artikel 17 Beslissingen en beroep

  • 1. De direktie beslist op de aanvragen krachtens dit reglement.

  • 2. De werknemers kunnen tegen de beslissing van de direktie in beroep komen bij het bestuur.

STICHTING ALGEMEEN SOCIAAL FONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VOORBEREIDING OP PENSIONERING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit reglement verstaat onder:

  • a. het fonds: de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven;

  • b. het bestuur: het bestuur van het fonds;

  • c. de direktie: de direktie van het fonds;

  • d. de werknemer: de werknemer in de zin van artikel 10 van de statuten van het fonds, alsmede de werknemer, die ophoudt als zodanig werkzaam te zijn, maar van wie de hoedanigheid van werknemer voortduurt hetzij ingevolge het bepaalde in artikel 11, lid 1, sub a van de statuten, hetzij omdat hij geen arbeid verricht wegens ongeschiktheid tot het verrichte van zijn arbeid ten gevolge van ziekte of ongeval, ter zake van hetzelfde geval gedurende ten hoogste een jaar;

  • e. begeleidingskursus: kursus welke ten doel heeft de werknemer te begeleiden bij de voorbereiding op de pensionering.

Artikel 2 Deelneming aan de begeleidingskursussen

  • 1. De begeleidingskursussen worden in naar het oordeel van het bestuur daarvoor in aanmerking komende vormingsinstituten gehouden.

  • 2. Het bestuur stelt in overleg met de vormingsinstituten duur en inhoud van de begeleidingskursussen vast.

  • 3. Voor deelneming aan de begeleidingskursussen komt in aanmerking de werknemer, die binnen een termijn van 2 jaar, van de vervroegde uittredingsregeling gebruik kan maken, dan wel binnen genoemde termijn met pensioen kan gaan, mits de werknemer nog geen begeleidingskursus heeft gevolgd.

  • 4. Te zamen met de in het vorige lid bedoelde werknemer, komt ook zijn of haar echtgeno(o)t(e) voor deelneming in aanmerking.

  • 5. Deelneming aan een begeleidingskursus is alleen mogelijk:

    • a. bij voldoende aanmeldingen;

    • b. voor zover de plaatsingscapaciteit reikt bij de onder 1 bedoelde vormingsinstituten.

  • 6. De voor deelneming verschuldigde kosten komen voor rekening van het fonds.

  • 7. Deelnemers hebben recht op een tegemoetkoming in de reiskosten, gelijk aan het bedrag dat gevormd wordt door een door het bestuur vast te stellen bedrag per kilometer te vermenigvuldigen met het aantal kilometers tussen hun woonplaats en het vormingsinstituut. Kosten van lokaal vervoer binnen de woonplaats worden niet vergoed.

  • 8. De werknemer kan bij deelneming aan een begeleidingskursus geen aanspraak maken op vergoeding wegens loonderving.

Artikel 3 Beslissing en beroep

  • 1. De direktie beslist op aanvragen krachtens dit reglement.

  • 2. De werknemers kunnen tegen een beslissing van de direktie, als in het vorige lid bedoeld, in beroep komen bij het bestuur.

  • 3. Het bestuur beslist in gevallen waarin dit reglement niet voorziet.

Artikel 4 Wijziging en intrekking van dit reglement

Het bestuur is bevoegd tot wijziging en intrekking van dit reglement.

Artikel 5 Datum van inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 1975.

  • 2. Het kan worden aangehaald als „Reglement voorbereiding pensionering".

STICHTING ALGEMEEN FONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VOOR HET SECTORFONDS REPROGRAFIE

Artikel Begripsbepalingen

Dit reglement verstaat onder:

  • a. het fonds: de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven;

  • b. het bestuur: het bestuur van het fonds;

  • c. het Uitvoerend Comité: het Uitvoerend Comité voor het Reprografisch Bedrijf.

Artikel 2 Rekening

De werkgeverspremies als bedoeld in artikel 2, lid 1, sub IV van het Algemeen reglement zullen op een afzonderlijke rekening worden geboekt ten name van het Sectorfonds Reprografie.

Artikel 3 Doel, middelen, beheer en kosten

  • 1. Het doel van het Sectorfonds Reprografie is om ten behoeve en ten gunste van alle werkgevers en werknemers in de bedrijfstak van de reprografie inzicht te verkrijgen in:

    • de opleidingsbehoefte

    • de opzet van opleidingen

    • ontwikkelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en arbeidsonstandigheden, en

    • alle andere zaken en ontwikkelingen die van invloed (kunnen) zijn op de hiervoor genoemde gebieden,

      • voor zover zij verband houden met de arbeidsverhoudingen, waardoor werkgevers en werknemers in de bedrijfstak van de reprografie daarvan gebruik kunnen maken bij het voeren van hun beleid op deze gebieden.

    • het doen verrichten van onderzoek op de hiervoor onder 1 vermelde gebieden

    • deze onderzoeken – geheel of ten dele – te financieren, en

    • het geven van financiële ondersteuning bij de opzet van opleidingen,

    • waartoe het sectorfonds premie heft van de werkgevers in het reprografisch bedrijf

  • 2. Het Sectorfonds Reprografie tracht dit doel te bereiken door:

    • het doen verrichten van onderzoek op de hiervoor onder 1 vermelde gebieden

    • deze onderzoeken – geheel of ten dele – te financieren, en

    • het geven van financiële ondersteuning bij de opzet van opleidingen,

    • waartoe het sectorfonds premie heft van de werkgevers in het reprografisch bedrijf

  • 3. De uitkomsten van door het sectorfonds (mede-)gefinancierde onderzoeken dienen te worden aangeboden en ter beschikking te worden gesteld aan alle partijen in de branche, onder welke mede moeten worden verstaan alle werkgevers en werknemers. Zo ook moeten de resultaten van de door het sectorfonds ondersteunde ontwikkelingen en activiteiten van alle partijen worden aangeboden en ter beschikking worden gesteld.

  • 4. Over de financiering van de onderzoeken beslist het bestuur, waartoe het advies inwint bij het Uitvoerend Comité. Een besluit wordt genomen op basis van een omschrijving van het te financieren onderzoek (doel, inhoud, omvang en tijdsverloop) en een begroting.

  • 5. Het bestuur is verantwoordelijk voor het beheer van de middelen en voor de administratieve gegevensverwerking.

  • 6. De kosten die worden gemaakt ten behoeve van de administratie en het beheer, komen ten laste van het Sectorfonds Reprografie.

Artikel 4 Reglementswijziging

Het bestuur is bevoegd tot wijziging of intrekking van dit reglement.

Artikel 5 Opheffing Sectorfonds Reprografie

Indien het bestuur besluit tot opheffing van het Sectorfonds Reprografie, zal een eventueel batig saldo ter beschikking worden gesteld aan de werkgevers- en werknemersorganisaties bij de cao voor het reprografisch bedrijf, waarbij de bestemming in het verlengde van het doel van het sectorfonds dient te liggen.

Artikel 6 Slotbepaling

Dit reglement kan worden aangehaald onder titel „Reglement voor het Sectorfonds Reprografie".

BIJLAGE 6

STICHTING SPAARLOONFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

STATUTEN

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De naam der stichting is: „Stichting Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven".

  • Zij wordt in deze statuten aangeduid als „het fonds".

  • 2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Amsterdam.

Artikel 2 Doel, middelen

Het fonds heeft ten doel de bevordering van het duurzaam bezit van de werknemers in de grafische bedrijven door middel van sparen.

Artikel 3 Werkingssfeer

  • 1. De werkingssfeer strekt zich uit tot de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen, waarin de grafische bedrijven worden uitgeoefend.

  • 2. Tot de grafische bedrijven worden geacht te behoren het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf, het lithografisch bedrijf (met inbegrip van de fotodrukindustrie en het plaatdrukbedrijf), het boekbinders-, papierwaren- en enveloppenbedrijf, het grafisch reproduktiebedrijf, het klein formaat offsetbedrijf, het dagbladbedrijf, het reprografisch bedrijf, het zeefdrukbedrijf en de papiergroothandel.

  • 3. Tot het grafisch bedrijf worden mede geacht te behoren:

    • a. gespecialiseerde fotoloonzetterijen en composer-zetterijen, die zich toeleggen op de zetselvervaardiging in een of andere vorm;

    • b. afdelingen van uitgeverijen en reklamebureaus met (foto)zet- en/of beeldvervaardigingsapparatuur;

    • c. afdelingen van reklamebureaus, ontwerpbureaus, uitwerkstudio's e.d., waar tijdens en na het kreatief ontwerpstadium aan een (half)produkt arbeid – zoals bedoeld in het Reglement Indeling Funkties van een der grafische cao's – wordt toegevoegd, waarvoor noodzakelijkerwijs grafische kennis (inzicht, vaardigheden en/of ervaring daaronder mede begrepen) vereist is ten einde tot het beoogde produkt te komen, ongeacht de apparatuur c.q. verwerkingsmethode die wordt toegepast en ongeacht het materiaal waarop en het doel waarvoor het eindprodukt ter vermenigvuldiging of verspreiding wordt vervaardigd. Hieronder wordt in ieder geval mede verstaan het gebruik van Desk-Top-Publishing-software;

    • d. composer-zetafdelingen bij uitgeverijen en reklamebureaus;

    • e. uitgeverij-afdelingen die speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van banden, OCR-kopij e.d. als duidelijk herkenbare en afzonderlijke activiteit, waarbij doel is die als invoer toe te leveren voor verwerking in fotografische zetapparatuur;

    • f. typebureaus en computer-servicebureaus of onderdelen daarvan, die diensten verlenen aan de grafische industrie en wel als volgt:

      • indien zij overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan de grafische industrie: geheel;

      • indien zij niet overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan de grafische industrie: uitsluitend voor die afdelingen waarin hoofdzakelijk zetselvervaardiging plaatsvindt als duidelijk herkenbare aktiviteit;

    • g. ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarin etiketten worden vervaardigd, daaronder mede zelfklevende etiketten begrepen;

Artikel 4 Boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf

  • 1. Tot het boekdrukkersbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waar letterbeelden of andere voorstellingen in iedere voor hoogdruk bestemde vorm worden vervaardigd of afgedrukt.

  • 2. Tot het rasterdiepdrukbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waar de druk van langs fotomechanische weg gemaakte rasterdiepdrukvormen wordt uitgeoefend of daarvoor bestemde drukvormen worden vervaardigd of andere voorbereidende werkzaamheden worden verricht.

  • 3. Tot het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf worden mede geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin het kartonnagebedrijf wordt uitgeoefend, voor wat betreft de vaktechnische werknemers in de afdelingen zetterij, drukkerij en binderij, alsmede de hulpvakarbeiders op deze afdelingen.

  • 4. Tot het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf worden voorts mede geacht te behoren de binderijen of brocheerderijen, waarin uitsluitend arbeid wordt verricht ten behoeve van de boekdruk- of rasterdiepdrukonderneming, waarvan zij een onderdeel uitmaken, met uitzondering echter van de binderijen of brocheerderijen, die verbonden zijn aan drukkerijen, tevens boekenuitgeverijen of kantoorboekenfabrieken.

  • 5. Tot het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf worden niet geacht te behoren:

    • a. de binderijen of brocheerderijen, die niet vallen onder het bepaalde in het voorgaande lid;

    • b. de drukkerijen van papierwarenbedrijven, papierenzakkenfabrieken en papierfabrieken, voor zover zij het voor deze fabrieken specifieke drukwerk vervaardigen, tenzij dit langs rotatieve weg geschiedt in het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf;

    • c. de grafische reproduktie-ondernemingen en de grafische reproduktie-afdelingen van de in lid 1 van dit artikel genoemde ondernemingen.

Artikel 5 Lithografisch bedrijf en fotodrukindustrie

  • 1. Tot het lithografisch bedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin door middel van lithografische stenen en/of metaalplaten de vlakdruk met behulp van vocht wordt uitgeoefend en/of voorbereidende werkzaamheden daartoe worden verricht (offsetdrukkerijen, steendrukkerijen, blikdrukkerijen, glasdrukkerijen, plandrukkerijen).

  • 2. Tot het lithografisch bedrijf worden mede geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin het kartonnagebedrijf wordt uitgeoefend, voor wat betreft de vaktechnische werknemers in de afdelingen lithografie, drukkerij en binderij, alsmede de hulpvakarbeiders op deze afdelingen.

  • 3. Tot het lithografisch bedrijf worden eveneens geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waar men zich toelegt op het vervaardigen van foto's in massa langs fotomechanische weg.

  • 4. Tot het lithografisch bedrijf worden ook geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin het plaatdrukbedrijf wordt uitgeoefend.

  • 5. Tot het lithografisch bedrijf worden voorts mede geacht te behoren de binderijen of brocheerderijen, die een onderdeel uitmaken van een lithografische onderneming en waarin niet meer dan acht werknemers werkzaam zijn.

  • 6. Tot het lithografisch bedrijf worden eveneens geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarin het droog-offset-procédé wordt toegepast.

  • 7. Niet tot het lithografisch bedrijf worden geacht te behoren de lithografische afdelingen, welke een onderdeel uitmaken van een onderneming in de metaalindustrie.

Artikel 6 Boekbinders-, papierwaren- en enveloppenbedrijf

  • 1. Tot het boekbindersbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin de boekbinderij, brocheerderij, linieerderij, kantoorboekenfabrikage, stalenboekenfabrikage of persvergulderij wordt uitgeoefend, met uitzondering van:

    • a. de binderijen of brocheerderijen, waarin uitsluitend arbeid wordt verricht ten behoeve van de boekdruk- en/of rasterdiepdrukonderneming, waarvan zij een onderdeel uitmaken, tenzij het binderijen of brocheerderijen betreft, die verbonden zijn aan drukkerijen, tevens boekenuitgeverijen of kantoorboekenfabrieken;

    • b. de binderijen of brocheerderijen, die een onderdeel uitmaken van een lithografische onderneming en waarin niet meer dan acht werknemers werkzaam zijn.

  • Tot het stalenboekenbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen en onderdelen van ondernemingen die zijn ingericht voor de vervaardiging van stalenboeken, waaronder ook te verstaan zowel zogenoemde stalenwaaiers en stalenhangers en alle andere collecties en stalen van papier en karton, textiel, kunststof en andere materialen en stoffen in de vorm van vellen, bladen, platen of foliën e.d., als alle onderdelen voor dergelijke collecties zoals bijvoorbeeld stalen, staalkaarten, zogenoemde banden, hangers, koffers, ruggen en klemmen, en waar gebruik wordt gemaakt van een of meer van de volgende technieken: drukken (in offset, zeefdruk, foliedruk etc.), snijden en/of knippen in alle verschillende vormen (waaronder derhalve ook te verstaan boren, stansen, rondhoeken, perforeren etc.), verzamelen en/of vergaren, vouwen, binden en/of hechten (waaronder derhalve ook te verstaan nieten, lijmen, brocheren, naaien, hf-lassen etc.).

  • 2. Tot het papierwarenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, welke speciaal zijn ingericht voor de verwerking van papier ter vervaardiging van:

    • a. schoolschriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag met of zonder linnen rug, alle soorten blocnotes, zowel gespiraleerd, gekramd als aan de kop gelijmd, alsmede voor de vervaardiging van mappen en soortgelijke artikelen;

    • b. labels, zelfplakkende briefkaarten en soortgelijke produkten, indien en voor zover het bepaalde in artikel 4, lid 4 niet van toepassing is.

  • 3. Tot het enveloppenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, welke speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van enveloppen, zowel met gewone als met zaksluiting en geldenveloppen, alsmede gewone en luxe enveloppen, die gebruikt worden voor de samenstelling van dozen post, mappen en compendiums en het daarbij gereedmaken van deze dozen, mappen en omslagen.

  • 4. Tot het boekbinders-, papierwaren- en enveloppenbedrijf worden mede geacht te behoren de onderdelen van ondernemingen, waarin werkzaamheden plaatsvinden, die als regel verricht worden in de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, waaronder mede worden verstaan de werkzaamheden ter vervaardiging van: ordners (met inachtneming van het bepaalde in lid 5 van dit artikel), banden, boekomslagen, agenda's notitieblocs, sousmains, portefeuilles, mappen en soortgelijke artikelen uit leder, bepaalde in sub a en b van het eerste lid.

  • 5. Tot het boekbinders-, papierwaren- en enveloppenbedrijf worden niet geacht te behoren:

    • a. het vervaardigen van ordners, die bestaan uit een stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, behoudens wanneer dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak artikelen vervaardigt als overigens genoemd in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel;

    • b. het vervaardigen van ordners, die bestaan uit meer dan een stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, indien dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak kartonnageprodukten vervaardigt;

    • c. het verpakken en expediëren van niet opgemaakt papier in de papiergroothandel en in de papierfabrieken;

    • d. de papierenzakkenfabrieken en kartonnagefabrieken.

Artikel 7 Grafisch reproduktiebedrijf

  • 1. Tot het grafisch reproduktiebedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waar beelddragers voor de hoogdruk (chemigrafie) worden vervaardigd met uitzondering van zetmateriaal, stypen, galvano's, staalstempels, deze laatste voor zover niet vervaardigd in de uitoefening van het grafisch reproduktiebedrijf, stempels uit rubber of tot vervanging van rubber dienend materiaal, vervaardigd door middel van vulkaniseren, gieten, spuiten en persen, alsmede de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, die uitsluitend als toeleveringsbedrijf voor derden, beelddragers voor de vlakdruk (fotolithografie), respektievelijk voor de zeefdruk vervaardigen.

  • 2. Tot het grafisch reproduktiebedrijf worden mede geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin langs mechanische weg – bijvoorbeeld langs elektronische weg – geheel of gedeeltelijk kleurgekorrigeerde deelnegatieven en -positieven voor derden worden vervaardigd, behoudens waar dit geschiedt in de uitoefening van het rasterdiepdrukbedrijf en/of het lithografisch bedrijf.

Artikel 8 Klein formaat offsetbedrijf

Tot het klein formaat offsetbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of delen van niet-grafische ondernemingen die aan de volgende criteria moeten voldoen:

  • a. dat het aantal in dienst zijnde fulltime werknemers bij deze (delen van) ondernemingen ten hoogste vijftien is, waarbij deeltijd werknemers rekenkundig worden herleid tot voltijd werknemers.

  • De bepaling van het aantal werknemers geschiedt voor het eerst bij de oprichting van (delen van) de onderneming en vervolgens per 1 januari van ieder jaar;

  • b. dat drukwerk wordt vervaardigd ten behoeve van derden.

  • Dit drukwerk wordt vervaardigd op de navolgende kategorieën vellendrukpersen:

  • Kategorie I

    • offsetdrukpersen geschikt voor papierformaten tot 2100 cm2, ingericht voor éénkleurdruk of voor meerkleurendruk in een drukgang, en/of

  • Kategorie II

    • offsetdrukpersen geschikt voor papierformaten tussen 2100 cm2 en 3500 cm2, ingericht voor éénkleurdruk.

In afwijking van het voorgaande wordt ook aan de criteria voldaan indien bij een totaal persenbestand van vier of meer vellendrukpersen een van deze persen niet onder kategorie I of II valt.

Dit betreft met name een offsetpers, geschikt voor papierformaten tussen 2100 cm2 en 3500 cm2, ingericht voor meerkleurendruk in één drukgang, of een vellendrukpers geschikt voor een papierformaat tot maximaal 3500 cm2, waarop drukwerk wordt vervaardigd middels een ander drukprocédé dan offsetdruk.

Niet tot het klein formaat offsetbedrijf behoren ondernemingen of delen van niet-grafische ondernemingen die reeds voor 1 februari 1993 de cao voor het grafisch bedrijf toepasten. Dit geldt tevens voor ondernemingen die aktiviteiten voortzetten van ondernemingen of delen van niet-grafische ondernemingen die reeds de cao voor het grafisch bedrijf toepasten. Uitzondering op deze regeling is slechts mogelijk met nadrukkelijke toestemming van de bevoegde bedrijfsinstantie.

Artikel 9 Dagbladbedrijf

Tot het dagbladbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen waarin het dagbladbedrijf wordt uitgeoefend, met dien verstande dat voor de toepassing van deze statuten uitsluitend tot het dagbladbedrijf worden gerekend die onderdelen van dagbladondernemingen waarin:

  • a. als hoofdtaak administratieve arbeid (daaronder begrepen arbeid van tijdwaarnemers en van arbeidsanalisten, werkzaamheden van personeel voor de marketing en van verkoop binnendienst en van computerpersoneel in de administratief-organisatorische sector) wordt verricht, anders dan voor de uitoefening van een funktie in een of meer der in de artikelen 4, 5, 6 en/of 7 dezer statuten omschreven bedrijven;

  • b. als hoofdtaak kopijkorrektie-arbeid wordt verricht;

  • c. als hoofdtaak proefdrukkorrektie-arbeid wordt verricht, in dagbladondernemingen zonder grafische apparatuur;

  • d. als hoofdtaak chauffeursarbeid wordt verricht, anders dan voor de uitoefening van een funktie in een of meer der in de artikelen 4, 5, 6 en/of 7 dezer statuten omschreven bedrijven;

  • e. krachtens arbeidsovereenkomst als hoofdtaak in de buitendienst inspektie-, akkwisitie-, kolportage- en/of incassowerkzaamheden worden verricht, anders dan voor de uitoefening van een funktie in een of meer der in de artikelen 4, 5, 6 en/of 7 dezer statuten omschreven bedrijven.

Artikel 10 Reprografisch bedrijf

  • 1. Tot het reprografisch bedrijf worden geacht te behoren alle ondernemingen en delen van ondernemingen in Nederland – natuurlijke en rechtspersonen – die diensten verrichten op het gebied van de reprografie, variërend van het in opdracht reproduceren van aangeleverde originelen tot het aanbieden van faciliteiten op reprografisch gebied, met uitzondering van ondernemingen die zich uitsluitend toeleggen op het vermenigvuldigen van originelen op de formaten A4 en/of A3.

  • 2. Niet tot het reprografisch bedrijf worden gerekend ondernemingen die behoren tot het grafisch reproduktiebedrijf.

Artikel 11 Zeefdrukbedrijf

  • 1. Tot het zeefdrukbedrijf worden geacht te behoren alle ondernemingen of delen van ondernemingen, waarin het zeefdrukprocédé, ongeacht het te bedrukken materiaal, ten behoeve van derden, wordt toegepast.

  • 2. Niet tot het zeefdrukbedrijf worden geacht te behoren:

    • b. zeefdrukkerijen, deel uitmakend van een bedrijf, dat niet als hoofdaktiviteit het zeefdrukprocédé ten behoeve van derden toepast en waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een niet-grafische bedrijfstak-cao of een eigen bedrijfs-cao.

Artikel 12 Papiergroothandel

  • 1. Tot de papiergroothandel worden geacht te behoren de ondernemingen of gedeelten van ondernemingen waarin werkzaamheden worden verricht ten behoeve van de papiergroothandel.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid worden niet tot de papiergroothandel gerekend de onderdelen van ondernemingen waarin werkzaamheden worden verricht voor de uitoefening van een funktie in een of meer der in de artikelen 4, 5, 6 en/of 7 dezer statuten omschreven bedrijven.

Artikel 13 Inrichtingen

Onder ondernemingen worden mede verstaan inrichtingen en onderdelen van inrichtingen, staande onder beheer van een of meer natuurlijke of rechtspersonen, waarin een of meer grafische bedrijven worden uitgeoefend, uitgezonderd inrichtingen, die onder beheer staan van publiekrechtelijke lichamen.

Artikel 14 Werkgever

  • 1. Onder werkgever wordt verstaan: de natuurlijke of rechtspersoon in wiens onderneming, voor de uitoefening van een of meer der grafische bedrijven door een of meer werknemers arbeid in dienstbetrekking wordt verricht, en die tevens uit hoofde van:

    • a. een of meer van de in de grafische bedrijfstak geldende cao's, of

  • de statuten en de reglementen moeten naleven.

Artikel 15 Werknemer

  • 1. Onder werknemer wordt verstaan iedere man of vrouw die bij een werkgever in dienstbetrekking werkzaam is en die uit hoofde van:

    • a. een in de grafische bedrijfstak geldende cao, of

  • de statuten en de reglementen moeten naleven.

  • 2. Degene, die in dienst van één werkgever afwisselend ten behoeve van een grafisch en niet-grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, wordt als werknemer beschouwd wanneer hij als regel gedurende ten minste 17 uren per week ten behoeve van een grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist.

  • 3. Als werknemers worden niet beschouwd, degenen die werkzaam zijn als:

    • I. voor zover het betreft het grafisch bedrijf, genoemd in de artikelen 3, derde lid, tot en met 7:

      • a. direkteuren, adjunkt-direkteuren of onder-direkteuren;

      • b. leden van het management-team;

      • c. bedrijfsleiders/managers;

      • d. handelsreizigers (vertegenwoordigers);

      • e. schoonmakers, wier taak in hoofdzaak in de privé-huishouding van hun werkgever is gelegen;

      • f. volontairs (ieder wiens loon uitsluitend bestaat uit onderricht);

      • g. zij, die in het kader van een school- of vakopleiding een stage volgen om vakbekwaamheid te verwerven;

      • h. scholieren en studenten, die een opleiding of studie in dagonderwijs volgen en die gedurende de periode van de reguliere vakantie van het betreffende dagonderwijs, tijdelijk werkzaam zijn;

      • i. werknemers, werkzaam in huisdrukkerijen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een niet-grafisch hoofdbedrijf, waarin geen ander drukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf of één of meer niet grafische nevenbedrijven daarvan, voor zover dit hoofd- of nevenbedrijf zijn werkzaamheden niet uitoefent in het uitgeversbedrijf;

    • II. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf:

      • a. werknemers, vallend onder de kategorieën Ia, c tot en met h;

      • b. algemeen prokuratiehouders, chefs de bureau en hoofdboekhouders met een vast overeengekomen salaris per maand van meer dan 0,28 maal het laatstelijk op 1 januari van enig jaar geldende bedrag van het tweemaal tot een jaarbedrijf herleidde ouderdomspensioen als genoemd in artikel 9, lid 6, sub a van de Algemene Ouderdomswet – nadien met terugwerkende kracht tot genoemde datum of een daarvoor gelegen tijdstip tot stand gekomen wijzigingen van het bedrag buiten beschouwing gelaten –, na vermindering van bedoeld bedrag met het deel daarvan, hetwelk berust op na 1 januari 1967 doorgevoerde verhogingen, anders dan ingevolge artikel 12 van die wet;

      • c. werknemers, werkzaam in een administratieve funktie;

      • d. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een andersoortig niet-grafisch bedrijf, waarin geen ander reprografisch werk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf (de zgn. „huis" reprografie-inrichtingen);

    • III. voor zover het betreft het klein formaat offsetbedrijf:

      • a. werknemers, werkzaam in een leidinggevende funktie (anders dan als voorman);

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve funktie;

      • c. werknemers, vallend onder de categorieën Id tot en met h;

      • d. werknemers, werkzaam in klein formaat offsetinrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIc zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

    • IV. voor zover het betreft het zeefdrukbedrijf:

      • a. werknemers, werkzaam in een leidinggevende funktie (anders dan als voorman);

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve funktie;

      • c. werknemers, vallend onder de kategorieën Id tot en met h;

      • d. werknemers, werkzaam in zeefdrukinrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIc zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

    • V. voor zover het betreft het dagbladbedrijf:

      • a. funktionarissen behorende tot de direktiestaf, die betrokken zijn bij het bepalen van het beleid van de onderneming en als zodanig zijn aangesteld, alsmede andere hoge funktionarissen, voor zover zij een salaris genieten dat uitgaat boven het op grond van hun aantal funktiejaren bij hen behorende salaris, verhoogd met 25%;

      • b. degenen, die werkzaam zijn in de buitendienst, hoofdzakelijk belast met het bezorgen van uitgaven van het dagbladbedrijf;

      • c. degenen, die werkzaam zijn in een buiten het dagbladbedrijf vallende afdeling (zoals boekhandel, tijdschriftenhandel enz.);

      • d. degenen die werkzaam zijn als redaktie-stenograaf of korrektor, hoofdzakelijk belast met journalistieke arbeid;

      • e. werknemers, vallend onder de kategorieën Ic en e tot en met h;

    • VI. voor zover het betreft de papiergroothandel:

      • a. werknemers, werkzaam in een leidinggevende funktie (anders dan als voorman);

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve funktie;

      • c. werknemers, vallend onder de kategorieën Id tot en met h.

Artikel 16 Voortduren van de hoedanigheid van werknemer

De werknemer, die ophoudt als zodanig werkzaam te zijn, behoudt de hoedanigheid van werknemer:

  • a. op de dagen waarover hij, anders dan een geval als hierna onder b bedoeld, zonder te werken loon van zijn werkgever ontvangt of daarop rechtens aanspraak heeft;

  • b. zolang hij geen arbeid verricht wegens ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid ten gevolge van ziekte, ter zake van hetzelfde geval gedurende ten hoogste drie achtereenvolgende jaren, mits de dienstbetrekking niet eerder is verbroken.

Artikel 17 Deelnemer

  • 1. Deelnemer is degene die werknemer is in de zin van de statuten.

  • 2. Als deelnemer wordt mede beschouwd degene die werknemer in de zin van de statuten is geweest zolang hij aanspraken kan doen gelden als omschreven in het Spaarloonreglement en het Reglement Premiesparen.

Artikel 18 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit 12 leden, van wie:

    • a. zes worden aangewezen door de werkgeversorganisatie in de grafische bedrijven, te weten: het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen;

    • b. zes worden aangewezen door de werknemersorganisaties in de grafische bedrijven te weten:

    • vijf door Druk en Papier FNV;

    • een door de Dienstenbond CNV, hierna te noemen CNV Media.

  • 2. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a. door bedanken;

    • b. door overlijden;

    • c. door een besluit van de organisatie, welke het betrokken bestuurslid benoemde.

  • 3. Indien in het bestuur een vakature ontstaat, wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien door de organisatie door welke het lid, wiens zetel is opengevallen, was benoemd. Het bestuur blijft wettig samengesteld en behoudt al zijn bevoegdheden zolang ten minste één werkgevers- en één werknemerslid daarvan rechtsgeldig deel uitmaken.

  • 4. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het fonds.

  • 5. De leden van het bestuur ontvangen voor elk door hen bijgewoonde bestuursvergadering vergoeding van de ter uitoefening van hun funktie gemaakte reis- en verblijfkosten, volgens daarvoor door het bestuur te stellen regelen.

  • 6. Het bestuur kan besluiten de leden van het bestuur voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering of vergadering van de deelnemersraad een vakatiegeld toe te kennen.

Artikel 19 Voorzitters en sekretarissen

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter van werkgeverszijde en een voorzitter van werknemerszijde. De voorzitters treden om beurten, telkens voor de duur van een kalenderjaar, als voorzitter en als plaatsvervangend voorzitter op.

  • 2. Het bestuur benoemt uit zijn midden een sekretaris van werkgeverszijde en een secretaris van werknemerszijde. Voor de duur van het kalenderjaar, dat de voorzitter van werkgeverszijde, respektievelijk van werknemerszijde optreedt als voorzitter, treedt de sekretaris van werknemerszijde, respektievelijk van werkgeverszijde op als sekretaris en de sekretaris van werkgeverszijde respektievelijk van werknemerszijde als plaatsvervangend sekretaris.

  • 3. De fungerend voorzitter heeft de leiding van de bestuursvergaderingen. Bij ontstentenis van de fungerend voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op. Bij ontstentenis van beide voorzitters wijst de vergadering de voorzitter uit zijn midden aan.

  • 4. Het in artikel 18, leden 4 tot en met 6 bepaalde is op overeenkomstige wijze van toepassing.

Artikel 20 Vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte.

  • 2. Het fonds wordt in en buiten rechte bovendien vertegenwoordigd door de beide voorzitters en de beide sekretarissen gezamenlijk, vormende het dagelijks bestuur, ook voor de toegestane rechtshandelingen als bedoeld in artikel 22, lid 1, tweede zin van de statuten. Bij ontstentenis van een of meer hunner zullen in hun plaats een of meer door het bestuur uit zijn midden aan te wijzen plaatsvervangers optreden.

Artikel 21 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen. In het laatste geval is de voorzitter verplicht een bestuursvergadering uit te schrijven binnen veertien dagen, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen.

  • 2. Ter bestuursvergadering brengen de gezamenlijke aanwezige werkgeversbestuursleden evenveel stemmen uit als de gezamenlijke aanwezige werknemersbestuursleden. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 3. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen wanneer ten minste de helft der bestuursleden ter vergadering aanwezig is. In geval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand opnieuw in vergadering bijeen geroepen.

  • In die vergadering, kan ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens het niet aanwezig zijn van het vereiste aantal bestuursleden geen besluit kon worden genomen.

  • 4. Het bestuur beslist bij gewone meerderheid der uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in de statuten anders is bepaald.

  • 5. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd.

  • 6. Bij staking van stemmen over zaken wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • 7. Bij staking van stemmen over personen vindt vrije herstemming plaats. Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft herstemming plaats tussen de twee personen die de meeste stemmen op zich verenigden. Zo nodig wordt bij tussenstemming uitgemaakt tussen welke personen herstemming zal plaats vinden. Indien bij de tweede herstemming de stemmen staken, beslist het lot.

Artikel 22 Taak van het bestuur

  • 1. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van statuten en reglementen, is verantwoordelijk voor het beleggen van de beschikbare middelen en voor het beheer van het belegde vermogen van het fonds, maakt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een balans en een staat van lasten en baten op en stelt alvorens aan de verplichting als bedoeld in het tweede lid van artikel 29 te voldoen de jaarrekening vast.

  • Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen; het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.

  • 2. Het bestuur is voor al zijn daden verantwoording schuldig aan de deelnemersraad. Het is verplicht aan de deelnemersraad alle inlichtingen te verstrekken welke deze verlangt.

  • 3. Het bestuur kan bepaalde hem toekomende bevoegdheden delegeren aan het dagelijks bestuur, aan de Commissie voor de Beleggingen en aan de directie.

Artikel 23 Commissie voor de Beleggingen; beheer van het vermogen

  • 1. Het bestuur stelt een Commissie voor de Beleggingen in – hierna te noemen de Commissie – waarvan de twee voorzitters en de twee sekretarissen ambtshalve lid zijn.

  • Het bestuur benoemt tot adviseurs van de Commissie drie beleggingsdeskundigen met inachtneming van het bepaalde in het Reglement als bedoeld in het vierde lid.

  • 2. Aan de Commissie worden door het bestuur gedelegeerd het beleggen van de beschikbare middelen en het beheer van het belegde vermogen van het fonds.

  • 3. De adviseurs dienen de Commissie desgevraagd dan wel op eigen initiatief van advies omtrent het beleggen van de beschikbare middelen van het fonds.

  • 4. De taak en de werkwijze van de Commissie, haar bevoegdheden en verplichtingen, de vereisten voor benoembaarheid van adviseurs, aanvang en einde van het lidmaatschap resp. adviseurschap, alsmede andere onderwerpen die naar het oordeel van het bestuur – voor zover voor de Commissie of haar werkzaamheden van belang – voor reglementering in aanmerking komen, worden nader geregeld in een door het bestuur vast te stellen Reglement.

  • 5. Wijziging van het in het vierde lid bedoelde Reglement geschiedt door het bestuur, na de Commissie te hebben gehoord.

  • 6. De beleggingen van het fonds zullen zodanig geschieden, dat:

    • a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen;

    • b. een optimaal rendement wordt verkregen;

    • c. geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.

  • Daarenboven zal in een door het bestuur vast te stellen verhouding tot het totaal van de spaarsaldi der deelnemers uit vermogenswinsten en/of opbrengsten een reserve worden gevormd ter dekking van het overblijvende risico en van vermogensverliezen.

  • 7. De aan het fonds toebehorende zaken worden, indien zij niet ten kantore worden gehouden, in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde kredietinstelling.

  • 8. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van lasten en baten over dat boekjaar.

  • 9. Het vermogen van het fonds zal voor niet meer dan twintig procent bestaan uit schuldvorderingen op dan wel aandelen in het vermogen van een aangesloten werkgever.

Artikel 24 Spaarloonreglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast hetwelk bepalingen bevat ten aanzien van de heffing van het spaarloon, de vaststelling van de rentevergoeding en de uitbetaling van het spaarsaldo, alsmede andere onderwerpen waarvan het bestuur opneming gewenst acht.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot het wijzigen en intrekken van het reglement.

  • 3. Voor het uitbrengen van hun stem over wijziging of intrekking van het reglement behoeven de bestuursleden de machtiging van het bestuur der organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 4. Het reglement en de wijzigingen daarin zullen niet in werking treden alvorens zij, door het bestuur ondertekend, ter inzage zijn gelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 24a Reglement Premiesparen

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast hetwelk bepalingen bevat ten aanzien van de heffing van het spaarbedrag en de spaarpremie, de vaststelling van de rentevergoeding en de uitbetaling van het spaarsaldo, alsmede andere onderwerpen waarvan het bestuur opneming gewenst acht.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot het wijzigen en intrekking van het reglement.

  • 3. Voor het uitbrengen van hun stem over wijziging of intrekking van het reglement behoeven de bestuursleden de machtiging van het bestuur der organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 4. Het reglement en de wijzigingen daarin zullen niet in werking treden alvorens zij, door het bestuur ondertekend, ter inzage zijn neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 25 Direktie

  • 1. Het bestuur laat zich bij de vervulling van zijn taak ter zijde staan door een direktie, bestaande uit een of meer direkteuren.

  • 2. De taak en de bevoegdheden van de direktie worden in een door het bestuur vast te stellen instruktie geregeld. Bij die instruktie kunnen het bestuur, het dagelijks bestuur en de Commissie voor de Beleggingen bepaalde hen toekomende bevoegdheden aan de direktie overdragen, die deze bevoegdheden uitoefent onder toezicht en verantwoordelijkheid van het desbetreffende orgaan.

Artikel 26 Externe accountant

  • 1. Het bestuur draagt de kontrole van de jaarrekening van het fonds op aan een externe registeraccountant.

  • 2. De accountant brengt jaarlijks een verklaring uit over zijn bevindingen.

Artikel 27 Boekjaar

Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 28 Deelnemersraad

  • 1. De algemene vergadering wordt gevormd door een deelnemersraad.

  • 2. De deelnemersraad zal bestaan uit 36 deelnemers van wie 30 worden benoemd door Druk en Papier FNV en 6 door CNV Media.

  • 3. Bestuursleden van het fonds kunnen niet tevens deel uitmaken van de deelnemersraad.

Artikel 29 Vergaderingen deelnemersraad

  • 1. De vergaderingen van de deelnemersraad worden gehouden op een door de voorzitter van het bestuur te bepalen plaats, dag en uur en onder zijn leiding.

  • Oproepingen voor een vergadering geschieden schriftelijk onder toezending van de agenda aan de leden van de deelnemersraad, de leden van het bestuur en de adviseurs van de Commissie voor de Beleggingen.

  • 2. Jaarlijks voor 31 december wordt een vergadering van de deelnemersraad gehouden, waarin het bestuur verslag uitbrengt over het afgelopen boekjaar.

  • 3. Het verslag bevat onder meer de jaarrekening, bestaande uit een balans en een rekening van lasten en baten, vergezeld van een toelichting.

  • 4. Aan het verslag wordt toegevoegd de accountantsverklaring.

  • 5. Ter vergadering worden geen voorstellen behandeld die niet op de agenda voorkomen, tenzij de deelnemersraad met een meerderheid van ten minste drie/vierde der uitgebrachte geldige stemmen anders beslist. Voorstellen, waarover krachtens deze statuten anders dan bij gewone meerderheid van stemmen moet worden beslist, kunnen echter alleen in behandeling worden genomen, indien zij op de agenda zijn geplaatst.

  • 6. Besluiten worden door de deelnemersraad genomen bij volstrekte meerderheid der uitgebrachte geldige stemmen tenzij in de statuten anders is bepaald. Ieder aanwezig lid van de deelnemersraad brengt één stem uit. Ter vergadering aanwezige bestuursleden hebben geen stemrecht.

  • 7. De deelnemersraad is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen wanneer ten minste de helft der leden van de raad ter vergadering aanwezig is. Is het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal leden niet aanwezig, dan wordt de deelnemersraad binnen een maand opnieuw bijeengeroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige leden van de raad, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens het niet aanwezig zijn van het vereiste aantal leden van de raad, geen besluit kon worden genomen.

  • 8. Bij staking der stemmen over zaken – waarover mondeling wordt gestemd – wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 30 Recht van toegang tot de vergadering van de deelnemersraad, reis- en verblijfkosten, vakatiegeld

  • 1. Tot de vergaderingen van de deelnemersraad hebben, behalve de leden van die raad, recht van toegang en in die vergadering hebben het recht het woord te voeren:

    • a. de leden van het bestuur;

    • b. de adviseurs van de Commissie voor de Beleggingen;

    • c. de direktie.

  • 2. De notulen van de vergaderingen worden gehouden door de sekretaris of door een andere, door de voorzitter aan te wijzen persoon.

  • 3. Het bepaalde in het vijfde en zesde lid van artikel 18 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 31 Mededelingen aan de deelnemers, bewijs van deelneming

  • 1. Aan de deelnemer in de zin van de statuten worden ter beschikking gesteld:

    • a. de statuten en het Spaarloonreglement en/of het Reglement Premiesparen, alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen;

    • b. het jaarverslag en de daarin bedoelde verklaring.

  • 2. Jaarlijks wordt aan de deelnemer een bewijs van deelneming verstrekt, tevens vermeldende onder meer het saldo van zijn spaarloonrekening en/of het saldo van zijn premiespaarrekening aan het eind van het voorafgaande boekjaar.

Artikel 32 Geschillen

  • 1. In geval van een geschil voortvloeiende uit de toepassing van artikel 15, lid 4 en artikel 31 van de statuten en van het in artikel 24 der statuten bedoelde spaarloonreglement zal daarover worden beslist door een commissie bestaande uit drie leden, van wie:

    • a. één lid door de werkgeversorganisatie als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onder a van de statuten wordt benoemd;

    • b. het tweede lid door de werknemersorganisaties als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onder b van de statuten wordt benoemd;

    • c. het derde lid door de onder a resp. b bedoelde organisaties gezamenlijk wordt benoemd.

  • 2. Op overeenkomstige wijze worden voor de in het eerste lid bedoelde leden van de commissie, plaatsvervangers benoemd.

  • 4. Tot leden en plaatsvervangende leden van de in de eerste lid bedoelde commissie kunnen niet worden benoemd:

    • a. leden van het bestuur;

    • b. leden van de deelnemersraad;

    • c. werkgevers in de zin der statuten en de in hun onderneming werkzame personen;

    • d. deelnemers in de zin der statuten.

  • 5. Het lidmaatschap (daaronder begrepen het plaatsvervangend lidmaatschap) eindigt:

    • a. wanneer een lid bedankt;

    • b. wanneer een lid de 70-jarige leeftijd bereikt;

    • c. wanneer een lid overlijdt;

    • d. wanneer de organisaties als bedoeld in lid 1, onder a resp. b de benoeming van het desbetreffende lid intrekken;

    • e. wanneer de organisaties als bedoeld in het eerste lid onder a resp. b de benoeming van het derde lid intrekken.

  • 6. De procedure betreffende het aanhangig maken van een geschil bij alsmede betreffende de behandeling daarvan door de commissie, worden geregeld in een door het bestuur vast te stellen en zonodig te wijzigen reglement.

  • 7. Het in het vorige lid bedoelde reglement en de wijzigingen daarin zullen niet in werking treden alvorens zij, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage zijn neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 33 Statutenwijziging

  • 1. Tot wijziging der statuten kan door het bestuur worden besloten in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan wijziging van de statuten bovendien geschieden, doordat, nadat hiertoe door het dagelijks bestuur schriftelijk aan de leden van het bestuur een voorstel tot statutenwijziging is gedaan, de bestuursleden binnen 14 dagen nadien schriftelijk te kennen geven met het voorstel akkoord te gaan. Indien een der bestuursleden zich met het voorstel niet kan verenigen, wordt het voorstel tot wijziging van de statuten op de in het eerste lid aangegeven wijze behandeld.

  • 3. Tot wijziging van enig artikel der statuten kan slechts worden besloten door ten minste vijf/zesde van de stemmen der ter vergadering aanwezige bestuursleden.

  • 4. Voor het uitbrengen van hun stem over een voorstel tot statutenwijziging behoeven de leden van het bestuur de machtiging van het bestuur der organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 5. Elke wijziging der statuten moet bij notariële akte worden vastgelegd.

  • 6. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen in het stichtingenregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken.

  • 7. Wijzigingen in de statuten treden niet in werking alvorens een volledig exemplaar van die wijzigingen, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 34 Ontbinding en vereffening

  • 1. Het fonds wordt ontbonden:

    • 1. bij besluit van het bestuur in een daartoe bijzonderlijk uitgeschreven vergadering, genomen:

      • a. met een meerderheid van ten minste vijf/zesde der door de ter vergadering aanwezige bestuursleden uitgebrachte geldige stemmen, hetzij

      • b. met gewone meerderheid van uitgebrachte geldige stemmen indien op voorstel van ten minste twee bestuursleden door het bestuur wordt beslist, dat zodanige onvoorziene omstandigheden zijn ingetreden, dat van de werkgeversorganisatie enerzijds of van de werknemersorganisatie anderzijds in redelijkheid niet kan worden verlangd de verplichtingen hunner leden tegenover het fonds langer te doen voortduren;

    • 2. door insolventie nadat het fonds in staat van faillissement is verklaard, of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel;

    • 3. door de rechter in de gevallen in de wet bepaald.

  • 2. Voor het medewerken aan een besluit, bedoeld in het vorige lid onder punt 1, behoeven de leden van het bestuur machtiging van de organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 3. Bij het nemen van een besluit tot ontbinding benoemt het bestuur ten minste twee personen die met de vereffening worden belast en beslist over de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen. Statuten en reglementen blijven voor zoveel mogelijk van kracht.

  • 4. De vereffenaars treden gedurende de vereffening in de rechten en verplichtingen van het bestuur, met dien verstande, dat na het in werking treden van het besluit tot ontbinding geen wijzigingen meer in de statuten en reglementen van het fonds kunnen worden aangebracht en dat geen spaarloon meer verschuldigd is over daarna gelegen perioden.

  • 5. Na het in werking treden van het besluit tot ontbinding wordt in stukken en aankondigingen die van het fonds uitgaan, aan de naam toegevoegd „in liquidatie".

  • 6. De vereffenaars brengen zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen zes maanden na het tijdstip waarop de vereffeningswerkzaamheden het definitief afleggen van rekening en verantwoording mogelijk maken schriftelijk verslag uit van de vereffening aan de deelnemersraad, onder overlegging van een rekening van ontvangsten en uitgaven over de periode gelegen tussen het einde van het boekjaar waarover zij laatstelijk ingevolge artikel 22 de jaarrekening hebben vastgelegd, en het einde der vereffeningswerkzaamheden.

  • 7. Nadat de deelnemersraad het verslag betreffende de vereffening heeft goedgekeurd en aan de vereffenaars ter zake decharge heeft verleend, benoemt de deelnemersraad een bewaarder, onder wie de boeken en bescheiden van het fonds gedurende tien jaren blijven berusten.

STICHTING SPAARLOONFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

SPAARLOONREGLEMENT

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

het fonds: de Stichting Spaarfonds voor de Grafische Bedrijven;

het bestuur: het bestuur van het fonds;

werkgever: werkgever in de zin van artikel 14, lid 1 der statuten van het fonds;

werknemer: werknemer in de zin der statuten van het fonds;

deelnemer: deelnemer in de zin der statuten van het fonds;

geblokkeerde rekening: de spaarrekening ten name van de deelnemer waarop het spaarloon als bedoeld in artikel 7, lid 1 en de rente als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a worden geboekt;

vrije rekening: de spaarrekening ten name van de deelnemer waarop het spaarloon en de rente na de reglementaire blokkeringsperiode worden geboekt;

spaarsaldo: de som van het tegoed op de geblokkeerde spaarloonrekening en het tegoed op de vrije rekening.

Artikel 2 Spaarloon

  • 1. De werkgever is verplicht tot betaling van spaarloon aan het fonds ter hoogte van 1,07% van het loon van zijn werknemers.

  • 2. Indien een werknemer gedurende het tweede en derde jaar van arbeidsongeschiktheid een uitkering ingevolge de AAW en/of WAO ontvangt zal het spaarloon voor de werknemer uit de algemene middelen van het fonds worden gefinancierd, tenzij afdracht ten laste van de Grafische Bedrijfsvereniging plaatsvindt, op grond van overgangsmaatregelen krachtens de Wet Terugdringing Ziekteverzuim.

  • 3. Indien sprake is van een situatie, zoals in het vorige lid omschreven, bedraagt het spaarloon 1,07% van het gemiddelde loon over de laatste drie volle kalenderjaren, direct voorafgaande aan het jaar van intrede van arbeidsongeschiktheid; bedoeld loon wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de grafische loonindex, zoals deze door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt verstrekt en op een nader door het bestuur vast te stellen wijze.

  • 4. Na afloop van het boekjaar stelt het bestuur het totaal van het spaarloon vast dat door de werkgever over dat boekjaar verschuldigd is.

  • 5. In afwijking van het in lid 2 bepaalde wordt onder loon verstaan het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • 6. Onder loon wordt mede verstaan:

    • 1. In gevallen van faillissement: achterstallig loon, loon over de vakantieperiode waarop de werknemer recht heeft, vakantietoeslag en loon over de opzegtermijn.

    • 2. In gevallen waarin het Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven ten behoeve van vervroegd uitgetredenen spaarloon is verschuldigd: het brutoloon verhoogd met de vakantietoeslag en de vaste gratifikaties waarnaar de uitkeringen krachtens artikel 9 van het op artikel 18 van de statuten van genoemd fonds gedurende Reglement vervroegd uittreden oudere werknemers worden berekend.

    • Het bepaalde in het vierde lid van artikel 9 van genoemd reglement is van overeenkomstige toepassing.

    • 3. Tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid zolang de dienstbetrekking doorloopt: de loondervingsuitkering alsmede en eventuele aanvulling op het loon en/of de loondervingsuitkering die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking al dan niet via derden ontvangt.

  • 7. Bij de berekening van het loon waarover het spaarloon moet worden betaald, blijft het loon dat bij dezelfde werkgever meer heeft bedragen dan het bedrag dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van het bedrag als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering met het aantal dagen waarover de werknemer loon dan wel een uitkering als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel heeft genoten, en gedeeld door 1,07, voor dat meerdere buiten aanmerking.

  • 8. In afwijking van het in lid 5 bepaalde wordt onder loon niet verstaan de uitkering die de werknemer ontvangt uit hoofde van de WAO/WW, alsmede het loon dat wordt gegeven in aanvulling op een uitkering ingevolge de WAO/WW.

Artikel 2a Extra spaarloon

Een werkgever kan, binnen de wettelijke bepalingen en binnen de fiskale vrijstelling, bovenop het spaarloon als omschreven in artikel 2 van dit reglement, voor zijn werknemers extra spaarloon opbouwen.

In een ter zake door de werkgever en het fonds te sluiten overeenkomst zullen die bepalingen worden vastgelegd waarvan het bestuur opneming gewenst acht.

De bepalingen van de statuten en het Spaarloonreglement alsmede de latere wijzigingen daarin, zullen op bedoelde overeenkomst van (overeenkomstige) toepassing zijn, voor zover het bestuur daarvan niet afwijkt.

Artikel 3 Vaststelling van loon

  • 1. De werkgever is verplicht op de tijdstippen en over de tijdvakken als door het bestuur bepaald, op een daarvoor door het bestuur vast te stellen formulier, aan het bestuur de opgaven te verstrekken die het bestuur noodzakelijk acht om het in artikel 2, vijfde lid, bedoelde loon te kunnen vaststellen.

  • 2. Het bestuur stelt het loon, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, vast met inachtneming van de door de werkgever verstrekte opgaven, tenzij:

    • a. de werkgever geen redelijke medewerking verleent om tot vaststelling van het loon te kunnen komen, dan wel kennelijk onjuiste opgaven heeft verstrekt;

    • b. de werkgever nalatig of weigerachtig is aan de in het eerste lid omschreven verplichting te voldoen.

  • 3. Indien de in het voorgaande lid onder a bedoelde omstandigheden zich voordoen, is het bestuur bevoegd het loon, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, vast te stellen in afwijking van de door de werkgever verstrekte opgaven.

  • In het in het voorgaande lid onder b bedoelde geval stelt het bestuur het loon, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, naar beste weten vast. Het bestuur is bevoegd het alsdan vast te stellen spaarloon te verhogen met 5% van dat bedrag, met dien verstande dat de verhoging ten minste f 50,– bedraagt. Deze verhoging wordt uitsluitend voor de invordering als spaarloon beschouwd en wordt ten gunste van de rekening van baten en lasten gebracht.

  • 4. Het bestuur kan een besluit tot vaststelling van het loon te allen tijde herzien, zolang niet meer dan drie kalenderjaren zijn verstreken sedert het einde van het boekjaar waarin het spaarloon verschuldigd is geworden.

  • 5. Herziening van een eenmaal door het bestuur vastgesteld loon op grond waarvan spaarloon is berekend en wegens beëindiging van de deelneming aan de deelnemer is uitbetaald, blijft achterwege indien die herziening zou leiden tot vaststelling van een lager loon, dan wel tot het niet vaststellen van een loonbedrag.

Artikel 4 Afdracht spaarloon

  • 1. Het bestuur is bevoegd op het krachtens artikel 2, vierde lid, vast te stellen totaal der spaarlonen van de werkgevers voorschotten te heffen in zodanige termijnen, op zodanige tijdstippen en tot zodanige bedragen als het bestuur nodig oordeelt om de geregelde afdracht van de spaarlonen te bevorderen.

  • Daarenboven kan het bestuur, indien hij dit nodig oordeelt ter zekerheidsstelling van premie-afdracht, een extra voorschot van ten hoogste 1 jaar in rekening brengen.

  • 2. De werkgever is verplicht het verschuldigde spaarloon binnen 7 dagen na dagtekening van de nota te voldoen. Bij niet betaling binnen deze termijn is de werkgever door het enkele verloop van die termijn in gebreke.

Artikel 5 Te late betaling

  • 1. De werkgever die nalaat enig ingevolge het voorgaande artikel door hem te betalen bedrag op het daarvoor door het bestuur vastgestelde tijdstip te voldoen zal een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 2. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde schadevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op eerste vordering van het fonds alle kosten te betalen, die naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

Artikel 6 Opgaven en inlichtingen

  • 1. Werkgevers en deelnemers zijn verplicht aan het fonds of diens gemachtigde(n) alle inlichtingen of opgaven te verstrekken, welke het fonds voor de uitvoering van de statuten en het reglement nodig acht.

  • 2. Desgevraagd zullen zij aan het fonds of diens gemachtigde inzage geven in die boeken en bescheiden waarvan het bestuur dit noodzakelijk acht.

Artikel 7 Spaarloonrekeningen

  • 1. Het spaarloon dat over een boekjaar ten behoeve van een werknemer is vastgesteld en aan zijn werkgever in rekening is gebracht, wordt per 31 december van dat boekjaar op een te zijnen name gestelde geblokkeerde spaarloonrekening geboekt.

  • 2. Spaarloon dat na afsluiting van het boekjaar waarop het betrekking heeft wordt vastgesteld respectievelijk opnieuw wordt vastgesteld, wordt op de spaarloonrekening bijgeschreven per 31 december van het jaar waarop het spaarloon betrekking heeft.

  • 3. Het uitbetaalde saldo van de vrije rekening wordt per de eerste van de maand van uitbetaling ten laste van die rekening van de deelnemer geboekt.

Artikel 8 Rente spaarloon

  • 1. Jaarlijks per 31 december wordt op de spaarloonrekening rente bijgeschreven:

    • a. over het saldo van de geblokkeerde rekening;

    • b. over het saldo van de vrije rekening.

  • Het bestuur bepaalt op welke wijze de rentevergoeding berekend wordt.

  • 2. Het bestuur stelt ten behoeve van de rentebijschrijving op de spaarloonrekeningen voor ieder boekjaar afzonderlijk het rentepercentage vast, gebaseerd op het (te verwachten) saldo van de rekening van baten en lasten over het boekjaar voor bedoelde rentebijschrijving.

  • 3. Ten einde een zo gelijkmatig mogelijke rentebijschrijving over de opeenvolgende boekjaren te verkrijgen, is het bestuur bevoegd het percentage van de bij te schrijven rente anders vast te stellen dan het saldo van de rekening van baten en lasten voor rentebijschrijving mogelijk maakt. Het saldo van de rekening van baten en lasten over enig boekjaar, zal ten gunste respektievelijk ten laste van de algemene reserve worden gebracht.

  • 4. Voor zover de rentebijschrijving als bedoeld in het eerste lid nog niet heeft plaats gevonden zal, bij uitbetaling in verband met het overlijden van de deelnemer, in afwijking van het in het eerste lid bepaalde, op het moment van de uitbetaling rente op de spaarloonrekening worden bijgeschreven tot de eerste van de maand van uitbetaling.

  • 5. Over de periode waarvoor het bestuur nog geen rentepercentage als bedoeld in het tweede lid heeft vastgesteld, zal het bestuur ten behoeve van de rentebijschrijving als bedoeld in het vierde lid een afzonderlijk rentepercentage vaststellen.

Artikel 9 Kennisgeving van spaarloon en rente, bewijs van deelneming

  • 1. Jaarlijks wordt aan deelnemers in dienst bij een aangesloten werkgever een kennisgeving verstrekt volgens een door het bestuur vast te stellen model.

  • Aan deelnemers die niet meer bij een aangesloten werkgever in dienst zijn wordt de kennisgeving op verzoek verstrekt.

  • 2. Bezwaren van een deelnemer tegen de gegevens, vermeld op de in het eerste lid bedoelde kennisgeving kunnen slechts, mits schriftelijk en uiterlijk binnen 30 dagen na ontvangst van die kennisgeving ingediend, in behandeling worden genomen. Na het verstrijken van die termijn kan hij slechts herziening van die gegevens vorderen voor zover hij aantoont dat door de schuld van het fonds een onjuiste boeking op zijn spaarloonrekening is verricht.

  • 3. In geval de uitbetaling van het saldo van de vrije rekening leidt tot beëindiging van deelneming, kunnen bezwaren van de gewezen deelnemer respektievelijk van zijn rechtverkrijgenden tegen de hoogte van het uitbetaalde bedrag, slechts in behandeling worden genomen, mits deze schriftelijk binnen 30 dagen na de uitbetaling zijn ingediend.

Artikel 10 Uitbetaling spaarloon en rente

  • 1. Het spaarloon en de rente komen ter beschikking van de deelnemer nadat deze bedragen ten minste vier kalenderjaren hebben uitgestaan.

  • Deze bedragen zullen vervolgens door het fonds, uiterlijk op 1 januari van het daaropvolgende jaar, worden overgeboekt naar de vrije rekening van de deelnemer.

  • 2. In afwijking van het in het voorgaande lid bepaalde kan over het spaarloon en de rente waarover een boeking resp. bijschrijving als bedoeld in artikel 7 resp. artikel 8 heeft plaatsgevonden, door een deelnemer worden beschikt.

    • a. Ter zake van de verwerving van een tot hoofdverblijf dienende eigen woning door de deelnemer of zijn echtgenoot/partner.

    • Voor de toepassing van dit onderdeel worden ter verwerving van de eigen woning mede aangemerkt betalingen ter verwerving van een lidmaatschap van een koöperatie waarvan de leden enkel op grond van hun lidmaatschap het recht van uitsluitend gebruik hebben van een aan de koöperatie in eigendom toebehorend gebouw, dan wel een afzonderlijk gedeelte van een zodanig gebouw.

    • b. Ter voldoening van premies verschuldigd ingevolge een overeenkomst van levensverzekering, waarbij een lijfrente of een kapitaaluitkering is verzekerd, mits:

      • 1. Een lijfrente als bedoeld in artikel 45, 1e lid, onderdeel g, onder 1, 3, 4, of 5 en 4e lid van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 is verzekerd bij een verzekeraar als bedoeld in het 5e lid van dat artikel, zolang de polis onbezwaard deel uitmaakt van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn echtgenoot/partner, mits de termijn voor de lijfrente, behoudens in geval van overlijden, niet eerder kan ingaan dan in het 5e jaar nadat de premies zijn voldaan.

      • 2. Een kapitaalsuitkering bij in leven zijn is verzekerd, zolang de polis onbezwaard deel uitmaakt van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn echtgenoot/partner.

      • De kapitaaluitkering moet:

        • a. voldoen aan artikel 1, 1e lid, onder b van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf en zijn aangegaan met een levensverzekeraar als bedoeld in onderdeel g van dat lid;

        • b. door de deelnemer of zijn echtgenoot/partner zijn gesloten, hetzij op het leven van de deelnemer, en/of op dat van zijn echtgenoot/partner, dan wel kinderen voor wie de deelnemer of zijn echtgenoot/partner op 1 januari van het jaar waarin de premie is voldaan recht had op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of die zelf recht hadden op studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering;

        • c. voor zover het tijdstip van de uitkering niet wordt bepaald door het overlijden van de verzekerde, voorzien in een looptijd van ten minste 4 jaren.

      • 3. Voor de toepassing van dit onderdeel worden mede aangemerkt als ingevolge een overeenkomst van levensverzekering verschuldigde premies: regelmatige inleggingen bij de hierna genoemde instellingen waartoe de deelnemer of zijn echtgenoot/partner zich ingevolge een overeenkomst tot sparen met levensverzekering heeft verplicht. Het onder 2 van dit artikel benoemde vindt overeenkomstige toepassing. Instellingen zijn: spaarbanken, handelsbanken, landbouwkredietinstellingen, bouwkassen, spaarfondsen, verzekeringsmaatschappijen en daarmee vergelijkbare rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

    • c. Ter zake van de aankoop van effekten van de eigen werkgever bij werknemersparticipatie.

    • In dat geval zal:

      • 1. Het in het aankoopbedrag begrepen bedrag aan spaarloon gelijkgesteld worden met spaarloon zolang de effekten onbezwaard deel uitmaken van het vermogen van de deelnemer;

      • 2. Bij verkoop van de effekten het onder 1 omschreven bedrag, voor zover dit onverwijld wordt teruggestort op de spaarloonrekening, gelijkgesteld worden met afgedragen spaarloon. De in dit artikel bedoelde effecten moeten door bemiddeling van de werkgever gekocht en verkocht. De bewaring moet geschieden door of onder verantwoordelijkheid van de werkgever.

    • Het bestuur kan nadere voorwaarden stellen.

  • 3. De deelnemer heeft het recht een gedeelte van het saldo van de vrije rekening op te nemen. Dit gedeelte dient minimaal een bedrag van vijfhonderd gulden (f 500,–) te zijn. Daarnaast geldt voor de deelnemer als bedoeld in artikel 17, lid 2 van de statuten als voorwaarde dat het resterende gedeelte van zijn spaarloon, na de deelopname, ten minste eenduizend gulden (f 1 000,–) moet bedragen, bij gebreke waarvan voor deze deelnemer opname van een gedeelte van het saldo van de vrije rekening niet mogelijk is.

  • 4. De uitbetaling van het spaarsaldo of een gedeelte van het saldo van de vrije rekening vindt plaats op schriftelijk verzoek van de deelnemer of diens rechtverkrijgenden nadat de door het fonds verlangde bescheiden en bewijsstukken voor het vaststellen van het recht daarop en de berekening van het bedrag der uitkering zijn overgelegd. Het fonds stelt het tijdstip van de uitbetaling vast.

  • 5. Bij beëindiging van de deelneming door het verlies van de hoedanigheid van werknemer in de zin van de statuten wordt onder het laatste spaarsaldo dat ter beschikking van de deelnemer of van zijn rechtverkrijgenden komt tevens begrepen de rente die nog op zijn geblokkeerde spaarloonrekening staat.

Artikel 11 Vervallen van saldo van de vrije rekening

  • 1. Tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist, vervalt het saldo van de vrije rekening aan het fonds indien ten minste twee jaren zijn verstreken sinds de datum waarop de deelnemer geen spaarloon en rente op zijn geblokkeerde spaarloonrekening meer heeft staan en indien gedurende die termijn een mededeling aan het fonds omtrent de beschikking over het tegoed achterwege is gebleven.

  • 2. Het vervallen spaarsaldo als in het eerste lid bedoeld, wordt ten gunste van de rekening van baten en lasten gebracht.

Artikel 12 Vervreemding, bezwaring

Het spaarsaldo mag door de werknemer niet worden vervreemd of bezwaard.

Artikel 13 Terugvordering en verjaring

  • 1. De als gevolg van het verstrekken van onjuiste gegevens geheel of ten dele ten onrechte uitbetaalde spaarsaldi kunnen worden teruggevorderd.

  • Behalve de geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen, kunnen in geval van nalatigheid worden teruggevorderd: een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, en/of alle kosten, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

  • 2. Het terugvorderingsrecht van het fonds als bedoeld in het voorgaande lid verjaart door verloop van drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin geheel of ten dele ten onrechte betalingen zijn gedaan.

Artikel 14 Overgangsbepaling

De per 31 december 1993 verworven rechten worden beheerst door het tot en met die datum van kracht zijnde Spaarloonreglement.

Artikel 15 Slotbepalingen

  • 1. Dit reglement, bij bestuursbesluit van 8 juni 1994 vastgesteld, treedt in werking op de dag waarop een door het bestuur ondertekend, volledig exemplaar van dit reglement voor ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam, en werkt terug tot 1 januari 19941.

  • 2. Dit reglement is een vervolg op het op 1 januari 1994 buiten werking getreden Spaarloonreglement.

  • 3. Bij samenloop van werknemersspaarregelingen en/of winstdelingsregelingen komt bij de bepaling van het bedrag dat maximaal krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964 aan spaarloon belastingvrij kan worden gespaard als eerste in aanmerking het spaarloon uit hoofde van de onderhavige regeling en vervolgens andere spaarloon-, winstdelings- of aandelenoptieregelingen.

  • 4. Dit reglement kan worden aangehaald als „Spaarloonreglement SGB".

STICHTING SPAARLOONFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT PREMIESPAREN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

het fonds: de Stichting Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven;

het bestuur: het bestuur van het fonds;

werkgever: werkgever in de zin der statuten van het fonds;

werknemer: werknemer in de zin der statuten van het fonds;

deelnemer: deelnemer in de zin der statuten van het fonds;

spaarbedrag: het bedrag dat de werkgever op verzoek van de deelnemer inhoudt van zijn netto salaris en stort op de premiespaarrekening van de deelnemer;

spaarpremie: het bedrag dat door de werkgever, in het kader van de premiespaarregeling, op de premiespaarrekening van de deelnemer wordt gestort;

premiespaarrekening: de spaarrekening ten name van de deelnemer waarop het spaarbedrag en de spaarpremie alsmede de rente gedurende de reglementaire blokkeringsperiode worden geboekt;

vrije rekening: de spaarrekening ten name van de deelnemer waarop het spaarbedrag en de spaarpremie, alsmede de rente na de reglementaire blokkeringsperiode worden geboekt;

spaarsaldo: de som van het tegoed op de geblokkeerde premiespaarrekening en het tegoed op de vrije rekening.

Artikel 2 Deelname aan premiesparen

Een werkgever kan zijn werknemers, die zich daartoe bij hem hebben aangemeld, laten deelnemen aan de regeling van het premiesparen van het fonds.

In een ter zake door de werkgever en het fonds te sluiten overeenkomst zullen die bepalingen worden vastgelegd, waarvan het bestuur opneming gewenst acht.

De bepalingen van de statuten en het Reglement Premiesparen, alsmede de latere wijzigingen daarin, zullen op bedoelde overeenkomst van (overeenkomstige) toepassing zijn, voor zover het bestuur daarvan niet afwijkt.

Artikel 3 Spaarbedrag

Het spaarbedrag bedraagt ten minste f 25,– per maand.

Artikel 4 Spaarpremie

  • 1. De spaarpremie mag over ieder kalenderjaar waarin de werknemer overeenkomstig de regeling heeft gespaard niet meer bedragen dan het in de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde bedrag.

  • Met inachtneming hiervan kent het fonds een premieregeling van 100%, 75%, 50% of 25%.

  • 2. Voor de toetsing aan het in het eerste lid bedoelde maximum wordt de spaarpremie toegerekend aan het kalenderjaar waarin de ingehouden spaargelden ter zake waarvan de spaarpremie is toegekend op de premiespaarrekening zijn bijgeschreven.

Artikel 5 Afdracht spaarbedrag en spaarpremie

  • 1. Het spaarbedrag en de spaarpremie worden door de werkgever aan het eind van elke mand of in één bedrag ineens aan het fonds voldaan.

  • 2. De werkgever is verplicht het spaarbedrag en de spaarpremie binnen 7 dagen na dagtekening van de nota te voldoen.

  • Bij niet betaling binnen deze termijn is de werkgever door het enkele verloop van die termijn in gebreke.

Artikel 6 Premiespaarrekening

  • 1. Het spaarbedrag en de spaarpremie die over een boekjaar aan zijn werkgever in rekening zijn gebracht worden per 31 december van dat boekjaar op de premiespaarrekening van de werknemer geboekt: door de werkgever niet afgedragen spaarbedrag en/of spaarpremie wordt niet op de premiespaarrekening geboekt.

  • 2. Het is de deelnemer niet toegestaan rechtstreeks gelden op zijn premiespaarrekening te storten.

Artikel 7 Te late betaling

  • 1. De werkgever die nalaat enig ingevolge het voorgaande artikel door hem te betalen bedrag op het daarvoor door het bestuur vastgestelde tijdstip te voldoen zal een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 2. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde schadevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op eerste vordering van het fonds alle kosten te betalen, die naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

Artikel 8 Opgaven en inlichtingen

  • 1. Werkgevers en deelnemers zijn verplicht aan het fonds of diens gemachtigde(n) alle inlichtingen of opgaven te verstrekken, welke het fonds voor de uitvoering van de statuten en het reglement nodig acht.

  • 2. Desgevraagd zullen zij aan het fonds of diens gemachtigde inzage geven in die boeken en bescheiden waarvan het bestuur dit noodzakelijk acht.

Artikel 9 Rente premiesparen

  • 1. Jaarlijks per 31 december wordt op de premiespaarrekening rente bijgeschreven over het saldo van de premiespaarrekening en op de vrije rekening over het saldo van de vrije rekening.

  • Het bestuur bepaalt op welke wijze de rentevergoeding berekend wordt.

  • 2. Het bestuur stelt ten behoeve van de rentebijschrijving op de premiespaarrekening voor ieder boekjaar afzonderlijk het rentepercentage vast, gebaseerd op het (te verwachten) saldo van de rekening van baten en lasten over het boekjaar voor bedoelde rentebijschrijving.

  • 3. Ten einde een zo gelijkmatig mogelijke rentebijschrijving over de opeenvolgende boekjaren te verkrijgen, is het bestuur bevoegd het percentage van de bij te schrijven rente anders vast te stellen dan het saldo van de rekening van baten en lasten voor rentebijschrijving mogelijk maakt.

  • Het saldo van de rekening van baten en lasten over enig boekjaar, zal ten gunste respektievelijk ten laste van de algemene reserve worden gebracht.

  • 4. Over de periode waarvoor het bestuur nog geen rentepercentage als bedoeld in het tweede lid heeft vastgesteld, zal het bestuur ten behoeve van de rentebijschrijving als bedoeld in het vierde lid een afzonderlijk rentepercentage vaststellen.

Artikel 10 Kennisgeving van premiesparen en rente, bewijs van deelneming

  • 1. Jaarlijks wordt aan deelnemers in dienst bij een werkgever een kennisgeving verstrekt volgens een door het bestuur vast te stellen model.

  • Aan deelnemers die niet meer bij een werkgever in dienst zijn wordt de kennisgeving op verzoek verstrekt.

  • 2. Bezwaren van een deelnemer tegen de gegevens, vermeld op de in het eerste lid bedoelde kennisgeving kunnen slechts, mits schriftelijk en uiterlijk binnen 30 dagen na ontvangst van die kennisgeving ingediend, in behandeling worden genomen. Na het verstrijken van die termijn kan hij slechts herziening van die gegevens vorderen voor zover hij aantoont dat door de schuld van het fonds een onjuiste boeking op zijn premiespaarrekening is verricht.

  • 3. In geval de uitbetaling van het saldo van de vrije rekening leidt tot beëindiging van deelneming, kunnen bezwaren van de gewezen deelnemer respektievelijk van zijn rechtverkrijgenden tegen de hoogte van het uitbetaalde bedrag, slechts in behandeling worden genomen, mits deze schriftelijk binnen 30 dagen na de uitbetaling zijn ingediend.

Artikel 11 Beschikken over spaarpremie, spaarbedrag en rente

  • 1. Om over de spaarpremies vrij te kunnen beschikken dienen het spaarbedrag, de spaarpremie en de rente ten minste 4 volle kalenderjaren onafgebroken op de premiespaarrekening te hebben gestaan.

  • 2. In afwijking van het in het voorgaande lid bepaalde kan over het spaarbedrag, de spaarpremie en de rente waarover een boeking resp. bijschrijving als bedoeld in artikel 6 resp. artikel 9 heeft plaatsgevonden, door een deelnemer worden beschikt:

    • a. Ter zake van de verwerving van een tot hoofdverblijf dienende eigen woning door de deelnemer of zijn echtgenoot/partner.

    • Voor de toepassing van dit onderdeel worden ter verwerving van de eigen woning mede aangemerkt betalingen ter verwerving van een lidmaatschap van een coöperatie waarvan de leden enkel op grond van hun lidmaatschap het recht van uitsluitend gebruik hebben van een aan de coöperatie in eigendom toebehorend gebouw, dan wel een afzonderlijk gedeelte van een zodanig gebouw.

    • b. Ter zake van aflossing op hypothecaire leningen rustende op en aangegaan ter financiering van een tot hoofdverblijf dienende eigen woning, daaronder begrepen aflossingen door een lid van een coöperatie als bedoeld onder a op een hypothecaire lening voor welke het onder a bedoelde gebouw dan wel een afzonderlijk gedeelte van een zodanig gebouw is verbonden.

    • c. Ter voldoening van premies verschuldigd ingevolge een overeenkomst van levensverzekering, waarbij een lijfrente of een kapitaaluitkering is verzekerd, mits:

      • 1. Een lijfrente als bedoeld in artikel 45, 1e lid, onderdeel g, onder 1, 3, 4 of 5 en 4e lid van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 is verzekerd bij een verzekeraar als bedoeld in het 5e lid van dat artikel, zolang de polis onbezwaard deel uitmaakt van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn echtgenoot/partner, mits de termijn voor de lijfrente, behoudens in geval van overlijden, niet eerder kan ingaan dan in het 5e jaar nadat de premies zijn voldaan.

      • 2. Een kapitaaluitkering bij in leven zijn is verzekerd, zolang de polis onbezwaard deel uitmaakt van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn echtgenoot/partner.

      • De kapitaaluitkering moet:

        • a. voldoen aan artikel 1, 1e lid, onder b van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf en zijn aangegaan met een levensverzekeraar als bedoeld in onderdeel g van dat lid;

        • b. door de deelnemer of zijn echtgenoot/partner zijn gesloten, hetzij op het leven van de deelnemer, en/of op dat van zijn echtgenoot/partner, dan wel kinderen voor wie de deelnemer of zijn echtgenoot/partner op 1 januari van het jaar waarin de premie is voldaan recht had op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of die zelf recht hadden op studiefinanciering in gevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering;

        • c. voor zover het tijdstip van de uitkering niet wordt bepaald door het overlijden van de verzekerde, voorzien in een looptijd van ten minste 4 jaren.

      • 3. Voor de toepassing van dit onderdeel worden mede aangemerkt als ingevolge een overeenkomst van levensverzekering verschuldigde premies: regelmatige inleggingen bij de hierna genoemde instellingen waartoe de deelnemer of zijn echtgenoot/partner zich ingevolge een overeenkomst tot sparen met levensverzekering heeft verplicht. Het onder 2 van dit artikel benoemde vindt overeenkomstige toepassing. Instellingen zijn: spaarbanken, handelsbanken, landbouwkredietinstellingen, bouwkassen, spaarfondsen, verzekeringsmaatschappijen en daarmee vergelijkbare rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

    • d. Ter zake van de aankoop van effekten van de eigen werkgever bij werknemersparticipatie.

    • In dat geval zal:

      • 1. Het in het aankoopbedrag begrepen bedrag aan spaarbedrag en spaarpremie gelijkgesteld worden met spaarbedrag en spaarpremie zolang de effekten onbezwaard deel uitmaken van het vermogen van de deelnemer;

      • 2. Bij verkoop van de effekten het onder 1 omschreven bedrag, voor zover dit onverwijld wordt teruggestort op de premiespaarrekening, gelijkgesteld worden met afgedragen spaarbedrag en spaarpremie. De in dit artikel bedoelde effekten moeten door bemiddeling van de werkgever gekocht en verkocht. De bewaring moet geschieden door of onder verantwoordelijkheid van de werkgever.

    • Het bestuur kan nadere voorwaarden stellen.

  • 3. De deelnemer heeft het recht een gedeelte van het saldo van de vrije rekening op te nemen. Dit gedeelte dient minimaal een bedrag van vijfhonderd gulden (f 500,–) te zijn. Daarnaast geldt voor de deelnemer als bedoeld in artikel 17, lid 2 van de statuten als voorwaarde dat het resterende gedeelte van zijn spaarsaldo, na de deelopname, ten minste eenduizend gulden (f 1 000,–) moet bedragen, bij gebreke waarvan voor deze deelnemer opname van een gedeelte van het saldo van de vrije rekening niet mogelijk is.

  • 4. De uitbetaling van het spaarsaldo of een gedeelte van het saldo van de vrije rekening vindt plaats op schriftelijk verzoek van de deelnemer of diens rechtverkrijgenden nadat de door het fonds verlangde bescheiden en bewijsstukken voor het vaststellen van het recht daarop en de berekening van het bedrag der uitkering zijn overgelegd. Het fonds stelt het tijdstip van de uitbetaling vast.

  • 5. Bij beëindiging van de deelneming door het verlies van de hoedanigheid van werknemer in de zin van de statuten wordt onder het laatste spaarsaldo dat ter beschikking van de deelnemer of van zijn rechtverkrijgenden komt tevens begrepen de rente die nog op zijn geblokkeerde premiespaarrekening staat.

Artikel 12 Vervallen van saldo van de vrije rekening

  • 1. Tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist, vervalt het saldo van de vrije rekening aan het fonds indien ten minste twee jaren zijn verstreken sinds de datum waarop de deelnemer geen spaarbedrag en spaarpremie en rente op zijn geblokkeerde premiespaarrekening meer heeft staan en indien gedurende die termijn een mededeling aan het fonds omtrent de beschikking over het tegoed achterwege is gebleven.

  • 2. Het vervallen spaarsaldo als in het eerste lid bedoeld, wordt ten gunste van de rekening van baten en lasten gebracht.

Artikel 13 Vervreemding, bezwaring

Het spaarsaldo mag door de deelnemer niet worden vervreemd of bezwaard.

Artikel 14 Terugvordering en verjaring

  • 1. De als gevolg van het verstrekken van onjuiste gegevens geheel of ten dele ten onrechte uitbetaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd.

  • Behalve de geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen, kunnen in geval van nalatigheid worden teruggevorderd: een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, en/of alle kosten, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

  • 2. Het terugvorderingsrecht van het fonds als bedoeld in het voorgaande lid verjaart door verloop van drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin geheel of ten dele ten onrechte betalingen zijn gedaan.

Artikel 15 Slotbepalingen

  • 1. Dit reglement, bij bestuursbesluit van 18 januari 1996 vastgesteld, treedt in werking op de dag waarop een door het bestuur ondertekend, volledig exemplaar van dit reglement voor ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam, en werkt terug tot 1 januari 19961.

  • 2. Dit reglement kan worden aangehaald als „Reglement Premiesparen".

STICHTING SPAARLOONFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VOOR DE COMMISSIE VOOR DE BELEGGINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. De Commissie: de Commissie voor de Beleggingen, als bedoeld in artikel 23 der statuten;

  • b. het fonds: de Stichting Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven;

  • c. het bestuur/dagelijks bestuur: het bestuur/dagelijks bestuur van het fonds;

  • d. de voorzitters: de voorzitters als bedoeld in artikel 19 der statuten;

  • e. de sekretarissen: de sekretarissen als bedoeld in artikel 19 der statuten;

  • f. de adviseurs: de adviseurs als bedoeld in artikel 23, eerste lid der statuten;

  • g. de direktie: de directie van het fonds.

Artikel 2 Taak van de Commissie

  • 1. De Commissie is namens het bestuur belast met het beleggen van de beschikbare middelen van het fonds en het beheer van het belegde vermogen van het fonds, een en ander met inachtneming van de door of krachtens de Wet gestelde regelen en van de door het bestuur vastgestelde richtlijnen en/of voorschriften.

  • 2. Desgevraagd dan wel op eigen initiatief adviseert de Commissie het bestuur in alle gevallen, waarin het belang van het fonds dit meebrengt.

Artikel 3 Vereisten voor benoembaarheid adviseurs

Tot adviseurs van de Commissie kunnen worden benoemd personen die deskundig zijn op het gebied van de beleggingen, mits zij:

  • a. niet lid zijn van het bestuur van de Stichting Grafische Bedrijfsfondsen of van een of meer besturen of organen van de bij deze Stichting aangesloten instellingen;

  • b. niet als aangesloten werkgever bij een der onder de werkingssfeer van de Stichting Grafische Bedrijfsfondsen vallende instellingen staan ingeschreven;

  • c. niet als werknemer bij een werkgever als bedoeld onder b in dienstbetrekking werkzaam zijn;

  • d. niet in het buitenland wonen of niet aldaar anders dan met vakantie, langdurig verblijf houden;

  • e. niet behoren tot de direktie of het personeel van de Stichting Grafische Bedrijfsfondsen.

Artikel 4 Benoeming adviseurs

  • 1. De adviseurs worden door het bestuur benoemd voor een periode van 3 jaren, na het verstrijken waarvan zij opnieuw voor een periode van 3 jaren kunnen worden benoemd.

  • 2. Het bestuur is bevoegd te allen tijde de benoeming van een adviseur in te trekken; het besluit daartoe wordt met redenen omkleed.

Artikel 5 Aanvang en einde lidmaatschap en adviseurschap

  • 1. Het lidmaatschap vangt aan op de datum met ingang waarvan een voorzitter of sekretaris door het bestuur als zodanig is gekozen.

  • 2. Het lidmaatschap eindigt:

    • a. wanneer een lid overlijdt: op de datum van overlijden;

    • b. wanneer een lid zich metterwoon in het buitenland vestigt dan wel aldaar, anders dan met vakantie, langdurig verblijf houdt: van rechtswege op de datum van permanente vestiging resp. op de datum van aanvang van het langdurig verblijf;

    • c. wanneer een lid de hoedanigheid van voorzitter of sekretaris verliest: op het door dat lid aangegeven tijdstip resp. op de in het desbetreffende besluit van het dagelijks bestuur genoemde datum.

  • 3. Het adviseurschap vangt aan: op de datum waarop de benoeming krachtens bestuursbesluit ingaat.

  • 4. Het adviseurschap eindigt:

    • a. wanneer een adviseur bedankt: op de daarbij aangegeven datum;

    • b. wanneer een adviseur overlijdt: op de datum van overlijden;

    • c. wanneer een adviseur de leeftijd van 72 jaar bereikt: op de datum waarop hij 72 jaar wordt;

    • d. wanneer een adviseur zich metterwoon in het buitenland vestigt dan wel aldaar, anders dan met vakantie, langdurig verblijf houdt: van rechtswege op de datum van permanente vestiging resp. op de datum van aanvang van het langdurig verblijf;

    • e. wanneer het bestuur de benoeming van een adviseur intrekt: de daarbij aangegeven datum.

Artikel 6 Voorzitterschap en sekretariaat

  • 1. Als voorzitter van de Commissie treedt op de fungerend voorzitter. Bij diens ontstentenis wordt het voorzitterschap waargenomen door de niet-fungerend voorzitter.

  • 2. Het sekretariaat van de Commissie wordt vervuld door de direktie.

Artikel 7 Vergaderingen

  • 1. De Commissie vergadert ten minste een maal per drie maanden en voorts zo dikwijls als door een der leden of door de direktie noodzakelijk wordt geacht.

  • 2. Voor een rechtsgeldige besluitvorming binnen de Commissie is de aanwezigheid van ten minste drie leden vereist.

  • 3. De direktie notuleert iedere vergadering. De notulen worden toegestuurd aan de leden van de Commissie, aan de adviseurs, aan het bestuur en aan de directie. Zij worden in de eerstvolgende vergadering van de Commissie behandeld en, na te zijn goedgekeurd, ten blijke daarvan door de fungerend voorzitter en de fungerend sekretaris getekend.

  • 4. Besluiten worden vastgelegd in een besluitenlijst, die op de overeenkomstige wijze als is aangegeven in het derde lid, wordt verzonden, behandeld, goedgekeurd resp. getekend.

  • 5. De direktie roept de leden en adviseurs van de Commissie schriftelijk op ter vergadering ten minste twee weken voor de vastgestelde vergaderdatum en voegt bij de konvokatie de agenda en de daarbij behorende stukken.

  • 6. De direktie draagt er zorg voor dat elke maand een overzicht van de in de daaraan direct voorafgaande maand uitgevoerde beleggingstransacties wordt toegezonden aan het bestuur, de Commissie en de adviseurs.

  • 7. De direktie deelt in elke vergadering mede welke bedragen in het eerstvolgende tijdvak zijn te beleggen en signaleert de beleggingsmogelijkheden die zich in die periode naar verwachting zullen voordoen.

  • 8. De direktie voorziet de adviseurs zoveel mogelijk van die informatie die in het belang van een goede taakuitoefening wenselijk wordt geacht.

  • 9. De adviseurs wonen op verzoek van het bestuur bestuursvergaderingen bij voor het geven van een mondeling of het toelichten van een schriftelijk advies.

Artikel 8 Vergoedingen

Het bestuur kan besluiten de leden en adviseurs van de Commissie voor elke door hen bijgewoonde vergadering een vakatiegeld en/of vergoeding voor reis- en verblijfkosten toe te kennen, waarvan de hoogte door het bestuur wordt vastgesteld en – zo nodig – gewijzigd.

Artikel 9 Inwerkingtreding, Slotbepaling

  • 1. Dit reglement treedt in werking op de dag waarop het voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

  • 2. Dit reglement kan worden aangehaald als „Reglement Beleggingscommissie SGB".

STICHTING SPAARLOONFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VOOR DE COMMISSIE VOOR GESCHILLEN

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. de Commissie: de Commissie voor de Geschillen, als bedoeld in artikel 32 van de statuten van het fonds;

  • b. het fonds: de Stichting Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven;

  • c. het bestuur: het bestuur van het fonds;

  • d. de deelnemersraad: de deelnemersraad als bedoeld in artikel 28 der statuten;

  • e. de voorzitter: de voorzitter van de Commissie;

  • f. de sekretaris: de sekretaris ten behoeve van de Commissie.

Artikel 2

De Commissie oordeelt en beslist, met inachtneming van het in artikel 32, lid 1 der statuten bepaalde over aan haar voorgelegde geschillen, voortvloeiende uit de toepassing van de statuten en van het spaarloonreglement.

Artikel 3

  • 1. De leden van de Commissie worden ingeval van ontstentenis vervangen door hun daartoe aangewezen plaatsvervangers.

  • 2. De Commissie wijst uit haar midden een voorzitter aan.

  • 3. De Commissie doet zich bijstaan door een sekretaris.

  • 4. De sekretaris wordt benoemd door de leden van de Commissie.

  • 5. De aanstelling als sekretaris eindigt:

    • a. wanneer de sekretaris bedankt;

    • b. wanneer de sekretaris overlijdt;

    • c. wanneer de sekretaris de 65-jarige leeftijd bereikt;

    • d. wanneer de Commissie de benoeming intrekt.

Artikel 4

  • 1. Partij in een geschil is enerzijds het bestuur en anderzijds degene die tegen een bestuursbeslissing beroep heeft ingesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van dit reglement.

  • 2. Partijen procederen in persoon of bij gemachtigde.

Artikel 5

Natuurlijke personen, onbekwaam om in rechte te staan en rechtspersonen worden vertegenwoordigd door hun wettelijke resp. statutaire vertegenwoordigers.

Artikel 6

  • 1. Een geschil wordt bij de Commissie aanhangig gemaakt door een bij de sekretaris in duplo in te dienen schriftuur, klaagschrift geheten, waarbij een belanghebbende (klager) in beroep komt tegen een hem op zijn verzoek schriftelijk ter kennis gebrachte, gedateerde en gemotiveerde bestuursbeslissing die rechtstreeks verband houdt met dan wel voortvloeit uit de toepassing of uitvoering van artikel 15, lid 4 en artikel 31 van de statuten en het spaarloonreglement van het fonds. Een afschrift van deze beslissing wordt bij het klaagschrift over gelegd.

  • 2. Het klaagschrift moet zijn verzonden binnen een maand na de dagtekening der beslissing waartegen het beroep is gericht.

  • 3. Het klaagschrift moet zijn ondertekend door de klager of diens vertegenwoordiger of gemachtigde en houdt in:

    • a. de naam, geboortedatum en woonplaats van degene die het beroep instelt en, indien hij een vertegenwoordiger of gemachtigde heeft, ook van deze;

    • b. de dagtekening der beslissing, waartegen het beroep gericht is;

    • c. de gronden waarop het beroep berust;

    • d. een bepaalde vordering.

Artikel 7

  • 1. De sekretaris tekent onverwijld de datum van ontvangst op het klaagschrift aan en legt het zo spoedig mogelijk aan de voorzitter voor.

  • 2. Gepleegde verzuimen in het klaagschrift kunnen op uitnodiging van de voorzitter voor een door hem te bepalen datum, door klager worden hersteld.

  • 3. De voorzitter bepaalt zo spoedig mogelijk wanneer een afschrift van het klaagschrift door de sekretaris zal worden gezonden aan het bestuur onder mededeling dat binnen veertien dagen na toezending van dat afschrift alle op het geschil betrekking hebbende stukken, al dan niet vergezeld van een contra-memorie, bij de sekretaris moeten worden ingediend in viervoud.

  • 4. De voorzitter kan de in het vorige lid bedoelde termijn op verzoek verlengen.

  • 5. De sekretaris zendt de gedingstukken en de eventuele contra-memorie zo spoedig mogelijk toe aan de leden der Commissie alsmede aan de andere partij.

Artikel 8

  • 1. Een ingesteld beroep kan worden ingetrokken bij schriftelijke, door klager ondertekende kennisgeving aan de sekretaris.

  • 2. Van een dergelijke intrekking wordt door de sekretaris terstond kennisgegeven aan de leden der Commissie en aan het bestuur.

Artikel 9

Partijen zijn gehouden aan de Commissie op haar verzoek schriftelijk alle inlichtingen te verstrekken die zij behoeft.

Artikel 10

Ten minste drie weken tevoren stelt de voorzitter de dag voor de behandeling van het beroep ter zitting vast; de sekretaris brengt die dag terstond ter kennis van partijen onder vermelding van tijd en plaats waarop resp. waar de zitting wordt gehouden.

Artikel 11

  • 1. Ambtshalve of op verzoek van partijen kan de voorzitter getuigen of deskundigen ter zitting schriftelijk doen oproepen door de sekretaris.

  • 2. De voorzitter kan eveneens een partij door de sekretaris doen oproepen om ter zitting in persoon te verschijnen en inlichtingen te verstrekken.

Artikel 12

  • 1. Indien partijen getuigen en/of deskundigen meebrengen ter zitting worden hun namen en woonplaatsen door partijen ten minste 10 dagen voor de zitting aan de voorzitter medegedeeld.

  • 2. Namen en woonplaatsen van getuigen en/of deskundigen die ter zitting zullen verschijnen worden door de sekretaris zo spoedig mogelijk aan partijen medegedeeld.

Artikel 13

  • 1. Voordat de behandeling der zaak ter zitting wordt gesloten, heeft elk der partijen het recht het woord te voeren.

  • 2. De voorzitter deelt aan partijen mede binnen welke termijn de uitspraak der Commissie over het geschil aan hem ter kennis zal worden gebracht.

Artikel 14

De Commissie kan ambtshalve of op verzoek van een der partijen het onderzoek ter zitting schorsen.

Artikel 15

  • 1. De Commissie neemt alle beslissingen bij meerderheid van stemmen.

  • 2. De uitspraak van de Commissie betreft de beslissingen van het bestuur, door het beroep aan haar oordeel onderworpen.

  • 3. De Commissie kan, in afwijking van het in het tweede lid bepaalde en binnen het kader van haar in artikel 2 van dit reglement omschreven kompetentie, ambtshalve recht doen en de bestreden beslissing van het bestuur wijzigen, ook ten nadele van degene die daarvan in beroep is gekomen.

Artikel 16

  • 1. De uitspraken van de Commissie zijn gedagtekend en houden in:

    • 1e. de namen en woonplaatsen der partijen en hun wettelijke vertegenwoordigers en gemachtigden;

    • 2e. de gronden der uitspraak;

    • 3e. een stellige beslissing;

    • 4e. het bedrag der kosten, dat ingevolge het bepaalde in het tweede lid van artikel 17 moet worden betaald;

  • 2. De uitspraken worden door de voorzitter en een lid van de Commissie ondertekend. Zij worden ter kennis van partijen gebracht door toezending van een afschrift dat door de sekretaris wordt gewaarmerkt.

Artikel 17

  • 1. In de gevallen, waarin de beslissing, waartegen beroep is ingesteld, wordt vernietigd, komen de kosten van de procedure ten laste van het fonds.

  • 2. In de gevallen, waarin de beslissing, waartegen beroep is ingesteld, wordt bevestigd, zal de Commissie bepalen, dat een door haar naar billijkheid te bepalen bedrag der proceskosten door de klager aan het fonds moet worden betaald.

Artikel 18

Indien en voor zover plaatsvervangende leden als zodanig bij werkzaamheden van de Commissie zijn betrokken, is hetgeen in dit reglement is bepaald ten aanzien van de Commissie of van de leden der Commissie, van overeenkomstige toepassing op hun plaatsvervangers.

Artikel 19

De Commissie beslist binnen het kader van haar in artikel 2 van dit reglement gegeven kompetentie in alle gevallen, waarin dit reglement niet voorziet.

Artikel 20

Dit reglement treedt in werking op de dag waarop een door het bestuur ondertekend, volledig exemplaar van dit reglement voor ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

BIJLAGE 7

STICHTING FONDS WERKTIJDVERMINDERING OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

STATUTEN

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De naam der stichting is „Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven".

  • Zij wordt in de statuten aangeduid als „het fonds".

  • 2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Amsterdam.

Artikel 2 Doel en middelen

  • 1. Het fonds heeft tot doel: aan degenen die als werknemer in de zin van deze statuten kunnen worden aangemerkt en die op grond van de – bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomsten, geldende in de onder de werkingssfeer van het fonds vallende bedrijfstakken – getroffen regelingen inzake vervroegde uittreding, vervroegd uit het arbeidsproces treden volgens daartoe bij reglement te stellen regelen, een uitkering te verzekeren.

  • 2. De middelen van het fonds worden gevormd door:

    • a. de opbrengst van de door de werkgevers en werknemers te betalen premies, waaraan de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst dan wel overeenkomst als bedoeld in artikel 12, vierde lid ten grondslag ligt, en overeenkomstig de bij reglement nader te stellen regels;

    • b. de opbrengst van de belegde middelen van het fonds;

    • c. alle andere baten die het fonds mochten toevallen.

Artikel 3 Werkingssfeer

  • 1. De werkingssfeer strekt zich uit tot de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen, waarin de grafische bedrijven worden uitgeoefend.

  • 2. Tot de grafische bedrijven worden geacht te behoren het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf, het lithografisch bedrijf (met inbegrip van de fotodrukindustrie en het plaatdrukbedrijf), het boekbinders-, papierwaren- en enveloppenbedrijf, het grafisch reproduktiebedrijf, het reprografisch bedrijf, het klein formaat offsetbedrijf, het zeefdrukbedrijf, het dagbladbedrijf en de papiergroothandel.

  • 3. Tot het grafisch bedrijf worden mede geacht te behoren:

    • a. gespecialiseerde fotoloonzetterijen en composer-zetterijen, die zich toeleggen op de zetselvervaardiging in een of andere vorm;

    • b. afdelingen van uitgeverijen en reklamebureaus met (foto)zet- en/of beeldvervaardigingsapparatuur;

    • c. afdelingen van reklamebureaus, ontwerpbureaus, uitwerkstudio's e.d., waar tijdens en na het kreatief ontwerpstadium aan een (half)produkt arbeid – zoals bedoeld in het Reglement Indeling Funkties van een der grafische cao's – wordt toegevoegd, waarvoor noodzakelijkerwijs grafische kennis (inzicht, vaardigheden en/of ervaring daaronder mede begrepen) vereist is ten einde tot het beoogde produkt te komen, ongeacht de apparatuur c.q. verwerkingsmethode die wordt toegepast en ongeacht het materiaal waarop en het doel waarvoor het eindprodukt ter vermenigvuldiging of verspreiding wordt vervaardigd. Hieronder wordt in ieder geval mede verstaan het gebruik van Desk-Top-Publishing-software;

    • d. composer-zetafdelingen bij uitgeverijen en reklamebureaus;

    • e. uitgeverij-afdelingen die speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van banden, OCR-kopij e.d. als duidelijk herkenbare en afzonderlijke aktiviteit, waarbij doel is die als invoer toe te leveren voor verwerking in fotografische zetapparatuur;

    • f. typebureaus en computer-servicebureaus of onderdelen daarvan, die diensten verlenen aan de grafische industrie en wel als volgt:

      • indien zij overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan de grafische industrie: geheel;

      • indien zij niet overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan de grafische industrie: uitsluitend voor die afdelingen waarin hoofdzakelijk zetselvervaardiging plaats vindt als duidelijk herkenbare aktiviteit;

    • g. ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarin etiketten worden vervaardigd, daaronder mede zelfklevende etiketten begrepen;

Artikel 4 Boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf

  • 1. Tot het boekdrukkersbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waar letterbeelden of andere voorstellingen in iedere voor hoogdruk bestemde vorm worden vervaardigd of afgedrukt.

  • 2. Tot het rasterdiepdrukbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waar de druk van langs fotomechanische weg gemaakte rasterdiepdrukvormen wordt uitgeoefend of daarvoor bestemde drukvormen worden vervaardigd of andere voorbereidende werkzaamheden worden verricht.

  • 3. Tot het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf worden mede geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin het kartonnagebedrijf wordt uitgeoefend, voor wat betreft de vaktechnische werknemers in de afdelingen zetterij, drukkerij en binderij, alsmede de hulpvakarbeiders op deze afdelingen.

  • 4. Tot het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf worden voorts mede geacht te behoren de binderijen of brocheerderijen, waarin uitsluitend arbeid wordt verricht ten behoeve van de boekdruk- of rasterdiepdrukonderneming, waarvan zij een onderdeel uitmaken, met uitzondering echter van de binderijen of brocheerderijen, die verbonden zijn aan drukkerijen, tevens boekenuitgeverijen of kantoorboekenfabrieken.

  • 5. Tot het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf worden niet geacht te behoren:

    • a. de binderijen of brocheerderijen, die niet vallen onder het bepaalde in het voorgaande lid;

    • b. de drukkerijen van papierwarenbedrijven, papierenzakkenfabrieken en papierfabriek, voor zover zij het voor deze fabrieken specifieke drukwerk vervaardigen, tenzij dit langs rotatieve weg geschiedt in het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf;

    • c. de grafische reproduktie-ondernemingen en de grafische reproduktie-afdelingen van de in lid 1 van dit artikel genoemde ondernemingen.

Artikel 5 Lithografisch bedrijf en fotodrukindustrie

  • 1. Tot het lithografisch bedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin door middel van lithografische stenen en/of metaalplaten de vlakdruk met behulp van vocht wordt uitgeoefend en/of voorbereidende werkzaamheden daartoe worden verricht (offsetdrukkerijen, steendrukkerijen, blikdrukkerijen, glasdrukkerijen, plandrukkerijen).

  • 2. Tot het lithografisch bedrijf worden mede geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin het kartonnagebedrijf wordt uitgeoefend, voor wat betreft de vaktechnische werknemers in de afdelingen lithografie, drukkerij en binderij, alsmede de hulpvakarbeiders op deze afdelingen.

  • 3. Tot het lithografisch bedrijf worden eveneens geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waar men zich toelegt op het vervaardigen van foto's in massa langs fotomechanische weg.

  • 4. Tot het lithografisch bedrijf worden ook geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin het plaatdrukbedrijf wordt uitgeoefend.

  • 5. Tot het lithografisch bedrijf worden voorts mede geacht te behoren de binderijen of brocheerderijen, die een onderdeel uitmaken van een lithografische onderneming en waarin niet meer dan acht werknemers werkzaam zijn.

  • 6. Tot het lithografisch bedrijf worden eveneens geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarin het droog-offset-procédé wordt toegepast.

  • 7. Niet tot het lithografisch bedrijf worden geacht te behoren de lithografische afdelingen, welke een onderdeel uitmaken van een onderneming in de metaalindustrie.

Artikel 6 Boekbinders-, papierwaren- en enveloppenbedrijf

  • 1. Tot het boekbindersbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarin de boekbinderij, brocheerderij, linieerderij, kantoorboekenfabrikage, stalenboekenfabrikage of persvergulderij wordt uitgeoefend, met uitzondering van:

    • a. de binderijen of brocheerderijen, waarin uitsluitend arbeid wordt verricht ten behoeve van de boekdruk- en/of rasterdiepdrukonderneming, waarvan zij een onderdeel uitmaken, tenzij het binderijen of brocheerderijen betreft, die verbonden zijn aan drukkerijen, tevens boekenuitgeverijen of kantoorboekenfabrieken;

    • b. de binderijen of brocheerderijen, die een onderdeel uitmaken van een lithografische onderneming en waarin niet meer dan acht werknemers werkzaam zijn.

  • Tot het stalenboekenbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen en onderdelen van ondernemingen die zijn ingericht voor de vervaardiging van stalenboeken, waaronder ook te verstaan zowel zogenoemde stalenwaaiers en stalenhangers en alle andere collecties van stalen van papier en karton, textiel, kunststof en andere materialen en stoffen in de vorm van vellen, bladen, platen of foliën e.d., als alle onderdelen voor dergelijke collecties zoals bijvoorbeeld stalen, staalkaarten, zogenoemde banden, hangers, koffers, ruggen en klemmen, en waar gebruik wordt gemaakt van een of meer van de volgende technieken: drukken (in offset, zeefdruk, foliedruk etc.), snijden en/of knippen in alle verschillende vormen (waaronder derhalve ook te verstaan boren, stansen, rondhoeken, perforeren etc.), verzamelen en/of vergaren, vouwen, binden en/of hechten (waaronder derhalve ook te verstaan nieten, lijmen, brocheren, naaien, hf-lassen etc.).

  • 2. Tot het papierwarenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, welke speciaal zijn ingericht voor de verwerking van papier ter vervaardiging van:

    • a. schoolschriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag met of zonder linnen rug, alle soorten blocnotes, zowel gespiraleerd, gekramd als aan de kop gelijmd, alsmede voor de vervaardiging van mappen en soortgelijke artikelen;

    • b. labels, zelfplakkende briefkaarten en soortgelijke produkten, indien en voor zover het bepaalde in artikel 4, lid 4 niet van toepassing is.

  • 3. Tot het enveloppenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, welke speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van enveloppen, zowel met gewone als met zaksluiting en geldenveloppen, alsmede gewone en luxe enveloppen, die gebruikt worden voor de samenstelling van dozen post, mappen en compendiums en het daarbij gereedmaken van deze dozen, mappen en omslagen.

  • 4. Tot het boekbinders-, papierwaren- en enveloppenbedrijf worden mede geacht te behoren de onderdelen van ondernemingen, waarin werkzaamheden plaatsvinden, die als regel verricht worden in de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, waaronder mede worden verstaan de werkzaamheden ter vervaardiging van: ordners (met inachtneming van het bepaalde in lid 5 van dit artikel), banden, boekomslagen, agenda's, notitieblocs, sousmains, portefeuilles, mappen en soortgelijke artikelen uit leder, plastic of andere stoffen, tenzij deze onderdelen vallen onder het bepaalde in sub a en b van het eerste lid.

  • 5. Tot het boekbinders-, papierwaren- en enveloppenbedrijf worden niet geacht te behoren:

    • a. het vervaardigen van ordners, die bestaan uit een stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, behoudens wanneer dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak artikelen vervaardigt als overigens genoemd in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel;

    • b. het vervaardigen van ordners, die bestaan uit meer dan een stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, indien dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak kartonnageprodukten vervaardigt;

    • c. het verpakken en expediëren van niet opgemaakt papier in de papiergroothandel en in de papierfabrieken;

    • d. de papierenzakkenfabrieken en kartonnagefabrieken.

Artikel 7 Grafisch reproduktiebedrijf

  • 1. Tot het grafisch reproduktiebedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waar beelddragers voor de hoogdruk (chemigrafie) worden vervaardigd met uitzondering van zetmateriaal, stypen, galvano's, staalstempels, deze laatste voor zover niet vervaardigd in de uitoefening van het grafisch reproduktiebedrijf, stempels uit rubber of tot vervanging van rubber dienend materiaal, vervaardigd door middel van vulkaniseren, gieten, spuiten en persen, alsmede de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, die uitsluitend als toeleveringsbedrijf voor derden, beelddragers voor de vlakdruk (fotolithografie), respektievelijk voor de zeefdruk vervaardigen.

  • 2. Tot het grafisch reproduktiebedrijf worden mede geacht te behoren de ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin langs mechanische weg – bijvoorbeeld langs elektronische weg – geheel of gedeeltelijk kleurgekorrigeerde deelnegatieven en -positieven voor derden worden vervaardigd, behoudens waar dit geschiedt in de uitoefening van het rasterdiepdrukbedrijf en/of het lithografisch bedrijf.

Artikel 8 Reprografisch bedrijf

  • 1. Tot het reprografisch bedrijf worden geacht te behoren alle ondernemingen en delen van ondernemingen in Nederland – natuurlijke en rechtspersonen – die diensten verrichten op het gebied van de reprografie, variërend van het in opdracht reproduceren van aangeleverde originelen tot het aanbieden van faciliteiten op reprografisch gebied, met uitzondering van ondernemingen die zich uitsluitend toeleggen op het vermenigvuldigen van originelen op de formaten A4 en/of A3.

  • 2. Niet tot het reprografisch bedrijf worden gerekend ondernemingen die behoren tot het grafisch reproduktiebedrijf.

Artikel 9 Klein formaat offsetbedrijf

Tot het klein formaat offsetbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of delen van niet-grafische ondernemingen die aan de volgende criteria moeten voldoen:

  • a. dat het aantal in dienst zijnde fulltime werknemers bij deze (delen van) ondernemingen ten hoogste vijftien is, waarbij deeltijd werknemers rekenkundig worden herleid tot voltijd werknemers.

  • De bepaling van het aantal werknemers geschiedt voor het eerst bij de oprichting van (delen van) de onderneming en vervolgens per 1 januari van ieder jaar:

  • b. dat drukwerk wordt vervaardigd ten behoeve van derden.

  • Dit drukwerk wordt vervaardigd op de navolgende kategorieën vellendrukpersen:

  • Kategorie I

    • offsetdrukpersen geschikt voor papierformaten tot 2100 cm2, ingericht voor éénkleurdruk of voor meerkleurendruk in een drukgang, en/of

  • Kategorie II

    • offsetdrukpersen geschikt voor papierformaten tussen 2100 cm2 en 3500 cm2, ingericht voor éénkleurdruk.

In afwijking van het voorgaande wordt ook aan de criteria voldaan indien bij een totaal persenbestand van vier of meer vellendrukpersen een van deze persen niet onder kategorie I of II valt.

Dit betreft met name een offsetpers, geschikt voor papierformaten tussen 2100 cm2 en 3500 cm2, ingericht voor meerkleurendruk in één drukgang, of een vellendrukpers geschikt voor een papierformaat tot maximaal 3500 cm2, waarop drukwerk wordt vervaardigd middels een ander drukprocédé dan offsetdruk.

Niet tot het klein formaat offsetbedrijf behoren ondernemingen of delen van niet-grafische ondernemingen die reeds voor 1 februari 1993 de cao voor het grafisch bedrijf toepasten. Dit geldt tevens voor ondernemingen die aktiviteiten voortzetten van ondernemingen of delen van niet-grafische ondernemingen die reeds de cao voor het grafisch bedrijf toepasten. Uitzondering op deze regeling is slechts mogelijk met nadrukkelijke toestemming van de bevoegde bedrijfsinstantie.

Artikel 9a Zeefdrukbedrijf

  • 1. Tot het zeefdrukbedrijf worden geacht te behoren alle ondernemingen of delen van ondernemingen, waarin het zeefdrukprocédé, ongeacht het te bedrukken materiaal, ten behoeve van derden, wordt toegepast.

  • 2. Niet tot het zeefdrukbedrijf worden geacht te behoren:

    • b. zeefdrukkerijen, deel uitmakend van een bedrijf, dat niet als hoofdaktiviteit het zeefdrukprocédé ten behoeve van derden toepast en waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een niet-grafische bedrijfstak-cao of een eigen bedrijfs-cao.

Artikel 9b Dagbladbedrijf

Tot het dagbladbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen waarin het dagbladbedrijf wordt uitgeoefend, met dien verstande, dat voor de toepassing van deze statuten uitsluitend tot het dagbladbedrijf worden gerekend die onderdelen van dagbladondernemingen waarin:

  • a. als hoofdtaak administratieve arbeid (daaronder begrepen arbeid van tijdwaarnemers en van arbeidsanalisten, werkzaamheden van personeel voor de marketing en van verkoop binnendienst en van computerpersoneel in de administratief-organisatorische sektor) wordt verricht, anders dan voor de uitoefening van een funktie in een of meer der in de artikelen 4, 5, 6 en/of 7 dezer statuten omschreven bedrijven;

  • b. als hoofdtaak kopijkorrektie-arbeid wordt verricht;

  • c. als hoofdtaak proefdrukkorrektie-arbeid wordt verricht in dagbladondernemingen zonder grafische apparatuur;

  • d. als hoofdtaak chauffeursarbeid wordt verricht, anders dan voor de uitoefening van een funktie in een of meer der artikelen 4, 5, 6 en/of 7 dezer statuten omschreven bedrijven;

  • e. krachtens arbeidsovereenkomst als hoofdtaak in de buitendienst, inspektie-, akkwisitie-, colportage- en/of incassowerkzaamheden worden verricht, anders dan voor de uitoefening van een funktie in een of meer van de in de artikelen 4, 5, 6 en/of 7 van deze statuten omschreven bedrijven;

  • f. als hoofdtaak journalistieke arbeid wordt verricht.

Artikel 9c Papiergroothandel

  • 1. Tot de papiergroothandel worden geacht te behoren de ondernemingen of gedeelten van de ondernemingen waarin werkzaamheden worden verricht ten behoeve van de papiergroothandel.

  • 3. In afwijking van het eerste en het tweede lid worden niet tot de papiergroothandel gerekend de onderdelen van ondernemingen waarin werkzaamheden worden verricht voor de uitoefening van een funktie in een of meer van de in de artikelen 4, 5, 6 en/of 7 van deze statuten omschreven bedrijven.

Artikel 10 Inrichtingen

Onder ondernemingen worden mede verstaan inrichtingen en onderdelen van inrichtingen, staande onder beheer van een of meer natuurlijke of rechtspersonen, waarin een of meer grafische bedrijven worden uitgeoefend, uitgezonderd inrichtingen, die onder beheer staan van publiekrechtelijke lichamen.

Artikel 11 Werkgever

Onder werkgever wordt verstaan: de natuurlijke of rechtspersoon in wiens onderneming, voor de uitoefening van een of meer der grafische bedrijven door een of meer werknemers arbeid in dienstbetrekking wordt verricht, en die tevens uit hoofde van:

  • a. een of meer van de in de grafische bedrijfstak geldende cao's, of de statuten en het reglement moet naleven.

Artikel 12 Werknemer

  • 1. Onder werknemer wordt verstaan iedere man of vrouw die bij een werkgever in dienstbetrekking werkzaam is en die uit hoofde van:

    • a. een in de grafische bedrijfstak geldende cao, of de statuten en het reglement moet naleven.

  • 2. Degene, die in dienst van één werkgever afwisselend ten behoeve van een grafisch en niet-grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, wordt als werknemer beschouwd wanneer hij als regel gedurende ten minste 17 uren per week ten behoeve van een grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist.

  • 3. Als werknemers worden niet beschouwd, degenen die werkzaam zijn als:

    • I. voor zover het betreft het grafisch bedrijf, genoemd in de artikelen 3, derde lid, tot en met 7:

      • a. direkteuren, adjunkt-direkteuren of onder-direkteuren;

      • b. leden van het management-team;

      • c. bedrijfsleiders/managers;

      • d. handelsreizigers (vertegenwoordigers);

      • e. schoonmakers, wier taak in hoofdzaak in de privé-huishouding van hun werkgever is gelegen;

      • f. volontairs (ieder wiens loon uitsluitend bestaat uit onderricht);

      • g. zij, die in het kader van een school- of vakopleiding een stage volgen om vakbekwaamheid te verwerven;

      • h. scholieren en studenten, die een opleiding of studie in dagonderwijs volgen en die gedurende de periode van de reguliere vakantie van het betreffende dagonderwijs, tijdelijk werkzaam zijn;

      • i. werknemers, werkzaam in huisdrukkerijen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een niet-grafisch hoofdbedrijf, waarin geen ander drukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf of één of meer niet grafische nevenbedrijven daarvan, voor zover dit hoofd- en nevenbedrijf zijn werkzaamheden niet uitoefent in het uitgeversbedrijf;

    • II. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf:

      • a. werknemers, vallend onder de kategorieën Ia, c tot en met h;

      • b. algemeen procuratiehouders, chefs de bureau en hoofdboekhouders met een vast overeengekomen salaris per maand van meer dan 0,28 maal het laatstelijk op 1 januari van enig jaar geldende bedrag van het tweemaal tot een jaarbedrag herleide ouderdomspensioen als genoemd in artikel 9, lid 6, sub a van de Algemene Ouderdomswet – nadien met terugwerkende kracht tot genoemde datum of een daarvoor gelegen tijdstip tot stand gekomen wijzigingen van het bedrag buiten beschouwing gelaten –, na vermindering van bedoeld bedrag met het deel daarvan, hetwelk berust op na 1 januari 1967 doorgevoerde verhogingen, anders dan ingevolge artikel 12 van die wet;

      • c. werknemers, werkzaam in een administratieve funktie;

      • d. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een andersoortig niet-grafisch bedrijf, waarin geen ander reprografisch werk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf (de zgn. „huis" reprografie-inrichtingen);

    • III. voor zover het betreft het klein formaat offsetbedrijf;

      • a. werknemers, werkzaam in een leidinggevende funktie (anders dan als voorman);

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve functie;

      • c. werknemers, vallend onder de kategorieën Id tot en met h;

      • d. werknemers, werkzaam in klein formaat offsetinrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIc zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

    • IV. voor zover het betreft het zeefdrukbedrijf:

      • a. werknemers, werkzaam in een leidinggevende funktie (anders dan als voorman);

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve funktie;

      • c. werknemers, vallend onder de kategorieën Id tot en met h;

      • d. werknemers, werkzaam in zeefdrukinrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIc zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

    • V. voor zover het betreft het dagbladbedrijf:

      • a. funktionarissen behorende tot de direktiestaf, die betrokken zijn bij het bepalen van het beleid van de onderneming en als zodanig zijn aangesteld, alsmede andere hoge funktionarissen, voor zover zij een salaris genieten dat uitgaat boven het op grond van hun aantal funktiejaren bij hen behorende salaris, verhoogd met 25%;

      • b. degenen, die werkzaam zijn in de buitendienst, hoofdzakelijk belast met het bezorgen van uitgaven van het dagbladbedrijf;

      • c. degenen, die werkzaam zijn in een buiten het dagbladbedrijf vallende afdeling (zoals boekhandel, tijdschriftenhandel enz.);

      • d. degenen, die werkzaam zijn als direkteur-hoofdredakteur;

      • e. werknemers, vallend onder de kategorieën Ic en e tot en met h;

    • VI. voor zover het betreft de papiergroothandel:

      • a. werknemers, werkzaam in een leidinggevende funktie (anders dan als voorman);

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve funktie;

      • c. werknemers, vallend onder de kategorieën Id tot en met h.

Artikel 13 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit 12 leden, van wie:

    • a. zes worden aangewezen door de werkgeversorganisatie in de grafische bedrijven te weten: het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen;

    • b. zes worden aangewezen door de werknemersorganisaties in de grafische bedrijven, te weten:

    • vijf door Druk en Papier FNV;

    • één door de Dienstenbond CNV, hierna te noemen CNV Media.

  • 2. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a. door bedanken;

    • b. door overlijden;

    • c. door een besluit van de organisatie, welke het betrokken bestuurslid benoemde.

  • 3. Indien in het bestuur een vakature ontstaat wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien door de organisatie door welke het lid, wiens zetel is opengevallen, was benoemd. Het bestuur blijft wettig samengesteld en behoudt al zijn bevoegdheden zolang ten minste één werkgevers- en één werknemerslid daarvan rechtsgeldig deel uitmaken.

  • 4. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het fonds.

  • 5. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering vergoeding van de ter uitoefening van hun funktie gemaakte reis- en verblijfkosten, volgens daarvoor door het bestuur te stellen regelen.

  • 6. Het bestuur kan besluiten de leden van het bestuur voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering een vakatiegeld toe te kennen.

Artikel 14 Voorzitters en sekretarissen

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter van werkgeverszijde en een voorzitter van werknemerszijde. De voorzitters treden om beurten, telkens voor de duur van een kalenderjaar, als voorzitter en als plaatsvervangend voorzitter op.

  • 2. Het bestuur benoemt uit zijn midden een sekretaris van werkgeverszijde en een sekretaris van werknemerszijde. Voor de duur van het kalenderjaar, dat de voorzitter van werkgeverszijde, respektievelijk van werknemerszijde optreedt als voorzitter, treedt de sekretaris van werknemerszijde, respektievelijk van werkgeverszijde op als sekretaris en de sekretaris van werkgeverszijde respektievelijk van werknemerszijde als plaatsvervangend sekretaris.

  • 3. De fungerend voorzitter heeft de leiding van de bestuursvergaderingen. Bij ontstentenis van de fungerend voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op. Bij ontstentenis van beide voorzitters wijst de vergadering de voorzitter uit haar midden aan.

  • 4. Het in artikel 13, leden 4 tot en met 6 bepaalde is op overeenkomstige wijze van toepassing.

Artikel 14a Vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte.

  • 2. Het fonds wordt in en buiten rechte bovendien vertegenwoordigd door de beide voorzitters en de beide sekretarissen gezamenlijk, vormende het dagelijks bestuur, ook voor de toegestane rechtshandelingen als bedoeld in artikel 16, lid 1, sub b van de statuten.Bij ontstentenis van een of meer hunner zullen in hun plaats een of meer door het bestuur uit zijn midden aan te wijzen plaatsvervangers optreden.

Artikel 15 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen. In het laatste geval is de voorzitter verplicht een bestuursvergadering uit te schrijven binnen veertien dagen, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen.

  • 2. Ter bestuursvergadering brengen de gezamenlijke aanwezige werkgeversbestuursleden evenveel stemmen uit als de gezamenlijke aanwezige werknemersbestuursleden. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zo veel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 3. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen wanneer ten minste de helft der bestuursleden ter vergadering aanwezig is. In geval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand opnieuw ter vergadering bijeengeroepen.

  • In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste vergadering wegens het niet aanwezig zijn van het vereiste aantal bestuursleden geen besluit kon worden genomen.

  • 4. Het bestuur beslist bij gewone meerderheid der uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in de statuten anders is bepaald.

  • 5. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd.

  • 6. Bij staking van stemmen over zaken wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • 7. Bij staking van stemmen over personen vindt vrije herstemming plaats. Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft herstemming plaats tussen twee personen die de meeste stemmen op zich verenigden. Zo nodig wordt bij tussenstemming uitgemaakt tussen welke personen herstemming zal plaatsvinden. Indien bij de tweede herstemming de stemmen staken, beslist het lot.

  • 8. Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de Minister een waarnemer toegelaten.

  • De waarnemer is gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen en ontvangt de voor bestuursleden bestemde stukken.

Artikel 16 Taak van het bestuur

  • 1.

    • a. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het reglement, is belast met het beheer van het vermogen en maakt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een balans en een staat van lasten en baten op.

    • b. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, tot het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

  • 2. Het bestuur kan bepaalde hem toekomende bevoegdheden delegeren aan het dagelijks bestuur en aan de direktie.

Artikel 16a Beheer vermogen

  • 1. Voor zover gelden van het fonds voor belegging beschikbaar zijn, worden deze door het bestuur op solide wijze belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administratie van het fonds.

  • De titels betreffende geldleningen op schuldbekentenis worden bewaard in een kluis van de administratie.

  • Effekten en andere geldwaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 3. Het bestuur zal de kosten van beheer en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 17 Instelling kassen

Het bestuur is bevoegd binnen het fonds afzonderlijke kassen in te stellen:

  • a. voor de financiering van de uitkeringen wegens vervroegd uittreden uit het arbeidsproces door oudere werknemers;

  • b. voor de afzonderlijke bedrijfstakken;

een en ander met dien verstande dat voor de afzonderlijke kassen verschillende premiepercentages kunnen gelden.

Artikel 18 Reglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast ter regeling van:

    • a. de voorwaarden waaronder aan vervroegd uit het arbeidsproces getreden werknemers een uitkering terzake van de regeling „vervroegd uittreden door oudere werknemers", als bedoeld in artikel 2, eerste lid kan worden toegekend;

    • b. de wijze van berekening der sub a bedoelde uitkering;

    • c. de ter uitvoering van de sub a bedoelde regeling vast te stellen, te heffen en door de werkgever en de werknemer te betalen premie;

    • d. de rechten en verplichtingen van werkgever en werknemer, voor zover al niet begrepen onder dan wel voortvloeiend uit het sub a t/m c bepaalde;

    • e. ander onderwerpen die daarvoor naar het oordeel van het bestuur in aanmerking komen.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging en intrekking van het reglement.

  • 3. Voor het uitbrengen van hun stem over wijziging of intrekking van het reglement behoeven de bestuursleden de machtiging van het bestuur der organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 4. Het reglement en de wijzigingen daarin zullen niet in werking treden alvorens zij, door het bestuur ondertekend, ter inzage zijn neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 19 Direktie

  • 1. Het bestuur laat zich bij de vervulling van zijn taak terzijde staan door een direktie, bestaande uit een of meer direkteuren.

  • 2. De taak en de bevoegdheden van de direktie worden in een door het bestuur vast te stellen instruktie geregeld. Bij die instruktie kunnen het bestuur en het dagelijks bestuur bepaalde hen toekomende bevoegdheden aan de direktie overdragen, die deze bevoegdheden uitoefent onder toezicht en verantwoordelijkheid van het desbetreffende orgaan.

Artikel 20 Externe accountant en jaarverslag

  • 1. Het bestuur draagt de kontrole van de jaarrekening van het fonds op aan een externe registeraccountant.

  • 2. De accountant brengt jaarlijks een verklaring uit over zijn bevindingen.

  • 3. Het jaarverslag wordt ter inzage neergelegd ten kantore van het fonds en op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen. Het jaarverslag wordt op aanvraag toegezonden aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 21 Boekjaar

Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar. Het eerste boekjaar betreft de periode vanaf de datum van oprichting tot en met 31 december 1975.

Artikel 22 Commissie van Beroep

Vervallen m.i.v. 4 september 1980.

Artikel 23 Statutenwijziging

  • 1. Tot wijziging der statuten kan door het bestuur worden besloten in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan wijziging van de statuten bovendien geschieden doordat, nadat hiertoe door het dagelijks bestuur schriftelijk aan de leden van het bestuur een voorstel tot statutenwijziging is gedaan, de bestuursleden binnen 14 dagen nadien schriftelijk te kennen geven met het voorstel akkoord te gaan. Indien een der bestuursleden zich met het voorstel niet kan verenigen, wordt het voorstel tot wijziging van de statuten op de in het eerste lid aangegeven wijze behandeld.

  • 3. Tot wijziging van enig artikel der statuten kan slechts worden besloten door ten minste vijf/zesde van de stemmen der ter vergadering aanwezige bestuursleden.

  • 4. Voor het uitbrengen van hun stem over een voorstel tot statutenwijziging behoeven de leden van het bestuur de machtiging van het bestuur der organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 5. Elke wijziging der statuten moet bij notariële akte worden vastgelegd.

  • 6. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen in het stichtingenregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken.

  • 7. Wijzigingen in de statuten treden niet in werking alvorens een volledig exemplaar van die wijzigingen, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 24 Ontbinding en vereffening

  • 1. Het fonds wordt ontbonden

    • 1. bij besluit van het bestuur, in een daartoe bijzonderlijk uitgeschreven vergadering genomen:

      • a. met een meerderheid van ten minste vijf/zesde der door de ter vergadering aanwezige bestuursleden uitgebrachte geldige stemmen, hetzij

      • b. met gewone meerderheid van uitgebrachte geldige stemmen, indien het bestuur beslist, dat de regeling „vervroegd uittreden door oudere werknemers" in verband met van overheidswege getroffen wettelijke voorzieningen betreffende aan oudere werknemers te verlenen faciliteiten ten aanzien van vervroegde pensionering, vervroegd uit het arbeidsproces treden e.d. dient te vervallen;

    • 2. door insolventie, nadat het in staat van faillissement is verklaard, of door de opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel;

    • 3. door de rechter in de gevallen in de wet bepaald.

  • 2. Voor het medewerken aan een besluit, bedoeld in het vorige lid onder punt 1, behoeven de leden van het bestuur machtiging van de organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 3. Bij het nemen van een besluit tot ontbinding benoemt het bestuur een of meer personen die met de vereffening worden belast.

  • 4. Na het besluit tot ontbinding, wordt in stukken en aankondigingen die van het fonds uitgaan, aan de naam toegevoegd: „in liquidatie".

  • 5. Gedurende de vereffening treden de vereffenaars in de bevoegdheden en verplichtingen van het bestuur. Na het in werking treden van het besluit tot ontbinding zijn door werkgevers en werknemers geen premies meer verschuldigd over daarna gelegen perioden, en kunnen geen wijzigingen meer in de statuten en het reglement van het fonds worden aangebracht.

  • 6. Het bestuur beslist over de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen. Aan een eventueel batig liquiditeitssaldo wordt een bestemming gegeven die zoveel mogelijk in overeenstemming is met het doel van het fonds.

  • 7. De vereffenaars brengen zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen zes maanden na het tijdstip waarop de vereffeningswerkzaamheden het definitief afleggen van rekening en verantwoording mogelijk maken, schriftelijk verslag uit van de vereffening aan het bestuur onder overlegging van een rekening van ontvangsten en uitgaven over de periode gelegen tussen het einde van het boekjaar waarover zij laatstelijk ingevolge artikel 16 de jaarrekening hebben vastgesteld en het einde der vereffeningswerkzaamheden.

  • 8. Nadat het bestuur het verslag betreffende de vereffening heeft goedgekeurd en aan de vereffenaars ter zake décharge heeft verleend, benoemt het bestuur een bewaarder, onder wie de boeken en bescheiden van het fonds gedurende tien jaren blijven berusten.

STICHTING FONDS WERKTIJDVERMINDERING OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VERVROEGD UITTREDEN OUDERE WERKNEMERS

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

het fonds: de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven;

het bestuur: het bestuur van het fonds;

boekjaar: kalenderjaar;

deelnemer: degene die vervroegd uit het arbeidsproces is getreden op grond van de regeling inzake vervroegde uittreding als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de statuten;

ASF: Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven;

GBV: Grafische Bedrijfsverenigingen;

PGB: Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven;

AOW, AWW: Algemene Ouderdomswet, Algemene Weduwen- en Wezenwet;

AKW, AWBZ: Algemene Kinderbijslagwet, Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

ZW, AAW, WAO: Ziektewet, Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

WW, WWV: Werkloosheidswet, Wet Werkloosheidsvoorziening;

GBV-ZW-dagloon: het dagloon dat voor de GBV-verzekerden wordt berekend met toepassing van artikel 15 van de ZW en de daarop steunende algemene dagloonregelen en met inachtneming van het „Bijzondere Dagloonbesluit Ziektewet" van de GBV, zoals dat voor de deelnemer zou zijn vastgesteld bij voortduren van het dienstverband;

statuten: de statuten van het fonds;

uittredingsperiode: de tijd gedurende welke de deelnemer aanspraak kan maken op de in de artikelen 9 en 9a bedoelde uitkeringen;

werkgever: de werkgever in de zin van de statuten;

werknemer: de werknemer in de zin van de statuten.

Artikel 2 Premie

Werkgevers en werknemers zijn verplicht tot betaling aan het fonds van een premie:

  • a. behoudens ter zake van de werknemers die vallen onder de collectieve arbeidsovereenkomst voor dagbladjournalisten, is door de werkgever verschuldigd: 6,80% van het loon.

  • Hiervan wordt, als werknemersdeel in de premie, door de werkgever ingehouden op het loon 3,40%.

  • b. ter zake van de werknemers die vallen onder de collectieve arbeidsovereenkomst voor dagbladjournalisten is door de werkgever verschuldigd: 6,00% van het loon.

  • Hiervan wordt, als werknemersdeel in de premie, door de werkgever ingehouden op het loon 2,55%.

Artikel 3 Heffingsgrondslag, loon

  • 1. Grondslag voor de berekening van de door de werkgever af te dragen premie is het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • Grondslag voor de berekening van de in te houden werknemerspremie is het brutoloon van de werknemer.

  • 2. Niet in geld genoten loon wordt berekend naar het bedrag van de geldswaarde, waarbij onderricht niet wordt meegerekend.

  • 3. Het bestuur stelt de geldswaarde van huisvesting en van kost vast.

  • 4. In afwijking van het in lid 1 bepaalde wordt onder loon niet verstaan de uitkering die de werknemer ontvangt uit hoofde van de WAO/WW, alsmede het loon dat wordt gegeven in aanvulling op een uitkering ingevolge de WAO/WW.

  • 5. Onder loon wordt mede verstaan de loondervingsuitkering alsmede de eventuele aanvulling op het loon en/of de loondervingsuitkering die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid al dan niet via derden ontvangt.

Artikel 4 Vaststelling premieloon

  • 1. De verschuldigde jaarpremie als bedoeld in artikel 2 wordt berekend met inachtneming van de door de werkgever daartoe te verstrekken loongegevens.

  • 2. Laat de werkgever na die loongegevens voor het door het bestuur daartoe vastgestelde tijdstip te verstrekken of zijn die gegevens kennelijk onjuist, dan stelt het bestuur het loon naar beste weten vast. Het bestuur is bevoegd de alsdan vast te stellen premie te verhogen met een opslag van 5% van dat bedrag met een minimum van f 50,–. Deze verhoging wordt als premie beschouwd.

  • 3. Het bestuur kan een besluit tot vaststelling van het loon te allen tijde herzien, zolang niet meer dan drie kalenderjaren zijn verstreken sedert het einde van het boekjaar waarin de premie verschuldigd is geworden.

Artikel 5 Maximum premieloon

Voor de berekening van de premies komt het loon dat bij dezelfde werkgever voor dezelfde werknemer meer heeft bedragen dan het bedrag dat verkregen wordt door vermenigvuldiging van anderhalf maal het bedrag als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering met het aantal dagen waarop de werknemer bij de werkgever heeft gewerkt, voor dat meerdere niet in aanmerking.

Artikel 6 Afdracht van de premie

  • 1. De door de werkgever en werknemer verschuldigde premie wordt door het fonds, bij wijze van voorschot en in mindering op het over een boekjaar verschuldigde totaal van de premies aan de werkgever in rekening gebracht, in zodanige termijnen, op zodanige tijdstippen en tot zodanige bedragen als het bestuur nodig oordeelt; indien tijdens een boekjaar het premiepercentage gewijzigd wordt, kan het bestuur besluiten dat een voorschotpremie en het na afloop van het boekjaar vast te stellen totaal van de premies tegen een gemiddeld premiepercentage, door het bestuur vast te stellen, in rekening wordt gebracht.

  • Daarenboven kan het bestuur besluiten, indien het dit nodig oordeelt, ter zekerheidsstelling van premie-afdracht, een extra voorschot ter grootte van de premie over ten hoogste 1 jaar in rekening te brengen.

  • 2. De werkgever is verplicht de verschuldigde premie binnen 7 dagen na dagtekening van de nota te voldoen. Bij niet betaling binnen deze termijn is de werkgever door het enkele verloop van die termijn in gebreke.

Artikel 7 Te late betaling

  • 1. De werkgever die nalaat enig ingevolge het voorgaande artikel door hem te betalen bedrag op het daarvoor door het bestuur vastgestelde tijdstip te voldoen, zal een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 2. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde schadevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op eerste vordering van het fonds alle kosten te betalen, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

Artikel 8 Opgaven en inlichtingen

  • 1. Werkgevers en werknemers zijn verplicht om aan het fonds of diens gemachtigde(n) alle inlichtingen of opgaven te verstrekken, welke het bestuur voor de uitvoering van de statuten en reglement nodig acht.

  • 2. Desgevraagd zullen zij aan het fonds of diens gemachtigde inzage geven in die boeken en bescheiden waarvan het bestuur dit noodzakelijk acht.

Artikel 9 Uitkeringen

  • 1. De deelnemer heeft gedurende de uittredingsperiode recht op een maandelijkse bruto-uitkering ten laste van het fonds. De hoogte daarvan wordt bij aanvang eenmalig vastgesteld en is gebaseerd op het nettoloon, zoals bedoeld in het volgende lid.

  • 2. Ter bepaling van het nettoloon wordt uitgegaan van het werkelijke GBV-ZW-dagloon, zoals dat tijdens het direct aan de vervroegde uittreding voorafgaande dienstverband zou zijn vastgesteld, vermeerderd met de vakantietoeslag en eventuele jaarlijkse gratificaties en verminderd met alle wettelijke en daarmee gelijk te stellen inhoudingen.

  • 3. Ter vaststelling van de maandelijkse bruto-uitkering wordt het aldus in het vorige lid bepaalde nettoloon verhoogd met de tijdens de vervroegde uittreding wettelijk verschuldigde premie en belastingen en verlaagd met de vakantietoeslag en de eventuele jaarlijkse gratificaties.

  • 4. In geval van krachtens collectieve arbeidsovereenkomst (zoals die op de betreffende deelnemer onmiddellijk voorafgaande aan diens vervroegd uittreden van toepassing was) overeengekomen loonsverhogingen, wordt de maandelijkse bruto Vut-uitkering gedeeltelijk aangepast, en wel als volgt

    • a. voor degenen die een Vut-uitkering ontvangen op basis van artikel 9 wordt de algemene loonsverhoging volgens de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, voor zover deze verhoging meer dan 2% per jaar bedraagt, op hun Vut-uitkering toegepast;

    • b. voor degenen die een Vut-uitkering ontvangen op basis van artikel 9A wordt de algemene loonsverhoging volgens de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, voor zover deze verhoging meer dan 1% per jaar bedraagt, op hun Vut-uitkering toegepast,

  • een en ander met inachtneming van artikel 21 en met dien verstande dat de eerste algemene loonsverhoging volgens de cao na de vervroegde uittreding, volledig wordt toegekend. Als er op dat moment sprake is van een „0% verhoging" zal dit desondanks als eerste verhoging worden aangemerkt.

  • 5. Deelnemers hebben bovendien recht op:

    • a. een vakantietoeslag overeenkomstig de op hen van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of loonregeling;

    • b. een toeslag ter medeberekening van de vaste jaarlijkse, en in een week-, maand- of periodeloon dan wel in een vast percentage daarvan uitgedrukte gratifikaties en/of uitkeringen, voor zover de deelnemers in het jaar direkt voorafgaande aan de vervroegde uittreding daarop aanspraak hadden krachtens een schriftelijk vastgelegd(e)

      • (individuele) arbeidsovereenkomst, of

      • reglement;

    • c. een toeslag als tegemoetkoming in de premie verschuldigd wegens een door de deelnemer voortgezette partikuliere ziektenkostenverzekering en wel tot maximaal het bedrag dat de deelnemer van zijn werkgever ontving als bijdrage in de kosten van die verzekering.

    • d. een netto spaarloontoeslag ter grootte van 1,07% van het loon genoemd in artikel 2, lid 6, sub 3, van het Spaarloonreglement van het SGB, mits de deelnemer direct voorafgaande aan zijn vervroegde uittreding werknemer was in de zin van de statuten van het SGB.

  • 6. Voor de deelnemer zal het loon waarnaar de uitkering volgens lid 1 werd berekend niet meer bedragen dan anderhalf maal het maximum dagloon dat geldt voor de Ziektewet. Heeft een deelnemer bovendien recht op een toeslag als bedoeld in lid 5, sub a en b, dan kan desondanks de som van het uitkeringsloon en deze toeslag(en) niet meer bedragen dan anderhalf maal het maximum dagloon dat geldt voor de Ziektewet.

  • 7. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen betaald, voor het eerst over de maand waarin de vervroegde uittreding plaatsvond. De vakantietoeslag wordt in de maand mei betaald, de toeslag wegens gratifikaties en/of uitkeringen alsmede de spaarloontoeslag in de maand december, terwijl de toeslag als tegemoetkoming in de kosten van een partikuliere ziektekostenverzekering tegelijk met de uitkering in maandelijkse termijnen wordt betaald.

  • 8. Bij de eerste betaling en bij iedere wijziging van de uitkering verstrekt het fonds aan de deelnemer een specifikatie van het betaalde bedrag.

  • 9. Het bestuur is bevoegd bij de berekening van het in het tweede lid bedoelde loon, het loon dat is verschuldigd of wordt genoten ter zake van opvoering van het aantal gewerkte uren anders dan vanwege een medisch vastgestelde toegenomen mate van arbeidsgeschiktheid, dan wel bepaalde loonbestanddelen buiten beschouwing te laten indien, naar het oordeel van het bestuur, de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • Het bestuur is bovendien bevoegd, met betrekking tot de toeslagen als bedoeld in lid 5, gedeelten van de vakantietoeslag, van gratifikaties en/of uitkeringen en van vergoedingen die van de werkgever werden ontvangen in de kosten van een ziektekostenverzekering buiten beschouwing te laten, indien, naar het oordeel van het bestuur, de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 10. Uitsluitend ter uitvoering van het op 1 januari 1982 in werking getreden agreement – aangegaan tussen het fonds en een aantal stichtingen en ondernemingen die vervroegde uittreding regelen in verwante bedrijfssektoren met het oogmerk de nadelige gevolgen bij vervroegde uittreding ten gevolge van verandering van werkzaamheden of werkkring, zoveel mogelijk tegen te gaan – wordt wanneer toepassing van het agreement leidt tot vervroegde uittreding, de uitkering in afwijking van het in de vorige leden van dit artikel bepaalde, berekend overeenkomstig de daarvoor in het algemeen gestelde regelen.

Artikel 9A Vervroegde uittreding vóór 60 jaar

  • 1. De deelnemers jonger dan 60 jaar die na een dienstverband in de grafische bedrijven van 40 jaar, dan wel van 35 jaar in ploegendienst, van de vrijwillig vervroegde uittredingsmogelijkheid, zoals die krachtens de betreffende collectieve arbeidsovereenkomst dan wel overeenkomst tot vrijwillige deelneming mogelijk is, gebruik maken, hebben, in afwijking van het bepaalde in artikel 9, lid 1 gedurende de uittredingsperiode recht op een maandelijkse bruto-uitkering gebaseerd op 90% van het nettoloon. Deze uitkering wordt bij aanvang eenmalig vastgesteld.

  • voor werknemers jonger dan 60 jaar die gebruik maken van deeltijd-Vut, zal bij vermindering van de mate van deeltijdwerken op of na hun 60e verjaardag, de daarvoor in de plaats komende Vut-uitkering eveneens vastgesteld worden op het niveau van 90%.

  • 2. De minimum netto-uitkering zal echter nimmer minder bedragen dan het netto wettelijk minimumloon dat voor de betreffende deelnemer geldt.

  • 3. De bepalingen in de statuten en in dit reglement zijn voor zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing.

  • 4. Het bestuur kan echter afwijkende bepalingen en nadere regels vaststellen.

Artikel 10 Inhoudingen/afdrachten

  • 1. Voor rekening van de deelnemer komen de op de uitkering, op de vakantietoeslag en op de toeslag voor gratifikaties en/of uitkeringen in te houden:

    • a. verschuldigde loonbelasting;

    • b. verschuldigde premies AOW/AWW;

    • c. voor zover van toepassing de door de deelnemer verschuldigde ziekenfondspremie.

  • 2. Voor rekening van het fonds komt de afdracht van:

    • a. de verschuldigde premies AKW/AWBZ/AAW aan de belastingdienst;

    • b. de verschuldigde ASF-bijdrage aan het ASF;

    • c. de pensioenpremie indien en voor zoveel verschuldigd aan het PGB, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 12;

    • d. voor zover van toepassing het door het fonds verschuldigde werkgeversdeel van de ziekenfondspremie aan het betreffende ziekenfonds.

Artikel 11 Kortingen op uitkeringen

  • 1. Op de uitkeringen als bedoeld in het eerste lid van artikel 9 worden in mindering gebracht:

    • a. indien met toestemming van het bestuur in de uittredingsperiode werkzaamheden worden verricht: de voor die werkzaamheden ontvangen beloning resp. vergoeding;

    • b. uitkeringen waarop de deelnemer krachtens een pensioenregeling aanspraak kan maken;

    • c. uitkeringen krachtens de ZW resp. de AAW en/of de WAO resp. de WW en/of de WWV waarop de deelnemer tijdens zijn uittredingsperiode aanspraak heeft resp. verkrijgt, en andere loondervingsuitkeringen, alsmede de eventuele aanvullingen op het loon en/of de loondervingsuitkeringen die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking al dan niet via derden ontvangt.

  • 2. Verrekening als in het eerste lid bedoeld onder b en c vindt plaats ook wanneer de deelnemer verzuimt dan wel heeft verzuimd, zijn aanspraken geldend te maken.

  • 3. In afwijking van het in het eerste en tweede lid bepaalde kan het bestuur op grond van bijzondere omstandigheden beslissen, dat vorenbedoelde korting niet of niet volledig wordt toegepast.

Artikel 12 Voortzetting opbouw pensioen

  • 1. De pensioenverzekering wordt bij het als gevolg van de vervroegde uittreding eindigen van het dienstverband, voortgezet als ware de dienstbetrekking niet geëindigd.

  • 2. Het fonds zet ten behoeve van de bij het PGB verzekerde werknemer die deelnemer wordt, de verzekering voort en draagt de in totaal ingevolge de statuten en Pensioenreglement PGB verschuldigde premie af aan het PGB. Het in de vorige volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing wanneer met het PGB een overeenkomst tot vrijwillige verzekering was aangegaan op dezelfde voorwaarden als die welke gelden bij de verplichte verzekering.

  • 3. Indien:

    • a. ten behoeve van een werknemer door diens werkgever met het PGB een overeenkomst tot vrijwillige verzekering was aangegaan op voorwaarden die afwijken van die welke voor de verplichte verzekering gelden, of

    • b. ten behoeve van een werknemer door diens werkgever een bijzondere pensioenvoorziening was getroffen deswege vrijstelling was verleend van de verplichting deel te nemen in het PGB, of

    • c. ten behoeve van een werknemer door diens werkgever een pensioenvoorziening was getroffen die is ondergebracht bij een ondernemingspensioenfonds, een ander bedrijfspensioenfonds dan het PGB of bij een andere verzekeraar,

  • zal de werkgever gehouden zijn de verzekering ten behoeve van de werknemer die deelnemer is geworden, gedurende de uittredingsperiode voort te zetten en de totaal verschuldigde premie aan de verzekeraar te betalen.

  • Het fonds vergoedt aan de werkgever de premie die voor bedoelde pensioenverzekeringen aan de verzekeraar verschuldigd is tot ten hoogste de maximum premie die in het kalenderjaar voor de verplichte verzekering ingevolge het PGB geldt, ook voor lopende uitkeringen, echter niet dan na overlegging van een verklaring van de verzekeraar waarin betaling van de verschuldigde premie wordt bevestigd.

  • 4. Indien een werkgever als bedoeld in het vorige lid vanwege faillissement in gebreke blijft zijn daar genoemde verplichtingen te voldoen zal het fonds een bedrag, te berekenen volgens door het bestuur vast te stellen richtlijnen, ter betaling van pensioenpremie aan de verzekeraar ter beschikking stellen.

  • Door het fonds deswege betaalde pensioenpremies worden verhaald op de werkgever.

Artikel 13 Voortzetting opbouw spaarloon

(Vervallen m.i.v. 1-1-1994)

Artikel 14 Overlijdensuitkering

  • 1. Indien een deelnemer voor het bereiken van zijn 65e jaar overlijdt, wordt de uitkering als bedoeld in artikel 9, eerste lid, voor zover niet reeds uitbetaald, tot en met de laatste dag van de tweede maand volgende op die waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald – voor zover mogelijk in een bedrag ineens –:

    • a. aan de langstlevende van de echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenote gescheiden leefde;

    • b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige wettige en natuurlijke kinderen;

    • c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels voorzag in de kosten van het bestaan en met wie hij in gezinsverband leefde.

  • Voor de toepassing van het eerste lid, sub a worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft bloedverwanten in eerste of tweede graad. Van een gezamenlijke huishouding als hier bedoeld, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid wordt de uitkering met ingang van de dag na het overlijden, met inachtneming van het bepaalde in de leden 1 en 6 van artikel 9, verhoogd tot het GBV-ZW-dagloon dat voor het overlijden zou hebben gegolden bij voortduren van het dienstverband.

  • 3. Indien er geen rechthebbenden zijn als bedoeld in het eerste lid wordt de uitkering als bedoeld in het eerste lid, voor zover niet reeds uitbetaald na het overlijden van degene aan wie de uitkering is toegekend tot en met de laatste dag der maand, waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald aan de persoon of de personen, die daarvoor naar het oordeel van het bestuur in aanmerking komt resp. komen, mits deze daartoe binnen zes maanden na het overlijden een verzoek bij het bestuur heeft resp. hebben ingediend.

  • 4. Het in het eerste lid bepaalde mist toepassing indien de in het eerste lid bedoelde deelnemer ten tijde van het overlijden uitkering ingevolge de ZW, WAO of AAW genoot.

Artikel 15 Aanvraag uitkeringen

  • 1. De deelnemer, die aanspraak maakt op de uitkering resp. toeslagen als bedoeld in artikel 9, eerste resp. vijfde lid, is verplicht deze met gebruikmaking van een daartoe door het bestuur vast te stellen en tijdig ter beschikking te stellen formulier, ten minste twee maanden voor de datum waarop hij vervroegd zal uittreden, bij het fonds aan te vragen.

  • 2. De gevolgen van het te laat aanvragen van de uitkering worden bij bestuursbesluit geregeld.

Artikel 16 Verplichtingen deelnemer

  • 1. Onverminderd de verplichtingen die voor hem uit het elders in dit reglement bepaalde voortvloeien, is de deelnemer verplicht:

    • a. zich gedurende de uittredingsperiode te onthouden van het verrichten van werkzaamheden waarvoor normaliter loon of een vergoeding wordt uitbetaald, tenzij het bestuur voor het verrichten van die werkzaamheden toestemming heeft verleend;

    • b. zich bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, ontstaan binnen een maand na het einde der dienstbetrekking, terstond ziek te melden:

      • 1. bij de GBV, indien zijn laatste werkgever bij de GBV was aangesloten, dan wel

      • 2. bij het fonds indien zijn laatste werkgever bij een andere bedrijfsvereniging dan de GBV was aangesloten, in welk geval de deelnemer gehouden is zich bovendien ziek te melden bij die andere bedrijfsvereniging;

    • c. indien hij wegens ziekte arbeidsongeschikt wordt binnen het eerste jaar van zijn vervroegde uittreding, en vervolgens gedurende 3 achtereenvolgende maanden arbeidsongeschikt blijft, van de arbeidsongeschiktheid onverwijld schriftelijk mededeling te doen aan het fonds;

    • d. op verlangen en ten genoegen van het bestuur aan te tonen dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vervroegde uittreding als omschreven in de regeling bedoeld in artikel 2, eerste lid van de statuten;

    • e. een hem eens per drie maanden toegezonden vragenformulier ingevuld en getekend binnen de daarvoor gestelde termijn aan het fonds terug te sturen.

  • 2. Bij niet-nakoming van een of meer van de in het eerste lid dan wel elders in dit reglement genoemde verplichtingen kan het bestuur besluiten de uitkeringen te beëindigen dan wel te herzien en gedurende drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin uitkering is verleend, ten onrechte genoten uitkeringen terug te vorderen.

  • Het bestuur kan een eenmaal beëindigde uitkering heropenen al dan niet onder door het bestuur te stellen voorwaarden.

Artikel 17 Verplichting tot loonspecifikatie; aansprakelijkheid

  • 1. De werkgever is verplicht een hem in het kader van de uitvoering van dit reglement toegezonden loonspecifikatieformulier, waarvan de door de werkgever in te vullen gegevens dienen voor het berekenen van de uitkering te ondertekenen, te doen ondertekenen door de werknemer en het daarna ten spoedigste aan het fonds te retourneren.

  • 2. De als gevolg van het verstrekken van onjuiste gegevens geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen kunnen worden teruggevorderd. Behalve de geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen, kunnen in geval van nalatigheid worden teruggevorderd: een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, en/of alle kosten, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

  • 3. Voor het terugbetalen van de door de werknemer ten onrechte genoten uitkeringen als bedoeld in het tweede lid zijn de werkgever en de werknemer hoofdelijk aansprakelijk.

  • 4. Het terugvorderingsrecht van het fonds als bedoeld in het tweede lid, verjaart door verloop van drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin geheel of ten dele ten onrechte betalingen zijn gedaan.

Artikel 18 Einde uitkeringen

De in dit reglement genoemde uitkeringen eindigen:

  • a. per de eerste van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt;

  • b. op de dag volgende op die waarop de deelnemer zonder de 65-jarige leeftijd te hebben bereikt, is overleden;

  • c. per de datum met ingang waarvan het bestuur met toepassing van het tweede lid van artikel 16 besluit de uitkering te beëindigen.

Artikel 19 Gedeeltelijk vervroegd uittreden

  • 1. De werknemer die recht heeft op vervroegd uittreden kan van dit recht gedeeltelijk gebruik maken zoals dit krachtens de betreffende collectieve arbeidsovereenkomst dan wel overeenkomst tot vrijwillige deelneming voor hem mogelijk is.

  • 2. Een werknemer kan gedeeltelijk vervroegd uittreden volgens door het bestuur vastgestelde percentages.

  • 3. De werknemer die gedeeltelijk vervroegd uittreedt ontvangt van het fonds een aan het uittredingspercentage aangepaste bruto-uitkering, gebaseerd op het nettoloon als bedoeld in artikel 9, lid 2, een en ander volgens door het bestuur nader te stellen regels.

  • 4. De termijn waarbinnen en de wijze waarop aanvragen voor uitkeringen moeten worden ingediend, als genoemd in artikel 15, zijn van overeenkomstige toepassing op aanvragen voor gedeeltelijk vervroegd uittreden alsmede op elke wijziging van het uittredingspercentage.

  • 5. De bepalingen in de statuten en in de voorgaande artikelen zijn voor zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing.

  • 6. Het bestuur kan echter afwijkende bepalingen en nadere regels vaststellen.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Dit op 1 september 1979 vastgestelde reglement werkt terug tot 1 augustus 19791.

Artikel 21 Overgangsbepaling

  • 1. Op werknemers die vóór 1 januari 1995 vanaf hun 60e jaar vervroegd zouden kunnen uittreden op basis van de vervroegde uittredingsregeling zoals die voor die datum gold, doch het moment waarop zij vervroegd uittreden zouden willen uitstellen tot na die datum, zijn de bepalingen omtrent de hoogte van de uitkering zoals die golden vóór 1 januari 1995, onverkort gedurende de looptijd van hun Vut-uitkering van toepassing.

  • 2. Werknemers die vóór 1 januari 1995 vanaf hun 56e jaar vervroegd zouden kunnen uittreden op basis van de vervroegde uittredingsregeling zoals die voor die datum gold, doch het moment waarop zij vervroegd uittreden zouden willen uitstellen tot na die datum, kunnen ook na 1 januari 1995 daadwerkelijk vervroegd uittreden. De bepalingen omtrent de hoogte van de uitkering zoals die golden vóór 1 januari 1995 zijn gedurende de looptijd van hun Vut-uitkering onverkort van toepassing op deze werknemers.

III. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder opgenomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.

IV. Indien en voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

V. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant.

VI. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 4 februari 1997

C. J. Meerhof


XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Het bepaalde in artikel 1637s Burgerlijk Wetboek blijft onverkort van toepassing.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Noot van partijen: De wijziging van artikel 4.3 lid 2 per 1 april 1996 heeft geen consequenties voor eerder toegekende zogenoemde diensttijdentoeslagen.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Noot van partijen: Als gevolg van wijziging van de in de cao geregelde vakantie-opbouwsystematiek per 1 april 1996 (geregeld was dat de werknemer die van 1 mei t/m 1 april vakantie opbouwde voor de daaropvolgende periode van 1 mei t/m 30 april) ontstaat een samenloop van vakantierechten. Afgesproken is daarom dat het vakantierecht van 16,6 dagen (8/12 van 25 dagen, d.w.z. de vakantiedagen opgebouwd van mei t/m december 1995) van een werknemer die op 1 januari 1996 één jaar in dienst was tot het einde van het dienstverband wordt bewaard. Wel kunnen werkgever en werknemer een andere afspraak maken. Deze individuele afspraak dient schriftelijk te worden vastgelegd.

XNoot
1

Noot van partijen: Tussen het FWG en de vut-fondsen voor boeken- en tijdschriftenuitgeverijen, het kartonnage- en flexibele verpakkingsbedrijf en de tijdschriftenjournalisten is overeengekomen dat voor de toepassing van het zogenoemde tienjaarscriterium de jaren doorgebracht onder de werkingssfeer van deze fondsen bij elkaar geteld zullen worden. Voor nadere bijzonderheden wordt verwezen naar de administraties van genoemde fondsen.

XNoot
1

Toelichting van partijen: De teksten van bijvoorbeeld complexiteit en afbreukrisico en werkomstandigheden van één niveau komen wel overeen met de in te delen functie, maar de tekst over regelcapaciteit van dat niveau wijkt af van de functie: de functie wordt dan toch op het desbetreffende niveau ingedeeld.

XNoot
1

Toelichting van partijen: Het maakt niet uit of de vereiste kennis is opgedaan via een dag- of avondcursus of andere opleiding, danwel middels praktijkervaring.

XNoot
1

Toelichting van partijen: Van een samengestelde functie is sprake als de werknemer structureel – een aantal – verschillende taken uitoefent. In veel bedrijven voert een werknemer een aantal uiteenlopende taken uit: de lichtdrukker (foto)kopieert bijvoorbeeld ook; de afdelingschef doet baliewerkzaamheden; de (foto-)kopieerder verricht werk als koerier/chauffeur. In deze gevallen geeft het zwaarste deel van de taken de doorslag.

XNoot
1

Toelichting van partijen: Multi-inzetbaar wil zeggen dat de werknemer in staat is om ook andere dan de eigen werkzaamheden te verrichten en dat daarop – incidenteel – een beroep wordt gedaan. Over deze mogelijkheden tot flexibiliteit kunnen in de onderneming extra-afspraken worden gemaakt.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

Naar boven