Beslissing op verzoek om ontheffing van het verbod van collectieve verticale prijsbinding

Gelet op artikel 9g van de Wet economische mededinging maakt de Minister van Economische Zaken bekend dat hij op 12 december 1997 zijn beslissing op het ontheffingsverzoek van de Vereeniging van Muziekhandelaren en -uitgevers in Nederland inzake collectieve verticale prijsbinding heeft kenbaar gemaakt. De integrale tekst van de beschikking wordt onderstaand weergegeven.

Beslissing op ontheffingsverzoek

15 december 1997/nr. ES/MW/97070196

De Vereeniging van Muziekhandelaren en -uitgevers in Nederland

t.a.v. dhr. P.A. van Zuylen

Westerduinweg 34

2116 VH Bentveld

Geachte heer Van Zuylen,

1. Hierbij deel ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, drs. A. Nuis, de beslissing mede op het verzoek van De Vereeniging van Muziekhandelaren en -uitgevers in Nederland (VMN) om ontheffing van het verbod van collectieve verticale prijsbinding inzake muziekuitgaven van 11 september 1990.

Inleiding

2. Met de brief van 15 juli 1993 hebben de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken mr. Yvonne C.M.T. van Rooy en de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur drs. H. d’Ancona, overeenkomstig het bepaalde in artikelen 9g, 13 en 20 van de Wet economische mededinging (Wem) aan de Commissie economische mededinging in hoofdzaak advies gevraagd over:

• het voornemen om naar aanleiding van uw verzoek van 11 september 1990, op grond van artikel 9g Wem voor een periode van 15 jaren aan de VMN ontheffing te verlenen van de generieke onverbindendverklaring van collectieve verticale prijsbinding inzake muziekuitgaven;

• het voornemen om artikel 12 van het Reglement Handelsverkeer van muziekuitgaven, waarbij het aan bij de VMN aangesloten ondernemers wordt verboden om muziekuitgaven van Nederlandse uitgevers en alleenvertegenwoordigers uit het buitenland te betrekking, met toepassing van artikel 19, eerste lid, onder b, Wem in strijd met het algemeen belang te verklaren.

3. Van de adviesaanvraag is mededeling gedaan in de Staatscourant van 17 augustus 1993. In deze publicatie is tevens medegedeeld dat belanghebbenden zich binnen twee weken nadien schriftelijk tot de Commissie konden wenden teneinde door deze te worden gehoord.

Aanleiding tot de adviesaanvraag

4. De VMN heeft bij brief van 11 september 1990 een verzoek ingediend tot ontheffing van het verbod van verticale prijsbinding zoals neergelegd in artikel 9e, eerste lid, onder a, Wem, ten behoeve van het stelsel van vaste prijzen voor muziekuitgaven. Dit verzoek is ontvangen op 21 september 1990. Nadien heeft VMN het verzoek mondeling alsmede schriftelijk bij brief van 28 november 1991 nader toegelicht.

Inhoud van de regelingen

5. De bepalingen die de vaste prijs van muziekuitgaven bewerkstelligen en waarvoor de VMN ontheffing verzoekt, zijn neergelegd in het Reglement Handelsverkeer van muziekuitgaven (hierna: het Reglement). Onder muziekuitgaven wordt verstaan bladmuziek en muziekliteratuur (voornamelijk lesmethoden). Het Reglement omvat regelgeving met betrekking tot de prijsbinding alsmede een erkenningsregeling.

6. Lid van de VMN kunnen zijn uitgevers, grossiers en handelaren (dat wil zeggen detaillisten). Daarnaast kent het Reglement nog enkele categorieën aangeslotenen: debitanten en erkenden. Momenteel zijn 375 ondernemingen georganiseerd binnen het VMN-verband.

7. Onder ’alleenvertegenwoordigers’ verstaat de VMN uitgevers, grossiers, handelaren of specialisten die de alleenverkoop voor Nederland van muziekuitgaven van één of meer al dan niet buitenlandse uitgevers hebben verworven en dit recht officieel hebben bekend gemaakt.

8. De bepalingen in het Reglement met betrekking tot de prijsbinding houden in hoofdlijnen de volgende elementen in:

• de uitgever respectievelijk alleenvertegenwoordiger die lid is van de VMN is gehouden voor elk van zijn uitgaven een particuliere verkoopprijs vast te stellen welke zal gelden bij verkoop van die muziekuitgave aan de consument/gebruiker;

• voor buitenlandse uitgaven die niet via een alleenvertegenwoordiger worden verspreid geldt als particuliere verkoopprijs die van het land van oorsprong, omgerekend tegen een door de VMN vastgestelde omrekenkoers. Voor het bepalen van deze omrekenkoers hanteert de VMN in grote lijnen de valutakoers, vermeerderd met een kostenopslag;

• het is leden van de VMN niet toegestaan korting op de particuliere verkoopprijs te geven aan particulieren (waaronder begrepen vakmusici en leraren);

• leden van de VMN zijn vrij in levering met korting aan andere leden alsmede aan boekhandelaren die zijn erkend door de zusterorganisatie Koninklijke Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels (KVB);

• aan onderwijsinstellingen waarvan aangenomen wordt dat zij de uitgaven niet verhandelen, alsmede aan muziekbibliotheken, mag een zekere korting worden verleend;

• door leveringsvoorwaarden te stellen is het mogelijk dat de vereniging namens de leden, erop kan toezien dat iedere schakel in het handelsverkeer de vastgestelde particuliere prijs handhaaft. De algemene leveringsvoorwaarden gelden voor alle afnemers, dus ook voor degenen die geen lid zijn van de VMN.

9. De erkenningsregeling vermeldt de vereisten om als ’handelaar’ te worden toegelaten tot het lidmaatschap van VMN. Allereerst dient men hiertoe te beschikken over een winkelruimte. Ten tweede worden eisen gesteld aan vakbekwaamheid en kredietwaardigheid. De VMN kent een voorlopig lidmaatschap voor een periode van vier jaar, bedoeld voor degenen die nog niet voldoende vakbekwaamheid bezitten. Voor het verkrijgen van het lidmaatschap als ’uitgever’ of ’grossier’ gelden de eis van vakbekwaamheid en die van kredietwaardigheid.

10. Voorts gelden nog de volgende verbodsbepalingen:

• het is leden van de VMN verboden muziekuitgaven te betrekken in Nederland van andere dan leden;

• het is leden van de VMN verboden muziekuitgaven van Nederlandse uitgevers en alleenvertegenwoordigers te betrekken uit het buitenland (artikel 12, lid d). Deze bepaling raakt derhalve de herinvoer van geëxporteerde muziekuitgaven.

De relevante markt

11. Het reglement van de VMN is van toepassing op muziekuitgaven die in Nederland worden verhandeld (dus niet op export). Zoals gezegd wordt in het reglement onder muziekuitgaven verstaan bladmuziek en muziekliteratuur (voornamelijk lesmethoden). De reikwijdte van het reglement is het gehele distributietraject van uitgever c.q. importeur of alleenvertegenwoordiger tot consument/eindgebruiker. De relevante markt is derhalve de handel in bladmuziek en muziekliteratuur in Nederland.

12. De Nederlandse markt voor bladmuziek kende in 1992 een omzet van circa 55 miljoen gulden (inclusief BTW). VMN schat de omzet in muziekliteratuur in 1996 op zo’n 2 miljoen gulden. Het importaandeel van de omzet in muziekuitgaven fluctueert tussen de 60 en 70%. De export van muziekuitgaven is gering; vooral muziekliteratuur (zoals gezegd veelal lesmethoden) stuit bij export op taalgrenzen. VMN schat dat in 1996 circa 2,6 miljoen stuks muziekuitgaven werden verkocht, tegen een gemiddelde prijs van circa 21 gulden.

13. Er waren in 1993 in Nederland in de muziekbranche volgens de VMN circa 75 uitgevers werkzaam volgens de definitie van VMN. TNO hanteert in haar onderzoek van juni 1997 een bredere definitie (ook ondernemers die incidenteel uitgeven en ondernemers die behoren tot een grotere uitgever) en komt daardoor uit op 500 uitgevers. Nederland kent in 1997 twee grossiers in muziekuitgaven; twee minder dan in 1993.

14. De detailhandel in muziekuitgaven telde in 1992 volgens het Economisch Instituut Midden- en kleinbedrijf 465 handelaren (hierna aangeduid als ’muziekhandel’). Het aantal handelaren hiervan dat bladmuziek verkoopt schommelt al jaren rond de 300. Ook de gewone boekhandel verkoopt muziekuitgaven en wel in het bijzonder muziekliteratuur. De gewone boekhandel is echter nauwelijks werkzaam op het gebied van bladmuziek.

15. De bedrijfsomzet van de muziekhandel wordt in 1992 gemiddeld voor 12% behaald uit bladmuziek. Muziekliteratuur (voornamelijk lesmateriaal) beslaat een zeer klein deel van de omzet in de muziekhandel. Het merendeel van de muziekhandel verkoopt ook instrumenten alsmede in toenemende mate een verwant nevenassortiment.

16. De voorraadhoudende functie ten aanzien van bladmuziek is in belangrijke mate verlegd van de muziekhandel naar de uitgever. De voorraadbreedte bij de muziekhandel varieert van 500 verschillende items tot 12.000 in de grote zaken.

17. Van de ondernemingen die in Nederland actief zijn op de markt van bladmuziek is nagenoeg elke onderneming georganiseerd binnen het VMN-verband; VMN heeft zoals gezegd 375 leden. Een groot deel van de ondernemers die geen bladmuziek, maar wel muziekliteratuur verkopen zijn geen lid van VMN, maar wel van de zusterorganisatie KVB. Niet bij de VMN aangesloten branchegenoten maken soms gebruik van de diensten van bevriende bedrijven; zo schakelen kleine uitgeverijen vaak een VMN-lid in als alleenvertegenwoordiger.

De motivering van het ontheffingsverzoek

18. Samengevat is de argumentatie van de VMN de volgende.

De VMN brengt de verbondenheid naar voren die bestaat tussen de problemen in de boeken- en in de muziekuitgavenbranche. In beide branches gaat het om een goed met culturele aspecten. Evenals in de boekenbranche is er ter zake van het uitgeven van muziekuitgaven sprake van interne subsidiëring. Wanneer nu, bijvoorbeeld door muziekleraren, muziekuitgaven beneden het huidige prijsniveau zouden mogen worden verkocht zullen de muziekhandelaren moeten volgen. Om hun marges op peil te houden zullen deze druk gaan uitoefenen op de grossiers en uitgevers, waardoor de ruimte voor interne subsidiëring afneemt. Het aanbod zal daardoor verschralen. Uit culturele overwegingen acht de VMN dit ongewenst.

19. Ook voorziet de VMN bij het loslaten van de prijsbinding een vermindering in het aantal verkooppunten waar de consument terecht kan voor een breed assortiment en voor advies over de moeilijkheidsgraad van het muziekstuk. Aldus wordt niet langer tegemoet gekomen aan de behoefte van veel muziek beoefenaren. Ook op dit vlak zouden, aldus de VMN, culturele belangen worden geschaad.

20. Met name muziekleraren en muziekscholen worden door de VMN genoemd als risicofactor ten aanzien van ondergraving van de vaste prijs: wanneer deze onderwijsgevenden een beperkt assortiment muziekuitgaven aanbieden kunnen zij daarom marginaal calculeren, immers behoeven zij hun inkomen niet te behalen uit deze verkoopactiviteiten. Daarom heeft de VMN de eis gesteld van het beschikken over een winkelruimte.

21. Een ander groot probleem waardoor de muziekuitgavenbranche volgens de VMN in een kwetsbare positie verkeert is het illegaal kopiëren. Vooral specifieke uitgaven voor minder gangbare instrumenten zijn door hun kleine oplage duur en daardoor kwetsbaar voor prijsonderbieding en illegaal kopiëren. In 1993 concludeerde de Stichting Economisch Onderzoek in een door haar uitgevoerd onderzoek dat de verhouding kopen:kopiëren in pagina’s 3:1 is. De VMN schat de omvang van het omzetverlies door illegaal kopiëren op 50 à 60%, af te leiden uit de terugloop van de oplagegrootte terwijl het aantal muziekbeoefenaren die terugloop niet indiceert. Het illegaal kopiëren vormt op zich een rem op een te hoge prijsstelling.

22. De erkenningsregeling beoogt volgens de VMN de controle op het naleven van de prijsbinding te vereenvoudigen. De ondernemingen in deze sector zijn veelal kleinschalig: dat geldt ook voor de uitgeverijen. De VMN acht het ondoenlijk op individuele basis de naleving van een vaste prijs effectief vorm te geven en acht een collectieve structuur daartoe onmisbaar.

23. Daarnaast beoogt de erkenningsregeling te voorkomen dat muziekscholen of muziekleraren de krenten uit de pap van de verkoop van muziekuitgaven vissen tot schade van de professionele bladmuziekhandel.

Beleidsmatig oordeel in de adviesaanvraag

24. Op 15 juli 1993 hebben de toenmalige bewindslieden naar aanleiding van het ontheffingsverzoek van de VMN conform artikel 9g, eerste lid, van de Wet economische mededinging (Wem) aan de Commissie economische mededinging advies gevraagd.

Effecten van de Regeling op de markt

25. De toenmalige bewindslieden hebben in de adviesaanvraag aangegeven dat er door de Regeling een situatie ontstaat van exclusief verkeer. Deze situatie ontstaat doordat in de prijsregeling wordt bepaald aan wie met korting mag worden geleverd, alsmede door de genoemde bijkomende verbodsbepalingen bij de erkenningsregelingen. Dit exclusief verkeer marginaliseert, gegeven de hoge organisatie- graad, de mogelijkheden voor een bestaan in de handel van muziekuitgaven buiten het kader van de VMN: de uitgever die geen lid is van VMN kan zijn werken niet afzetten aan VMN-leden (tenzij via alleenvertegenwoordiging) en de detaillist die geen lid is kan niet met handelskorting geleverd krijgen.

26. Als gevolg van de prijsregeling en de verplicht gehanteerde leveringsvoorwaarden is het voor de consument vrijwel onmogelijk om muziekuitgaven van Nederlandse of buitenlandse herkomst te verkrijgen beneden de vastgestelde particuliere verkoopprijs. Slechts in beperkte mate is er in Nederland sprake van rechtstreekse import, door muziekscholen en conservatoria.

Cultureel belang

27. In de adviesaanvraag hebben de toenmalige bewindslieden gesteld dat de betekenis van de Regeling voor het bereiken van doeleinden van voornamelijk culturele aard door hen wordt onderkent. Om die reden hebben zij daarbij kenbaar gemaakt dat zij geen gronden aanwezig achten om de tot dusver verleende ontheffing van het verbod op collectieve verticale prijsbinding ter zake van muziekuitgaven te discontinueren.

28. De toenmalige bewindslieden kwamen mede tot dit standpunt op grond van de brief aan de Tweede Kamer d.d. 9 november 1985 van de toenmalige minister van Volksgezondheid Welzijn en Cultuur mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, ter zake van de vaste boekenprijs. Daarin wordt het volgende gesteld:

’Wanneer de huidige ontheffing in verband met de inwerkingtreding van de bij de Raad van State aanhangige wijziging van de Wet economische mededinging van rechtswege vervalt en indien de boekenbranche om een nieuwe ontheffing verzoekt, zal een zodanig verzoek worden ingewilligd. Het is onze bedoeling zulk een ontheffing te verlenen voor een periode van vijftien jaren.’

29. In dat kader hebben zij evenwel ook gesteld dat bijkomende beperkingen van de onbelemmerde toegankelijkheid tot de markt slechts zouden kunnen worden aanvaard voor zover die strikt noodzakelijk zijn ter handhaving van een stelsel van prijsbinding.

30. Tussen boeken en muziekuitgaven achtten de bewindslieden in hun adviesaanvraag zodanig grote overeenkomst aanwezig, naar kenmerken van product en marktomstandigheden, dat een overeenkomstig beleid in de rede ligt. Derhalve hebben zij als voornemen aan de Commissie economische mededinging voorgelegd, aan de VMN voor een periode van vijftien jaren ontheffing te verlenen van de generieke onverbindendverklaring van collectieve prijsbinding.

31. Ter zake van de erkenningsregeling hebben de toenmalige bewindslieden overwogen dat deze weliswaar in samenhang met de prijsregeling een vorm van exclusief verkeer teweegbrengt, doch dat naar hun oordeel de eisen waaraan moet worden voldaan om toegang te verkrijgen tot dat exclusief verkeer, niet onnodig belastend zijn.

32. Wel hebben zij ernstige bezwaren geuit tegen één aspect van de erkenningsregeling, namelijk het bij artikel 12, lid d, van het Reglement aan de leden opgelegde verbod om muziekuitgaven die afkomstig zijn van Nederlandse uitgevers of alleenvertegenwoordigers, te betrekken uit het buitenland. Dit verbod kan de handel tussen Lid-Staten van de Europese Gemeenschap ongunstig beïnvloeden en is derhalve waarschijnlijk strijdig met artikel 85, eerste lid, van het EG-Verdrag. Mede daarom achtten zij dit verbod in strijd met het algemeen belang.

33. Op die grond hebben de toenmalige bewindslieden als voornemen aan de Commissie economische mededinging voorgelegd, artikel 12, lid d, van het Reglement op grond van artikel 19 van de Wem in strijd met het algemeen belang te verklaren.

Advies van de Commissie economische mededinging

34. De Commissie heeft op 10 december 1993 haar advies uitgebracht nadat de VMN, als enige belanghebbende die daarom had verzocht, op 1 oktober 1993 door een subcommissie was gehoord. Tijdens de hoorzitting is door de VMN, in antwoord op vragen van de Commissie, nog het volgende naar voren gebracht.

35. De hoogte van de prijs van muziekuitgaven wordt dikwijls, maar ten onrechte, als argument gebruikt voor het veelvuldig kopiëren. De prijs van muziekuitgaven ligt in Nederland lager dan in sommige andere landen.

36. Het argument van de consument om bladmuziek te kopen in de bladmuziekhandel is de aanwezigheid van een breed assortiment. Het voeren van een breed assortiment met daarin ook uitgaven met geringere oplage is alleen mogelijk indien op de gangbare uitgaven een hogere marge kan worden gerealiseerd.

37. Het importverbod in artikel 12, lid d, van het Reglement strekt ook tot bescherming van de alleenvertegenwoordiger en is tevens in het belang van de consument. De alleenvertegenwoordiger moet behoorlijk investeren; opheffing van het importverbod zou leiden tot inkrimping van het assortiment.

38. VMN heeft schriftelijk bij de Commissie het voornemen neergelegd om artikel 12, lid d, het Reglement zodanig te mitigeren dat het importverbod alleen geld voor import uit landen buiten het gebied van de Europese Gemeenschap.

Oordeel van de Commissie

39.De Commissie stemt in met de in de adviesaanvraag aangeduide overeenkomst tussen boeken en muziekuitgaven. Naar het oordeel van de Commissie ligt een overeenkomstig beleid in de rede en zijn er geen argumenten om ten aanzien van muziekuitgaven een ander standpunt, inclusief evaluatie na 5 en 10 jaar, in te nemen dan ten aanzien van boeken.

40. De Commissie verwijst naar haar advies betreffende het ontheffingsverzoek inzake de vaste boekenprijs, d.d. 10 december. De Commissie zegt in het boekenprijs-advies dat het in de adviesaanvraag neergelegde voornemen de gevraagde ontheffing te verlenen niet zozeer wordt ingegeven door een inhoudelijke beoordeling van de door de KVB aangevoerde argumenten, maar in feite stoelt op de toezegging van de toenmalige bewindslieden in een brief aan de Tweede Kamer van 9 november 1985. De Commissie acht het in het boekenprijs-advies, gelet op de reeds gedane toezegging ter zake, niet zinvol - en zij betreurt dat - een inhoudelijke beschouwing te geven over de vraag of een ontheffing van het verbod van collectieve verticale prijsbinding gewenst is. Wel adviseert de Commissie in het boekenprijs-advies dienaangaande, omstreeks 1998 dan wel naar aanleiding van de inwerkingtreding van de voorziene verbodswetgeving (bedoeld wordt de Mededingingswet die waarschijnlijk per 1 januari 1998 van kracht zal worden) een evaluatie te doen plaatsvinden.

41. Met betrekking tot het in artikel 12, lid d, van het Reglement genoemde importverbod oordeelt de Commissie dat het genoemde wijzigingsvoorstel van de VMN slechts ten doel heeft strijdigheid met het EG-Verdrag ongedaan te maken.

42. Bij brief van 17 november 1993 heeft de toenmalige Staatsecretaris van Economische Zaken medegedeeld dat het bezwaar tegen het betreffende artikel in het VMN-Reglement niet bij uitsluiting gebaseerd is op strijdigheid met het EG-Verdrag. Een verbod op herinvoer acht zij een beperking die niet onmisbaar is uit oogpunt van handhaving van de vaste prijs. De door de VMN voorgestelde wijziging komt derhalve niet aan haar bezwaren tegemoet.

43. Door de VMN zijn naar de mening van de Commissie geen (economische) argumenten aangedragen op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is, dat het algemeen belang vereist dat de opheffing van het verbod beperkt blijft tot invoer uit landen behorende bij de Europese Gemeenschap. De Commissie kan instemmen met een bepaling om de zogenaamde U-bocht constructies - waarbij de muziekuitgaven niet daadwerkelijk zijn geëxporteerd en weer heringevoerd - uit te sluiten.

44. De Commissie adviseert:

• gezien de met betrekking tot boeken gedane toezegging aan de VMN de door haar gevraagde ontheffing van de generieke onverbindendverklaring van collectieve verticale prijsbinding te verlenen voor een periode van vijftien jaren; omstreeks 1998 dan wel naar aanleiding van de inwerkingtreding van de voorziene verbodswetgeving een evaluatie te doen plaatsvinden;

• artikel 12, lid d, van het Reglement in strijd met het algemeen belang te verklaren op grond van artikel 19 van de Wem.

Beoordeling ontheffingsverzoek

Toezegging aan Tweede Kamer 1985

45. Zoals eerder aangegeven, is in 1985 door de toenmalige bewindspersonen een toezegging aan de Tweede Kamer gedaan om de boekenbranche een ontheffing te verlenen van het verbod op collectieve verticale prijsbinding voor de periode van vijftien jaren. Deze toezegging is bevestigd in de memorie van toelichting bij het voorstel van wet waarbij de artikelen 9e en volgende tot stand zijn gebracht en die een wettelijk verbod van collectieve verticale prijsbinding regelden (Kamerstukken II 1988-1989, 2105 no. 3).

46. Blijkens hun adviesaanvraag aan de Commissie economische mededinging hebben de toenmalige bewindspersonen geen gronden aanwezig geacht om de tot dan toe verleende ontheffing van het verbod van collectieve verticale prijsbinding inzake boeken te discontinueren. De Minister van Economische Zaken heeft mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen derhalve op 10 maart 1997 ontheffing gegeven aan de KVB. Zowel de Commissie als de toenmalige bewindslieden hebben aangegeven dat er zodanig grote overeenkomsten zijn tussen boeken en muziekuitgaven, dat een overeenkomstig beleid in de rede ligt.

47. Ik acht het vanuit bestuurlijke consistentie derhalve wenselijk om de toezeggingen die gedaan zijn voor collectieve verticale prijsbinding inzake boeken, gezien de grote overeenkomsten tussen boeken en muziekuitgaven, ook te doen gelden voor de VMN. De VMN zal voor een periode van 15 jaren, gerekend vanaf het jaar 1990 (het jaar waarin het wettelijk verbod van collectieve verticale prijsbinding van kracht werd en het verzoek tot ontheffing werd gedaan), dat wil zeggen tot het jaar 2005, een ontheffing van het verbod van collectieve verticale prijsbinding worden verleend.

48. De culturele waarde van het boek is uitgangspunt en motief geweest in de toezegging aan de Tweede Kamer uit 1985 om een ontheffing te verlenen aan de boekenbranche. Dit uitgangspunt en motief is toegepast in de adviesaanvraag aan de Commissie economische mededinging inzake het ontheffingsverzoek van VMN. In de adviesaanvraag is door de toenmalige bewindspersonen de betekenis van het Reglement voor het bereiken van doeleinden van voornamelijk culturele aard onderkend. Noch in de adviesaanvraag, noch in het advies van de Commissie economische mededinging is een inhoudelijke beschouwing opgenomen over het Reglement als instrument om culturele doeleinden te bereiken. Mede in het licht hiervan zie ik geen aanleiding om alsnog een nadere inhoudelijke beschouwing te wijden aan het Reglement als instrument om een breed en gevarieerd aanbod van muziekuitgaven te realiseren. Uit een oogpunt van de aangeduide overeenkomst tussen boeken en muziekuitgaven is het wenselijk dat de VMN thans de ontheffing verleend wordt ten aanzien van het verbod van collectieve verticale prijsbinding. In het jaar 2000 zal een evaluatie van het Reglement voor muziekuitgaven plaatsvinden. Dat is ook in lijn met de toezegging uit 1985. In paragraaf 52 wordt nader ingegaan op deze evaluatie.

Niet strikt noodzakelijke beperkingen

49. In het kader van de in 1985 gedane toezegging aan de boekenbranche hebben de toenmalige bewindspersonen gesteld dat bijkomende beperkingen van de onbelemmerde toegankelijkheid tot de markt slechts zouden kunnen worden aanvaard voor zover die strikt noodzakelijk zijn ter handhaving van een stelsel van collectieve verticale prijsbinding.

50. In haar advies stelt de Commissie economische mededinging dat de VMN naar haar mening geen (economische) argumenten heeft aangedragen op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is, dat het algemeen belang vereist dat het importverbod nog moet gelden voor landen buiten de Europese Gemeenschap. Vervolgens heeft de Commissie gemeld dat zij wel kan instemmen met een bepaling om de zogenaamde U-bocht constructies uit te sluiten.

51. Momenteel geldt nog steeds de tekst van artikel 12, lid d, zoals beoordeeld in de adviesaanvraag en het advies van de Commissie. Dit artikel verbiedt leden om muziekuitgaven die afkomstig zijn van Nederlandse uitgevers of alleenvertegenwoordigers te betrekken uit het buitenland. VMN heeft onvoldoende argumenten aangedragen op grond waarvan kan worden beoordeeld dat het algemeen belang zo’n verbod vereist. Op grond artikel 19 van de Wem zal ik artikel 12, lid d, van het Reglement daarom in strijd met het algemeen belang verklaren

Evaluatie

52. Wat betreft de evaluatie merk ik op dat deze uitgevoerd zal worden onder verantwoordelijkheid van de beide betrokken departementen. De evaluatie zal betrekking hebben op de effectiviteit en efficiëntie van het instrument van een vaste particuliere verkoopprijs voor muziekuitgaven. Dit houdt in dat bezien zal worden welke voor- en nadelen zijn verbonden aan een systeem van collectieve verticale prijsbinding van muziekuitgaven, in hoeverre en in welke mate de vaste prijs leidt tot realisatie van de achterliggende culturele doelstellingen (een breed en gediversifieerd aanbod) en in hoeverre de vaste prijs een efficiënt instrument kan vormen om die doelstellingen te realiseren. Gelet op het in het jaar 2000 naar verwachting vigerende toetsingssysteem voor ontheffings- en vrijstellingsverzoeken, zal deze evaluatie tevens plaatsvinden langs de lijnen van de criteria, die zijn ontleend aan artikel 85, derde lid, van het EG-Verdrag.

Beslissing

53. Gelet op de in het vorenstaande uitgevoerde toetsing alsmede het advies van de Commissie economische mededinging besluit ik, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, drs. A. Nuis, om:

a. op grond van artikel 9g van de Wet economische mededinging tot 1 januari 2005 ontheffing te verlenen van het in artikel 9e van de Wet economische mededinging neergelegde verbod van verticale prijsbinding aan de Vereniging van Muziekhandelaren en -uitgevers voor het Reglement Handelsverkeer van muziekuitgaven, voor zover het verbod van artikel 9e van toepassing is op de bepalingen van het Reglement;

b. op grond van artikel 19 van de Wet economische mededinging artikel 12, lid d, van het Reglement Handelsverkeer van de Vereniging van Muziekhandelaren en -uitgevers in Nederland in strijd met het algemeen belang te verklaren.

54. Dit besluit treedt in werking op de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

55. Volledigheidshalve wijs ik er op dat het verlenen van een dergelijke ontheffing uitsluitend gebaseerd is op het nationale mededingingsrecht en wordt verleend onder de voorwaarde dat de ontheffing vervalt indien en voor zo ver de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan wel een rechterlijke instantie de regeling in strijd acht met het EG-verdrag.

De Minister van Economische Zaken,
G.J. Wijers.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Directie Wetgeving en Andere Juridische Aangelegenheden, Postbus 20101, 2500 EC, ’s-Gravenhage.

Dit besluit is verzonden op de in de aanhef van deze brief vermelde datum.

Naar boven