Beslissing inzake ontheffingsaanvraag KNMP

Gelet op artikel 12, negende lid, van de Wet economische mededinging deelt de Minister van Economische Zaken mede dat hij op 10 december 1997, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een beslissing heeft genomen op de ontheffingsaanvraag van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie. De integrale tekst van de beschikking wordt onderstaand weergegeven.

Beslissing op ontheffingsaanvraag Besluit marktverdelingsregelingen (ES/MW 97070011.b53)

Hierbij deel ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de beslissing mede op de aanvraag van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) om ontheffing van het Besluit marktverdelingsregelingen.

1. De ontheffingsaanvraag

1. De KNMP heeft bij brief d.d. 31 mei 1994 gevraagd om ontheffing van het bepaalde in de artikelen 1 en 2 van het Besluit marktverdelingsregelingen (hierna: het Besluit) voor haar ’Beroepscode en gedragsregels’. Desgevraagd heeft de KNMP bij brief van 12 juli 1994 de aanvraag nader gemotiveerd en toegelicht. De regeling bestond ten tijde van het indienen van de ontheffingsaanvraag. De KNMP heeft bij brief van 4 augustus 1997 verklaard dat de bepalingen in 2.16 en 2.23 van de ’Beroepscode en gedragsregels’ nog steeds van toepassing zijn en in de tussentijd niet zijn gewijzigd.

2. De ontheffingsaanvraag heeft een subsidiair karakter. Primair is de KNMP van oordeel dat het hier gaat om deontologische regels, zoals gebruikelijk voor (para)medische en andere vrije beroepsbeoefenaren in de Europese Unie en niet om regels die de economische mededinging regelen of beogen te regelen. De KNMP meent dan ook dat er geen sprake is van een mededingingsregeling in de zin van de Wet economische mededinging (hierna: Wem). Voor zover dat toch het geval is, doet de KNMP een beroep op de vrijstelling zoals genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, ten 2e, van het Besluit. Indien dat beroep niet mogelijk is, wordt gevraagd om ontheffing.

3. De ’Beroepscode en gedragsregels’ is een de leden bindend verenigingsbesluit. De beroepscode geldt voor alle bij de KNMP aangesloten apothekers. De gedragsregels zijn onderverdeeld in gedragsregels voor openbare apothekers (hoofdstuk 2) en ziekenhuisapothekers (hoofdstuk 3). Blijkens de overwegingen in de inleiding worden de normen die zijn neergelegd in deze ’Beroepscode en gedragsregels’ onder andere gebruikt bij de uitoefening van het Pharmaceutisch Tuchtrecht. Met betrekking tot het Besluit zijn twee artikelen van belang.

4. In artikel 2.16 wordt bepaald dat het de openbare apotheker niet is toegestaan rechtstreeks en individueel patiënten, niet zijnde zijn eigen cliënten, te benaderen. Aanvraagster heeft verklaard dat deze bepaling geen algemeen publiciteitsverbod inhoudt. Apothekers staat het uitdrukkelijk vrij om te adverteren in landelijke, regionale en stedelijke c.q. dorpspers, alsmede op radio, televisie etc. De bepaling heeft derhalve alleen betrekking op direct-mailing aan niet-cliënten/patiënten.

5. Artikel 2.23, aanhef en onder a, regelt dat het tijdens dienst of waarneming verboden is om patiënten/cliënten over te nemen, omdat dit als ongepaste concurrentie wordt beschouwd. Onder dienst wordt verstaan het vervullen van avond- en weekenddiensten als andere apotheken zijn gesloten, e.e.a. volgens een tussen de apotheken afgesproken dienstrooster. Met waarneming wordt bedoeld het waarnemen van een andere apotheek tijdens ziekte, vakanties e.d.

6. Door deze bepalingen worden de betrokken apothekers beperkt in de vrijheid hun eigen marktgedrag te bepalen, in het bijzonder met betrekking tot het kiezen van afnemers. Rechtstreekse benadering of overneming van niet-patiënten/cliënten, met de bedoeling om op deze wijze de klantenkring uit te breiden, is immers niet toegestaan. Het gevolg is dat door deze bepalingen in de hand wordt gewerkt dat een marktverdeling - langs de lijnen van de bestaande klantenkringen van de openbare apothekers - tot stand komt. Hierbij moet worden aangetekend dat de bestaande verdeling wel kan worden gewijzigd doordat cliënten/patiënten uit eigen initiatief van apotheek wisselen, al dan niet naar aanleiding van andere publiciteit dan direct-mailing. Dit doet echter niet af aan de zojuist getrokken conclusie. Om tot marktverdeling te kunnen concluderen is het niet noodzakelijk dat de onderscheiden marktdelen volledig van elkaar zijn afgeschot.

7. Over de stelling van de KNMP, dat genoemde bepalingen niet de economische mededinging beperken of regelen, althans niet in een mate die verder gaat dan wat op grond van een aantal wettelijke normen reeds rechtens is, kan het volgende worden opgemerkt. De stelling van de KNMP komt er op neer dat de hier ter discussie staande bepalingen niets meer zijn dan een verduidelijking van hetgeen reeds onrechtmatig is in het licht van de jurisprudentie inzake oneerlijke mededinging. Voor zover het gaat om de in artikel 2.16 opgenomen bepaling, inhoudende dat het de openbare apotheker niet is toegestaan rechtstreeks en individueel patiënten, niet zijnde zijn eigen cliënten, te benaderen, kan dit niet gezien worden als slechts een verduidelijking van een wettelijke norm. Weliswaar kan het afhandig maken van cliëntèle een onrechtmatige daad zijn, maar dat is pas het geval onder bepaalde specifieke omstandigheden. Te denken valt aan de situatie waarin er een verband bestaat met de overname van een personeelslid of met het gebruik van informatie, die van een concurrent is verkregen in verband met voorgenomen samenwerking.1 Een bepaling als onderhavige betekent een meer algemeen verbod op bepaalde klanten-wervende activiteiten, zoals direct-mailing. Dit is een mededingings-regeling in de zin van de Wem.

8. Voorstelbaar is dat het overnemen van patiënten/cliënten tijdens dienst of waarneming een onrechtmatige daad oplevert. Voor het treffen van waarneemregelingen is het immers nodig om samenwerkingsverbanden in het leven te roepen die gebaseerd zijn op onderling vertrouwen. Zij brengen met zich mee dat men in contact komt met en informatie verkrijgt over de patiënten/cliënten van de andere deelnemers in het verband. Het is echter niet zo dat hier verwezen kan worden naar vaste jurisprudentie over onrechtmatige daad. Bovendien zal de rechter steeds weer in een concrete situatie moeten beoordelen of een bepaalde gedraging als ongeoorloofde mededinging moet worden beschouwd. Het feit dat dergelijk gedrag mogelijk een onrechtmatige daad oplevert betekent echter niet dat een verbod op dit gedrag geen mededingingsregeling in de zin van de Wem is.

9. De artikelen 2.16 en 2.23, aanhef en onder a, van de ’Beroepscode en gedragsregels’ leveren derhalve mededingingsregelingen op in de zin van artikel 1 van de Wem, waarop artikel 1, onder d, van het Besluit van toepassing is. De overige bepalingen in de ’Beroepscode en gedragsregels’ bevatten naar mijn mening geen marktverdelingsregelingen in de zin van het Besluit.

10. Het beroep dat de KNMP doet op de vrijstelling van artikel 3, eerste lid, onder a, ten 2e, van het Besluit is niet gegrond. Krachtens de EG-verordening nr. 1983/83 inzake alleenverkoopovereenkomsten is de onderhavige marktverdelingsregeling namelijk niet vrijgesteld van het verbod van artikel 85, eerste lid, van het EG-Verdrag. De definitie van een alleenverkoopovereen-komst die onder deze verordening valt is: ’een overeenkomst waarbij de ene contractspartij zich tegenover de andere verplicht bepaalde producten [...] slechts aan hem weder te verkopen’. Uit deze definitie blijkt dat de groepsvrijstelling alleen ziet op verticale overeenkomsten. Dit blijkt ook duidelijk uit artikel 3, onder a en b, en de toelichting op alleenverkoop- en afnameovereenkomsten2 waarin de groepsvrijstelling niet van toepassing wordt verklaard indien deze afspraak wordt gemaakt tussen fabrikanten van gelijke of gelijksoortige producten.

11. Op grond van het bovenstaande is de (subsidiaire) ontheffingsaanvraag ontvankelijk conform het gestelde in artikel 12, tweede lid, van de Wem.

2. De markt en de marktpartijen

12. De markt waarop de te beoordelen regels betrekking hebben is de Nederlandse markt voor extramurale levering van farmaceutica aan de gebruiker. Op deze markt van vergoede geneesmiddelen werd in 1995 een omzet gerealiseerd van fl 5.431 mln. De van dit bedrag aan de apotheekhoudenden (apothekers en apotheekhoudende huisartsen) toe te rekenen toegevoegde waarde bedroeg in dat jaar fl 1.325 mln.3

13. Op de relevante markt waren in 1995 1.518 gevestigde apothekers actief. Daarnaast waren 680 apothekers in loondienst van gevestigde apothekers en waren er 650 apotheekhoudende huisartsen.4 Van de gevestigde apothekers waren er in 1995 1.360 lid van de KNMP.5

14. Uit deze cijfers blijkt dat binnen het kader van de KNMP tot stand gekomen mededingingsbeperkende afspraken een zwaar stempel drukken op de mededingingsverhoudingen op de markt.

3. Motivering van de ontheffingsaanvraag

15. De KNMP motiveert haar ontheffingsaanvraag aan de hand van de voorwaarden van artikel 85, derde lid, van het EG-Verdrag.

a. verbetering van productie of distributie van goederen of bevordering van technische of economische vooruitgang

16. Ten aanzien van artikel 2.16 van de ’Beroepscode en gedragsregels’ merkt de KNMP op dat door het verbod op het rechtstreeks en individueel benaderen van niet-patiënten/cliënten de gewenste distributievorm verbeterd wordt. Het is de huisarts die bepaalt hoeveel en welke geneesmiddelen een patiënt moet aanschaffen. De openbare apotheker kan zich concentreren op zijn vaste cliëntèle. Dat is nodig omdat alleen op deze wijze de apotheker kan zorgen voor een optimale medicatie-bewaking en begeleiding. Dat is ook in het belang van een rationeel gebruik van geneesmiddelen.

17. Artikel 2.23, aanhef en onder a, inhoudende dat tijdens dienst of waarneming apothekers geen patiënten/ cliënten mogen overnemen van de apotheker wiens dienst wordt waargenomen, is naar het oordeel van de KNMP een noodzakelijke voorwaarde voor het systeem van waarnemingen. Zonder deze regel zou een apotheker nimmer een collega zijn praktijk laten waarnemen. De regel bevordert derhalve de toegankelijkheid tot geneesmiddelen en daarmede de distributie van deze geneesmiddelen.

b. billijk aandeel ten gunste van gebruikers

18. Het voordeel voor de gebruikers is, aldus de KNMP, dat door het onderhavige systeem er minder hoge verzekeringspremies hoeven te worden betaald en er minder hoge collectieve uitgaven zijn. Daarnaast zou meer publiciteit leiden tot hogere praktijkkosten voor de apotheker en derhalve tot hogere tarieven.

c. onmisbaarheid van de regeling

19. De bepaling zoals neergelegd in artikel 2.16 is, aldus de KNMP, het minst restrictieve alternatief om te bereiken dat omgangsvormen tussen apothekers fatsoenlijk en collegiaal blijven. De bepaling haakt sterk aan bij bestaande jurisprudentie op grond van onrechtmatige daad.

20. Voor artikel 2.23, geldt dat een verbod op ongepaste concurrentie - uit de aard der zaak - onmisbaar is. Concurrentie is toegestaan, tenzij de concurrentie onrechtmatig is en valt onder de jurisprudentie inzake oneerlijke mededinging.

d. voldoende restconcurrentie

21. Andere vormen van publiciteit dan rechtstreekse benadering van niet-patiënten/cliënten zijn toegestaan. Apothekers kunnen dus blijven concurreren, ook gelet op het feit dat de regels alleen gelden voor openbare apothekers die lid zijn van de KNMP.

22. Wat artikel 2.23 betreft geldt dat concurrentie is toegestaan, mits niet ongepast. Er is met andere woorden voldoende restconcurrentie, aldus de KNMP, ook gelet op het feit dat artikel 2.16 en 2.23 alleen gelden voor apothekers die lid zijn van de KNMP.

4. Adviesaanvraag aan de Commissie economische mededinging

23. Op 28 augustus 1997 heb ik, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Commissie economische mededinging verzocht conform artikel 13, eerste lid, van de Wem advies uit te brengen over mijn voornemen om de aanvraag van de KNMP om ontheffing van het bepaalde in artikel 1 van het Besluit gedeeltelijk af te wijzen en gedeeltelijk te honoreren. In deze adviesaanvraag heb ik de volgende overwegingen aan de Commissie voorgelegd.

24. Ontheffing van het Besluit kan worden verleend indien het algemeen belang dit vereist. In de nota van toelichting bij dit besluit staat vermeld dat aan dit criterium inhoud wordt gegeven door toetsing aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 85, derde lid, EG-Verdrag.

a. verbetering van de productie en distributie van goederen of bevordering van technische of economische vooruitgang

25. Met betrekking tot het verbod om niet-patiënten/cliënten rechtstreeks te benaderen (artikel 2.16) is niet aangetoond dat aan bovenbedoelde voorwaarde wordt voldaan. Niet valt in te zien dat op deze wijze de distributie van geneesmiddelen verbeterd wordt. Evenmin valt in te zien dat dit verbod een optimale medicatiebewaking en -begeleiding ten goede komt. De relatie met de geneesmiddelen voorschrijvende huisarts ontgaat mij.

26. Het verbod om patiënten/cliënten over te nemen tijdens dienst of waarneming (artikel 2.23, aanhef en onder a) moet worden gezien als een onderdeel van de regeling van avond- en weekenddiensten en waarneming bij vakanties, ziekte e.d. Deze regeling voorziet er in dat patiënten ook op ongebruikelijke tijden van geneesmiddelen kunnen worden voorzien. De regeling leidt dan ook tot een verbetering van de distributie. Aan de voorwaarde als bedoeld onder a wordt derhalve voldaan.

b. billijk aandeel voor gebruikers

27. Aangezien niet is aangetoond dat het verbod om niet-patiënten/cliënten rechtstreeks te benaderen voordelen oplevert, is er ook geen sprake van het doorgeven van een billijk aandeel van die voordelen aan de gebruikers. Het argument van de KNMP dat het rechtstreeks benaderen van niet-patiënten/cliënten kan leiden tot hogere praktijkkosten en derhalve tot hogere verzekeringspremies is niet overtuigend. Op dit moment staat het de apotheker vrij te kiezen uit een aantal relatief dure publiciteitsmiddelen zoals radio, televisie, advertenties e.d. De apotheker bepaalt daarbij zelf hoeveel kosten hij wil maken. Het toevoegen van een alternatief reclamemiddel heeft daarop geen invloed. Rechtstreekse benadering van potentiële afnemers kan een effectiever en goedkoper alternatief zijn dan de toegestane publiciteitsmiddelen. Gebruikmaking van dit alternatief zou derhalve zelfs tot een daling van de praktijkkosten kunnen leiden. De redenering van de KNMP volgend zou het gevolg een daling van de verzekeringspremies kunnen zijn.

28. Overigens is het verbod voor de consument in die zin nadelig dat de marktdoorzichtigheid er door wordt belemmerd. Doordat de consument niet rechtstreeks gewezen kan worden op de specifieke voordelen voor hem van een bepaalde apotheek, bij voorbeeld een goede service, snelle levertijden, een altijd aanspreekbare apotheker etc, zal de keuze van zijn apotheek minder rationeel worden gemaakt. Artikel 2.16 voldoet daarom niet aan voorwaarde b.

29. Het verbod op het overnemen van patiënten/cliënten, als onderdeel van de dienst- en waarnemingsregeling, leidt tot de instandhouding van een effectief distributiesysteem van geneesmiddelen, hetgeen rechtstreeks in het belang is van de consument. Zonder zo’n regeling zouden patiënten in acute situaties wellicht te lang moeten wachten op een geneesmiddel. Artikel 2.23, aanhef en onder a, voldoet daarom aan voorwaarde b.

c. onmisbaarheid van de regeling

30. Nu niet is aangetoond dat artikel 2.16 voldoet aan de voorwaarden a en b, kan dit artikel ook niet als onmisbaar worden beschouwd. Aan voorwaarde c wordt derhalve niet voldaan.

31. De regeling voor avond- en weekenddiensten en waarneming is een regeling die gebaseerd is op wederzijds vertrouwen. Zodra de toepassing van die regeling tevens kan worden gebruikt om de eigen klantenkring ten koste van die van de ander uit te breiden, wordt dit vertrouwen aangetast en vervalt daarmee een belangrijke basis van de regeling. De regeling moet dan ook onmisbaar worden geacht. De regeling in artikel 2.23, aanhef en onder a, voldoet daarom aan voorwaarde c.

d. voldoende restconcurrentie

32. Voor zover er sprake is van concurrentie tussen apothekers beperken zowel artikel 2.16 als 2.23, aanhef en onder a, deze slechts in geringe mate. Andere vormen van publiciteit dan rechtstreekse benadering zijn toegestaan. Het overnemen van patiënten/cliënten wordt alleen verboden tijdens de dienst en waarneming. Op andere momenten geldt dit verbod niet. Voor beide artikelen betekent dit dat aan voorwaarde d wordt voldaan.

33. Verder noemt de KNMP in haar ontheffingsaanvraag richtlijn 92/28/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 1992 betreffende reclame voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik. Deze richtlijn is inmiddels geïmplementeerd in het Reclamebesluit geneesmiddelen van 31 oktober 1994.6 De richtlijn en het daarop gebaseerde besluit richten zich op het maken van reclame voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik, zij bepalen niets over collegiale verhoudingen en derhalve ook niets over het respecteren door apothekers van elkaars patiënten/cliënten. Het Reclamebesluit levert dan ook geen overwegingen die van belang zijn voor de beslissing op de onderhavige ontheffingsaanvraag.

34. Van de adviesaanvraag is mededeling gedaan in de Staatscourant van 3 september 1997 (nr. 168), onder gelijktijdige mededeling dat voor belanghebbenden de gelegenheid bestond om zich binnen twee weken schriftelijk tot de Commissie te wenden teneinde door deze te worden gehoord.

5. Advies van de Commissie economische mededinging

35. De Commissie economische mededinging heeft op 23 oktober 1997 haar advies aan mij uitgebracht7. Dit advies ondersteunt op alle punten de beoordeling van de ontheffingsaanvraag, zoals deze was verwoord in de adviesaanvraag.

Het advies van de Commissie wordt onderstaand integraal weergegeven.

36. Oordeel van de Commissie

Het gaat in deze adviesaanvraag om een tweetal artikelen van de Beroepscode en gedragsregels van de KNMP, te weten

- artikel 2.16, waarin wordt bepaald dat het de openbare apotheker niet is toegestaan rechtstreeks en individueel patiënten, niet zijnde eigen cliënten, te benaderen (direct mailing);

- artikel 2.23, aanhef en onder a, regelt dat het tijdens dienst of waarneming verboden is om patiënten/cliënten over te nemen.

Onder dienst wordt verstaan het vervullen van avond- en weekenddiensten als andere apothekers zijn gesloten e.e.a. volgens een tussen apothekers afgesproken dienstrooster. Met waarneming wordt bedoeld het waarnemen van een andere apotheek tijdens ziekte, vakanties e.d.

Het voornemen bestaat geen ontheffing te verlenen voor artikel 2.16 en wèl voor artikel 2.23, aanhef en onder a. De commissie plaatst bij dit voornemen de volgende kanttekeningen.

Zij is het - met de hieronder geformuleerde lichte bedenkingen - eens met het gestelde in de adviesaanvraag dat genoemde artikelen mededingingsregelingen opleveren in de zin van de Wem, waarop artikel 1, onder a, van het Besluit marktverdelingsregelingen van toepassing is. Voorts acht zij het beroep van de KNMP op de vrijstelling van artikel 3, eerste lid, onder a, ten tweede, van genoemd Besluit ongegrond.

De Commissie merkt hierbij overigens wel op dat naar haar oordeel de bepaling in artikel 2.23 een onmisbaar onderdeel is voor het goed functioneren van de avond-, weekend- en waarnemingsregeling, zodat de vraag gerechtvaardigd is of hier sprake is van een aanvullende mededingingsbeperking, die onder het Besluit valt. Aangezien, zoals hierna nog zal blijken, er evenwel verbanden zijn te leggen tussen artikel 2.16 en artikel 2.23 laat de Commissie dit punt verder rusten.

Artikel 2.16

De Commissie meent dat door de KNMP niet aannemelijk is gemaakt dat het verbod van direct mailing leidt tot verbetering van de productie en distributie van goederen of bevordering van technische of economische vooruitgang. Aangezien het verbod geen dergelijke voordelen oplevert, kan er ook geen sprake zijn van het doorgeven van een billijk aandeel van de voordelen aan de gebruikers.

Ontheffing is mogelijk indien cumulatief is voldaan aan de vier voorwaarden van artikel 85, lid 3. Aangezien aan de eerste twee voorwaarden niet is voldaan, acht de Commissie het niet opportuun de overige voorwaarden nog te behandelen.

De Commissie adviseert u het verzoek om ontheffing voor artikel 2.16 af te wijzen.

Artikel 2.23

In het voorgaande heeft de Commissie er reeds opgewezen dat de bepaling in artikel 2.23 een onmisbaar onderdeel is van de regeling van avond- en weekenddiensten en waarneming bij vakanties e.d. Aangezien deze regeling erin voorziet dat patiënten ook op ongebruikelijke tijdstippen geneesmiddelen kunnen verkrijgen, leidt e.e.a. dan ook tot een verbetering van de distributie. Aan de eerste voorwaarde van artikel 85, lid 3 is dan ook voldaan.

Hetzelfde geldt ten aanzien van de tweede voorwaarde omdat de consument belang heeft bij een goed functionerende avond-, weekend- en waarnemingsdienst, waarvan het verbod op het overnemen van patiënten/cliënten tijdens die dienst een essentieel onderdeel is.

Voor het goed functioneren van de avond-, weekend- en waarnemingsregeling is het verbod in artikel 2.23 naar het oordeel van de Commissie onmisbaar, zodat ook aan de derde voorwaarde is voldaan. Aangezien de consument de vrijheid behoudt om op eigen initiatief van apotheker te veranderen is er tenslotte sprake van voldoende restconcurrentie.

De Commissie adviseert u dan ook de gevraagde ontheffing voor artikel 2.23 te verlenen.

Slotopmerking

De Commissie gaat ervan uit dat indien het verbod om patiënten - niet zijnde eigen cliënten - rechtstreeks en individueel te benaderen wordt opgeheven, het in strijd met het bepaalde in artikel 2.23 is indien direct mailing wordt bedreven speciaal gericht op of gevoed door patiënten die gebruik gemaakt hebben van de avond-, weekend- of waarnemingsregeling.

Conclusie

De Commissie adviseert u

- het verzoek om ontheffing van artikel 1 van het Besluit marktverdelingsregelingen voor artikel 2.16 van de ’Beroepscode en gedragsregels van de KNMP’ af te wijzen;

- het verzoek om ontheffing voor artikel 2.23, aanhef en onder a, van dit reglement toe te wijzen.

6. Beslissing

37. Gelet op het voorgaande heb ik, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, besloten de ontheffingsaanvraag van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie van het bepaalde in artikel 1 van het Besluit marktverdelingsregelingen:

- af te wijzen voor artikel 2.16 van de ’Beroepscode en Gedragsregels van de KNMP’

- toe te wijzen voor artikel 2.23, aanhef en onder a, van dit reglement.

De ontheffing van het verbod in artikel 1 van het Besluit wordt verleend tot 1 juni 1999.

38. Deze beschikking is, ingevolge artikel 12, vierde lid, van de Wem, niet van kracht zolang niet twee maanden zijn verlopen na de dag van haar bekendmaking in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken,
G.J. Wijers.

1 zie: mr. D.W.F. Verkade, Ongeoorloofde mededinging, par. 53 en 57, Tjeenk Willink, Zwolle, 1986.

2 Pb. 1984, C 101/2, ov. 21.

3 bron: bijlage bij het Jaaroverzicht Zorg 1997 (JOZ), Kamerstukken II 1996/97, 25 004, nr. 3, blz. 114.

4 bron: bijlage JOZ 1997, blz. 111; data en feiten selectie, nummer 6, juni 1997, Stichting Farmaceutische Kengetallen.

5 bron: Pharmaceutisch Weekblad, jaargang 131, nummer 40, 1996.

6 Staatsblad 1994, 787.

7 Staatscourant 1997, 222.

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het Ministerie van Economische Zaken, Directie Wetgeving en andere Juridische Aangelegenheden, Postbus 20101, 2500 EC ’s-Gravenhage. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef van deze brief vermelde datum.

Naar boven