Algemene Regeling SZW-subsidies

«Kaderwet SZW-subsidies»

18 december 1997

nr. WBJA/W1/97/1449

Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden

Regeling algemene regels met betrekking tot de verstrekking van subsidies (Algemene Regeling SZW-subsidies)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

subsidiabele activiteiten: de in een subsidieregeling of in een subsidiebeschikking omschreven activiteiten, dan wel de resultaten of producten daarvan, waarop de subsidieverstrekking betrekking heeft.

Artikel 2

1. Deze regeling is van toepassing op alle subsidieverstrekkingen door de minister, behoudens voorzover daarvan in een subsidieregeling of een subsidiebeschikking wordt afgeweken.

2. Deze regeling is niet van toepassing op subsidies, die berusten op een andere wet dan de Kaderwet SZW-subsidies, behoudens voorzover zij bij of krachtens die andere wet van toepassing is verklaard.

Artikel 3

1. Subsidieverstrekking vindt slechts plaats voorzover het betreft werkelijk gemaakte kosten ter uitvoering van subsidiabele activiteiten.

2. Subsidieverstrekking vindt niet plaats voorzover het betreft

a. onredelijk gemaakte kosten ter uitvoering van subsidiabele activiteiten;

b. kosten gemaakt ter uitvoering van activiteiten, die redelijkerwijs niet passen in de omschreven subsidiabele activiteiten.

Artikel 4

Aan het verlenen of vaststellen van subsidie of het verlenen van voorschotten daarop voor enig jaar, kunnen geen aanspraken worden ontleend op subsidiëring in volgende jaren, onverminderd artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht.

§ 2 Subsidieverlening

Artikel 5

1. De subsidie-aanvrager dient een aanvraag in bij de minister. De aanvraag wordt onderbouwd met een projectplan en een begroting. Een subsidie-aanvraag door een rechtspersoon moet zijn ondertekend door het bestuur.

2. In het projectplan worden de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten beschreven. Daarbij wordt aangegeven welke doelstelling, resultaten en producten de subsidie-aanvrager met de activiteiten nastreeft en op welke wijze zij zullen worden uitgevoerd.

3. De begroting geeft inzicht in de baten en lasten van het project. De begroting is voorzien van een postgewijze toelichting.

4. Subsidie-aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst van de - eventueel met toepassing van de artikelen 3:18 en 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht aangevulde - aanvraag.

Artikel 6

1. Subsidie wordt slechts verleend, indien de subsidie-aanvrager:

a. aannemelijk heeft gemaakt, dat zijn financiële middelen, met inbegrip van de subsidie, voldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren;

b. een zodanige werkwijze toepast dat redelijkerwijs mag worden verwacht, dat de met de subsidie beoogde doeleinden zullen worden bereikt;

c. geen reële mogelijkheden heeft om op andere wijze de benodigde gelden te verkrijgen;

d. aannemelijk heeft gemaakt dat de subsidiabele activiteiten voldoende kunnen worden beïïnvloed in kwalitatieve en kwantitatieve zin.

2. Indien de subsidie-aanvrager voor dezelfde subsidiabele activiteiten tevens subsidie van een ander bestuursorgaan heeft aangevraagd of ontvangt, dan wel in verband daarmee van anderen inkomsten verwerft, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, en wordt met die andere subsidies of inkomsten rekening gehouden bij de subsidieverstrekking.

Artikel 7

1. De in de beschikking tot subsidieverlening genoemde bedragen zijn gebaseerd op de begroting en het projectplan, zoals die door de minister zijn goedgekeurd.

2. Blijkt tijdens de uitvoering van de subsidiabele activiteiten dat de werkelijke daarop betrekking hebbende uitgaven of ontvangsten aanzienlijk lager blijven onderscheidenlijk hoger zijn dan de in de goedgekeurde begroting opgenomen bedragen, dan deelt de subsidie-ontvanger dit zo spoedig mogelijk mee aan de minister, onder opgave van de verschillen en de oorzaken daarvan. Wijzigingen in het projectplan behoeven de toestemming van de minister.

3. Het in de beschikking tot subsidievaststelling vast te stellen subsidiebedrag zal niet hoger zijn dan de in het eerste lid bedoelde bedragen, tenzij de minister toestemming heeft gegeven met betrekking tot een verhoging van de kosten of wijzigingen in het projectplan als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 8

1. Gedurende de looptijd van de activiteiten kan tot 80% van de verleende subsidie worden bevoorschot. Indien de verlening van voorschotten niet wordt geregeld in de beschikking tot subsidieverlening, kan de subsidie-aanvrager voorschotten aanvragen, waarbij de behoefte aan het voorschot wordt gespecificeerd.

2. Een voorschot wordt niet verleend zolang de subsidie-ontvanger de bescheiden, nodig voor de subsidievaststelling betreffende voorgaande subsidieverstrekkingen, niet heeft ingezonden

3. Indien vóór de subsidievaststelling een verzoek tot faillietverklaring van of verlening van surséance van betaling aan de subsidie-ontvanger is ingediend, vindt geen uitbetaling van voorschotten meer plaats.

§ 3 De aan subsidieverlening verbonden verplichtingen

Artikel 9

1. De gesubsidieerde activiteiten moeten conform het goedgekeurde projectplan worden uitgevoerd.

2. De subsidie-ontvanger zorgt ervoor, dat de subsidie op doelmatige wijze wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor ze wordt verstrekt en dat - naast de uit deze regeling voortvloeiende verplichtingen - alle overige verplichtingen die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden worden nageleefd.

3. Bij de subsidieverlening kunnen verplichtingen worden opgelegd, die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 10

1. De subsidie-ontvanger doet zo spoedig mogelijk onder overlegging van de relevante stukken schriftelijk mededeling aan de minister van omstandigheden, die van invloed kunnen zijn op de beslissing omtrent (de hoogte van) de subsidie.

2. De subsidie-ontvanger brengt de minister onmiddellijk op de hoogte indien surseance van betaling wordt aangevraagd of in het geval van dreiging of aangifte van faillissement.

Artikel 11

De subsidie-ontvanger verzekert zich tegen alle risico’s, waaruit zodanige onkosten of schadeclaims kunnen voortkomen dat de verdere uitvoering van de activiteiten wordt verhinderd of dat subsidiegelden kunnen toevloeien naar gelaedeerde derden.

Artikel 12

1. De subsidie-ontvanger is verplicht een administratie te voeren die voldoet aan de volgende eisen:

a. de inrichting van de administratie sluit aan bij de ingediende en goedgekeurde begroting en het projectplan; zij bevat de informatie die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de subsidiabele activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking;

b. de administratie is zodanig ingericht dat de juistheid en volledigheid van de financiële gegevens er op eenvoudige wijze uit kunnen worden opgemaakt. Dit houdt in:

1o. dat alle ontvangsten en uitgaven onmiddellijk in de administratie worden vastgelegd met onderliggende stukken; van ontvangsten en uitgaven zonder bewijsstukken wordt een afzonderlijke administratie ingericht;

2o. dat bewijsstukken aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde waaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.

2. De administratie en de daarbij behorende bewijsstukken worden tenminste gedurende vijf jaar bewaard.

Artikel 13

1. Indien de minister tussentijdse rapportages verlangt over de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten of over de besteding van de subsidie dienen deze rapportages uiterlijk één maand na het verstrijken van de daarbij aangegeven periode te worden verstrekt.

2. De rapportages over de voortgang van de activiteiten sluiten aan bij het door de minister goedgekeurde projectplan. Belangrijke verschillen tussen de rapportages en het goedgekeurde projectplan worden toegelicht.

3. De rapportages over de besteding van de subsidie sluiten aan op de ingediende begroting. Belangrijke verschillen tussen de rapportages en de begroting worden toegelicht.

4. De subsidie-ontvanger geeft aan de Accountantsdienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op verzoek inzage van de in artikel 12 bedoelde administratie en verstrekt alle inlichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om een juist inzicht te verkrijgen in de uitvoering van het projectplan en de besteding van de subsidie.

§ 4 Subsidievaststelling

Artikel 14

1. De subsidie-ontvanger dient binnen vier maanden na afloop van de gesubsidieerde activiteiten dan wel na afloop van het tijdvak waarover subsidie is verleend een verantwoording in bij de minister. Bij deze verantwoording wordt een declaratie ingediend.

2. Het project(eind)verslag geeft een duidelijk inzicht in de aard, de duur en de omvang van de gesubsidieerde activiteiten. In het verslag worden de verrichte activiteiten vergeleken met de in het projectplan voorgenomen activiteiten.

Artikel 15

1. De declaratie geeft duidelijk de baten en lasten weer welke op de gesubsidieerde activiteiten betrekking hebben.

2. De declaratie sluit, indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, aan bij de door de minister goedgekeurde begroting. Belangrijke verschillen tussen de declaratie en de goedgekeurde begroting worden toegelicht.

3. De baten en lasten die door middel van interne doorberekeningen zijn toegerekend, dienen te zijn bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Voorzover hierin lasten zijn begrepen van materiële vaste activa, worden deze lasten op basis van aanschaffingsprijzen van die activa berekend.

Artikel 16

1. De declaratie is bij een subsidie boven f 100.000 voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, volgens een door de minister voor te schrijven model.

2. De subsidie-ontvanger draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de minister in te stellen onderzoeken. De daaraan verbonden kosten worden geacht te zijn begrepen in de subsidie.

Artikel 17

1. Voorzover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming moet dat uit de declaratie blijken en is daarvoor overeenkomstig artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht een vergoeding verschuldigd.

2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de marktwaarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding wordt ontvangen.

§ 5 Terugvordering

Artikel 18

1. Na de subsidievaststelling is de subsidie-ontvanger verplicht een teveel ontvangen voorschot onverwijld terug te betalen, tenzij de minister tot verrekening op andere wijze heeft besloten.

2. Bij terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten wordt de subsidie-ontvanger aansprakelijk gesteld voor de met de terugvordering verband houdende kosten. Tevens wordt in dat geval overgegaan tot het berekenen van de wettelijke rente.

§ 6 Per boekjaar aan rechtspersonen verstrekte subsidies

Artikel 19

1. Op de verstrekking van subsidies per boekjaar aan rechtspersonen is afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met inachtneming van de volgende leden.

2. De aanvraag van de subsidie wordt uiterlijk acht weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.

3. De subsidie-ontvanger behoeft de instemming van de minister voor hetgeen in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald.

4. De declaratie, behorend bij een verzoek om subsidievaststelling met betrekking tot een verstreken boekjaar, geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent de besteding van de subsidie. De declaratie sluit aan op de door de minister goedgekeurde begroting. Belangrijke verschillen tussen declaratie en goedgekeurde begroting worden toegelicht. In de declaratie wordt de aansluiting tussen de declaratie en de jaarrekening toegelicht. In de jaarrekening mogen geen reserveringen of voorzieningen worden opgenomen, tenzij deze inbegrepen zijn in de door de minister goedgekeurde begroting.

5. Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten slechts gedeeltelijk ontleent aan de subsidie, is artikel 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

§ 7 Slotbepalingen

Artikel 20

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

2. Zij is niet van toepassing op subsidies die voor 1 januari 1998 zijn verleend of vastgesteld.

Artikel 21

Deze regeling wordt aangehaald als Algemene Regeling SZW-subsidies.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 18 december 1997.
De Minister voornoemd,
A.P.W. Melkert.

Toelichting

Op 1 januari 1998 treden de Derde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Kaderwet SZW-subsidies (Stb. 1997, 285) in werking. De in de derde tranche opgenomen titel 4.2 van de Awb, die regels bevat met betrekking tot subsidieverstrekking, maakt het mogelijk om bij wettelijk voorschrift (een wet of een op de wet gebaseerde algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling) aanvullende of afwijkende regels te stellen.

Na de inwerkingtreding van de Kaderwet SZW-subsidies (hierna Kaderwet genoemd) zal alle subsidieverstrekking op het terrein van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op een wet zijn gebaseerd, hetzij de Kaderwet, hetzij een specifieke SZW-wet. Artikel 4 van de Kaderwet gaat er weliswaar van uit, dat subsidieverstrekking in beginsel plaatsvindt krachtens een specifieke subsidieregeling (algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling), maar laat ruimte voor het verstrekken van subsidies, rechtstreeks gebaseerd op de Kaderwet. Dat sluit aan bij het karakter van de SZW-subsidiëring, waarbij veel kortlopende subsidie in incidentele gevallen wordt verstrekt.

Aangezien derhalve enerzijds niet alle SZW-subsidieverstrekking plaatsvindt op basis van een specifieke subsidieregeling en anderzijds de Awb in veel gevallen een regeling ’bij wettelijk voorschrift’ vereist, is ervoor gekozen om de huidige, op het departement gehanteerde ’standaardsubsidievoorwaarden’ in een op artikel 3 van de Kaderwet gebaseerde Algemene Regeling neer te leggen. In deze regeling worden enkele randvoorwaarden en verplichtingen omschreven, die in beginsel voor alle subsidieverstrekking krachtens de Kaderwet SZW-subsidies gelden, of die nu wel of niet op een specifieke SZW-subsidieregeling zijn gebaseerd.

Bedacht moet worden, dat na inwerkingtreding van de derde tranche van de Awb en van deze Algemene Regeling er een gelaagde structuur ontstaat in de regels, die op subsidieverstrekking van toepassing zijn. De meest specifieke regeling van de concrete subsidiëring is uiteraard de op de concrete subsidieverhouding betrekking hebbende subsidiebeschikking; daarin worden de concrete aanspraken en verplichtingen geregeld. Indien de subsidie wordt verstrekt krachtens een specifieke subsidieregeling, geeft vervolgens die regeling nadere invulling aan de subsidieverhouding. Meer algemene regels (waarvan in een specifieke subsidieregeling of een subsidiebeschikking kan worden afgeweken) worden gesteld in deze Algemene Regeling. Bovendien is een aantal bepalingen van de Awb rechtstreeks van toepassing op de subsidieverhouding; dit betreft o.a. de rechtsgevolgen van het stellen van een subsidieplafond en het begrotingsvoorbe-

houd en algemene gronden om subsidie te kunnen weigeren en de mogelijkheid tot lagere vaststelling, wijziging en intrekking van de subsidie (zie de toelichting bij artikel 6). Op verscheidene andere plaatsen in de toelichting wordt ingegaan op de relevante rechtstreeks werkende Awb-bepalingen.

Artikel 1

Indien een specifieke subsidieregeling wordt opgesteld, wordt daarin de soort activiteiten beschreven, die voor subsidieverstrekking in aanmerking komt. Deze omschrijving wordt in de individuele subsidiebeschikkingen verbijzonderd en toegespitst op de concrete aanvraag, evenals dat het geval is bij subsidiebeschikkingen die niet op een specifieke subsidieregeling berusten. Het is daarbij mogelijk, dat binnen de ruimere kring subsidiabele activiteiten, zoals omschreven in een specifieke subsidieregeling, slechts bijzondere activiteiten worden gesubsidieerd.

Naast subsidiëring van activiteiten is ook output-subsidiëring mogelijk. In dat geval wordt de subsidie gerelateerd aan gerealiseerde concrete output (de resultaten of producten van de werkzaamheden van de subsidie-ontvanger), waarbij de hoogte van de subsidie afhankelijk is van de geschatte redelijke kosten van die werkzaamheden. Omdat het streven erop is gericht, om steeds meer gebruik te maken van output-subsidiëring, wordt deze subsidievorm in artikel 1 meegenomen en is deze regeling ook daarop van toepassing.

Omdat het systeem van activiteitensubsidie afwijkt van dat van outputsubsidie, wordt waar dat nodig is in de toelichting bij de afzonderlijke artikelen aangegeven hoe zij worden toegepast in geval van outputsubsidiëring.

Artikel 2

De Algemene Regeling is van toepassing op alle subsidieverstrekking door de minister van SZW die is gebaseerd op de Kaderwet. Op subsidies krachtens een andere wet is de regeling niet van toepassing, tenzij bij of krachtens die andere wet anders is bepaald. De regeling laat ruimte om bij een specifieke subsidieregeling of bij een subsidiebeschikking de algemene regels aan te vullen of daarvan af te wijken. Uiteraard wordt bij een subsidiebeschikking niet afgeweken van een Awb-bepaling die slechts afwijking of aanvulling bij wettelijk voorschrift toestaat.

Artikel 3

Uitgangspunt bij activiteitensubsidies is, dat slechts de werkelijk gemaakte kosten worden gesubsidieerd en dat het moet gaan om redelijke kosten. Kosten die in redelijkheid als niet noodzakelijk kunnen worden beschouwd worden bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen (vergelijk artikel 4:46, derde lid, Awb). Ook de kosten van activiteiten die voor het bereiken van het subsidiedoel redelijkerwijs niet nodig zijn binnen de vaak ruim omschreven kring subsidiabele activiteiten komen niet voor subsidie in aanmerking. De aard van de te maken kosten en de subsidiabele activiteiten worden zo nauwkeurig mogelijk in de beschikking tot subsidieverlening omschreven; bij de beschikking tot subsidievaststelling kan echter blijken dat bepaalde kosten of activiteiten zo onredelijk zijn, dat zij niet voor subsidiëring in aanmerking komen.

Bij output-subsidies is dit artikel minder goed toepasbaar; in die gevallen zal in een specifieke subsidieregeling of bij de subsidieverlening worden aangegeven, in welke gevallen het verleende bedrag lager kan worden vastgesteld.

Artikel 4

Elke subsidie-aanvraag zal op zijn eigen merites worden beoordeeld; aan eerdere subsidieverstrekkingen aan dezelfde subsidie-ontvanger kan niet het vertrouwen worden ontleend, dat een latere subsidieaanvraag zal worden ingewilligd.

Artikel 4:51 Awb bevat een bepaling voor het geval dat een subsidie-ontvanger over drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie heeft gekregen voor dezelfde voortdurende activiteiten; in dat geval mag de subsidie over een volgend tijdvak met een beroep op gewijzigde omstandigheden of gewijzigd beleid slechts worden geweigerd met inachtneming van een redelijke termijn.

Artikel 5

Subsidieverstrekking vindt op aanvraag plaats. Bij de aanvraag moet inzicht worden geboden in de aard, de omvang en de wijze van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en in de doelstelling, resultaten en producten die de aanvrager ermee nastreeft. Dat wordt aangegeven in een projectplan (of activiteitenplan). De daarbij behorende begroting moet inzicht geven in de baten en lasten, die gemoeid zijn met de activiteiten en de resultaten daarvan (dit laatste is met name ook van belang voor output-subsidies). Het projectplan en de begroting vormen de basis voor de subsidieverlening en (na verantwoording achteraf) voor de subsidievaststelling (zie artikel 7).

De volgorde van binnenkomst van de aanvragen is bepalend voor de volgorde van behandeling. Indien de ter beschikking staande middelen (het subsidieplafond; zie bij artikel 6) onvoldoende zijn om alle aanvragen die aan de subsidievereisten voldoen te kunnen inwilligen, komen dus eerder ingediende aanvragen het eerst voor subsidie in aanmerking.

Daarbij wordt uitgegaan van volledige aanvragen. Indien een aanvraag onvolledig is of de ver-strekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld binnen een daarbij bepaalde termijn de aanvraag aan te vullen (artikelen 3:18 en 4:5 Awb). Voor de toepassing van artikel 5, vierde lid, wordt de aanvraag geacht bin-nengekomen te zijn op het tijdstip waarop de gevraagde aanvullende informatie is ontvangen.

In een specifieke subsidieregeling kan, met toepassing van artikel 2, eerste lid, worden bepaald, dat behandeling van subsidie-aanvragen anders plaatsvindt dan in volgorde van binnenkomst.

Zo wordt in een ’tender-systeem’ tegelijkertijd beslist op aanvragen die in een bepaald tijdvak zijn ingediend en kunnen die aanvragen de voorrang krijgen, die het meest bijdragen aan het subsidiedoel.

Artikel 6

eerste lid In dit artikellid worden enkele algemene weigeringsgronden geformuleerd; uiteraard vindt weigering op deze gronden niet plaats dan na overleg met de aanvrager.

In artikel 4:35 Awb worden enkele andere gronden genoemd, die kunnen leiden tot weigering van de subsidie, namelijk indien er gegronde verwachting bestaat dat de activiteiten niet zullen plaatsvinden, dat niet zal worden voldaan aan de subsidieverplichtingen of dat geen behoorlijke rekening en verantwoording zal worden afgelegd, indien de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt of indien hij in staat van faillissement of surséance verkeert of een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Ingevolge artikel 4:25 Awb wordt een subsidie verder geweigerd, voorzover door verstrekking daarvan het subsidieplafond zou worden overschreden. Krachtens artikel 5 van de Kaderwet SZW-subsidies wordt in beginsel voor iedere categorie subsidies een begrotingsplafond (het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van de betrokken categorie) vastgesteld; voor de wijze van de verdeling van dat bedrag is artikel 5, vierde lid, van deze regeling relevant.

Krachtens artikel 6 van de Kaderwet SZW-subsidies wordt een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, verleend onder de voorwaarde, dat in de begroting voldoende gelden ter beschikking worden gesteld; deze zogenoemde begrotingsvoorwaarde wordt geregeld in artikel 4:34 Awb. Dit brengt mee, dat subsidieverlening niet tot uitbetaling kan leiden indien de vastgestelde begroting blijkt onvoldoende middelen ter beschikking te stellen.

Overigens is een beroep op de begrotingsvoorwaarde niet het enige geval, waarin geen of minder subsidie wordt verstrekt dan in de beschikking tot subsidieverlening is opgenomen. De artikelen 4:46, 4:48, 4:49 en 4:50 Awb regelen immers, dat in een aantal gevallen de subsidie lager kan worden vastgesteld dan bij de subsidieverlening is bepaald en de subsidieverlening of de subsidievaststelling kan worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger kan worden gewijzigd. Het gaat daarbij o.a. over gevallen, waarin de gesubsidieerde activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, de subsidie-ontvanger niet aan de subsidieverplichtingen voldoet of onjuiste gegevens heeft verstrekt of waarin de subsidie op andere gronden onjuist was en de ontvanger dat wist of behoorde te weten. Ook het niet voldoen aan de in deze regeling, een specifieke subsidieregeling of een subsidiebeschikking opgenomen verplichtingen kan derhalve tot een sanctie aanleiding geven.

tweede lid Voor de vaststelling van de hoogte van de subsidie is relevant, welke inkomsten of subsidies de subsidie-ontvanger daarnaast nog ontvangt in verband met de gesubsidieerde activiteiten of de gesubsidieerde resultaten en producten daarvan. Daarom moet hij daarin inzicht bieden bij de aanvraag. Aldus kan het te ontvangen subsidiebedrag worden afgestemd op de overige relevante financiële middelen van de aanvrager. Met toepassing van artikel 9, derde lid, van deze regeling kan een verplichting worden opgelegd om in verband met de subsidiabele activiteiten inkomsten te verwerven (bijvoorbeeld door te bepalen, dat voor de levering aan derden van producten, die met behulp van de subsidie zijn totstandgebracht, een bepaalde prijs moet worden bedongen).

Artikel 7

Een beschikking tot subsidieverlening bevat ingevolge de artikelen 4:30 en 4:31 Awb een omschrijving van de activiteiten of output waarvoor subsidie wordt verleend en het subsidiebedrag. De omschrijving van de activiteiten kan later worden uitgewerkt, indien dat in de beschikking is bepaald. Indien (wat veelal het geval is) geen vast subsidiebedrag wordt verstrekt, wordt de wijze waarop het subsidiebedrag wordt vastgesteld vermeld en het maximaal vast te stellen bedrag (het individuele subsidieplafond). Artikel 7 bepaalt, dat daarbij het projectplan en de begroting als basis dienen.

Daarbinnen kunnen in de beschikking tot subsidieverlening activiteiten en daarbij behorende begrotingsposten worden aangewezen die voor subsidiëring in aanmerking komen; aldus kunnen binnen een ruimer voorgenomen project de subsidiabele activiteiten worden aangegeven. Of bij de latere vaststelling van de subsidie acht wordt geslagen op de totale kosten/baten van de aldus aangegeven subsidiabele activiteiten of op de afzonderlijke posten m.b.t. afzonderlijke (deel)activiteiten dient in de beschikking (of uiteraard in een specifieke subsidieregeling) te worden aangegeven; het kan immers wenselijk zijn dat de subsidie t.a.v. deelactiviteiten afhankelijk wordt gesteld van de hoogte van de bij die deelactiviteit behorende begrotingspost.

Uit het eerste en derde lid vloeit voort, dat het projectplan en de begroting voor het verdere subsidietraject maatgevend zijn. In het projectplan worden de voorgenomen activiteiten of output en de nagestreefde doelstellingen weergegeven; per activiteit worden de daarvoor benodigde personele en materiële middelen vermeld. Om de nodige flexibiliteit in te kunnen bouwen is in het tweede lid bepaald, dat het voornemen tot wijzigingen in het projectplan en aanzienlijke afwijking van de begroting moeten worden meegedeeld aan de minister. Daarna kan in voorkomende gevallen (indien een begrotingsoverschrijding of een bijstelling van het projectplan redelijk wordt bevonden en er uiteraard nog geld beschikbaar is) de beschikking tot subsidieverlening worden aangepast. Indien de beschikking niet wordt aangepast, blijft de oorspronkelijke begroting/projectplan basis voor de uiteindelijke vaststelling.

M.b.t. output-subsidiëring wordt de subsidie vooral gerelateerd aan het projectplan, waarin inzicht wordt gegeven over de nagestreefde output. De begroting is daarbij vooral relevant om inzicht te kunnen bieden in de subsidie per eenheid output.

Bij subsidies aan subsidie-ontvangers die niet BTW-plichtig zijn wordt de BTW mede gesubsidieerd. Voor BTW-plichtige subsidie-ontvangers (die de BTW kunnen verrekenen) wordt de BTW niet gesubsidieerd.

Artikel 8

Voorschotverlening (zie de artikelen 4:54 e.v. Awb) kan plaatsvinden tot 80% van de verleende subsidie. In een specifieke subsidieregeling of in een beschikking tot subsidieverlening kan daarvan worden afgeweken; 100% bevoorschotting is dan ook mogelijk, indien dat gewenst is met het oog op de eigen middelen en liquiditeitspositie van de subsidie-ontvanger.

Het voorschotritme kan desgewenst worden aangegeven bij de subsidieverlening; indien dat niet is gebeurd dient de subsidie-ontvanger een voorschot aan te vragen, waarbij hij de behoefte daaraan nader moet specificeren.

Dit geldt ook bij output-subsidies; de specificatie is er dan op gericht om te kunnen beoordelen of de beoogde subsidiabele output naar redelijke verwachting zal kunnen worden geleverd.

Geen voorschot wordt verleend, indien nog geen zicht bestaat op de afwikkeling van eerdere subsidieverstrekkingen aan dezelfde subsidie-ontvanger (tweede lid). Zodoende kunnen wat ingewikkelder subsidieverhoudingen beheersbaar blijven.

Evenmin vindt voorschotverstrekking plaats (derde lid) aan een subsidie-ontvanger die in staat van faillissement of surséance verkeert of met betrekking tot wie een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend. Wel blijft in dat geval de subsidierelatie in stand: als de gesubsidieerde activiteiten gewoon worden uitgevoerd, ontstaat er t.z.t. een betalingsplicht jegens de boedel; indien er inhoudelijke redenen ontstaan om de subsidie te wijzigen of in te trekken, kunnen de terug te vorderen voorschotten als claim in het faillissement worden ingediend.

Krachtens artikel 4:56 Awb blijft voorschotbetaling ook achterwege, indien er een ernstig vermoeden is gerezen, dat de subsidie met een beroep op de artikelen 4:48 of 4:48 Awb zal moeten worden gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 9

In paragraaf 3 van deze regeling zijn enkele aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen opgenomen. Afdeling 4.2.4 van de Awb (de artikelen 4:37-4:41) bevat een regeling over de subsidieverplichtingen. De Algemene Regeling SZW-subsidies bevat enkele algemene verplichtingen; daarnaast kunnen bij een specifieke subsidieregeling of een subsidiebeschikking andere verplichtingen worden opgelegd, die betrekking hebben op de in artikel 4:37 Awb opgesomde onderwerpen, of anderszins strekken tot verwezenlijking van het subsidiedoel (artikel 4:38 Awb en artikel 9, derde lid, van deze regeling). Zo kunnen bijvoorbeeld verplichtingen worden opgelegd met betrekking tot het verwerven van inkomsten in verband met de subsidiabele activiteiten (zie artikel 6, tweede lid) of met betrekking tot de openbaarmaking van de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten.

Krachtens artikel 4:40 Awb kunnen de verplichtingen na de subsidieverlening nader worden uitgewerkt, voorzover de beschikking tot subsidieverlening dat vermeldt.

De belangrijkste verplichting is uiteraard, dat de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd overeenkomstig hetgeen in de subsidieverlening, op basis van projectplan (en daarbij behorende begroting) is bepaald, en dat de subsidieverplichtingen worden nageleefd. De subsidie moet voorts op doelmatige wijze worden gebruikt voor de subsidiedoeleinden (zoals ook mede voortvloeit uit artikel 3, tweede lid).

Artikelen 10-13

De subsidie-ontvanger moet alle omstandigheden, die voor de subsidieverhouding relevant kunnen zijn, mededelen. Hij moet verder verzekerd zijn tegen die risico’s, die kunnen leiden tot stopzetting van zijn project of tot het ’weglekken’ van subsidiegelden.

Zijn administratie moet aan bepaalde vereisten voldoen (artikel 12); de administratie moet aansluiten bij de goedgekeurde begroting/projectplan. Voor output-subsidies is vooral de eis van onderdeel b relevant.

Artikel 13 bevat een aantal inlichtingenverplichtingen. Er kunnen tussentijdse rapportages worden verlangd over de voortgang van de activiteiten (gekoppeld aan het projectplan) en over de besteding van de subsidie of voorschotten (gekoppeld aan de begroting).

Daarnaast is de mogelijkheid opgenomen, dat ambtenaren van de Accountantsdienst van het ministerie een onderzoek kunnen instellen. Om mogelijke knelpunten in het financieel beheer bij de subsidie-ontvanger vroegtijdig op te kunnen heffen, kan zo’n onderzoek tijdens de uitvoering van de subsidiabele activiteiten nodig zijn, terwijl de bevoegdheid daartoe ook nodig kan zijn in die gevallen, waarin krachtens artikel 16 bij de einddeclaratie geen accountantsverklaring is vereist.

Artikelen 14-15

De fase van subsidievaststelling wordt geregeld in afdeling 4.2.5 van de Awb (de artikelen 4:42-4:47). Binnen vier weken na afloop van de subsidiabele activiteit of nadat de afgesproken subsidiabele output is bereikt wordt een aanvraag tot subsidievaststelling ingediend; deze dient een project

(eind)verslag te bevatten (m.b.t. de activiteiten) en een declaratie (m.b.t. de baten en lasten van de gesubsidieerde activiteiten), waarin de activiteiten of output en de kosten en baten worden weergegeven en vergeleken met het projectplan en de begroting. Belangrijke verschillen moeten worden toegelicht; een indicator hiervoor is een overschrijding van 5% van de goedgekeurde totale begroting en een overschrijding van 10% per onderdeel van de goedgekeurde begroting. Voor output-subsidies is vooral van belang om bij de (eind)declaratie aan te tonen, dat de overeengekomen output inderdaad is geleverd. Artikel 15, derde lid, bevat een maatstaf voor interne doorberekeningen, zoals die in begroting en declaratie inzichtelijk moeten worden gemaakt.

Op deze plaats zij nogmaals gewezen (zie de toelichting bij artikel 6, eerste lid) op de artikelen 4:46, 4:49, 4:49 en 4:50 Awb met betrekking tot de mogelijkheid, dat de subsidie lager kan worden vastgesteld dan overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening (indien de gesubsidieerde activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, niet aan de subsidieverplichtingen is voldaan, onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt of de subsidieverlening anderszins onjuist was en de ontvanger dat wist of behoorde te weten) en dat de subsidieverlening of de subsidievaststelling kan worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd.

Artikel 16

Aanvragen om vaststelling van een subsidie, groter dan een ton, moeten zijn voorzien van een accountantsverklaring. Het door de minister daarvoor vast te stellen model geeft inzicht in wat de verklaring in moet houden en in de reikwijdte en de intensiteit (het ’protocol’) van de accountantscontrole; in elk geval kan dat betreffen de getrouwheid van de declaratie en de rechtmatige besteding van de subsidiegelden overeenkomstig de subsidieverlening, maar de opdracht tot het onderzoek van de accountant kan tevens strekken tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

De subsidie-ontvanger is verplicht er zorg voor te dragen dat de gevraagde verklaring wordt ingediend en dat wordt meegewerkt aan reviews door het ministerie, bij gebreke waarvan de subsidie alsnog kan worden ingetrokken of gewijzigd. Voor de kosten van een accountantsverklaring wordt geen extra subsidie verstrekt.

In een specifieke subsidieregeling of in een beschikking tot subsidieverlening kan (met toepassing van artikel 2, eerste lid) worden bepaald dat geen accountantsverklaring vereist is of dat ook in gevallen waarin een lagere subsidie wordt verstrekt dan een ton een verklaring vereist is. Verder kan (zie artikel 13, vierde lid) tussentijds een onderzoek door de Accountantsdienst van het ministerie plaatsvinden.

Artikel 17

Artikel 4:41 Awb bevat een regeling m.b.t. de vergoeding, die de subsidie-ontvanger is verschuldigd voor vermogensvorming, indien hij de voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart, de bestemming ervan wijzigt, of voor verlies of beschadiging daarvan schadevergoeding ontvangt, dan wel indien de activiteiten of de subsidieverstrekking wordt beëindigd of de subsidie-ontvanger als rechtspersoon wordt ontbonden. Deze vergoeding is slechts verschuldigd, indien dat bij wettelijk voorschrift is bepaald. Dat gebeurt in artikel 17, waarbij tevens wordt aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 18

De beschikking tot subsidievaststelling geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag (artikel 4:42 Awb). Afdeling 4.2.7 van de Awb (de artikelen 4:52-4:57) bevat algemene regels over betaling en terugvordering van subsidies. Artikel 18 bevat twee aanvullende bepalingen m.b.t. terugvordering.

Indien bij de subsidievaststelling blijkt dat teveel is bevoorschot, moet een onverschuldigd betaald voorschot onverwijld worden terugbetaald (artikel 4:57 Awb); er kan echter worden besloten tot verrekening op andere wijze, bijvoorbeeld met andere aan de subsidie-ontvanger verstrekte subsidies.

De subsidie-ontvanger wordt bij terugvordering voor de incassokosten aansprakelijk gesteld; tevens zal de wettelijke rente in rekening worden gebracht.

Artikel 19

Afdeling 4.2.8 van de Awb (de artikelen 4:58-4:4:80) bevat een uitgebreide regeling m.b.t. subsidiëring per boekjaar aan rechtspersonen. Deze afdeling heeft een zgn. facultatief karakter: zij kan bij wettelijk voorschrift van toepassing worden verklaard. Daartoe strekt artikel 19, waarbij enkele afwijkingen en aanvullingen t.o.v. die afdeling worden geregeld.

Met betrekking tot ’reserveringen’ zij nog het volgende opgemerkt. Reserveringen (doorschuiven van voorschotten dan wel ’egalisatiereserves’) mogen slechts worden opgenomen indien zij in de goedgekeurde subsidiebegroting (welke begroting bij de aanvraag wordt overgelegd) zijn opgenomen. In de jaarlijkse begroting wordt de noodzaak van (toevoeging aan de) SZW-reserve toegelicht, de reserve of voorziening en de toevoegingen worden apart geregistreerd en toegelicht in de balans en in de declaratie, de belegging ervan moet veilig zijn (vgl. artikel 4:72 Awb) en de reservering of voorziening moet bij beëindiging van de subsidie ordelijk kunnen worden afgewikkeld.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.P.W. Melkert.

Naar boven