Waarborgregeling

«Waarborgwet 1986»

16 december 1997

nr. 97079719 WJA/W

Uitvoering van de artikelen 4, tweede lid, 6, eerste lid, en 9, eerste lid, van de Waarborgwet 1986 (Waarborgregeling)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 4, tweede lid, 6, eerste lid, en 9, eerste lid, van de Waarborgwet 1986;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder wet: de Waarborgwet 1986.

Hoofdstuk 2. Samengestelde werken

Artikel 2

Werken, waaraan zich onderdelen bevinden van andere metalen dan die, bedoeld in artikel 1 van de wet, worden slechts gewaarborgd:

a. indien de totale massa van die andere metalen ten hoogste 2% bedraagt van de totale massa van het werk aan metalen als bedoeld in artikel 1 van de wet;

b. in andere gevallen dan bedoeld onder a,

1°. ingeval het een voor het publiek zichtbaar onderdeel betreft, indien naar het oordeel van de waarborginstelling, aan welke de werken ter waarborging worden aangeboden, voor het publiek duidelijk kenbaar is dat het desbetreffende onderdeel van een ander metaal is vervaardigd dan de metalen, bedoeld in artikel 1 van de wet, dan wel op het desbetreffende onderdeel het woord ’metaal’ of een overeenkomstige aanduiding is afgeslagen of met schriftelijke toestemming van degene die de werken ter waarborging aanbiedt, door de betrokken waarborginstelling wordt afgeslagen, of

2°. ingeval het een voor het publiek niet zichtbaar onderdeel betreft, indien dit onderdeel naar het oordeel van de betrokken waarborginstelling technisch noodzakelijk is.

Artikel 3

Werken, waarop zich een opperlaag bevindt van een ander metaal dan de metalen, bedoeld in artikel 1 van de wet, worden slechts gewaarborgd, indien:

1°. de totale massa van dat andere metaal ten hoogste 2% bedraagt van de totale massa van het werk aan metalen, bedoeld in artikel 1 van de wet, en

2°. het kernmetaal van het werk aan een van de gehalten, bedoeld in artikel 1 van de wet, voldoet.

Artikel 4

Werken, die zijn opgevuld met andere stoffen dan de in artikel 1 van de wet bedoelde metalen, worden slechts gewaarborgd, indien de opvulling naar het oordeel van de waarborginstelling, aan welke het desbetreffende werk ter waarborging wordt aangeboden, voor het publiek duidelijk kenbaar is.

Hoofdstuk 3. Vrijstellingen

Artikel 5

1. De verplichting tot waarborging, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, geldt niet voor:

a. werken, bestemd voor gebruik ten behoeve van medische, tandheelkundige of technische doeleinden;

b. pennen van vulpenhouders;

c. munten, tenzij deze zijn ingericht om als sieraad te worden gedragen;

d. tot een ingevoerde partij behorende werken, die bestemd zijn om weer te worden uitgevoerd, zolang deze niet in de handel worden gebracht;

e. voor 1 maart 1988 vervaardigde penningen;

f. voor 1 januari 1814 vervaardigde werken, mits daarop door een hier te lande bevoegd orgaan of bevoegde persoon een gehalteteken is afgeslagen, dat ten minste het op grond van artikel 1 van de wet voor het desbetreffende werk geldende laagste gehalte aanduidt;

g. uit een verdwenen beschaving afkomstige werken;

h. versierselen, die zijn of worden uitgereikt bij het verlenen van een bij de wet of bij koninklijk besluit ingestelde koninklijke onderscheiding.

2. Onder munten als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt verstaan:

a. voorwerpen, die in enig land als wettig betaalmiddel zijn of waren aangemerkt;

b. voorwerpen, die in enig land bij wet als munt, niet zijnde wettig betaalmiddel, zijn of waren aangemerkt en waarvan het gehalte, het gewicht en de beeldenaar bij wet zijn of waren geregeld, mits vervaardigd door de daartoe bevoegde instelling.

3. Onder penningen als bedoeld in het eerste lid, onder e, worden verstaan van afbeeldingen of opschriften voorziene schijfvormige voorwerpen, niet zijnde een munt, een draagteken of een gebruiksvoorwerp.

Hoofdstuk 4. Stempeling

§ 1. Stempelmerken

Artikel 6

Als gehaltemerken als bedoeld in artikel 10, onder 1°, van de wet voor stempeling op grond van artikel 1 en artikel 3 van de wet worden vastgesteld de gehaltemerken, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage, onder I, onderscheidenlijk II.

Artikel 7

Als kantooraanduidende merken als bedoeld in artikel 10, onder 2°, van de wet worden vastgesteld de merken, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage, onder III, waarbij het desbetreffende kantoor wordt aangegeven door een in het merk opgenomen letter, te weten:

a. voor kantoor Amsterdam: de letter A;

b. voor kantoor ’s-Gravenhage: de letter C;

c. voor kantoor Rotterdam: de letter D;

d. voor kantoor Gouda: de letter R.

Artikel 8

Als jaarlettermerken als bedoeld in artikel 10, onder 3°, van de wet worden vastgesteld de merken, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage, onder IV.

Artikel 9

Als gewichtaanduidende merken als bedoeld in artikel 10, onder 4°, van de wet worden vastgesteld de merken, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage, onder V, waarbij het gewicht als volgt wordt aangegeven:

a. voor elke vijfhonderd gram het getal 100;

b. voor elke honderd gram het getal 20;

c. voor gedeelten van honderd gram een getal, aangevende het aantal veelvouden van vijf gram, afgerond naar boven.

§ 2. Gebruik van stempelmerken

Artikel 10

1. Op werken, die voldoen aan de vereisten van artikel 1 of artikel 3 van de wet, en die niet op grond van artikel 11 van de wet van stempeling zijn vrijgesteld, wordt door de waarborginstel-ling, die het onderzoek heeft verricht, het voor het desbetreffende gehalte vastgestelde gehaltemerk afgeslagen.

2. Indien voor een bepaald gehalte meer dan één gehaltemerk is vastgesteld, staat het ter keuze van degene, die het werk ter waarborging heeft aangeboden, welk merk wordt afgeslagen.

Artikel 11

1. De gehaltemerken, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage, onder I, tweede onderdeel, onder a, 1°, onder b, 1°, onder c, 1°, en onder d, 1°, en derde onderdeel, onder a, 1°, onder b, 1°, en onder c, 1°, worden uitsluitend te zamen met het kantooraanduidend merk en het jaarlettermerk afgeslagen.

2. Het gehaltemerk, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage, onder I, eerste onderdeel, wordt op verzoek van degene, die het werk ter waarborging heeft aangeboden, te zamen met het kantooraanduidend merk en het jaarlettermerk afgeslagen.

3. Indien een werk bestaat uit onderdelen van een van de in artikel 1 van de wet bedoelde metalen en op grond van artikel 13 op ieder van die onderdelen een gehaltemerk wordt afgeslagen, wordt slechts op één van die onderdelen het gehaltemerk te zamen met het kantooraanduidend merk en jaarlettermerk afgeslagen.

Artikel 12

Stempeling met een gewichtaanduidend merk vindt uitsluitend plaats, indien het werk bestaat uit verscheidene, niet voor afzonderlijke stempeling vatbare, losse onderdelen van hetzelfde metaal.

Artikel 13

1. Indien een werk bestaat uit onderdelen van een van de in artikel 1 van de wet bedoelde metalen, wordt op ieder van die onderdelen een gehaltemerk afgeslagen, behoudens indien

a. het desbetreffende onderdeel is gesoldeerd, gefelst, geschroefd, geklonken of scharnierend is;

b. in andere gevallen dan bedoeld onder a, indien op het werk een gewichtaanduidend merk wordt afgeslagen en daaruit naar het oordeel van de betrokken waarborginstelling voldoende blijkt dat in deze stempeling alle onderdelen van het werk zijn begrepen.

2. Het eerste lid, onder a, is niet van toepassing op geschroefde onderdelen, zwaarder dan 10 gram, en op deksels.

Artikel 14

De stempeling van een werk als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet geschiedt op de afzonderlijke onderdelen of, indien dit technisch niet mogelijk is, door plaatsing op één onderdeel van elkaar rakende gehaltemerken voor de onderscheidene edele metalen.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15

Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten de krachtens de Waarborgregeling (Stcrt. 1987, 36) vastgestelde besluiten op deze regeling.

Artikel 16

De Waarborgregeling (Stcrt. 1987, 36) wordt ingetrokken.

Artikel 17

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 18

Deze regeling wordt aangehaald als: Waarborgregeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd bij de Waarborg Platina, Goud en Zilver N.V. te Gouda.


’s-Gravenhage, 16 december 1997. De Staatssecretaris van Economische Zaken,
A. van Dok-Van Weele.

Toelichting

Deze regeling strekt tot vervanging van de Waarborgregeling (Stcrt. 1987, 36). Het ontwerp van die regeling werd niet genotificeerd overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109).1

Om alsnog aan de verplichting tot notificatie te voldoen is deze regeling in ontwerp aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen genotificeerd (zie ook kamerstukken II 1996/97, 25 389).

Voor een toelichting op de achtergronden van deze regeling zij verwezen naar de toelichtingen bij de oorspronkelijke regeling en de belangrijkste wijzigingen daarvan (zie Stcrt. 1987, 36, Stcrt. 1987, 41, Stcrt. 1989, 247, en Stcrt. 1992, 235). De tekst van de regeling is vrijwel identiek aan de tekst van de huidige regeling. De in Stcrt. 1995, 73, vervatte wijziging van de oorspronkelijke regeling (uitvoering Houtwipper-arrest) is om systematische redenen thans overgebracht naar de Waarborgwet (artikel 5a). Om verwarring te voorkomen zijn de citeertitel en de artikelnummering intact gelaten. De bijlage is eveneens ongewijzigd gebleven. Om deze reden wordt de bijlage niet opnieuw in de Staatscourant gepubliceerd, maar wordt volstaan met het ter inzage leggen bij de Waarborg Platina, Goud en Zilver N.V. te Gouda.

De ontwerp-regeling is op 28 juli 1997 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de eerdergenoemde richtlijn nr. 83/189/EEG (notificatienummer 97/0411/NL). Zij is op 18 september 1997 tevens gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie, ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235). Een aankondiging van de desbetreffende notificatie is gepubliceerd in Stcrt. 1997, 173. Naar aanleiding van deze notificatie zijn geen opmerkingen gemaakt of uitvoerig gemotiveerde meningen uitgebracht door lid-staten van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen en is ook geen commentaar geleverd door lid-staten van de Wereld Handelsorganisatie.

Deze notificaties waren noodzakelijk, aangezien de regeling vermoedelijk technische voorschriften bevat in de zin van richtlijn 83/189/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd. Indicatief kunnen als technische voorschriften worden aangewezen de artikelen 2 tot en met 14. Voor zover de regeling kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking in de zin van artikel 30 EG-Verdrag bevat, worden deze maatregelen gerechtvaardigd ter bescherming van het belang van de eerlijkheid van de handelstransacties en de bescherming van de consumenten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-Van Weele.

1 Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 (PbEG L 100). Een bijgewerkte integrale tekst van de richtlijn is gepubliceerd in PbEG 1997, C 78.

Naar boven