Wijziging van de tarieven van keuringen van liften

«Wet op de gevaarlijke werktuigen»

11 december 1997

nr. ARBO/APM/97/02870

Directie Arbeidsomstandigheden

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 5, vierde lid, van de Wet op de gevaarlijke werktuigen;

Besluit:

Artikel I

In artikel 9 van de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 23 augustus 1956, afdeling Arbeidersbescherming, nr. 3112, tot uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Liftenbesluit I1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Het eerste tot en met het derde lid komen te luiden:

1. De vergoeding voor de eerste keuring van een lift bedraagt ten hoogste f 374. Onder de eerste keuring van een lift wordt mede verstaan de keuring van een lift die verbouwd of zodanig gewijzigd is, dat opneming van alle gegevens van de lift noodzakelijk is.

2. De vergoeding voor de tweede of een volgende keuring van een lift bedraagt ten hoogste f 187.

3. De vergoeding voor reiskosten verband houdend met het keuren van een lift of van meerdere liften in een zelfde perceel of complex van gebouwen, indien deze gelijktijdig of

in aansluiting aan elkaar op dezelfde dag gekeurd worden, bedraagt ten hoogste f 65.

B

In het vierde lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. in de aanhef wordt ’derde’ vervangen door: tweede.

b. in onderdeel a wordt ’f 74’ vervangen door: f 76 en wordt ’f 37’ vervangen door: f 38.

c. in onderdeel b wordt ’f 41’ vervangen door: f 42 en wordt ’f 21’ vervangen door: f 22.

d. in onderdeel c wordt ’f 148’ vervangen door: f 152 en wordt ’f 74’ vervangen door: f 76.

e. in onderdeel d wordt ’f 211’ vervangen door: f 216 en wordt ’f 74’ vervangen door: f 76.

f. in onderdeel e wordt ’f 143’ vervangen door: f 147.

C

Het vijfde en zesde lid komen te luiden:

5. De ingevolge het eerste, tweede en vierde lid verschuldigde vergoeding voor de eerste en volgende keuringen wordt verhoogd met een bedrag dat is gebaseerd op de voor de herkeuring bestede tijd vermenigvuldigd met het bedrag genoemd in het vierde lid onderdeel e, indien een tweede of volgend bezoek wordt gebracht, omdat de lift blijkens de keuring in een zodanige staat werd bevonden, dat nog geen certificaat van goedkeuring kon worden afgegeven.

6. De ingevolge het eerste, tweede, vierde en vijfde lid verschuldigde vergoeding wordt verhoogd met de helft van de vergoeding die ingevolge het eerste, tweede, vierde en vijfde lid verschuldigd is, voor elk bezoek dat op de voor de keuring vastgestelde tijd aan de lift wordt gebracht, doch waarbij aan de aanvrager kan worden toegerekend dat de keuring niet kon worden uitgevoerd. Voor de in het vijfde lid genoemde vergoeding wordt in dit geval de voor de herkeuring geplande tijd gerekend.

D

In het zevende lid wordt na ’eerste,’ ingevoegd: tweede,.

Artikel II

In artikel 9 van de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 juni 1987, directoraat-generaal van de Arbeid, afdeling Wetgeving en Juridische Zaken, nr. DGA/WJZ/87/6865A, tot uitvoering van de EEG-richtlijnen 84/528/EEG en 84/529/EEG (hef- en verladingsapparatuur, liften met elektrische aandrijving)2, wordt het tweemaal voorkomende bedrag van ’f 143’ vervangen door: f 147.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 11 december 1997.
De Staatssecretaris voornoemd,
F.H.G. de Grave.

1 Stcrt. 1956, 168; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 20 januari 1997 (Stcrt. 18).

2 Stcrt. 1987, 124; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 20 januari 1997 (Stcrt. 18).

Toelichting

Ingevolge de Wet op de gevaarlijke werktuigen (Wgw) en het daarop gebaseerde Liftenbesluit I dienen liften waarop het besluit van toepassing is, voordat ze in gebruik worden genomen, en daarna periodiek, te worden gekeurd.

Bij regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 23 augustus 1956 (Stcrt. 168) is de Stichting Nederlands Instituut voor Lifttechniek (Liftinstituut) te Amsterdam als keuringsinstantie voor liften aangewezen. Op grond van de Wgw worden de door het Liftinstituut te hanteren tarieven vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze tarieven worden regelmatig aangepast aan de kostenontwikkeling en de ontwikkeling van lonen en prijzen. De laatste tariefsverhoging heeft plaatsgevonden met ingang van 22 januari 1997. Deze regeling strekt tot een nieuwe verhoging.

De wettelijke bevoegdheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot vaststelling van de tarieven van de door hem aangewezen keuringsinstellingen komt voort uit de wens de burger te beschermen tegen de monopoliepositie van keuringsinstellingen.

Op verzoek van de keuringsinstantie is het tarief voor reiskosten als een aparte post opgenomen. Reden hiervoor is dat deze kosten niet de stijging van de prijsindex volgen, maar doorgaans meer stijgen. Door een aparte regeling voor reiskosten is er in voorzien dat deze kosten niet langer in rekening gebracht worden wanneer een keuring door toedoen van de aanvrager niet plaats vindt en nog tijdig wordt afgelast (artikel 9, zesde lid).

In de praktijk is gebleken dat het gehanteerde tarief voor herkeuringen niet evenredig was met de aan die keuringen bestede tijd. Daarom is artikel 9, vijfde lid, zodanig gewijzigd dat hiermee nu wel rekening wordt gehouden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F.H.G. de Grave.

Naar boven