Organisatieregeling beheer gerechten en landelijke diensten

Regeling van de Minister van Justitie van 15 december 1997, nr. 665422/897, houdende de organisatie van de diensten beheer bij de rechtsprekende colleges en de landelijke diensten, organen en instellingen van de rechterlijke organisatie (Organisatieregeling beheer gerechten en landelijke diensten)

15 december 1997

Nr. 665422/897

Directoraat-Generaal Wetgeving, Rechthandhaving en Rechtspleging

De Minister van Justitie,

Gelet op het Organisatiebesluit van het Ministerie van Justitie, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 9 januari 1997;

Overwegende dat in de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, de Beroepswet, de Tariefcommis-siewet, de Wet op de Studiefinancie-ring, de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, de Wet op de justitiële documentatie en de verklaringen omtrent het gedrag, de Wet persoonsregistraties, het Besluit instelling Centraal bureau van Bijstand ex artikel 73a Wet op het Notarisambt, de Algemene wet gelijke behandeling, de statuten van de Nederlandse Vere-niging voor Rechtspraak en de statuten van de Stichting Studiecentrum Rechtspleging de rechtsprekende colleges en een aantal landelijke diensten, organen en instellingen zijn geregeld en dat de directie rechtspleging is belast met de organisatie van de ondersteuning en met het beheer bij de rechtsprekende colleges en diensten, organen en instellingen;

Overwegende dat het, in verband met de beheersmatige ontvlechting van het openbaar ministerie en de rechterlijke colleges, wenselijk is per 1 januari 1998 een nieuwe beheersstructuur in te voeren ten aanzien van de diensten beheer bij de gerechten en de landelijke diensten, organen en instellingen;

Besluit:

§1 Structuur

Artikel 1 (Definities)

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. landelijk dienst: een dienst, orgaan of instelling met een landelijke functie of een dienst beheer bij een dienst, orgaan of instelling met een landelijke functie;

b. de regionale tuchtcolleges en het centrale tuchtcollege: de regionale tuchtcolleges en het centrale tuchtcollege, bedoeld in artikel 53 e.v. van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

c. bijzondere rechtsprekende colleges: de Tariefcommissie, de regionale tuchtcolleges en het centrale tuchtcollege, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en het College van Beroep studiefinanciering.

Artikel 2 (Diensten beheer gerechten in eerste aanleg en arrondissementale stafdiensten)

1. In elk arrondissement is:

a. een dienst beheer gerechten in eerste aanleg;

b. een arrondissementale stafdienst.

2. De diensten, genoemd in het eerste lid, ressorteren onder de directie rechtspleging van het Ministerie van Justitie.

Artikel 3 (Diensten beheer bij de rechtsprekende colleges)

1. In het arrondissement Amsterdam ressorteert de dienst beheer bij elk van de volgende colleges onder de dienst beheer gerechten in eerste aanleg:

a. het gerechtshof;

b. regionale tuchtcollege.

2. In het arrondissement Amsterdam ressorteert de dienst beheer bij de Tariefcommissie onder de dienst beheer bij het gerechtshof.

3. In het arrondissement Arnhem ressorteert de dienst beheer bij het gerechtshof onder de dienst beheer gerechten in eerste aanleg.

4. In het arrondissement Den Haag ressorteert de dienst beheer bij elk van de volgende colleges onder de dienst beheer gerechten in eerste aanleg:

a. de Hoge Raad, met inbegrip van het openbaar ministerie bij de Hoge Raad;

b. het gerechtshof.

5. In het arrondissement Den Haag ressorteert de dienst beheer bij elk van de volgende colleges onder de dienst beheer bij het gerechtshof:

a. het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

b. het regionale tuchtcollege;

c. het centrale tuchtcollege.

6. In het arrondissement Groningen ressorteert de dienst beheer bij elk van de volgende colleges onder de dienst beheer gerechten in eerste aanleg:

a. het College van beroep studiefinanciering, met inbegrip van de nevenzittingsplaats van het college te Utrecht;

b. het regionale tuchtcollege.

7. In het arrondissement ’s-Hertogenbosch ressorteert de dienst beheer bij elk van de volgende colleges onder de dienst beheer gerechten in eerste aanleg:

a. het gerechtshof;

b. het regionale tuchtcollege, te Eindhoven.

8. In het arrondissement Leeuwarden ressorteert de dienst beheer bij het gerechtshof onder de dienst beheer gerechten in eerste aanleg.

9. In het arrondissement Utrecht ressorteert de dienst beheer bij de Centrale Raad van Beroep onder de dienst beheer gerechten in eerste aanleg.

10. In het arrondissement Zwolle ressorteert de dienst beheer bij het regionale tuchtcollege onder de dienst beheer gerechten in eerste aanleg.

Artikel 4 (Landelijke diensten)

De volgende landelijke diensten ressorteren onder de directie rechtspleging van het Ministerie van Justitie:

a. de Centrale justitiële documentatie (CJD), met inbegrip van het Bureau verwijsindex personen strafrechthandhaving (VIPS), te Almelo;

b. de Facilitaire dienst rechterlijke organisatie (FDRO), te Zoetermeer en Zeist;

c. de dienst Prisma, te Amersfoort;

d. het Centraal Bureau van Bijstand inzake het toezicht op de boekhouding van notarissen (CBBN), te Utrecht;

e. het secretariaat van de Registratiekamer, te Den Haag;

f. het bureau van de Commissie gelijke behandeling (CGB), te Utrecht;

g. het Bureau van de Stichting Studiecentrum Rechtspleging (SSR), met inbegrip van het Bureau Justex, te Zutphen.

2. De volgende landelijke diensten ressorteren onder de dienst beheer bij het gerechtshof te Den Haag:

a. het secretariaat van de Commissie aantrekken leden rechterlijke macht, te Den Haag;

b. het secretariaat van de Selectiecommissie rechterlijke ambtenaren, te Den Haag;

c. het bureau van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), te Den Haag;

d. het Algemeen secretariaat zittende magistratuur (ASZM), te Den Haag.

3. In afwijking van artikel 3, vierde lid, ressorteert de dienst beheer bij het gerechtshof ten aanzien van het beheer bij de landelijke diensten, genoemd in het tweede lid, direct onder de directie rechtspleging van het Ministerie van Justitie.

§ 2 Beheer bij de rechterlijke colleges

Artikel 5 (Beheer bij de gerechten in eerste aanleg)

1. Een dienst beheer gerechten in eerste aanleg heeft tot taak:

a. het beheer bij de arrondissementsrechtbank;

b. het beheer bij de kantongerechten, die in het arrondissement zijn gevestigd.

2. Aan het hoofd van elke dienst beheer gerechten in eerste aanleg staat een directeur beheer gerechten in eerste aanleg, die ondergeschikt is aan de directeur rechtspleging.

3. Een directeur beheer gerechten in eerste aanleg is belast met de dagelijkse leiding van de dienst beheer gerechten in eerste aanleg.

4. De directeur beheer gerechten in eerste aanleg maakt schriftelijk afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst over de te verlenen facilitaire ondersteuning door de arrondissementale stafdienst ten behoeve van de dienst beheer gerechten in eerste aanleg.

5. De directeur beheer gerechten in eerste aanleg maakt schriftelijke afspraken met de directeur rechtspleging over de ter beschikking te stellen middelen en het leveren van de daaraan te koppelen prestaties van de dienst beheer gerechten in eerste aanleg.

Artikel 6 (Beheer bij de Hoge Raad, de gerechtshoven en de Centrale Raad van Beroep)

1. De diensten beheer bij onderscheidenlijk de Hoge Raad, de gerechtshoven en de Centrale Raad van Beroep hebben tot taak het beheer bij het desbetreffende college.

2. Aan het hoofd van de dienst beheer bij onderscheidenlijk de Hoge Raad, de gerechtshoven en de Centrale Raad van Beroep staat een directeur beheer, die ondergeschikt is aan de directeur beheer gerechten in eerste aanleg in het arrondissement waar het desbetreffende college is gevestigd.

3. De directeur beheer is belast met de dagelijkse leiding van de dienst beheer bij onderscheidenlijk de Hoge Raad, de gerechtshoven en de Centrale Raad van Beroep.

4. De directeur beheer maakt schriftelijk afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst in het arrondissement waar het desbetreffende college is gevestigd over de door de arrondissementale stafdienst te verlenen facilitaire ondersteuning.

5. De directeur beheer gerechten in eerste aanleg maakt schriftelijke afspraken met de directeur rechtspleging over de ter beschikking te stellen middelen en het leveren van de daaraan te koppelen prestaties van de dienst beheer bij de Hoge Raad, het gerechtshof en de Centrale Raad van Beroep, voor zover die in het arrondissement is gevestigd.

Artikel 7 (Beheer bij de bijzondere rechtsprekende colleges)

1. De diensten beheer bij de bijzondere rechtsprekende colleges deshebben tot taak het beheer bij het desbetreffende college.

2. Aan het hoofd van de dienst beheer bij een bijzonder rechtsprekend college staat een griffier of secretaris, die ondergeschikt is aan de directeur beheer gerechten in eerste aanleg in het arrondissement waar het desbetreffende college is gevestigd.

3. In afwijking van het tweede lid is het hoofd van de dienst beheer bij de Tariefcommissie ondergeschikt aan de directeur beheer bij het gerechtshof te Amsterdam.

4. In afwijking van het tweede lid zijn de hoofden van de diensten beheer bij de volgende colleges ondergeschikt aan de directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag:

a. het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

b. het regionale tuchtcollege;

c. het centrale tuchtcollege.

5. De griffier of secretaris is belast met de dagelijkse leiding van de dienst beheer bij het bijzondere rechtsprekende college.

6. De directeur beheer gerechten in eerste aanleg maakt schriftelijk afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst over de te verlenen facilitaire ondersteuning door de arrondissementale stafdienst ten behoeve van de dienst beheer bij een bijzonder rechtsprekend college, voor zover die in het desbetreffende arrondissement is gevestigd.

7. In afwijking van het zesde lid maakt de directeur beheer bij het gerechtshof te Amsterdam schriftelijk afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst te Amsterdam over de te verlenen facilitaire ondersteuning door de arrondissementale stafdienst ten behoeve van de Tariefcommissie.

8. In afwijking van het zesde lid maakt de directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag schriftelijk afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst te Den Haag over de te verlenen facilitaire ondersteuning door de arrondissementale stafdienst ten behoeve van:

a. het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

b. het regionale tuchtcollege;

c. het centrale tuchtcollege.

9. De directeur beheer gerechten in eerste aanleg maakt schriftelijke afspraken met de directeur rechtspleging over de ter beschikking te stellen middelen en het leveren van de daaraan te koppelen prestaties van de dienst beheer bij het bijzonder rechtsprekend college, voor zover dat in het desbetreffende arrondissement is gevestigd.

§ 3 De arrondissementale stafdiensten

Artikel 8 (Arrondissementale stafdiensten)

De arrondissementale stafdienst heeft in ieder geval tot taak het verlenen van facilitaire ondersteuning ten behoeve van:

a. de dienst beheer gerechten in eerste aanleg van het desbetreffende arrondissement;

b. de dienst beheer bij de Hoge Raad, het gerechtshof en de Centrale Raad van Beroep, voorzover het college in het desbetreffende arrondissement is gevestigd;

c. de dienst beheer bij het bijzondere rechtsprekende college, dat in het desbetreffende arrondissement is gevestigd;

de landelijke dienst, die in het desbetreffende arrondissement is gevestigd;

d. het dienstonderdeel of de dienstonderdelen van het openbaar ministerie in het desbetreffende arrondissement.

2. Aan het hoofd van elke arrondissementale stafdienst staat een directeur arrondissementale stafdienst, die ondergeschikt is aan de directeur rechtspleging.

3. De directeur arrondissementale stafdienst is belast met de dagelijkse leiding van de arrondissementale stafdienst.

4. De directeur arrondissementale stafdienst maakt schriftelijke afspraken met functionarissen, die daartoe zijn aangewezen in deze regeling en in de Organisatieregeling dienstonderdelen OM, over de te verlenen facilitaire ondersteuning door de arrondissementale stafdienst.

5. De directeur arrondissementale stafdienst maakt schriftelijke afspraken met de directeur rechtspleging over de ter beschikking te stellen middelen en het leveren van de daaraan te koppelen prestaties van de arrondissementale stafdienst.

§ 4 Landelijke diensten, organen of instellingen

Artikel 9 (CJD, CBBN, Registratiekamer, CGB)

1. De volgende functionarissen zijn ondergeschikt aan de directeur rechtspleging:

a. de directeur van de Centrale justitiële documentatie (CJD), gevestigd te Almelo;

b. de voorzitter van het Centraal Bureau van Bijstand inzake het toezicht op de boekhouding van notarissen (CBBN), gevestigd te Utrecht;

c. de directeur van het secretariaat van de Registratiekamer, gevestigd te Den Haag;

d. de directeur-secretaris van het bureau van de Commissie gelijke behandeling (CGB), gevestigd te Utrecht;

2. Een functionaris als bedoeld in het eerste lid is belast met de dagelijkse leiding van de betreffende landelijke dienst.

3. Een functionaris als bedoeld in het eerste lid maakt schriftelijk afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst in het arrondissement waar de landelijke dienst is gevestigd over de door de arrondissementale stafdienst te verlenen facilitaire ondersteuning.

4. Een functionaris als bedoeld in het eerste lid maakt schriftelijke afspraken met de directeur rechtspleging over de ter beschikking te stellen middelen en het leveren van de daaraan te koppelen prestaties van de betreffende landelijke dienst.

Artikel 10 (Bureau VIPS)

1. Het Bureau verwijsindex personen strafrechthandhaving (VIPS) is gevestigd te Almelo.

2. Het Bureau VIPS heeft tot taak:

a. het beheer, het onderhoud en de instandhouding van de persoonsregistratie VIPS;

b. het voorbereiden en uitvoeren van aan de directeur van de Centrale Justitiële Documentatie (CJD) opgedragen taken op grond van het privacyreglement voor de persoonsregistratie VIPS;

c. het voorbereiden en uitvoeren van autorisatiebesluiten ten behoeve van leveranciers en afnemers van gegevens aan en van de registratie VIPS.

3. Aan het hoofd van het Bureau VIPS staat een bureauhoofd, dat ondergeschikt is aan de directeur van de CJD.

4. Het bureauhoofd is belast met de dagelijkse leiding van het Bureau VIPS.

5. De directeur van de CJD maakt schriftelijk afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst in het arrondissement Almelo over de door de arrondissementale stafdienst te verlenen facilitaire ondersteuning ten behoeve van het Bureau VIPS.

6. De directeur van de CJD maakt schriftelijke afspraken met de directeur rechtspleging over de ter beschikking te stellen middelen en het leveren van de daaraan te koppelen prestaties van het Bureau VIPS.

Artikel 11 (Facilitaire dienst rechterlijke organisatie)

1. De Facilitaire dienst rechterlijke organisatie (FDRO) is gevestigd te Zoetermeer en Zeist.

2. De FDRO heeft tot taak het bieden van ondersteuning op het gebied van systeemontwikkeling en systeembeheer, infrastructuurontwikkeling, informatievoorziening, (administratieve) organisatie en formatieaangelegenheden aan:

a. de gerechtelijke colleges;

b. de arrondissementale stafdiensten;

c. de landelijke diensten;

d. de dienstonderdelen van het openbaar ministerie;

e. de directie rechtspleging.

f. projecten in het kader van de rechtspleging;

3. De FDRO bestaat uit de volgende onderdelen:

de Adviesgroep rechterlijke organisatie (ARO), te Zoetermeer;

het Bureau systeem- en infrastructuurontwikkelingen (BSIo), te Zoetermeer;

de Centrale systeembeheer organisatie (CSO), te Zeist.

4. Aan het hoofd van de FDRO staat een directeur, die ondergeschikt is aan de directeur rechtspleging.

5. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de FDRO.

6. De directeur maakt schriftelijk afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst in het arrondissement Utrecht over de door de arrondissementale stafdienst te verlenen facilitaire ondersteuning.

7. De directeur maakt schriftelijke afspraken met de directeur rechtspleging over de ter beschikking te stellen middelen en het leveren van de daaraan te koppelen prestaties van de FDRO.

Artikel 12 (Dienst Prisma)

1. De dienst Prisma is gevestigd te Amersfoort.

2. De dienst Prisma heeft tot taak:

a. het (doen) doorlichten van de organisatie en het management van:

I. de rechterlijke colleges;

II. de arrondissementale stafdiensten;

III. de landelijke diensten;

IV. de dienstonderdelen van het openbaar ministerie;

b. het rapporteren over de bevindingen van de doorlichting aan de functionaris, die de opdracht voor de doorlichting heeft gegeven.

3. Aan het hoofd van de dienst Prisma staat een directeur, die ondergeschikt is aan de directeur rechtspleging.

4. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de dienst Prisma.

5. De directeur maakt schriftelijk afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst in het arrondissement Utrecht over de door de arrondissementale stafdienst te verlenen facilitaire ondersteuning.

6. De directeur maakt schriftelijke afspraken met de directeur rechtspleging over de ter beschikking te stellen middelen en het leveren van de daaraan te koppelen prestaties van de dienst Prisma.

Artikel 13 (Secretariaat van de Commissie aantrekken leden rechterlijke macht)

1. Het secretariaat van de Commissie aantrekken leden rechterlijke macht is gevestigd te Den Haag.

2. Het secretariaat van de Commissie aantrekken leden rechterlijke macht heeft tot taak het ondersteunen van de werkzaamheden van de Commissie aantrekken leden rechterlijke macht.

3. Aan het hoofd van het secretariaat van de Commissie aantrekken leden rechterlijke macht staat een bureauhoofd, dat ondergeschikt is aan de directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag. De directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag is in deze direct ondergeschikt aan de directeur rechtspleging.

4. Het bureauhoofd is belast met de dagelijkse leiding van het secretariaat.

5. De directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag maakt schriftelijk afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst in het arrondissement Den Haag over de door de arrondissementale stafdienst te verlenen facilitaire ondersteuning.

6. De directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag maakt schriftelijke afspraken met de directeur rechtspleging over de ter beschikking te stellen middelen en het leveren van de daaraan te koppelen prestaties van het secretariaat van de Commissie aantrekken leden rechterlijke macht.

Artikel 14 (Secretariaat van de Selectiecommissie rechterlijke ambtenaren)

1. Het secretariaat van de Selectiecommissie rechterlijke ambtenaren is gevestigd te Den Haag.

2. Het secretariaat van de Selectiecommissie rechterlijke ambtenaren heeft tot taak het ondersteunen van de werkzaamheden van de Selectiecommissie rechterlijke ambtenaren met betrekking tot de rechterlijke ambtenaren in opleiding en met betrekking tot de buitenstaanders voor het openbaar ministerie.

3. Aan het hoofd van het secretariaat van de Selectiecommissie rechterlijke ambtenaren staat een bureauhoofd, dat ondergeschikt is aan de directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag. De directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag is in deze direct ondergeschikt aan de directeur rechtspleging.

4. Het bureauhoofd is belast met de dagelijkse leiding van het secretariaat.

5. De directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag maakt schriftelijk afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst in het arrondissement Den Haag over de door de arrondissementale stafdienst te verlenen facilitaire ondersteuning.

6. Het directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag maakt schriftelijke afspraken met de directeur rechtspleging over de ter beschikking te stellen middelen en het leveren van de daaraan te koppelen prestaties van het secretariaat van de Selectiecommissie rechterlijke ambtenaren.

Artikel 15 (Algemeen secretariaat zittende magistratuur)

1. Het Algemeen secretariaat zittende magistratuur (ASZM) is gevestigd te Den Haag.

2. Het ASZM heeft tot taak de secretariële en beleidsmatige ondersteuning aan:

a. de vergadering van presidenten van de appèlcolleges;

b. de vergadering van de rechtbankpresidenten;

c. de vergadering van de coördinerend kantonrechters;

d. commissies en werkgroepen, die zijn ingesteld door de vergaderingen, bedoeld onder a, b en c;

e. het overleg van de functionele autoriteiten van de rechterlijke colleges met het Ministerie van Justitie.

3. Aan het hoofd van het ASZM staat een secretaris, die ondergeschikt is aan de directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag. De directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag is in deze direct ondergeschikt aan de directeur rechtspleging.

4. De secretaris is belast met de dagelijkse leiding van het ASZM.

5. De directeur beheer gerechtshof te Den Haag maakt schriftelijk afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst in het arrondissement Den Haag over de door de arrondissementale stafdienst te verlenen facilitaire ondersteuning ten behoeve van het ASZM.

6. De directeur beheer gerechtshof te Den Haag maakt schriftelijke afspraken met de directeur rechtspleging over de ter beschikking te stellen middelen en het leveren van de daaraan te koppelen prestaties van het ASZM.

Artikel 16 (Bureau van de NVvR)

1. Het bureau van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) is gevestigd te Den Haag.

2. Aan het hoofd van het bureau van de NVvR staat een algemeen secretaris, die ondergeschikt is aan de directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag. De directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag is in deze direct ondergeschikt aan de directeur rechtspleging.

3. De algemeen secretaris is belast met de dagelijkse leiding van het bureau van de NVvR.

4. De directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag maakt schriftelijk afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst in het arrondissement Den Haag over de door de arrondissementale stafdienst te verlenen facilitaire ondersteuning.

5. De directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag maakt schriftelijke afspraken met de directeur rechtspleging over de ter beschikking te stellen middelen en het leveren van de daaraan te koppelen prestaties van het bureau van de NVvR.

Artikel 17 (Het bureau van de Stichting Studiecentrum Rechtspleging)

1. Het bureau van de Stichting Studiecentrum Rechtspleging (SSR) is gevestigd te Zutphen

2. Het bureau van de SSR heeft tot taak de administratieve ondersteuning van de SSR.

3. Aan het hoofd van het bureau staat een directeur, die ondergeschikt is aan de directeur rechtspleging.

4. De directeur van het bureau is belast met de dagelijkse leiding van het bureau.

5. De directeur maakt schriftelijk afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst in het arrondissement Zutphen over de door de arrondissementale stafdienst te verlenen facilitaire ondersteuning.

6. De directeur maakt schriftelijke afspraken met de directeur rechtspleging over de ter beschikking te stellen middelen en het leveren van de daaraan te koppelen prestaties van het bureau van de SSR.

Artikel 18 (Bureau Justex)

1. Het Bureau Justex is gevestigd te Zutphen.

2. Het Bureau Justex heeft tot taak het zorgdragen voor een betrouwbare jurisprudentievoorziening op het terrein van het bestuursrecht, ten behoeve van de rechterlijke organisatie.

3. Aan het hoofd van het Bureau Justex staat een hoofd Bureau / eindredacteur, die ondergeschikt is aan de directeur van de Stichting Studiecentrum Rechtspleging (SSR).

4. Het hoofd Bureau / eindredacteur is belast met de dagelijkse leiding van Bureau Justex.

5. De directeur van de SSR maakt schriftelijke afspraken met de directeur arrondissementale stafdienst in het arrondissement Zutphen over de te verlenen facilitaire ondersteuning door de arrondissementale stafdienst ten behoeve van het Bureau Justex.

6. De directeur van het bureau van de SSR maakt schriftelijke afspraken met de directeur rechtspleging over de ter beschikking te stellen middelen en het leveren van de daaraan te koppelen prestaties van het Bureau Justex.

§ 5 Slotbepalingen

Artikel 19 (Intrekking besluiten)

De volgende besluiten worden ingetrokken:

1. Het Organisatiebesluit Alkmaar, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 27 juli 1994, nr. 1994-1/org.besl/DRO/P/MH/Alkmaar;

2. Het Organisatiebesluit Almelo, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 28 juli 1994, nr. DRO/P/1992/07/OB 820/Almelo;

3. Het Organisatiebesluit Amsterdam, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 21 december 1990, nr. 39633/890;

4. Het Organisatiebesluit Arnhem, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 21 december 1990, nr. 39633/890;

5. Het Organisatiebesluit Assen, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 21 december 1990, nr. 39633/890;

6. Het Organisatiebesluit Breda, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 21 december 1990, nr. 39633/890.

7. Het Organisatiebesluit Den Haag, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 12 januari 1996, nr. 1994-2/org.besl./DRO/P/MH/Den Haag.

8. Het Organisatiebesluit ’s-Hertogen-bosch 1996, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 18 maart 1996, nr. 546700/896.

9. Het Organisatiebesluit Dordrecht, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 27 juli 1994, nr. 1994-1/org.besl./DRO/P/MH/Dordrecht.

10. Het Organisatiebesluit Groningen, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 21 december 1990, nr. 39633/890.

11. Het Organisatiebesluit Haarlem, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 21 december 1990, nr. 39633/890.

12. Het Organisatiebesluit Leeuwarden, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 21 december 1990, nr. 39633/890.

13. Het Organisatiebesluit Maastricht, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 21 december 1990, nr. 39633/890.

14. Het Organisatiebesluit Middelburg 1996, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 5 maart 1996, nr. 543220/890.

15. Het Organisatiebesluit Roermond, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 21 december 1990, nr. 39633/890.

16. Het Organisatiebesluit Rotterdam, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 21 december 1990, nr. 39633/890.

17. Het Organisatiebesluit Utrecht 1996, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 23 mei 1996.

18. Het Organisatiebesluit Zutphen, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 21 december 1990, nr. 39633/890.

19. Het Organisatiebesluit Zwolle, besluit van de Minister van Justitie, d.d. 26 juli 1994, nr. 1994-1/org.besl./DRO/P/Zwolle/MH.

Artikel 20 (Publicatie)

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Artikel 21 (Inwerkingtreding)

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Artikel 22 (Citeertitel)

Dit besluit wordt aangehaald als: Organisatieregeling beheer gerechten en landelijke diensten.


Den Haag, 15 december 1997.
De Minister van Justitie,
namens de Minister,
de Directeur-Generaal Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging,
C.P.M. Cleiren.

Toelichting

Algemeen

De beheersmatige ontvlechting van het openbaar ministerie en de rechterlijke colleges maakt het noodzakelijk per 1 januari 1998 een nieuwe beheersstructuur in te voeren ten aanzien van de diensten beheer bij de rechterlijke colleges en de landelijke diensten, organen en instellingen. De structuur met betrekking tot de directeuren gerechtelijke ondersteuning wordt opgeheven. De huidige organisatiebesluiten per arrondissement worden ingetrokken.

Een bijkomend aspect is de inwerkingtreding per 1 januari 1998 van de derde tranche Algemene wet bestuursrecht. Hierin wordt een regeling ten aanzien van mandaat en delegatie gegeven. Delegatie aan ondergeschikten behoort niet meer tot de mogelijkheden. Het gevolg is dat de relatie van de directeur rechtspleging tot de verschillende functionarissen helder en eenduidig in een mandaatconstructie dient te worden vastgelegd.

De arrondissementale beheersstructuur bestaat uit drie onderdelen:

1. de diensten beheer gerechten in eerste aanleg en de diensten beheer bij de Hoge Raad, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en bij de bijzondere rechtsprekende colleges;

2. de dienstonderdelen van het openbaar ministerie;

3. de arrondissementale stafdiensten.

De diensten beheer gerechten in eerste aanleg, de diensten beheer bij de Hoge Raad, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en bij de bijzondere rechtsprekende colleges, de arrondissementale stafdienst en de landelijke diensten zijn in deze organisatieregeling opgenomen. De dienstonderdelen van het openbaar ministerie worden, voor zover zij niet in de Wet op de rechterlijke organisatie worden geregeld, in een aparte organisatieregeling vastgelegd.

De beheersstructuur, zoals in deze organisatieregeling is neergelegd, heeft het karakter van een tijdelijke voorziening. Enerzijds wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande situatie. Uit een oogpunt van doelmatigheid is gekozen voor een gemeenschappelijke beheersinfrastructuur voor de rechterlijke colleges en het openbaar ministerie. In elk arrondissement is een arrondissementale stafdienst. Deze beheersdienst verleent facilitaire ondersteuning op het gebied van personeel, informatie, financiën, automatisering en verzorgt facilitaire voorzieningen zoals huisvesting, beveiliging, catering, etc. De omvang en kwaliteit van de uitvoering van deze taken zullen in schriftelijke afspraken met de diensten beheer bij de gerechten en landelijke diensten worden vastgelegd.

Anderzijds vormt deze structuur een eerste stap in de herziening van het bestuur en beheer bij de rechterlijke colleges. Ten eerste zal, nadat meer duidelijkheid bestaat omtrent de toekomstige beheersstructuur bij de gerechten - waarover de Commissie Leemhuis zich onder meer buigt -, de bekostiging van de arrondissementale stafdienst gestalte krijgen langs de lijnen van de rechterlijke colleges en het openbaar ministerie.

Ten tweede zal worden bestudeerd of in de toekomst de relatie met de Nederlandse Vereniging voor Recht-spraak en de Stichting Studiecentrum Rechtspleging, vanwege de eigen positie van deze instellingen, anders zal moeten worden vormgegeven.

En ten derde zal binnen een termijn van twee jaar (en zo mogelijk eerder) worden voorzien in een directe relatie met de directeur rechtspleging voor de directeuren beheer bij de Hoge Raad, de gerechtshoven en de Centrale Raad van Beroep. In commentaren van de kant van de hoven en de Centrale Raad van beroep is te kennen gegeven dat een directe relatie meer recht doet aan de onderlinge verhoudingen. Hoewel een directe relatie uiteraard ook nu al mijn voorkeur zou hebben, staan financieel-technische belemmeringen hieraan in de weg. Zo zijn de budgetten voor de onderscheiden colleges in een arrondissement in comptabele zin nog niet te ontvlechten. In de komende periode zullen dan ook centraal de nodige voorzieningen moeten worden getroffen om deze belemmeringen uit de weg te ruimen. Tegelijkertijd zullen alle arrondissementen het beheer zodanig moeten hebben vormgegeven dat de directe relatie ook aan de kant van de arrondissementen kan worden geëffectueerd.

Met betrekking tot dit laatste punt is voorgesteld reeds in de onderhavige regeling de directe relatie tussen de directeur rechtspleging en de directeuren beheer bij de Hoge Raad, de gerechtshoven en de Centrale Raad van Beroep tot uitdrukking te brengen. De ondergeschiktheid zou dan bij wijze van overgangsregeling vorm moeten krijgen. Hoewel dit in eerste instantie een aantrekkelijke gedachte lijkt, wordt het voorstel niet gevolgd. Ten eerste zou een zodanige constructie de regeling onnodig gecompliceerd maken. Ten tweede is deze organisatieregeling een dynamisch document; een ministeriële regeling kan gemakkelijker worden aangepast dan een wet of een algemene maatregel van bestuur. Ten derde bestaat nog geen volstrekte zekerheid over de duur van de overgangsperiode. Deze is afhankelijk van de staat van de beheersmatige ontvlechting van de verantwoordingsrelaties en van de budgetten binnen de arrondissementen. De wijzigingen in de financiële administratie en in de comptabele verantwoordingssystemen vergen tijd en inspanning. Dit alles laat evenwel onverlet dat het streven erop blijft gericht de overgangsperiode zo kort mogelijk te laten duren.

De rechterlijke (appèl)colleges hebben de wens te kennen gegeven te willen beschikken over afzonderlijke, herkenbare budgetten. De stand van zaken is dat de geaggregeerde budgetten voor de rechterlijke colleges en de landelijke diensten zijn opgenomen in de management- en budgetbrief. Eén van de bijlagen bij deze brief is het planning- en controlformulier. Hierin is het budget voor de rechterlijke colleges als zodanig herkenbaar. Hetzelfde geldt overigens ook voor de budgetten voor de landelijke diensten.

Toelichting per artikel

Artikelen 1 tot en met 4

De artikelen 1 tot en met 4 regelen de bestuurlijke structuur van het beheer. De diensten beheer gerechten in eerste aanleg en de arrondissementale stafdiensten ressorteren direct onder de directie rechtspleging. De diensten beheer bij de Hoge Raad, bij de gerechtshoven en bij de Centrale Raad van Beroep vallen onder de dienst beheer gerechten in eerste aanleg van arrondissement, waarin het desbetreffende college is gevestigd.

De bijzondere rechtsprekende colleges - die niet zijn ingesteld bij de Wet op de rechterlijke organisatie, maar bij specifieke wetten - vallen in deze organisatieregeling onder de dienst beheer gerechten in eerste aanleg van het arrondissement, waarin het college is gehuisvest. Daarop zijn uit praktische overwegingen twee uitzonderingen gemaakt. Ten eerste valt de Tarief-commissie onder de directeur beheer bij het gerechtshof te Amsterdam. Ten tweede vallen de bijzondere colleges, die in Den Haag zijn gevestigd, onder de dienst beheer bij het gerechtshof te Den Haag. In beide gevallen blijven de diensten beheer bij de gerechtshoven ressorteren onder de dienst beheer gerechten in eerste aanleg.

De landelijke diensten vallen onder de directeur rechtspleging. Ook hierop zijn enkele uitzonderingen gemaakt. Ten eerste vallen vier kleinere diensten te Den Haag onder de dienst beheer bij het gerechtshof te Den Haag. Uitsluitend ten behoeve van het beheer bij deze diensten valt de dienst beheer bij dit gerechtshof direct onder de directie rechtspleging. Voorts is het Bureau VIPS ondergebracht bij de CJD en het Bureau Justex bij het bureau van de SSR.

Artikelen 5, 6 en 7

In deze artikelen wordt het beheer bij de rechterlijke colleges vastgelegd. Geregeld worden de taken en de bevoegdheden van de verschillende functionarissen met betrekking tot de diensten beheer gerechten in eerste aanleg, de diensten beheer bij de Hoge Raad, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en bij de bijzondere rechtsprekende colleges.

De directeuren beheer gerechten in eerste aanleg staan op het terrein van personeel, informatie, financiën, automatisering, huisvesting, beveiliging, catering en andere beheersaangelegenheden in een hiërarchische relatie tot de directeur rechtspleging. Uiteraard ligt de verantwoording voor het beleid, en voor de uitvoering van de taken bij de desbetreffende functionele autoriteiten van de rechterlijke colleges.

De directeuren beheer bij de diensten beheer bij de Hoge Raad, de gerechtshoven en de Centrale Raad van Beroep staan op de bovengenoemde gebieden in een hiërarchische relatie tot de directeur beheer gerechten in eerste aanleg van het arrondissement waar het betreffende college is gevestigd. Ook hier ligt de verantwoording voor het beleid, en voor de uitvoering van de taken uiteraard bij de desbetreffende functionele autoriteiten van de rechterlijke colleges.

De structuur met betrekking tot het beheer van de bijzondere rechtsprekende colleges, zoals hierboven beschreven, werkt uiteraard door in de relaties van de desbetreffende functionarissen. De griffiers of secretarissen van de Tariefcommissie te Amsterdam, van het Centraal medisch tuchtcollege, het Medisch tuchtcollege en het college van beroep voor het bedrijfsleven, alle te Den Haag zijn ondergeschikt aan de directeur beheer bij het gerechtshof te Amsterdam onderscheidenlijk te Den Haag. Deze directeuren zijn ondergeschikt aan de desbetreffende directeur beheer gerechten in eerste aanleg. Wellicht ten overvloede wordt ook hier vermeld dat de verantwoording voor het beleid, en voor de uitvoering van de taken ligt bij de desbetreffende functionele autoriteiten van de rechterlijke colleges. De griffiers of secretarissen van de overige tuchtcolleges en van het College van beroep studiefinanciering vallen onder de desbetreffende directeur beheer gerechten in eerste aanleg.

Artikel 8

In artikel 8 worden de taken en bevoegdheden met betrekking tot de arrondissementale stafdiensten geregeld. De directeur arrondissementale stafdienst is ten volle verantwoording schuldig aan de directeur rechtspleging.

Artikelen 9 tot en met 18

De directie rechtspleging is niet alleen belast met de beheersverantwoordelijkheid voor een aantal zogenaamde landelijke diensten, die werkzaamheden verrichten op het terrein van de rechterlijke organisatie, maar ook voor andere zelfstandige instellingen buiten de rechterlijke organisatie. De landelijke diensten, organen en instellingen kennen een verscheidenheid aan verschijningsvormen:

1. enkele diensten zijn zowel beheersmatig als beleidsmatig ondergeschikt aan de directeur rechtspleging (zoals de FDRO en de dienst PRISMA);

2. drie zelfstandige bestuursorganen (de Registratiekamer, de CGB en het CBBN);

3. twee rechtspersonen naar privaatrecht (de NVvR1 en de SSR2).

In de laatste twee gevallen is de directeur rechtspleging slechts in beheersmatig opzicht verantwoordelijk voor de ondersteuning.

De artikelen 9 tot en met 18 regelen de taken en bevoegdheden met betrekking tot de landelijke diensten, met uitzondering van:

1. de taken van de CJD, het secretariaat van de Registratiekamer, het bureau van de CGB, het CBBN, omdat deze bij of krachtens de wet zijn geregeld;

2. de taken van het bureau van de NVvR, omdat deze zijn neergelegd in de statuten van de vereniging.

Met betrekking tot de positie van de directeur van het secretariaat van de Registratiekamer, de directeur-secretaris van het bureau van de CGB, de voorzitter van het CBBN en de directeur van de SSR (inclusief het Bureau Justex) is het volgende van belang. De genoemde functionarissen van de landelijke diensten staan op het terrein van personeel, informatie, financiën, automatisering, huisvesting, beveiliging, catering en andere beheersaangelegenheden in een hiërarchische relatie tot de directeur rechtspleging. De verantwoording voor het beleid en voor de uitvoering van de wettelijke of statutaire taken of de taken krachtens een ministerieel besluit ligt bij een wettelijk aangewezen functionaris, bij de rector of het bestuur van de vereniging of de stichting, of bij het orgaan.

Voor de algemeen secretaris van de NVvR en de bureauhoofden van het secretariaat van de Commissie aantrekken leden rechterlijke macht3 en het secretariaat van de Selectiecommissie rechterlijke ambtenaren4 geldt hetzelfde, met dien verstande dat deze functionarissen ondergeschikt zijn aan de directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag. Voor het ASZM geldt een soortgelijk uitgangspunt. De secretaris van het ASZM is met betrekking tot de beheersaangelegenheden in een hiërarchische relatie ten opzichte van de directeur beheer bij het gerechtshof te Den Haag gepositioneerd. Over de taakuitvoering van het secretariaat wordt echter verantwoording afgelegd aan functionele autoriteiten van de rechterlijke colleges.

Den Haag, 15 december 1997.

De Minister van Justitie,

namens de Minister,

de Directeur-Generaal Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging,

C.P.M. Cleiren.

1 Statuten vastgesteld bij notariële akte d.d. 4 december 1990, gewijzigd bij notariële akte d.d. 12 maart 1993.

2 Statuten vastgesteld bij notariële akte d.d. 15 maart 1995.

3 De Commissie aantrekken leden rechterlijke macht is ingesteld bij besluit van de Minister van Justitie, d.d. 16 april 1970, Hoofdafd. Rechterlijke Organisatie 735 P 870.

4 De Selectiecommissie rechterlijke ambtenaren is ingesteld bij besluit van de Minister van Justitie d.d. 24 oktober 1985.

Naar boven