Bekendmaking College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

Besluit van het college van de OPTA omtrent de uitgangspunten voor de ontwikkeling van het kostentoerekeningssysteem op basis van Embedded Direct Cost ten behoeve van interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten

Bij besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 26 juni 1996 inzake een zogenoemd interconnectiegeschil tussen Telfort en KPN heeft de Minister KPN opgedragen een kostentoerekeningsmodel op basis van Embedded Direct Cost te ontwikkelen. Dat model moet als basis dienen voor de tariefstelling voor interconnectie en bijzondere toegang. Op grond van het besluit van de minister is het college voorts doende met de ontwikkeling van een zogenoemd bottom-up kostenmodel, om het EDC-model te kunnen toetsen.

OPTA heeft op 19 september jl. een brede consultatie van de markt gehouden, waarin de belangrijkste principes van beide modellen besproken werden. Op 1 oktober jl. heeft KPN een modelbeschrijving ingediend waarin de uitgangspunten en de opzet van het EDC-kostentoerekeningsmodel behandeld worden. Het college heeft naar aanleiding van de consultatie en deze modelbeschrijving op 28 november jl. - samengevat - het volgende besloten.

1. In het EDC-model zal een technologie-afhankelijke indexering naar CCA (Current Cost Accounting) plaatsvinden voor het hoofdnet (exclusief het aansluitnet). Vooralsnog zal het aansluitnet op historische kosten gewaardeerd blijven worden. Principieel bezien is het afwijkend behandelen van het aansluitnet goed te verdedigen, vanuit het grote verschil in technische dynamiek tussen het aansluitnet en de rest van KPN’s net. Deze problematiek komt aan de orde in separaat onderzoek dat OPTA momenteel uitvoert naar de kosten van het aansluitnet.

2. Zowel voor wat betreft de net-topologie als de verkeershoeveelheden dienen vanaf het begin in beide modellen zgn. forward-looking elementen geïncorporeerd te worden. Voor wat betreft de exploitatiekosten zal de efficiëntie onderzocht worden bij de vulling van het BU-model en bij de confrontatie van de resultaten van beide modellen.

3. Alhoewel ten opzichte van de lineaire afschrijvingsmethode, een afschrijvingsmethode met hogere afschrijvingen gedurende de eerste jaren vanuit principieel oogpunt de voorkeur heeft, is het nu nog niet duidelijk hoe groot de effecten daarvan zullen zijn. Het is dan ook nog niet duidelijk of een correctie van de afschrijvingen op basis van een dergelijke methode de moeite waard is. De definitieve keuze ten aanzien van de afschrijvingsmethode zal worden gemaakt op grond van een gevoeligheidsanalyse, die inzicht moet geven in de effecten van de correctie. Deze analyse zal plaatsvinden in de fase waarin de afschrijvingsbedragen berekend worden.

4. Het zogenoemde stand-alone-criterium dient gehanteerd te worden, waarbij bovendien KPN de relevantie van de meegerekende kosten concreet moet aantonen.

5. Voorts dient de WACC (Weighted Average Cost of Capital) methode gehanteerd te worden voor het bepalen van een redelijke rendementsopslag. De aldus bepaalde norm voor de ROA (Return on Assets) dient door KPN in het EDC-model te worden toegepast. Bij de periodieke vaststelling van de nieuwe interconnectietarieven, dient deze berekening ook opnieuw te worden geëvalueerd.

6. Het door KPN gehanteerde kostentoerekeningssysteem COMPONIST mag, zij het in aangepaste vorm, dienen als basis voor de bepaling van de kosten van interconnectie en bijzondere toegang op basis van EDC. Hierbij onthoudt het college zich momenteel van een inhoudelijk oordeel over COMPONIST. In een later stadium zal het college zich uitspreken over het EDC-model als geheel waarvan COMPONIST deel mag uitmaken.

Bij het besluit van 28 november zijn de standpunten, welke door marktpartijen met betrekking tot bovenvermelde onderwerpen zijn kenbaar gemaakt, nader uiteengezet en becommentarieerd door het college. Daarbij gaat het college voorts nader in op, onder meer, een aantal aspecten rond de totstandkoming van de beide voormelde modellen. Afschriften van de integrale tekst van het besluit zijn schriftelijk, dan wel per e-mail opvraagbaar bij:

OPTA, t.a.v. drs. W.G.B.M. de Natris, postbus 90420 2509 LK Den Haag, of W.deNatris@OPTA.NL.

Belanghebbenden, die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken, aanvangende met ingang van de dag na die waarop dit besluit aan partijen is bekendgemaakt, te weten 28 november 1997, daartegen een bezwaarschrift indienen bij Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit.

Het bezwaarschrift moet worden gericht aan:

Het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

Postbus 90420

2509 LK Den Haag

onder vermelding van ’Bezwaarschrift’. Het bezwaarschrift dient in ieder geval te zijn ondertekend en dient in ieder geval de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht, alsmede de gronden van het besluit en de overige op het bezwaar betrekking hebbende stukken te worden meegezonden.


Het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit,
Namens het college,
Prof. dr. J.C. Arnbak, voorzitter.

Naar boven