Wijziging Regeling tijdelijke vrijstelling van de verplichting tot inhouding ziekenfondspremie in verband met de wijziging van de premie-inning bij de ’oud-bejaarden’

18 december 1997

nr. VPZ/F-974648

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikelen 14, vierde lid, onder a en b, van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet;

Gezien de brief van de Ziekenfondsraad van 11 december 1997, VERZ/97052803;

Besluit:

Artikel I

In artikel 3, tweede lid, van de Regeling tijdelijke vrijstelling van de verplichting tot inhouding ziekenfondspremie in verband met de wijziging van de premie-inning bij de ’oud-bejaarden’ wordt ’1 januari 1998’ vervangen door: 1 januari 1999.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers.

Toelichting

De premie-inning voor een deel van de AOW-gepensioneerde ziekenfonds- verzekerden werd tot 1 juli 1997, op grond van artikel 14, vijfde lid, van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet (Aanwijzings- besluit), verricht door de ziekenfondsen. Deze groep AOW-gepensioneerde ziekenfondsverzekerden wordt aangeduid als de groep ’oud-bejaarden’. Met het Besluit van 22 september 1997 (Stb. 432) is het Aanwijzingsbesluit gewijzigd, waardoor de inning van de procentuele ziekenfondspremie bij de ’oud-bejaarden’ per 1 juli 1997 is overgegaan van de ziekenfondsen naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de pensioeninstellingen. Hiermee is bewerkstelligd dat de premie-inning bij de ’oud-bejaarden’ op dezelfde wijze plaatsvindt als bij de overige AOW-gepensioneerde ziekenfonds- verzekerden. Gelijktijdig bleek dat niet alle ziekenfondsen in staat waren de SVB en de pensioeninstellingen te informeren over al hun ingeschreven ’oud-bejaarden’. Het was derhalve noodzakelijk erin te voorzien dat tot 1 januari 1998 de ziekenfondsen de verschuldigde premie bleven innen bij ’oud-bejaarden’ in die gevallen waarin de SVB of de pensioeninstellingen niet tijdig bericht van het ziekenfonds hadden ontvangen over de overdracht van de premie-inning. Hiertoe werd de Regeling tijdelijke vrijstelling van de verplichting tot inhouding ziekenfondspremie in verband met de wijziging van de premie-inning bij de ’oud-bejaarden’ (Regeling tijdelijke vrijstelling) getroffen.

De Algemeen Secretaris van de Ziekenfondsraad heeft bij brief van 11 december 1997 (VERZ/97052803) laten weten dat per 1 januari 1998 nog niet in alle gevallen de overdracht van de premie-inning aan de SVB en de pensioeninstellingen zal zijn gerealiseerd. De Ziekenfondsraad heeft inmiddels onderzoek gedaan bij alle ziekenfondsen om de omvang daarvan in beeld te krijgen. Uit dat onderzoek is gebleken dat bijna alle ziekenfondsen erin zullen slagen de overdracht van de premie-inning geheel of nagenoeg geheel vóór 1 januari 1998 af te ronden. Dit betreft circa 470.000 gevallen. Er blijven echter nog circa 20.000 ’oud-bejaarden’ over, bij wie een volledige overdracht van de premie-inning niet tijdig zal zijn afgerond.

Ter voorkoming dat bij de ’oud-bejaarden’, bij wie de overdracht van de premie-inning niet tijdig zal zijn afgerond, over een deel van het premieplichtig inkomen geen premie wordt geïnd, omdat de ziekenfondsen vanaf 1 januari 1998 niet langer bevoegd zouden zijn tot premie-inning, is het noodzakelijk de werking van de Regeling tijdelijke vrijstelling te verlengen tot 1 januari 1999. Artikel I van de onderhavige regeling voorziet hierin.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers.

Naar boven