Wijziging Regeling nadere regels zorgaanspraken a.w.b.z. i.v.m. afbakening aanspraak op dagverblijf voor gehandicapten

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 december 1997, VPZ?VU-974098 tot wijziging van de Regeling nadere regels zorgaanspraken a.w.b.z. in verband met afbakening van de aanspraak op plaatsing in een dagverblijf voor gehandicapten

17 december 1997

nr. VPZ/VU-974098

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 13, tweede lid, en 24, tweede lid, van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering;

Besluit:

Artikel I

De Regeling nadere regels zorgaanspraken AWBZ1 wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 32 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt het cijfer ’1’ geplaatst.

2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. De verzekerde kan zijn aanspraak slechts tot gelding brengen indien hij een advies heeft overgelegd van de commissie, bedoeld in artikel 12 van de Wet sociale werkvoorziening, waaruit blijkt dat hij niet in volle omvang tot de doelgroep, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van die wet, behoort. De eerste volzin is niet van toepassing indien er sprake is van een dusdanige ernstige handicap dat voor het beoordelen van de aanspraak een zodanig advies achterwege kan blijven.

B. Aan het einde van artikel 38, onderdeel g, wordt na ’het dagverblijf’ toegevoegd: en, behoudens toepassing van de laatste volzin van artikel 32, tweede lid, een advies van de commissie, bedoeld in artikel 12 van de Wet sociale werkvoorziening.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


De Staatssecretaris voornoemd,
E. Terpstra.

1 Stcrt. 1993, 250, laatstelijk gewijzigd bij Regeling van 12 december 1997, VPZ/VU-974481.

Toelichting

Met deze regeling wordt de Regeling nadere regels zorgaanspraken AWBZ gewijzigd. De wijziging heeft tot doel een afstemming tussen de opvang in een dagverblijf voor gehandicapten, waarvan de kosten ten laste komen van de verzekering ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de sociale werkvoorziening, bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening, te regelen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de toezegging van het kabinet, verwoord in het Meerjarenprogramma intersectoraal gehandicaptenbeleid 1995-1998 ’De perken te buiten’, (Kamerstukken II, 1994-1995, 24170, nrs 1-2), om de AWBZ-gefinancierde dagopvang voor gehandicapten en de sociale werkvoorziening op elkaar af te stemmen. Zoals aangegeven in de Actualisatie 1997 van het hierboven genoemde programma (Kamerstukken II, 1996-1997, 24170, nr.28) treedt de onderhavige regeling met ingang van 1 januari 1998 in werking.

Geregeld is dat een verzekerde ingevolge de AWBZ geen aanspraak heeft op plaatsing in een dagverblijf voor lichamelijk of verstandelijk gehandicapten indien hij voor de volle omvang behoort tot de doelgroep van de Wet sociale werkvoorziening. Met deze afbakening van de aanspraak wordt beoogd te voorkomen dat een categorie personen met geringe arbeidsmogelijkheden niet wordt toegelaten tot de sociale werkvoorziening en terecht komt in de dagverblijven voor gehandicapten, waar zij niet thuis hoort. Om te bewerkstelligen dat de aansluiting tussen enerzijds de voorzieningen voor dagopvang en anderzijds de sociale werkvoorziening naadloos plaatsvindt, wordt met de onderhavige regeling de aanspraak op plaatsing in een dagverblijf voor gehandicapten dusdanig afgebakend dat mensen die in volle omvang in aanmerking komen voor een plaats in de sociale werkvoorziening geen aanspraak meer hebben op de opvang in een dagverblijf voor gehandicapten. Daartoe is in artikel 32, tweede lid, van de Regeling nadere regels zorgaanspraken AWBZ geregeld dat voor het tot gelding brengen van de aanspraak op plaatsing in een dagverblijf de verzekerde een advies van de indicatiecommissie ingevolge de Wet sociale werkvoorziening moet overleggen, waaruit blijkt dat hij niet in volle omvang tot de doelgroep van de Wet sociale werkvoorziening behoort.

De tweede volzin van het tweede lid voorziet er in dat geen advies van de indicatiecommissie Wet sociale werkvoorziening hoeft te worden overlegd, indien er sprake is van een dusdanige ernstige handicap dat voor het beoordelen van de aanspraak een zodanig advies overbodig is en dus achterwege kan blijven. Verzekerden die, blijkens het advies van de indicatiecommissie ingevolge de Wet sociale werkvoorziening, niet in volle omvang tot de doelgroep van de Wet sociale werkvoorziening behoren, houden aanspraak op plaatsing in een dagverblijf voor lichamelijk of verstandelijk gehandicapten. Gelet op artikel 9b, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, kan deze verzekerde zijn aanspraak slechts tot gelding brengen voorzover hij op deze voorziening is aangewezen. Geregeld is derhalve dat verzekerden die slechts beperkt in staat zijn tot het verrichten van arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, voor het overige hun aanspraak op plaatsing in een in een dagverblijf voor lichamelijk of verstandelijk gehandicapten behouden.

In verband met het vorenstaande is tevens artikel 38, onderdeel g, aangepast, waarin geregeld is welke gegevens de verzekerde moet verstrekken bij zijn aanvraag om zijn aanspraak op zorg tot gelding te kunnen brengen. De verzekerde dient bij zijn aanvraag om in aanmerking te komen voor plaatsing in een dagverblijf het advies van het selectie- of begeleidingsteam van het dagverblijf te voegen. Met de onderhavige wijziging van deze bepaling is geregeld dat de aanvraag tevens vergezeld moet gaan van het advies van de commissie, bedoeld in artikel 12 van de Wet sociale werkvoorziening. Een dergelijk advies hoeft niet te worden overlegd indien de tweede volzin van artikel 32, tweede lid, van toepassing is.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Terpstra.

Naar boven