Regeling wijziging Paspoort-uitvoeringsregeling Nederland 1995

«Paspoortwet»

31 januari 1997

Nr. RDB97/21-RD

Directoraat-Generaal Openbaar Bestuur

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, handelende in overeenstemming met de Minister van Justitie,

Gelet op artikel 59 van de Paspoortwet;

Besluit:

Artikel I

De Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 1995 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 14, tweede en derde lid, komt te luiden:

2. De ingevolge artikel 31 van de wet door de aanvrager af te leggen schriftelijke verklaring omtrent de vermissing geschiedt ten overstaan van de ambtenaar die de aanvraag in ontvangst neemt overeenkomstig het bij deze regeling in de bijlage opgenomen modelformulier 1, waarbij door de aanvrager tevens een gewaarmerkte kopie van het proces-verbaal van de Nederlandse politie terzake van de vermissing moet worden overgelegd. Het proces-verbaal terzake van de vermissing dient op ambtseed door een opsporingsambtenaar van de politie te worden opgemaakt. De kopie van het proces-verbaal vormt een integraal onderdeel van de schriftelijke verklaring omtrent de vermissing en wordt aan deze verklaring toegevoegd.

3. De schriftelijke verklaring omtrent de vermissing en de bijgevoegde kopie van het proces-verbaal van de politie worden opgenomen in de in hoofdstuk IX bedoelde reisdocumenten-administratie.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 februari 1997.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 31 januari 1997. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
J. Kohnstamm .

Toelichting

De afgelopen tijd zijn bij onderzoeken inzake paspoortfraude in toenemende mate Nederlandse reisdocumenten aangetroffen, die in een eerder stadium door de rechtmatige houder als vermist waren opgegeven. Daarnaast zijn er voorbeelden bekend van personen aan wie binnen een gemeente in een periode van een jaar zeven nieuwe reisdocumenten zijn verstrekt. Dit doet vermoeden dat bij de aanvraag van een nieuw reisdocument een onjuist beeld is geschetst van de ware reden van de vermissing van het oude document. Het voorgaande heeft tot de conclusie geleid, dat de ruimte in de regelgeving voor het verstrekken van een nieuw reisdocument aan iemand die zegt het oude document te zijn verloren, onaanvaardbaar groot is. Gezien de aanzienlijke maatschappelijke schade die door misbruik van reisdocumenten kan ontstaan (mensensmokkel, financiële benadeling van (overheids)instanties, e.d.) is besloten om op korte termijn de regelgeving op het punt van de vermissing van reisdocumenten aan te scherpen.

De procedure bij vermissing van een reisdocument is voor aanvragen die op het gemeentehuis worden ingediend, neergelegd in artikel 14 van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 1995 (PUN). De aanvrager kon tot nu toe kiezen uit twee opties om de schriftelijke verklaring van vermissing als bedoeld in artikel 31 van de Paspoortwet af te leggen. Of de verklaring werd afgelegd ten overstaan van de ambtenaar die de aanvraag voor een nieuw reisdocument in ontvangst neemt, overeenkomstig het bij de paspoortuitvoeringsregeling behorende modelformulier 1, dan wel er werd een terzake van de vermissing opgemaakt proces-verbaal van de politie overgelegd.

Gezien de hiervoor geschetste ontwikkelingen is besloten, dat de aanvrager bij vermissing van een eerder aan hem uitgereikt reisdocument in het vervolg te allen tijde verplicht is daarvan aangifte te doen bij de Nederlandse politie. Deze verplichting geldt ook indien het reisdocument in het buitenland is vermist. Van iedere aangifte wordt op ambtseed een proces-verbaal opgemaakt door een opsporingsambtenaar van de politie, dus ook in het geval er niet direkt een duidelijk vermoeden is van een strafbaar feit (zoals beroving, diefstal, etc.). De burger die de aangifte doet ontvangt een door de politie gewaarmerkte kopie van het proces-verbaal, die hij vervolgens moet overleggen bij zijn aanvraag voor een nieuw reisdocument. De kopie van het proces-verbaal vormt een integraal onderdeel van de verklaring omtrent de vermissing en dient daaraan te worden toegevoegd. Dit betekent dat bij het ontbreken van de kopie van het proces-verbaal de aanvrager geen verklaring omtrent de vermissing als bedoeld in artikel 31 van de Paspoortwet heeft afgelegd, waardoor de aanvraag voor een nieuw reisdocument niet in behandeling mag worden genomen. Een en ander is vastgelegd in het gewijzigde tweede lid van artikel 14 PUN.

De regeling dat altijd een proces-verbaal terzake van de vermissing moet worden opgemaakt door de politie heeft verschillende voordelen. Er kan beter gebruik worden gemaakt van de expertise bij de politie om een betrouwbare aangifte van de vermissing te verkrijgen en vast te stellen of er mogelijk sprake is van een valse aangifte. Voorts kan door de inschakeling van de politie reeds in de preventieve sfeer worden opgetreden tegen vermissing en misbruik van reisdocumenten. Tenslotte zal naar verwachting ook de opsporing van strafbare feiten die worden gepleegd met (behulp van) reisdocumenten worden bevorderd.

De wijziging van artikel 14, derde lid, PUN hangt direkt samen met de aanpassing van het tweede lid van dit artikel. Het proces-verbaal van de politie zal immers een exacte omschrijving dienen te bevatten van de omstandigheden waaronder de vermissing heeft plaatsgevonden. De gemeente-ambtenaar die het modelformulier 1 invult, kan zich in beginsel dan ook beperken tot het vermelden van de gegevens betreffende het vermiste document en van de houder in de daarvoor bestemde rubrieken. Vervolgens voegt hij de kopie van het proces-verbaal van de politie bij het formulier en bergt deze stukken op in de reisdocumenten-administratie.

De regeling treedt in werking met ingang van 15 februari 1997. De bij de uitvoering betrokken autoriteiten zullen op dat tijdstip zijn ingelicht.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm.

Naar boven