Besluit BOA parkeercontroleurs regiopolitie Utrecht

17 november 1997

Nr. 97/6025-12418/Asd

Parket Procureur-Generaal Amsterdam

De Procureur-Generaal bij het Gerechtshof te Amsterdam;

Gelezen het verzoek van de Korpschef van de regiopolitie Utrecht, d.d. 31 juli 1997;

Gelezen het desgevraagde advies van de Hoofdofficier van Justitie te Utrecht;

Gelet op het besluit van de Minister van Justitie van 18 januari 1995, Nr. 477613/595/NE;

Gelet op het voornemen van de Korpschef van de regiopolitie Utrecht tot het indienen van een verzoek aan de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie strekkende tot uitrusting van de in dit besluit bedoelde parkeercontroleurs met een (korte) wapenstok en handboeien;

Gelet op mijn categoriaal besluit, d.d. 30 januari 1996, kenmerk 96/6025-7562/Asd en de binnen de werking van dat besluit reeds aangewezen en beëdigde parkeercontroleurs;

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering;

Gelet op artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993;

Gelet op het besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De personen vallende binnen de korpssterkte van- en werkzaam bij de regiopolitie Utrecht, die de functie vervullen van parkeercontroleur, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar;

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

de Wegenverkeerswet 1994;

de artikelen 177, 179, 180, 184, 266, 267 en 435, onder ten vierde, van het Wetboek van Strafrecht;

de Parkeerverordening, resp. de Algemene Plaatselijke Verordening of andere verordeningen van de onder de politieregio Utrecht vallende gemeenten, voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen.

De toepassing van de hiervoor bedoelde bevoegdheden, dient zich te beperken tot stilstaand verkeer.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio Utrecht.

Artikel 4

1. De direct toezichthouder als bedoeld in artikel 5 lid 2 van deze beschikking is namens mij bevoegd tot beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Op grond van dit besluit kunnen maximaal 135 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar beëdigd worden.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de Hoofdofficier van Justitie bij het Arrondissementsparket te Utrecht.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van de politieregio Utrecht.

Artikel 6

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 7

De buitengewoon opsporingsambtenaar kan indien op een daartoe strekkend verzoek aan de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie, positief is beschikt en dat besluit van kracht is geworden, alsmede met inachtname van de voorwaarden als in dit besluit vermeld, uitgerust zijn met:

a) handboeien van een door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie goedgekeurd merk en type;

b) een korte wapenstok.

Artikel 8

De Korpschef van de regiopolitie Utrecht brengt jaarlijks, voor 1 april, met betrekking tot de bij de regiopolitie Utrecht in de functie van parkeercontroleur werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren, aan de Minister van Justitie, de Procureur-Generaal bij het Gerechtshof te Amsterdam en de Hoofdofficier van Justitie te Utrecht, verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren in de onderhavige functie binnen de regio Utrecht;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in dat jaar voor die Cito-toets zijn geslaagd.

d. de stand van zaken met betrekking tot de intern door de Regiopolitie Utrecht verzorgde en tot de onderhavige functie gerichte aanvullende opleiding(en) van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven welke van die reeds aangewezen/beëdigde personen in dat jaar aan die aanvullende opleiding(en) heeft deelgenomen.

Artikel 9

1. Het Besluit BOA parkeercontroleurs gemeente Utrecht vervalt met ingang van 1 januari 1998.

2. De akten van de personen die reeds op de datum van inwerkingtreding van dit besluit een akte van beëdiging hadden op grond van het Besluit BOA parkeercontroleurs gemeente Utrecht worden geacht te zijn gebaseerd op dit besluit.

Artikel 10

Dit besluit treedt na publicatie in de Staatscourant met ingang van 1 januari 1998 in werking en is geldig tot 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: ’Besluit BOA parkeercontroleurs regiopolitie Utrecht’.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.


Amsterdam, 17 november 1997.
De Procureur-Generaal,
C.R.L.R.M. Ficq.

Naar boven