Bosbouw, particuliere

Vervroegde Uittreding 1997/2000

Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDE BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE VERVROEGDE UITTREDINGSREGELING WERKNEMERS IN DE PARTICULIERE BOSBOUW

AI Nr. 8879

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van het Bosschap, namens de Nederlandse Vereniging van Boseigenaren, de Algemene Vereniging Inlands Hout als partij te ener zijde mede namens de CNV Industrie- en Voedingsbond en de Voedingsbond FNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervroegde uittredingsregeling werknemers in de particuliere bosbouw, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat de wijziging van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Trekt in zijn besluit van 24 april 1996 (Stcrt. 1996, nr. 83), voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindend verklaren van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervroegde uittredingsregeling werknemers in de particuliere bosbouw, zulks met inachtneming van hetgeen onder IV en V is bepaald;

II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 2000 (en voorzover het betreft artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst tot en met 31 december 1997) de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervroegde uittredingsregeling werknemers in de particuliere bosbouw alsmede de daarbij behorende statuten en reglementen van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren (SUWAS I) en van de Stichting Uitvoering WW-aanvulling Agrarische Sectoren (SUWAS II), zulks met inachtneming van hetgeen onder III, IV en V is bepaald:

Artikel 1 Werkingssfeer

  • 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft betrekking op de particuliere bosbouw.

  • 2. De bepalingen van deze cao zijn mede van toepassing op werkgevers en werknemers van bosbouwambachtondernemingen.

Artikel 2 Begrippen

  • 1. In deze collectieve arbeidsovereenkomst worden verstaan onder:

    • a. „Boswerkzaamheden": werkzaamheden, betrekking hebbende op de bosbouw in de ruimste zin des woords met inbegrip van werkzaamheden in droge en natte natuurterreinen en het houden van toezicht in bossen en natuurterreinen.

    • b. „Werkgevers": zij, die door anderen krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk boswerkzaamheden doen verrichten.

    • c. „Bosbouwambachtonderneming": een onderneming die tegen betaling werkzaam heden verricht in bossen of andere houtopstanden, welke bedrijfsmatig in ondernemingen waarin de bosbouw of de houtteelt wordt uitgeoefend plegen te worden verricht.

  • 2. In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder „werknemers":

  • werknemers voor wie geen premievrijstelling voor de werknemersverzekeringen bestaat op grond van de Wet Premieregime bij Marginale Arbeid (PMA), en die daarnaast voldoen aan één van de onderstaande omschrijvingen:

    • A. in het kader van de in artikel 3.A bedoelde regeling vervroegde uittreding:

      • a. zij, die met een werkgever, als bedoeld in lid 1, krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk een arbeidsverhouding hebben, voor zover op deze arbeidsverhouding verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen van toepassing is.

      • b. zij, die aansluitend aan een arbeidsverhouding als bedoeld onder a. een uitkering genieten ingevolge de Ziektewet danwel ingevolge de Werkloosheidswet, de laatste echter op voorwaarde dat zij seizoenmatig aan de bedrijfstak gebonden zijn.

      • c. zij, die in de functie van directeur van een N.V., een B.V., een vereniging of een stichting danwel een andere rechtspersoon met een werkgever, als bedoeld in lid 1, krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid een persoonlijke arbeidsovereenkomst hebben, voorzover voor hen verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen van toepassing is en tevens premiebetaling ten behoeve van SUWAS, zoals in artikel 4 omschreven, heeft plaatsgevonden, met inachtneming van het voor hen in artikel 3 lid 4 bepaalde.

    • B. in het kader van de in artikel 3.B bedoelde regeling aanvulling AAW/WAO-uitkering:

      • a. zij, die met een werkgever, als bedoeld in lid 1, krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk een arbeidsverhouding hebben gehad, voorzover op deze arbeidsverhouding verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen van toepassing was, zij aansluitend aan deze arbeidsverhouding een uitkering hebben genoten ingevolge de Ziektewet, en aansluitend aan deze uitkering genieten ingevolge de AAW/WAO;

      • b. zij, die in de functie van directeur van een N.V. een B.V., een vereniging of een stichting danwel een andere rechtspersoon met een werkgever, als bedoeld in lid 1, krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk een arbeidsverhouding hebben gehad, voor zover op deze arbeidsverhouding verzekeringsplicht voor de sociale werkne- mersverzekeringen van toepassing was en overigens ook aan de voorwaarden voldoen zoals onder a. genoemd.

    • C. in het kader van de in artikel 3.C bedoelde regeling aanvulling WW-uitkering:

      • a. zij, die met een werkgever, als bedoeld in lid 1, krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk een arbeidsverhouding hebben danwel hebben gehad, voorzover op deze arbeidsverhouding verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen van toepassing is danwel was en zij tijdens danwel aansluitend aan deze arbeidsverhouding een uitkering genieten ingevolge de Werkloosheidswet;

      • b. zij, die in de functie van directeur van een N.V., een B.V., een vereniging of een stichting danwel een andere rechtspersoon met een werkgever, als bedoeld in lid 1, krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk een arbeidsverhouding hebben gehad, voor zover voor hen verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen van toepassing was en zij aansluitend aan deze arbeidsverhouding een uitkering genieten ingevolge de Werkloosheidswet.

    • D. in het kader van de in artikel 3.D. bedoelde regeling aanvulling uitkering oudere werklozen:

      • a. zij die met een werkgever, als bedoeld in lid 1, krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk een arbeidsverhouding hebben gehad, voor zover op deze arbeidsverhouding verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen van toepassing was en zij aansluitend aan deze arbeidsverhouding een uitkering genieten ingevolge de Werkloosheidswet,

      • b. zij die in de functie van directeur van een N.V. of B.V. met een werkgever, als bedoeld in lid 1, krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk een arbeidsverhouding hebben gehad, voorzover voor hen verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen van toepassing was en zij aansluitend aan deze arbeidsverhouding een uitkering genieten ingevolge de Werkloosheidswet.

    • E. In het kader van de in artikel 3.E. bedoelde regeling aanvulling ziekengeld:

    • zij die met een werkgever, als bedoeld in lid 1, krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk een arbeidsverhouding hebben gehad, voorzover op deze arbeidsverhouding verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen van toepassing was en zij aansluitend aan deze arbeidsverhouding een uitkering genieten ingevolge de Werkloosheidswet, al dan niet onderbroken door één of meerdere perioden van arbeidsongeschiktheid, dan wel op een uitkering krachtens de Ziektewet vanaf de eerste dag nadat het dienstverband is geëindigd, voor de duur van dat recht, zulks tot de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 3. Tot werknemers worden niet gerekend, meewerkende echtgenoten van directeuren en/of eigenaren van ondernemingen, voorzover voor hen geen verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen van toepassing is.

  • 4. Tot werknemers als bedoeld in lid 2 wordt meegerekend de meewerkend echtgeno(o)t(e) van een directeur en/of eigenaar van een onderneming indien en voorzover:

    • 1e. tot 1 januari 1989 verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen is toegepast;

    • en

Artikel 3 Regelingen

A. Regeling vervroegde uittreding

  • 1. Werknemers als bedoeld in artikel 2. lid 2 onder A. kunnen bij of na het bereiken van de 59-jarige leeftijd deelnemen aan de regeling inzake vervroegd uittreden, inhoudende het verstrekken van een uitkering, mits zij voorafgaande aan de dag met ingang waarvan gebruik gemaakt wordt van deze regeling:

    • a. in de 10 voorafgaande kalenderjaren ten minste in elk jaar in dienstverband gewerkt hebben danwel een uitkering ingevolge de ZW, WAO, WW of WWV hebben genoten en

    • b. in de tien voorafgaande kalenderjaren ten minste 260 weken in de laatste vijf voorafgaande kalenderjaren ieder jaar ten minste 52 dagen en in het laatste voorafgaande kalenderjaar ten minste 26 weken persoonlijk arbeid hebben verricht bij een werkgever als bedoeld in artikel 2 lid 1 danwel een werkgever in de zin van een andere cao of arbeidsvoorwaardenregeling waarvan de statuten van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren deel uitmaken, één en ander met dien verstande dat perioden waarover een ZW-uitkering is verstrekt worden meegerekend alsmede gedurende het laatste kalenderjaar perioden waarover een WW-uitkering of een NWW-uitkering is verstrekt, mits deze aansluiten aan of een onderbreking vormen van perioden gedurende welke de werknemer in dienst is geweest van een werkgever als hiervoor bedoeld.

  • 2. Werknemers als bedoeld in artikel 2 lid 2 onder A. kunnen bij of na het bereiken van de 58-jarige leeftijd en met ingang van 1 september 1991 bij of na het bereiken van de 57-jarige leeftijd deelnemen aan de regeling inzake vervroegd uittreden, inhoudende het verstrekken van een uitkering, mits zij voorafgaande aan de dag met ingang waarvan gebruik gemaakt wordt van deze regeling:

    • a. in de 40 voorafgaande kalenderjaren ten minste in elk jaar in dienstverband hebben gewerkt bij een werkgever als bedoeld in artikel 2 lid 1 danwel een uitkering ingevolge de ZW, WAO, WW, WWV hebben genoten en

    • b. in de 10 voorafgaande kalenderjaren ten minste 260 weken in de laatste vijf voorafgaande kalenderjaren ieder jaar ten minste 52 dagen en in het laatste vooraf gaande kalenderjaar ten minste 26 weken persoonlijk arbeid hebben verricht bij een werkgever als bedoeld in artikel 2 lid 1 danwel een werkgever in de zin van een andere cao of arbeidsvoorwaardenregeling waarvan de statuten van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren deel uitmaken, een en ander met dien verstande dat perioden waarover een ZW-uitkering is verstrekt worden meegerekend alsmede gedurende het laatste kalenderjaar perioden waarover een WW-uitkering of een NWW-uitkering is verstrekt, mits deze aansluiten aan of een onderbreking vormen van perioden gedurende welke werknemer in dienst is geweest van een werkgever als hiervoor bedoeld.

  • 3. Voor de berekening van de periode als bedoeld onder lid 2 onder a. worden meegerekend de perioden gedurende welke belanghebbende verhinderd is geweest de bedongen arbeid te verrichten in verband met het naleven van een verplichting, hem opgelegd door de wet of voortvloeiend uit een verbintenis door hem jegens de overheid aangegaan ten aanzien van 's lands verdediging of ter bescherming van de openbare orde, voorzover belanghebbende voorafgaand aan deze perioden in een dienstverband heeft gewerkt bij een werkgever als bedoeld in artikel 2 lid 1.

  • 4. Voor de berekening van de perioden als bedoeld in lid 1 onder b. alsmede in lid 2 worden tevens meegerekend de perioden die belanghebbende als werknemer werkzaam is geweest in de zin van de cao voor het Bouwbedrijf of in de zin van de cao betreffende vrijwillige vervroegde uittreding voor het Baggerbedrijf respectievelijk de cao betreffende vrijwillige vervroegde uittreding voor het uitvoerend technisch en administratief personeel in het Baggerbedrijf.

  • Dit geldt niet voor werknemers die, in de twee jaar voorafgaand aan de uittredingsdatum:

    • 1e. van een bedrijf vallend onder de cao voor het Bouwbedrijf of de cao betreffende vrijwillige vervroegde uittreding voor het Baggerbedrijf respectievelijk de cao betreffende vrijwillige vervroegde uittreding voor het uitvoerend, technisch en administratief personeel in het Baggerbedrijf in dienst treden van een bedrijf vallend onder de Cao Vervroegde Uittreding in de Agrarische Sectoren respectievelijk de cao inzake vervroegde uittredingsregeling werknemers in de particuliere bosbouw, danwel:

    • 2e. van een bedrijf vallend onder de Cao Vervroegde Uittreding in de Agrarische Sectoren respectievelijk de cao inzake vervroegde uittredingsregeling werknemers in de particuliere bosbouw in dienst treden van een bedrijf vallend onder de cao voor het Bouwbedrijf of de cao betreffende vrijwillige vervroegde uittreding voor het Baggerbedrijf respectievelijk de cao betreffende vrijwillige vervroegde uittreding voor het uitvoerend, technisch en administratief personeel in het Baggerbedrijf.

  • Eén en ander geldt zodra en zolang een gelijkluidende bepaling in bedoelde cao's is opgenomen.

  • Schrapping van deze bepalingen en/of eenzijdig aangebrachte wijzigingen ten aanzien van de bepalingen in bedoelde VUT-regelingen inzake:

    • 1. de referteperioden;

    • 2. de uittredingsleeftijd;

    • 3. het uitkeringspercentage en de uitkeringsbasis;

    • 4. het vrijwillig afstand doen van een uitkering krachtens de Ziektewet en/of WAO/AAW;

    • 5. de pensioenopbouw;

    • 6. de beëindiging van de Vut-regeling

  • hebben met de regeling vervroegde uittreding in de cao voor het Bouwbedrijf of de cao betreffende vrijwillige vervroegde uittreding voor het Baggerbedrijf respectievelijk de cao betreffende vrijwillige vervroegde uittreding voor het uitvoerend, technisch en administratief personeel in het Baggerbedrijf onmiddellijk beëindiging van toepassing van wederkerigheid met de cao voor het Bouwbedrijf of beide cao's voor het Baggerbedrijf tot gevolg.

  • 5. Nadere regels met betrekking tot de wijze waarop werknemers, die van de in lid 1 en 2 bedoelde regeling gebruik wensen te maken, zich hiervoor moeten melden, worden door het bestuur van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren bij uitkeringsreglementen bepaald (zie bijlage III A).

  • 6. Slechts voorzover de aanmelding mede-ondertekend is door de werkgever wordt de werknemer, wiens aanmelding plaats heeft op een zodanig tijdstip, dat aan de voor hem geldende opzeggingstermijn niet wordt voldaan, geacht deze opzeggingstermijn niettemin in acht te hebben genomen.

  • 7. Nadere regels met betrekking tot de in de leden 1 en 2 bedoelde uitkeringen worden door het bestuur van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren bij uitkeringsreglement bepaald (zie bijlage III A).

B. Regeling aanvulling AAW/WAO-uitkering

  • 8. Werknemers bedoeld in artikel 2 lid 2 onder B. ontvangen, een aanvulling op hun AAW/WAO-uitkering:

    • bij of na het bereiken van de 59-jarige leeftijd of

    • bij of na het bereiken van de 57-jarige leeftijd voorzover zij de 57-jarige leeftijd bereiken op of na 1 maart 1991, en nadat de AAW/WAO-uitkering gedurende ten minste twee jaar is verstrekt, de aanvang van deze uitkeringsperiode niet eerder ligt dan op de dag van of na het bereiken van de 55-jarige leeftijd, en de uitkering plaatsvindt naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80–100.

  • 9. Nadere regels met betrekking tot de in lid 8 bedoelde aanvulling worden door het bestuur van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren bij uitkeringsreglement bepaald (zie bijlage III A).

C. Regeling aanvulling WW-uitkering

  • 10. Werknemers als bedoeld in artikel 2 lid 2 onder C. ontvangen, met ingang van 1 oktober 1989 een aanvulling op hun WW-uitkering gedurende ten hoogste 8 weken indien:

    • a. zij werkloos zijn in de zin van de Werkloosheidswet;

    • b. zij in de kalenderweek onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van de werkloosheid alsmede in de 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van de werkloosheid in ten minste 26 weken bij dezelfde bedrijfsvereniging verzekerd zijn geweest.

  • 11. Nadere regels met betrekking tot de onder lid 10 bedoelde aanvulling worden door het bestuur van de Stichting Uitvoering WW-aanvulling Agrarische Sectoren bij uitkeringsreglement bepaald (zie bijlage III B).

D. Regeling aanvulling uitkering oudere werklozen

  • 12. Werknemers als bedoeld in artikel 2 lid 2 onder D. die op of na de 55-jarige leeftijd zijn ontslagen vanwege bedrijfsbeëindiging, faillissement, duurzame bedrijfsinkrimping of vanwege omstandigheden die hiermee gelijk zijn te stellen, kunnen aanspraak maken op een aanvulling op hun WW-uitkering:

    • a. bij of na het bereiken van 59-jarige leeftijd, voorzover zij de 59-jarige leeftijd bereiken op of na 1 maart 1991 en mits zij op de ontslagdatum voldoen aan het onder artikel 3.A. lid 1.a. en b. gestelde, of

    • b. bij of na het bereiken van de 57-jarige leeftijd, voorzover zij de 57-jarige leeftijd bereiken op of na 1 september 1991 en mits zij op de ontslagdatum voldoen aan het onder artikel 3.A. lid 2.a. en b. gestelde.

    • Behoudens in geval van faillissement dient het ontslag te hebben plaatsgevonden met toestemming van de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening op grond van bedrijfseconomische redenen.

    • Ingeval de maximale uitkeringsperiode van de WW eerder eindigt dan op 65-jarige leeftijd, ontvangt de in de vorige volzin genoemde werknemer een uitkering ineens berekend op basis van de periode die daarna nog rest tot aan het bereiken van de 65-jarige leeftijd.

  • 13. Nadere regels met betrekking tot de onder lid 12 bedoelde aanvulling, c.q. uitkering-ineens worden door het bestuur van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren bij uitkeringsreglement bepaald (zie bijlage III A).

E. Regeling aanvulling ziekengeld

  • 14. Werknemers als bedoeld in artikel 2 lid 2 E kunnen aanspraak maken op een aanvulling op een uitkering ingevolge de Ziektewet, op een uitkering krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet dan wel op een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.

  • 15. Nadere regels met betrekking tot de onder lid 14 bedoelde aanvulling worden door het bestuur van de Stichting Uitvoering WW-aanvulling Agrarische Sectoren bij uitkeringsreglement bepaald (zie bijlage III B).

Artikel 4 Uitvoering

  • 1. Er bestaat een „Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren" (SUWAS I) welke ten doel heeft de in artikel 3 onder A., B. en D. bedoelde regelingen te financieren. Werkgevers en werknemers zijn gehouden tot naleving van alle verplichtingen, welke bij of krachtens de statuten en reglementen van deze stichting op hen worden gelegd. De desbetreffende bepalingen worden geacht onderdeel van deze cao uit te maken (zie bijlage I A).

  • 2. Er bestaat een „Stichting Uitvoering WW-aanvulling Agrarische Sectoren" (SUWAS II) welke ten doel heeft de in artikel 3 onder C. en E. bedoelde regelingen te financieren. Werkgevers en werknemers zijn gehouden tot naleving van alle verplichtingen, welke bij of krachtens de statuten en reglementen van deze Stichting op hen worden gelegd. De desbetreffende bepalingen worden geacht onderdeel van deze cao uit te maken (zie bijlage I B).

Artikel 6 Heffing

  • 1. De werkgever is gehouden jaarlijks ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 3 onder A., B. en D. bedoelde regelingen een heffing te betalen. De heffing wordt berekend naar het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering met dien verstande dat als maximumloon per dag wordt aangehouden anderhalf maal het maximum premiedagloon in de zin artikel 9 lid 1 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. De eventueel via de werkgever bij arbeidsongeschiktheid doorbetaalde uitkering wordt, voorzover via de uitkerende instantie hiervoor geen vergoeding ter compensatie van de door de werkgever verschuldigde heffing is verstrekt, in mindering gebracht op het hiervoor bedoelde heffingsloon.

  • De heffing is ingaande 1 januari 19931 vastgesteld op 3,75%.

  • 2. De werkgever is voorts gehouden jaarlijks ten behoeve van de in artikel 3 onder C. en E. bedoelde regelingen een heffing te betalen. De heffing wordt berekend naar het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering met dien verstande dat als maximumloon per dag wordt aangehouden anderhalf maal het maximum premiedagloon in de zin van artikel 9 lid 1 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • De heffing is met ingang van 1 januari 19931 vastgesteld op 0,4%.

  • 3. De in lid 1 en 2 bedoelde heffingen worden gecombineerd geïnd.

  • 4. De werkgever is geen heffing verschuldigd over het loon van de werknemer voor wie premievrijstelling voor de werknemersverzekeringen bestaat op grond van de Wet Premieregime bij Marginale Arbeid (PMA).

BIJLAGE I A STATUTEN VAN DE „STICHTING UITTREDING WERKNEMERS AGRARISCHE SECTOREN" SUWAS I

Artikel 1 Naam

De stichting draagt als naam „Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren" (SUWAS) en is gevestigd te Den Haag.

Artikel 2 Doel en middelen

  • 1. De stichting stelt zich ten doel de vervroegde uittreding van werknemers in agrarische bedrijfstakken te financieren en bepaaldelijk nader te omschrijven aanvullende regelingen te financieren met betrekking tot oudere werknemers in de agrarische bedrijfstakken die door aanspraken op andere uitkeringen niet voor de vervroegde uittreding in aanmerking komen. De financiering geschiedt uit daartoe door de werkgevers in die bedrijfstakken verstrekte gelden.

  • 2. De wijze van betaling en de uitvoering van het in lid 1 bepaalde wordt nader bij reglement vastgesteld (zie bijlage II en III).

Artikel 3 Oprichters

De stichting is opgericht door:

  • a. de navolgende organisaties van werkgevers:

    • 1. De Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond;

    • 2. Het Koninklijk Nederlands Landbouw Comité (KNLC);

    • 3. De Nederlandse Christelijke Boeren- en Tuindersbond.

  • b. de navolgende organisaties van werknemers:

    • 1. De Voedingsbond F.N.V;

    • 2. De C.N.V Industrie- en Voedingsbond.

Artikel 4 Bestuur

  • 1. De Stichting wordt bestuurd door een bestuur bestaande uit twaalf leden, die als volgt worden benoemd:

    • a. drie leden te benoemen door LTO-Nederland;

    • b. één lid te benoemen door de BOVAL (Bond van Loonbedrijven voor Agrarischen Grondverzetwerk);

    • c. één lid te benoemen door de VHG (Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners);

    • d. één lid te benoemen door de overige werkgeversorganisaties, welke zich contractueel verbonden hebben om het door de stichting beoogde doel mede na te streven, in onderling overleg tussen deze organisaties te regelen;

    • e. vier leden te benoemen door de Voedingsbond F.N.V;

    • f. één lid te benoemen door de C.N.V Industrie- en Voedingsbond.

  • De bestuursleden sub a, b, c en d zijn bestuursleden van werkgeverszijde;

  • de bestuursleden sub e en f zijn bestuursleden van werknemerszijde.

  • 2. De bestuursleden worden benoemd tot wederopzegging, doch uiterlijk tot 1 januari van het jaar, volgend op het jaar, waarin zij de leeftijd van 65 jaar bereiken.

  • 3. Het bestuur benoemt uit de bestuursleden-werkgevers een werkgeversvoorzitter en uit de bestuursleden-werknemers een werknemersvoorzitter, telkens voor de duur van vier jaar. Zij treden beurtelings voor de duur van een jaar op als voorzitter. Bij ontstentenis of afwezigheid van de voorzitter treedt in diens plaats de andere voorzitter op

  • Het bestuur benoemt tevens uit de bestuursleden-werkgevers een vice-werkgeversvoorzitter en uit de bestuursleden-werknemers een vice-werknemersvoorzitter, telkens voor de duur van twee jaar. Zij treden uitsluitend als zodanig op bij ontstentenis of afwezigheid van zowel de werkgeversvoorzitter als ook de werknemersvoorzitter.

Artikel 5 Besluitvorming in het bestuur

  • 1. Bestuursbesluiten kunnen slechts worden genomen indien tenminste zeven bestuursleden aanwezig zijn.

  • De gezamenlijke ter bestuursvergadering aanwezige bestuursleden-werkgevers brengen evenveel stemmen uit als de gezamenlijke ter bestuursvergadering aanwezige bestuursleden-werknemers. Is het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden-werknemers even groot als het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden-werknemers, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Is het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden-werkgevers niet even groot als het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden-werknemers, dan brengen de leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is, ieder evenveel stemmen uit als van de andere groep leden ter vergadering aanwezig zijn.

  • De leden van de andere groep brengen alsdan ieder evenveel stemmen uit als van de grootste groep leden ter vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling, tenzij het bestuur anders beslist. Stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes.

  • 3. Voor het totstandkomen van een besluit bij stemming is de volstrekte meerderheid vereist van de stemmen der leden, die aan de stemming hebben deelgenomen. Bij stemming over personen worden leden, die blanco briefjes of briefjes van onwaarde hebben ingeleverd, voor de toepassing van het in de vorige volzin bepaalde, geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 4. Indien de stemmen staken wordt de beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld. Indien op die vergadering opnieuw de stemmen staken, wordt bij stemming over een zaak deze geacht in negatieve zin te zijn beslist. Bij stemming over personen zal echter het lot beslissen.

Artikel 6

De bestuursvergaderingen kunnen worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De benodigde stukken zullen aan deze vertegenwoordiger worden toegezonden.

Artikel 7 Administratie

  • 1. Het bestuur draagt de administratie van de Stichting onder zijn verantwoordelijkheid op aan de Bedrijfsvereniging voor de Tabaksverwerkende en Agrarische Bedrijven (B.V. TAB) danwel aan het administratieorgaan, waaraan deze bedrijfsvereniging de administratie opdraagt.

  • 2. Het bestuur is bevoegd bepaaldelijk te omschrijven bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te delegeren aan:

    • a. één of meer uit en door het bestuur aangewezen commissies welke paritair moeten zijn samengesteld;

    • b. de directie van de B.V. TAB dan wel aan de directie van het in lid 1 bedoelde administratieorgaan;

    • c. het bestuur van de B.V. TAB met het recht van substitutie.

Artikel 8 Vergoedingen

De leden van het bestuur genieten voor de door hen als zodanig verrichte werkzaamheden vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig daartoe bij algemeen reglement vast te stellen regelen (zie bijlage II). Tevens kan aan hen bij algemeen reglement een vergoeding voor tijdverzuim worden toegekend (zie bijlage II).

Artikel 9 Geldmiddelen

De geldmiddelen der stichting bestaan uit:

  • 1. door werkgevers verstrekte gelden ter financiering van het door de stichting beoogde doel;

  • 2. renten en andere opbrengsten van bezittingen der stichtingen;

  • 3. overige middelen.

Artikel 10 Beheer der geldmiddelen

  • 1. De geldmiddelen der stichting moeten, voorzover zij niet in contanten aanwezig zijn of overeenkomstig artikel 11 zijn belegd, zijn gestort op een ten name van de stichting staande bank- of postrekening.

  • Het bestuur wijst de bankinstelling(en) aan, waarbij bankrekeningen kunnen worden geopend.

  • 2. De geldswaardige papieren der stichting zullen bij een door het bestuur aan te wijzen bankinstelling in open bewaargeving worden gegeven. De beschikking over danwel de toegang tot deze geldswaardige papieren is slechts mogelijk door twee personen gezamenlijk, hiertoe door het bestuur gemachtigd.

Artikel 11 Belegging

Belegging van gelden kan slechts plaatshebben in waarden, genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid der Beleggingswet (Wet van negenentwintig december negentienhonderdachtentwintig, Staatsblad 507, zoals sindsdien gewijzigd).

Artikel 12 Boekjaar

Het boekjaar van de stichting loop van één januari tot en met eenendertig december.

Artikel 13 Controle en rekening en verantwoording

  • 1. Een door het bestuur aan te wijzen externe registeraccountant houdt toezicht op de boekhouding van de stichting en brengt jaarlijks of zoveel meer als het bestuur nodig oordeelt, schriftelijk verslag uit.

  • 2. Het bestuur stelt jaarlijks een rekening en verantwoording op van de inkomsten en uitgaven der stichting en een begroting der stichting.

Artikel 14 Statutenwijziging

  • 1. Wijziging van deze statuten kan – met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 lid 1 – slechts plaatshebben in een bepaaldelijk hiertoe uitgeschreven vergadering van het bestuur waarin van ieder der in artikel 4 lid 1 vermelde organisaties tenminste twee/derde van het door hen benoemde aantal leden aanwezig is.

  • 2. Indien een zodanige vergadering is uitgeschreven, doch niet aan de in het vorige lid gestelde eis ten aanzien van het aantal leden, blijkt te zijn voldaan, kan in een volgende wederom tot dat doel bijeengeroepen vergadering, mits niet eerder dan achtentwintig dagen na de eerste gehouden, het besluit tot statutenwijziging worden genomen, ongeacht het aantal aanwezige leden behoudens echter het bepaalde in artikel 5 lid 1.

  • 3. De wijzigingen treden in werking op een door het bestuur te bepalen tijdstip, dat niet eerder zal zijn dan de dag, waarop zij notarieel zijn vastgelegd.

Artikel 15 Ontbinding en liquidatie

  • 1. De stichting kan – met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 lid 1 – worden ontbonden bij besluit van het bestuur. Het bepaalde in artikel 14 leden 1 en 2 is op de totstandkoming van zodanig besluit van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het bestuur bepaalt het tijdstip, waarop de stichting ontbonden wordt. Tenzij het ontbindingsbesluit hieromtrent andere bepalingen bevat, is het bestuur met de liquidatie belast.

  • 3. Het besluit tot ontbinding bepaalt tevens de bestemming van een eventueel batig saldo. Deze bestemming zal zoveel mogelijk overeen dienen te komen met het doel van de stichting.

Artikel 16 Reglementen

  • 1. Door het bestuur wordt een algemeen reglement (bijlage II) vastgesteld, hetwelk regelingen bevat omtrent:

    • a. de uitvoering van de administratie;

    • b. de aan bestuursleden toe te kennen vergoedingen;

    • c. eventuele onderwerpen van huishoudelijke aard.

  • 2. Het bestuur stelt tevens vast een uitkeringsreglement (bijlage III), hetwelk regelingen bevat omtrent:

    • a. de voorwaarde voor deelname;

    • b. de rechten en verplichtingen van de deelnemer;

    • c. het beroep tegen beslissing inzake toekenning, weigering, intrekking of herziening van de uitkering;

    • d. andere onderwerpen met betrekking tot de uitkering.

  • 3. Het bestuur stelt vast een heffingsreglement (zie bijlage V), hetwelk regelingen bevat omtrent:

    • a. de hoogte van de ten laste der werkgevers komende heffing;

    • b. de wijze van betaling.

Artikel 17 Verslag

  • 1. Jaarlijks wordt vóór één juli een verslag over het afgelopen boekjaar opgemaakt, dat, na te zijn vastgesteld overeenkomstig deze statuten, wordt gepubliceerd.

  • 2. Het verslag moet bevatten:

    • a. een algemeen overzicht van de activiteiten van de stichting gedurende het afgelopen boekjaar;

    • b. in voorkomende gevallen een verklarend overzicht van de wijzigingen, die in de statuten en/of het reglement der stichting zijn aangebracht;

    • c. een algemeen overzicht van het financieel beheer van de stichting.

Artikel 18 Slotbepalingen

  • 1. De beslissingen van het bestuur over wijziging van statuten of reglementen danwel ontbinding en liquidatie der stichting behoeven de goedkeuring van de Hoofdafdeling Sociale Zaken van het Landbouwschap.

  • 2. In gevallen waarin deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.

BIJLAGE I B STATUTEN VAN DE „STICHTING UITVOERING WW-AANVULLING AGRARISCHE SECTOREN" SUWAS II

Artikel 1 Naam en Zetel

  • 1. De stichting is genaamd: Stichting Uitvoering WW-aanvulling Agrarische Sectoren, bij verkorting te noemen: SUWAS II, hierna ook te noemen de stichting;

  • 2. Zij is gevestigd te Den Haag.

Artikel 2 Doel en Middelen

  • 1. De stichting heeft ten doel voor werknemers in agrarische bedrijfstakken een aanvulling van de uitkering uit hoofde van de Werkloosheidswet te financieren uit daartoe door de werkgevers in die bedrijfstakken verstrekte gelden.

  • 2. De wijze van betaling en de uitvoering van het in lid 1 bepaalde wordt nader bij reglement vastgesteld.

Artikel 3 Bestuur

  • 1. Het bestuur wordt gevormd door twaalf leden, zijnde de personen die benoemd zijn tot bestuursleden van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren (gevestigd te Den Haag).

  • 2. Indien er wijziging in de samenstelling van het bestuur van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren plaatsvindt, zal de samenstelling van het bestuur van de stichting dienovereenkomstig worden gewijzigd.

  • 3. Degenen die als werkgeversvoorzitter respectievelijk werknemersvoorzitter zijn benoemd bij de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren zijn tevens werkgeversvoorzitter respectievelijk werknemersvoorzitter bij de Stichting. Zij treden beurtelings voor de duur van één jaar op als voorzitter. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt in diens plaats de andere voorzitter op. Degenen die als vice werkgeversvoorzitter respectievelijk vice werknemersvoorzitter zijn benoemd bij de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren, zijn tevens vice werkgeversvoorzitter respectievelijk vice werknemersvoorzitter van de stichting. Zij treden uitsluitend als zodanig op bij ontstentenis of afwezigheid van zowel de werkgeversvoorzitter als ook de werknemersvoorzitter.

  • 4. Voor de in dit artikel bedoelde bestuursleden kunnen personen optreden (plaatsvervangers), die bij belet of ontstentenis van eerder bedoelde bestuursleden in hun plaats en onder hun blijvende verantwoordelijkheid als onbeperkt gevolmachtigden (tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven) kunnen deelnemen aan bestuursvergaderingen en de aldaar plaatsvindende besluitvorming.

  • De in dit lid bedoelde gevolmachtigden zijn niet bevoegd de specifieke bestuurstaken van werkgeversvoorzitter of werknemersvoorzitter, casu quo van vice werkgeversvoorzitter en vice werknemersvoorzitter waar te nemen.

  • Overigens zijn de in deze statuten voor bestuursleden gestelde bepalingen van overeenkomstige toepassing.

  • Degenen die als plaatsvervanger zijn aangewezen voor bestuursleden van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren zullen tevens als gevolmachtigden in voormelde zin voor de bestuursleden van de stichting kunnen optreden.

  • 5. Indien het niet mogelijk is om het bestuur van de stichting of een gedeelte daarvan in te vullen op de wijze als voormeld, zal het bestuur, casu quo zullen de gevolmachtigden, als volgt worden benoemd:

    • a. drie leden te benoemen door LTO-Nederland;

    • b. één lid te benoemen door de BOVAL (Bond van Loonbedrijven voor Agrarische en Grondverzetwerk);

    • c. één lid te benoemen door de VHG (Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners);

    • d. één lid te benoemen door de overige werkgeversorganisaties, welke zich contractueel verbonden hebben om het door de stichting beoogde doel mede na te streven, in onderling overleg tussen deze organisaties te regelen;

    • e. vier leden te benoemen door de Voedingsbond F.N.V;

    • f. één lid te benoemen door de C.N.V Industrie- en Voedingsbond.

  • De bestuursleden sub a, b, c en d zijn bestuursleden van werkgeverszijde; de bestuursleden sub e en f zijn bestuursleden van werknemerszijde.

  • 6. Indien de functieverdeling als bedoeld in lid 3 niet aan die in het bestuur van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren ontleend kan worden, benoemt het bestuur uit de bestuursleden-werkgevers en werkgeversvoorzitter en uit de bestuursleden-werknemers een werknemersvoorzitter, telkens voor de duur van vier jaar. Zij treden beurtelings voor de duur van een jaar op als voorzitter. Bij ontstentenis of afwezigheid van de voorzitter treedt in diens plaats de andere voorzitter op. Indien de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren is ontbonden, benoemt het bestuur tevens uit de bestuursleden-werkgevers een vice werkgeversvoorzitter en uit de bestuursleden-werknemers een vice werknemersvoorzitter, telkens voor de duur van twee jaar. Zij treden uitsluitend als zodanig op bij ontstentenis of afwezigheid van zowel de werkgeversvoorzitter als ook de werknemersvoorzitter.

Artikel 4 Vertegenwoordiging

De werkgeversvoorzitter, respectievelijk de vice werkgeversvoorzitter, tezamen met de werknemersvoorzitter, respectievelijk de vice werknemersvoorzitter, vertegenwoordigen de stichting in en buiten rechte.

Artikel 5 Besluitvorming in het bestuur

  • 1. Bestuursbesluiten kunnen slechts worden genomen indien tenminste zeven bestuursleden aanwezig zijn.

  • De gezamenlijke ter bestuursvergadering aanwezige bestuursleden-werkgevers brengen evenveel stemmen uit als de gezamenlijke ter bestuursvergadering aanwezige bestuursleden-werknemers. Is het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden-werkgevers even groot als het aantal der vergadering aanwezige bestuursleden-werknemers, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit.

  • Is het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden-werkgevers niet even groot als het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden-werknemers, dan brengen de leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is, ieder evenveel stemmen uit als van de andere groep leden ter vergadering aanwezig zijn. De leden van de andere groep brengen alsdan ieder evenveel stemmen uit als van de grootste groep leden ter vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling, tenzij het bestuur anders beslist. Stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes.

  • 3. Voor het totstandkomen van een besluit bij stemming is de volstrekte meerderheid vereist van de stemmen der leden, die aan de stemming hebben deelgenomen. Bij stemming over personen worden leden, die blanco briefjes of briefjes van onwaarde hebben ingeleverd, voor de toepassing van het in de vorige volzin bepaalde, geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 4. Indien de stemmen staken wordt de beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld. Indien op die vergadering opnieuw de stemmen staken, wordt bij stemming over een zaak deze geacht in negatieve zin te zijn beslist. Bij stemming over personen zal echter het lot beslissen.

Artikel 6

De bestuursvergaderingen kunnen worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De benodigde stukken zullen aan deze vertegenwoordiger worden toegezonden.

Artikel 7 Administratie

  • 1. Het bestuur draagt de administratie van de Stichting onder zijn verantwoordelijkheid op aan de Bedrijfsvereniging voor Tabaksverwerkende en Agrarische Bedrijven (B.V. TAB) danwel aan het administratieorgaan, waaraan deze bedrijfsvereniging de administratie opdraagt.

  • 2. Het bestuur is bevoegd bepaaldelijk te omschrijven bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te delegeren aan:

    • a. een of meer uit en door het bestuur aangewezen commissies welke paritair moeten zijn samengesteld;

    • b. de directie van de B.V. TAB danwel aan de directie van het in lid 1 bedoelde administratieorgaan;

    • c. het bestuur van de B.V. TAB met het recht van substitutie.

Artikel 8 Vergoedingen

De leden van het bestuur genieten voor de door hen als zodanig verrichte werkzaamheden vergoeding van reis- en verblijfskosten overeenkomstig daartoe bij algemeen reglement vast te stellen regelen. Tevens kan aan hen bij algemeen reglement een vergoeding voor tijdverzuim worden toegekend.

Artikel 9 Geldmiddelen

De geldmiddelen bestaan uit:

  • 1. door werkgevers verstrekte gelden ter financiering van het door de stichting beoogde doel;

  • 2. rente en andere opbrengsten van bezittingen der stichting;

  • 3. overige middelen.

Artikel 10 Beheer der geldmiddelen

  • 1. De geldmiddelen der stichting moeten, voorzover zij niet in contanten aanwezig zijn of overeenkomstig artikel 11 zijn belegd, zijn gestort op een ten name van de stichting staande bank- of postrekening. Het bestuur wijst de bankinstelling(en) aan, waarbij bankrekeningen kunnen worden geopend.

  • 2. De geldswaardige papieren der stichting zullen bij een door het bestuur aan te wijzen bankinstelling in open bewaargeving worden gegeven. De beschikking over danwel de toegang tot deze geldswaardige papieren is slechts mogelijk door twee personen gezamenlijk, hiertoe door het bestuur gemachtigd, onverminderd het in artikel 4 bepaalde.

Artikel 11 Belegging

Belegging van gelden kan slechts plaatshebben in waarden, genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid der Beleggingswet (Wet van negenentwintig december negentienhonderdachtentwintig, Staatsblad 507, zoals sindsdien gewijzigd).

Artikel 12 Boekjaar

Het boekjaar van de stichting loop van één januari tot en met eenendertig december.

Artikel 13 Controle en rekening en verantwoording

  • 1. Een door het bestuur aan te wijzen externe registeraccountant houdt toezicht op de boekhouding van de stichting en brengt jaarlijks of zoveel meer als het bestuur nodig oordeelt, schriftelijk verslag uit.

  • 2. Het bestuur stelt jaarlijks een rekening en verantwoording op van de inkomsten en uitgaven der stichting en een begroting der stichting.

Artikel 14 Statutenwijziging

  • 1. Wijziging van deze statuten kan – met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 lid 1 – slechts plaatshebben in een bepaaldelijk hiertoe uitgeschreven vergadering van het bestuur waarin van ieder der in artikel 3 lid 5 vermelde categorieën organisaties tenminste twee/derde van het door hen benoemde aantal leden aanwezig is.

  • 2. Indien een zodanige vergadering is uitgeschreven, doch niet aan de in het vorige lid gestelde eis ten aanzien van het aantal leden, blijkt te zijn voldaan, kan in een volgende wederom tot dat doel bijeengeroepen vergadering, mits niet eerder dan achtentwintig dagen na de eerste gehouden, het besluit tot statutenwijziging worden genomen, ongeacht het aantal aanwezige leden behoudens echter het bepaalde in artikel 5 lid 1.

  • 3. De wijzigingen treden in werking op een door het bestuur te bepalen tijdstip, dat niet eerder zal zijn dan de dag, waarop zij notarieel zijn vastgelegd.

Artikel 15 Ontbinding en liquidatie

  • 1. De stichting kan – met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 lid 1 – worden ontbonden bij besluit van het bestuur. Het bepaalde in artikel 14 leden 1 en 2 is op de totstandkoming van zodanig besluit van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het bestuur bepaalt het tijdstip, waarop de stichting ontbonden wordt. Tenzij het ontbindings-besluit hieromtrent andere bepalingen bevat, is het bestuur met de liquidatie belast.

  • 3. Het besluit tot ontbinding bepaalt tevens de bestemming van een eventueel batig saldo. Deze bestemming zal zoveel mogelijk overeen dienen te komen met het doel van de stichting.

Artikel 16 Reglementen

  • 1. Door het bestuur wordt een algemeen reglement vastgesteld, hetwelk regelingen bevat omtrent:

    • a. de uitvoering van de administratie;

    • b. de aan bestuursleden toe te kennen vergoedingen;

    • c. eventuele onderwerpen van huishoudelijke aard.

  • 2. Het bestuur stelt tevens vast een uitkeringsreglement hetwelk regelingen bevat omtrent:

    • a. de voorwaarden voor deelname;

    • b. de rechten en verplichtingen van de deelnemer;

    • c. het beroep tegen beslissing inzake toekenning, weigering, intrekking, herziening, terugvordering of verrekening van de uitkering;

    • d. andere onderwerpen met betrekking tot de uitkering.

  • 3. Het bestuur stelt de hoogte van de ten laste der werkgevers komende heffing vast. De wijze van betaling geschiedt overeenkomstig hetgeen door het bestuur van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren is vastgelegd in een desbetreffend heffingsreglement.

Artikel 17 Verslag

  • 1. Jaarlijks wordt vóór één juli een verslag over het afgelopen boekjaar opgemaakt, dat, na te zijn vastgesteld overeenkomstig deze statuten, wordt gepubliceerd.

  • 2. Het verslag moet bevatten:

    • a. een algemeen overzicht van de activiteiten van de stichting gedurende het afgelopen boekjaar;

    • b. in voorkomende gevallen een verklarend overzicht van de wijzigingen, die in de statuten en/of het reglement der stichting zijn aangebracht;

    • c. een algemeen overzicht van het financieel beheer van de stichting.

Artikel 18 Slotbepalingen

  • 1. De beslissing van het bestuur over wijziging van statuten of reglementen danwel ontbinding en liquidatie der stichting behoeven de goedkeuring van de Hoofdafdeling Sociale Zaken van het Landbouwschap.

  • 2. In gevallen waarin deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.

BIJLAGE II A ALGEMEEN REGLEMENT VAN DE „STICHTING UITTREDING WERKNEMERS AGRARISCHE SECTOREN" SUWAS I

Artikel 1

De B.V. TAB is gemachtigd namens het bestuur van de „Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren" (SUWAS) de administratie van de stichting te voeren.

Artikel 2

  • 1. De geldmiddelen der stichting zullen, voorzover zij niet in contanten aanwezig zijn of overeenkomstig artikel 12 van de statuten zijn belegd, worden gestort op een ten name van de stichting staande bankrekening en/of een rekening bij de Postbank.

  • 2. De in contanten aanwezige geldmiddelen zullen een bedrag van tienduizend gulden (f 10 000,–) niet mogen overschrijden.

  • 3. De directie van de B.V. TAB voert onder toezicht van het bestuur der stichting het beheer der geldmiddelen. De directie van de B.V. TAB wordt tevens door het bestuur gemachtigd de gelden der stichting overeenkomstig het bepaalde in de statuten voorzover vereist te beleggen.

  • Een overzicht van de beleggingen zal per kwartaal aan het bestuur worden overlegd.

  • 4. De directie van de B.V. TAB is tevens bevoegd voor en namens het bestuur der stichting:

    • a. te beschikken over de ten name van de stichting staande rekeningen als bedoeld in lid 1;

    • b. te beschikken over de contanten, als bedoeld in lid 1;

    • c. kwijting te verlenen.

  • 5. De beschikking over geldswaardige papieren, daaronder begrepen inschrijvingen in de grootboeken der nationale schuld alsmede in het schuldregister der Nederlandse Staatsleningen zal overeenkomstig het bepaalde in de statuten slechts kunnen geschieden door twee leden van directie of personeel van de B.V. TAB gezamenlijk, hiertoe door het bestuur der stichting gemachtigd.

  • 6. De directie van de B.V. TAB is onder goedkeuring van het bestuur van de Stichting bevoegd één of meer personeelsleden van de B.V. TAB te machtigen tot het voor of namens haar uitoefenen van de haar in lid 4 van dit artikel toegekende bevoegdheden.

Artikel 3

  • 1. De leden van het bestuur der stichting genieten voor elke door hen bijgewoonde vergadering een vergoeding voor reis- en verblijfskosten en voor derving van inkomsten tot een bedrag gelijk aan de desbetreffende vergoeding, welke wordt toegekend aan de bestuursleden van de B.V. TAB.

  • 2. De presentielijst van een vergadering strekt tot uitsluitend bewijs, dat een bestuurslid een vergadering heeft bijgewoond.

Artikel 4 Wijziging reglement

Een beslissing van het bestuur der stichting tot wijziging van dit reglement behoeft de goedkeuring van de Hoofdafdeling Sociale Zaken van het Landbouwschap.

BIJLAGE II B ALGEMEEN REGLEMENT VAN DE „STICHTING UITVOERING WW-AANVULLING AGRARISCHE SECTOREN" (SUWAS II)

Artikel 1

De B.V. TAB is gemachtigd namens het bestuur van de „Stichting Uitvoering WW-aanvulling Agrarische Sectoren" (SUWAS II) de administratie van de stichting te voeren.

Artikel 2

  • 1. De geldmiddelen der stichting zullen, voorzover zij niet in contanten aanwezig zijn of overeenkomstig artikel 12 van de statuten zijn belegd, worden gestort op een ten name van de stichting staande bankrekening en/of een rekening bij de Postbank.

  • 2. De in contanten aanwezige geldmiddelen zullen een bedrag van tienduizend gulden (f 10 000,–) niet mogen overschrijden.

  • 3. De directie van de B.V. TAB voert onder toezicht van het bestuur der stichting het beheer over de geldmiddelen. De directie van de B.V. TAB wordt tevens door het bestuur gemachtigd de gelden der stichting overeenkomstig het bepaalde in de statuten voorzover vereist te beleggen.

  • Een overzicht van de beleggingen zal per kwartaal aan het bestuur worden overlegd.

  • 4. De directie van de B.V. TAB is tevens bevoegd voor en namens het bestuur der stichting:

    • a. te beschikken over de ten name van de stichting staande rekeningen als bedoeld in lid 1;

    • b. te beschikken over de contanten, als bedoeld in lid 2;

    • c. kwijting te verlenen.

  • 5. De beschikking over geldswaardige papieren, daaronder begrepen inschrijvingen in de grootboeken der nationale schuld alsmede in het schuldregister der Nederlandse Staatsleningen zal overeenkomstig het bepaalde in de statuten slechts kunnen geschieden door twee leden van directie of personeel van de B.V. TAB gezamenlijk, hiertoe door het bestuur der stichting gemachtigd.

  • 6. De directie van de B.V. TAB is onder goedkeuring van het bestuur van de Stichting bevoegd één of meer personeelsleden van de B.V. TAB te machtigen tot het voor of namens haar uitoefenen van de haar in lid 4 van dit artikel toegekende bevoegdheden.

Artikel 3

  • 1. De leden van het bestuur der stichting genieten voor elke door hen bijgewoonde vergadering een vergoeding voor reis- en verblijfskosten en voor derving van inkomsten tot een bedrag gelijk aan de desbetreffende vergoeding, welke wordt toegekend aan de bestuursleden van de B.V. TAB, tenzij op dezelfde dag een vergadering van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren plaatsvindt, in welk geval een vergoeding achterwege blijft.

  • 2. De presentielijst van een vergadering strekt tot uitsluitend bewijs, dat een bestuurslid een vergadering heeft bijgewoond.

Artikel 4 Wijziging reglement

Een beslissing van het bestuur der stichting tot wijziging van dit reglement behoeft de goedkeuring van de Hoofdafdeling Sociale Zaken van het Landbouwschap.

BIJLAGE III A UITKERINGSREGLEMENT SUWAS I

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. B.V. TAB: Bedrijfsvereniging voor Tabaksverwerkende en Agrarische Bedrijven te Den Haag;

  • b. B.P.L.: Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw te Den Haag;

  • c. A.A.W.: Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;

  • d. W.A.O.: Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering;

  • e. W.W. en N.W.W.: Werkloosheidswet en de Nieuwe Werkloosheidswet;

  • f. Z.F.W.: Ziekenfondswet;

  • g. Z.W.: Ziektewet;

  • h. werkgever:

    • de werkgever in de zin van de cao vervroegd uittreden agrarische sectoren;

    • de werkgever in de zin van een andere, voor een bepaalde agrarische sector afgesloten, en bij de Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden geregistreerde cao waarin met instemming van het bestuur van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren (SUWAS) is voorzien in dezelfde regeling terzake van vervroegd uittreden als in de onder a. bedoelde cao;

  • i. werknemer: de werknemer voor wie geen premievrijstelling voor de werknemersverzekeringen bestaat op grond van de Wet Premieregime bij Marginale Arbeid (PMA) en die daarnaast voldoet aan één van de onderstaande omschrijvingen:

    • de werknemer in de zin van de cao vervroegd uittreden agrarische sectoren;

    • de werknemer in de zin van een andere, voor een bepaalde agrarische sector afgesloten, en bij de Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden geregistreerde cao, waarin met instemming van het bestuur van de Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren (SUWAS) is voorzien in dezelfde regeling terzake van vervroegd uittreden als in de onder a. bedoelde cao;

  • j. regeling: de bij cao of andere arbeidsvoorwaarden- c.q. rechtspositieregeling vastgelegde mogelijkheid tot vervroegde uittreding;

  • k. deelnemer: de werknemer wiens verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen is ingewilligd;

  • l. pensioendatum: de datum waarop de leeftijd van vijfenzestig (65) jaar wordt bereikt;

  • m. loon: het loon, inclusief de vakantietoeslag, dat de deelnemer gemiddeld per dag heeft verdiend in het „derde" kalenderjaar onmiddellijk voorafgaande aan het jaar waarin gebruik wordt gemaakt van deze regeling. Bij de berekening van dat loon wordt gehandeld met dien verstande dat daarbij de bepalingen inzake het maximum en minimum dagloon buiten toepassing blijven en als maximumloon per dag wordt aangehouden een-één/tweede (1,5) maal het maximum premiedagloon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. Wanneer een werknemer jaarlijks een aantal maanden in het genot is van een WW-uitkering respectievelijke NWW-uitkering dan wordt deze WW-uitkering respectievelijk NWW-uitkering gezien als loon en blijft deze uitkering niet buiten beschouwing zoals bij de dagloonberekening WAO (artikel 14.1.d. van dagloonregelen WAO);

  • n. uitkering: de uitkering als bedoeld in artikel 6;

  • o. I.O.A.W.: de Wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers;

  • p. T.W.: de Toeslagenwet.

Artikel 2 Uitvoering

De regeling wordt namens het bestuur van de „Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren" (SUWAS) uitgevoerd door de B.V. TAB.

Artikel 3 Voorwaarden deelneming

Werknemers kunnen deelnemen aan een regeling inzake vervroegd uittreden, inhoudende het verstrekken van een uitkering wanneer zij voldoen aan de in artikel 3 van de cao gestelde voorwaarden.

Artikel 4 Aanmelding

  • 1. Werknemers, die aan de regeling genoemd in artikel 3A. van de cao kunnen deelnemen en hiervan gebruik wensen te maken, dienen zich uiterlijk twee maanden voor het tijdstip waarop zij wensen uit te treden, aan te melden. Werknemers die in aanmerking komen voor de regeling genoemd in artikel 3.D. van de cao dienen zich uiterlijk één jaar na het verkrijgen van een aanspraak op een aanvulling op de WW-uitkering zoals bedoeld in artikel 3D. van de cao, doch uiterlijk twee maanden voor de datum waarop de maximale uitkeringsperiode van de WW eindigt, aan te melden.

  • 2. De aanmelding dient te geschieden bij de B.V. TAB.

  • 3. Vindt aanmelding plaats na het bereiken van de voor het kunnen deelnemen aan de regeling gestelde leeftijd respectievelijk na het in werking treden van de regeling, dan kan de uitkering niet eerder ingaan dan op de datum waarop de aanmelding is ontvangen. Hetgeen in de vorige volzin is bepaald, is met uitzondering van degenen die in de periode tussen 1 maart 1991 en de inwerkingtreding van de regeling overigens aan de voorwaarden van de regeling genoemd in artikel 4.D. van de cao voldeden. Voor hen gaat de uitkering met terugwerkende kracht tot uiterlijk 1 maart 1991 in op de dag met ingang waarvan zij overigens aan de voorwaarden voldeden.

  • 4. Een werknemer die in aanmerking komt voor de regeling genoemd in artikel 4.A. van de cao kan niet meer als deelnemer worden aanvaard, wanneer zijn aanmelding minder dan acht weken voor de pensioendatum wordt ontvangen.

Artikel 5 Rechten deelnemer

  • 1. De deelnemer ontvangt, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden, tot zijn pensioendatum over elke dag, uitgezonderd zaterdagen en zondagen, een uitkering.

  • De uitkering bedraagt 80% van het loon als bedoeld in artikel 1 lid m.

  • Over dit bedrag vindt reservering plaats ten behoeve van de vakantietoeslag zoals bedoeld in lid 3, door het bruto bedrag te vermenigvuldigen met éénhonderd en te delen door éénhonderd vermeerderd met het percentage overeenkomstig de berekeningsmethode van de vakantietoeslag voor werknemers vallend onder de cao voor de Landbouw.

  • 2. De netto-uitkering bedraagt tenminste het voor de deelnemer op de dag van ingang van de uitkering geldende netto-bedrag van het wettelijk minimumloon, met dien verstande dat indien bij de berekening van het loon van de deelnemer bepalingen inzake een evenredige verlaging van het loon toepassing hebben gevonden, die bepalingen van overeenkomstige toepassing zijn op het wettelijk minimumloon.

  • 3. De deelnemer ontvangt in mei van elk jaar een vakantietoeslag over de vanaf mei van het vorig jaar tot en met april van het lopende jaar verstrekte bruto-uitkering, en bij het bereiken van de pensioendatum een vakantietoeslag over de nadien nog verstrekte bruto-uitkering, overeenkomstig de berekeningsmethode van de vakantietoeslag voor werknemers vallend onder de cao voor de Akker- en Weidebouw en Veehouderij.

  • 5A. Aanvulling AAW/WAO-uitkering

    • 1. De hoogte van de in artikel 3B. lid 8 van de cao inzake vervroegde uittreding agrarische sectoren bedoelde aanvulling op de AAW/WAO-uitkering van de werknemer, als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder B van de genoemde cao, wordt als volgt bepaald:

      • a. Volgens de daarvoor in artikel 5 van het Uitkeringsreglement SUWAS I opgenomen berekeningswijze wordt vastgesteld wat de (netto) SUWAS-uitkering zou zijn geweest, indien de bedoelde werknemer hierop recht zou hebben gehad.

      • b. Het bedrag van de aanvulling wordt zodanig vastgesteld dat de AAW/WAO-uitkering van de bedoelde werknemer en de (netto) aanvulling samen op het niveau van de onder a. bepaalde SUWAS-uitkering komen.

    • 2. De in lid 1 bedoelde aanvulling komt niet tot uitbetaling indien en voorzover de bedoelde werknemer recht heeft op een verlengde ziekengelduitkering van de Bedrijfsvereniging voor het agrarische bedrijf, danwel recht heeft op een aanvulling op de AAW/WAO-uitkering van zijn werkgever.

  • 5B. Aanvulling uitkering oudere werkloze

    • 1. De hoogte van de in artikel 3D. lid 12 van de cao inzake vervroegde uittreding agrarische sectoren bedoelde aanvulling op de WW-uitkering van de werknemer als bedoeld in artikel 2 lid 2 onder d. van genoemde cao, wordt als volgt bepaald:

      • a. volgens de daarvoor in artikel 5 van het Uitkeringsreglement SUWAS I opgenomen berekeningswijze wordt vastgesteld wat de (netto) SUWAS-uitkering zou zijn geweest, indien de bedoelde werknemer hierop recht zou hebben gehad, met dien verstande dat bij de berekening van de hoogte van de aanvulling het dagloon WW van de deelnemer als basis zal gelden;

      • b. het bedrag van de aanvulling wordt zodanig vastgesteld dat de WW-uitkering van de bedoelde werknemer en de (netto) aanvulling samen op het niveau van de onder a. bepaalde SUWAS-uitkering komen.

      • Ingeval de maximale uitkeringsperiode van de WW eerder eindigt dan op 65-jarige leeftijd wordt een uitkering ineens verstrekt berekend op basis van de volgende uitgangspunten:

        • de periode die na de maximale WW-periode nog rest tot aan het bereiken van de 65-jarige leeftijd;

        • het verschil in de hoogte van de IOAW-uitkering voor een alleenverdiener zonder ander inkomen en met een partner en het niveau van de onder a. bepaalde SUWAS-uitkering;

        • de hoogte van de IOAW-uitkering op het tijdstip dat ligt twee maanden voor het einde van de maximale uitkeringsperiode van de WW.

      • een aanvulling op de WW-uitkering als bedoeld in artikel 3C. van de cao;

      • een ZW-uitkering voorzover die ZW-uitkering groter of gelijk is aan de som van de WW-uitkering plus de aanvulling vanuit de SUWAS.

    • 2. De in lid 1 bedoelde aanvulling komt niet tot uitbetaling indien en voorzover de bedoelde werknemer recht heeft op:

      • een aanvulling op de WW-uitkering als bedoeld in artikel 3C. van de cao;

      • een ZW-uitkering voorzover die ZW-uitkering groter of gelijk is aan de som van de WW-uitkering plus de aanvulling vanuit de SUWAS.

Artikel 6 Uitbetaling

De uitkering wordt éénmaal per vier weken betaald volgens nader door het bestuur van de stichting vast te stellen regelen. De uitkering ineens zoals genoemd onder artikel 5B lid 1 onder b, wordt uiterlijk één maand voorafgaand aan het einde van de maximale WW-periode uitbetaald.

Artikel 7 Initiële verhoging en indexering

De bruto-uitkeringen worden, voorzover bij de vaststelling van het loon waarop de uitkering is gebaseerd hiermee nog geen rekening is gehouden, per één juli en per één januari verhoogd met het percentage waarmee de lonen in Klasse II en hoger zijn of worden verhoogd in de cao voor de Akker- en Weidebouw en de Veehouderij.

Artikel 8 Voortzetting pensioenverzekering

  • 1. Voor de deelnemer die laatstelijk verzekerd was bij het B.P.L. wordt de verzekering voortgezet door de stichting.

  • 2. Voor de deelnemer die elders verzekerd is verstrekt de stichting, op voorwaarde dat de verzekering wordt voortgezet, een tegemoetkoming in de kosten daarvan die maximaal gelijk is aan het premiebedrag dat zou zijn betaald, indien hij verzekerd was geweest bij het B.P.L.

Artikel 9 Voortzetting Ziekenfondsverzekering

Voor de deelnemer op wie de Z.F.W. van toepassing blijft, betaalt de stichting het werkgeversaandeel in de Z.F.W.-premie.

Artikel 10 Samenloop met andere uitkeringen

  • 1. Geen uitkering als bedoeld in artikel 3.A. van de cao wordt toegekend indien en zolang de deelnemer in het genot is van danwel aanspraak heeft op een uitkering ingevolge de Z.W. en/of A.A.W./W.A.O., naar volledige arbeidsongeschiktheid, respectievelijk een arbeidsongeschiktheid van 80-100%.

  • Evenmin wordt uitkering toegekend indien en zolang de deelnemer in het genot is van een uitkering ingevolge de W.W. respectievelijk de N.W.W.

  • 2. Een met toepassing van artikel 30 Z.W. verminderde uitkering ingevolge die wet, of een uitkering ingevolge de A.A.W./W.A.O. naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% wordt op de uitkering in mindering gebracht.

  • De verminderde uitkering wordt niet uitbetaald indien het bruto-bedrag van de uitkering minder dan ƒ 5,- per dag zou bedragen.

  • 3. Indien uit enig dienstverband een pensioenuitkering aan een deelnemer plaatsvindt, voordat de leeftijd van 65 jaar is bereikt, is het bestuur bevoegd de uitkering krachtens dit reglement zodanig te korten, dat de pensioenuitkering plus de SUWAS-uitkering niet meer bedraagt dan het uit te keren netto SUWAS-bedrag.

Artikel 11 Overige arbeid

  • 1. Arbeid die op het tijdstip van aanmelding reeds werd verricht naast de arbeid die door de uittreding wordt beëindigd, mag in dezelfde omvang worden voortgezet zonder dat de inkomsten uit de arbeid in mindering op de uitkering worden gebracht.

  • 2. Behoudens in naar het oordeel van het bestuur der stichting uitzonderlijke omstandigheden is het de deelnemer verboden na het tijdstip van aanmelden:

    • de omvang van de in het eerste lid bedoelde arbeid te vergroten, ofwel;

    • andere produktieve arbeid te gaan verrichten dan die welke op het tijdstip van aanmelding reeds werd verricht en die welk door de uittreding werd beëindigd.

  • Tot het in uitzonderlijke omstandigheden vergroten van de omvang van de arbeid ofwel het gaan verrichten van andere arbeid, zoals bovenbedoeld, dient vooraf toestemming aan het bestuur te worden gevraagd. De met het vergroten van de omvang van de arbeid ofwel het gaan verrichten van ander arbeid verkregen inkomsten worden alsdan volgens door het bestuur te stellen regelen in mindering op de uitkering gebracht.

  • 3. Het bepaalde in de leden 1 en 2 is niet van toepassing voor deelnemers aan de regeling als bedoeld onder artikel 3.D. in de cao vervroegde uittreding werknemers agrarische sectoren. De deelnemer die gebruik maakt van deze regeling dient een werkhervatting te melden bij de B.V. TAB.

Artikel 11a Sanctie WW

  • 1. In geval het recht op aanvulling als bedoeld in artikel 3.D. van de cao samenloopt met een WW-uitkering waarop in het kader van de WW de sanctie van tijdelijke gehele of gedeeltelijke weigering of blijvende gehele of gedeeltelijke weigering is toegepast, wordt de voornoemde aanvulling niet uitbetaald.

  • 2. In geval het recht op een aanvulling als bedoeld in artikel 3.D. van de cao samenloopt met een WW-uitkering waarop in het kader van de WW de sanctie tijdelijke gehele of gedeeltelijke weigering of blijvende gehele of gedeeltelijke weigering is toegepast in de laatste twee maanden voor de datum waarop de maximale uitkeringsperiode van de WW eindigt, wordt de uitkering ineens zoals bedoeld in artikel 5.b. lid 1 sub b. van het Uitkeringsreglement, conform de sanctie vanuit de WW naar evenredigheid vastgesteld.

Artikel 12 Verplichting deelnemer

De deelnemer dient desgevraagd of uit eigen beweging aan de B.V. TAB alle inlichtingen te verstrekken die voor de beoordeling van het recht op uitkering en de hoogte daarvan van belang kan zijn.

Artikel 13 Einde van de deelname

  • 1. De deelname aan de regeling eindigt:

    • a. bij het bereiken van de pensioendatum of door overlijden van de deelnemer;

    • b. wanneer de deelnemer te kennen geeft dat hij de deelname wenst te beëindigen;

    • c. wanneer de deelnemer handelt in strijd met dit reglement of met door het bestuur van de stichting gegeven nadere aanwijzingen.

  • 2. Ingeval een deelname is beëindigd op grond van het bepaalde in lid 1 onder b. en c. kan nadien niet opnieuw aan de regeling worden deelgenomen.

Artikel 14 Uitkering bij overlijden

Indien de deelnemer tijdens het genot van de uitkering overlijdt, wordt de uitkering, alsmede de vakantietoeslag, tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgende op die waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald:

  • 1. aan de langstlevende der echtgenoten indien de overledene niet duurzaam gescheiden leefde;

  • 2. bij ontstentenis van de onder 1 bedoelde persoon, aan de minderjarige wettige- of natuurlijke kinderen;

  • 3. bij ontstentenis van de onder 1 en 2 bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

Artikel 15 Controle

De B.V. TAB is bevoegd controle uit te oefenen op de naleving van de verplichtingen van de deelnemer.

Artikel 16 Het niet nakomen van verplichtingen

Een besluit tot toekenning van de uitkering kan worden ingetrokken of herzien indien de deelnemer zijn verplichtingen als bedoeld in de artikelen 11 en 12 niet nakomt danwel de door hem verstrekte gegevens onjuist of onvolledig blijken te zijn.

De uitkering die als gevolg van het niet nakomen van de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 11 en 12 of het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens ten onrechte of te veel is uitbetaald, kan worden teruggevorderd.

Artikel 17 Beslissingen

Beslissingen inzake de toekenning, weigering, intrekking of herzieningen van de uitkering worden door het bestuur van de stichting genomen. De beslissingen zijn met redenen omkleed en worden schriftelijk ter kennis van de deelnemer gebracht.

Artikel 18 Delegatie van bevoegdheden

  • 1. Het bestuur van de stichting is bevoegd bepaaldelijk te omschrijven bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te delegeren aan:

    • a. een uit een door het bestuur van de stichting aangewezen commissie welke moet zijn samengesteld naar het aan artikel 4 van de statuten ten grondslag liggende beginsel van pariteit:

    • b. de directie van de B.V. TAB.

  • 2. De directie van de B.V. TAB is onder goedkeuring van het bestuur van de stichting bevoegd één of meer personeelsleden van de B.V. TAB te machtigen tot het voor en namens haar uitoefenen van de haar op grond van het bepaalde in het eerst lid toegekende bevoegdheden.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde delegatiebesluit wordt bij dit reglement gevoegd (zie bijlage IV).

Artikel 19 Kennelijke onredelijkheid

Indien toepassing van het in voorgaande artikelen bepaalde kennelijk onredelijke uitkomsten tot gevolg heeft, beslist het bestuur van de Stichting.

Artikel 20 Geschillen

Bezwaar tegen weigering, intrekking of herziening van de uitkering alsmede bezwaren met betrekking tot de datum van ingang danwel de hoogte van een toegekende uitkering dienen binnen veertien dagen na dagtekening van de desbetreffende beslissing schriftelijk te worden voorgelegd aan het bestuur van de stichting, adres: Postbus 29715, 2502 LS Den Haag.

Artikel 22 Wijziging reglement

Een beslissing van het bestuur der stichting tot wijziging van dit reglement behoeft de goedkeuring van de Hoofdafdeling Sociale Zaken van het Landbouwschap.

Artikel 23 Slotbepaling

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur der stichting.

BIJLAGE III B UITKERINGSREGLEMENT SUWAS II

Uitkeringsreglement als bedoeld in artikel 3 lid 11 Cao Vervroegde Uittreding Agrarische Sectoren.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. B.V. TAB: Bedrijfsvereniging voor Tabaksverwerkende en Agrarische Bedrijven te Den Haag;

  • b. W.W.: Werkloosheidswet;

  • c. werkloosheid: werkloosheid in de zin van de Werkloosheidswet;

  • d. werkgever:

    • 1. de werkgever in de zin van de cao vervroegde uittreding agrarische sectoren;

    • 2. de werkgever in de zin van een andere, voor een bepaalde agrarische sector afgesloten, en bij de Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden geregistreerde cao, waarin met instemming van het bestuur van de Stichting Uitvoering WW-aanvulling Agrarische Sectoren (SUWAS II) is voorzien in dezelfde regeling terzake van aanvulling WW-uitkering als in de onder 1 bedoelde cao;

  • e. werknemer:

    • 1. de werknemer in de zin van de cao vervroegde uittreding agrarische sectoren;

    • 2. de werknemer, in dienst van de onder d. sub 2, bedoelde werkgever danwel in dienst is geweest en aansluitend aan deze arbeidsverhouding een uitkering geniet ingevolge de Werkloosheidswet;

    • 3. de werknemer, die in dienst is dan wel in dienst is geweest van de onder d sub 2, bedoelde werkgever en die aansluitend aan de arbeidsverhouding een uitkering ontvangt op grond van de Ziektewet of een uitkering die daarmee naar aard en strekking overeenkomt en aansluitend daaraan een uitkering geniet ingevolge de Werkloosheidswet;

    • 4. de werknemer, die in dienst is dan wel in dienst is geweest van de onder d sub 2, bedoelde werkgever en die voorafgaande aan een uitkering krachtens de Werkloosheidswet een uitkering heeft genoten krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, waarbij wordt voldaan aan de volgende twee voorwaarden:

      • de werknemer heeft op grond van de geldende collectieve arbeidsovereenkomst over de dagen waarover hij recht heeft op een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering recht op een aanvulling,

      • één en ander voor de duur van maximaal twee jaar;

  • f. regeling: de bij cao of andere arbeidsvoorwaarden- c.q. rechtspositieregeling vastgelegde mogelijkheid tot aanvulling van de WW-uitkering;

  • g. rechthebbende: de werknemer die aanspraak maakt op een aanvulling;

  • h. dagloon: het voor die werknemer geldende dagloon WW;

  • i. aanvulling: de aanvulling van de WW-uitkering met 10% van het dagloon WW;

  • j. jaar: de periode van 1 oktober tot en met 30 september;

  • k. eerste WW-dag: de eerste WW-dag per opgebouwd recht analoog aan artikel 90 WW.;

  • l. de ZW: de Ziektewet;

  • m. de AAW: de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;

  • n. de WAO: de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering;

  • o. het ZW-dagloon: het dagloon dat is vastgesteld op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 15 van de ZW;

  • p. het WAO-dagloon: het dagloon dat is vastgesteld op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 14 en 15 van de WAO;

  • q. ziekte: ziekte als bedoeld in artikel 19 van de ZW.

Artikel 2 Uitvoering

De regeling wordt namens het bestuur van de Stichting Uitvoering WW-aanvulling Agrarische Sectoren (SUWAS II) uitgevoerd door de B.V. TAB.

Artikel 3 Voorwaarden aanspraak op aanvulling

  • 1. Een werknemer kan aanspraak maken op een aanvulling inzake deze regeling indien:

    • a. hij werkloos is in de zin van de Werkloosheidswet;

    • b. hij in de kalenderweek onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van zijn werkloosheid alsmede in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van zijn werkloosheid in tenminste 26 weken verzekerd is geweest bij dezelfde bedrijfsvereniging.

  • Weken tellen slechts mee, indien daarmee geen rekening is gehouden bij een eerder recht op aanvulling.

  • 2. Indien in genoemde periode van 12 maanden zich perioden bevinden waarin de werknemer wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid geen arbeid kon verrichten of niet als werknemer werkzaamheden heeft verricht en hij van de bedrijfsvereniging de hoedanigheid van werknemer in de zin van de WW heeft herkregen, wordt de bedoelde periode van 12 maanden met deze perioden verlengd.

Artikel 4 Rechten rechthebbenden

  • 1. De rechthebbende ontvangt vanaf de eerste werkloosheidsdag gedurende de wachtgeldperiode over maximaal 8 weken per jaar een aanvulling op de WW-uitkering van 10% van het dagloon WW.

  • 2. Na het verkrijgen van een recht op aanvulling van WW-uitkering ontstaat pas weer recht op aanvulling wanneer voldaan wordt aan de voorwaarde van artikel 3 en sprake is van een nieuw jaar.

  • 3. Op het genoemde in lid 2 wordt een uitzondering gemaakt voor de situatie dat de werknemer werkzaam is in twee of meer naast elkaar lopende dienstbetrekkingen en derhalve twee of meer los van elkaar staande WW-rechten opbouwt.

  • Voor elk WW-recht geldt een recht op aanvulling gedurende 8 weken vanaf de eerste werkloosheidsdag.

  • 4. De hoogte van de aanvulling wordt aangepast aan tussentijdse wijzigingen van het dagloon.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1. De vaststelling van het recht op aanvulling geschiedt na indiening van een schriftelijke aanvraag.

  • 2. De aanvraag dient te geschieden bij de B.V. TAB. Over de wijze waarop de aanvraag dient te geschieden worden nadere regels gesteld.

  • 3. Indien de aanvraag niet binnen een half jaar na aanvang werkloosheid is ingediend, vervalt het recht op aanvulling.

Artikel 6 Uitbetaling

  • 1. De aanvulling wordt in beginsel naast de WW-uitkering verstrekt.

  • 2. Indien en zolang geen recht op WW-uitkering kan worden vastgesteld, vindt geen betaling van de aanvulling plaats.

  • 3. Over de betaling worden door het bestuur nadere regels gesteld.

Artikel 7 Opschorting recht wegens uitsluitingsgrond

Indien de rechthebbende geen recht heeft op WW-uitkering wegens de aanwezigheid van een uitsluitingsgrond ex artikel 19 lid 1 WW, schort het recht op aanvulling op totdat de uitkering herleeft na beëindiging van de uitsluitingsgrond.

Artikel 8 Samenloop

  • 1. Indien de rechthebbende een 100%-uitkering krachtens de Ziektewet ontvangt, komt de aanvulling niet tot uitbetaling.

  • 2. Indien de rechthebbende op grond van andere regelingen aanspraak heeft op aanvulling van de WW-uitkering tot 100% van zijn loon komt de aanvulling niet tot uitbetaling.

Artikel 9 Sanctie WW

In geval het recht op aanvulling samenloopt met een WW-uitkering waarop in het kader van de WW de sanctie van tijdelijke of blijvende gehele weigering is toegepast, wordt de aanvulling niet uitbetaald.

Artikel 10 Hervatting

Indien de rechthebbende gedeeltelijk hervat, wordt op de aanvulling dezelfde evenredige verlaging toegepast als ingevolge artikel 47 WW op de WW-uitkering is toegepast; het recht op aanvulling loopt onverminderd door.

Artikel 11 Verplichting werknemer

De werknemer dient desgevraagd of uit eigen beweging aan de B.V. TAB alle inlichtingen te verstrekken die voor de beoordeling van het recht op aanvulling en de hoogte daarvan van belang kunnen zijn.

Artikel 12 Controle

De B.V. TAB is bevoegd controle uit te oefenen op de naleving van de verplichtingen door de werknemer.

Artikel 13 Het niet nakomen van verplichtingen

Een besluit tot toekenning van de aanvulling kan worden ingetrokken of herzien indien de rechthebbende zijn verplichtingen als bedoeld in de artikel 11 niet nakomt danwel de door hem verstrekte gegevens onjuist of onvolledig blijken te zijn.

De aanvulling die als gevolg van het niet nakomen van de verplichtingen als bedoeld in de artikel 10 of het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens ten onrechte of te veel is uitbetaald, kan worden teruggevorderd.

Artikel 14 Beslissingen

Beslissingen betreffende de aanvulling worden door het bestuur van de stichting genomen. De beslissingen zijn met redenen omkleed en worden schriftelijk ter kennis van de rechthebbende gebracht.

Artikel 15 Kennelijke onredelijkheid

Indien toepassing van het in voorgaande artikelen bepaalde kennelijk onredelijke uitkomsten tot gevolg heeft, beslist het bestuur van de stichting.

Artikel 16 Geschillen

Bezwaren tegen beslissingen betreffende de aanvulling dienen veertien dagen na dagtekening van de desbetreffende beslissing schriftelijk te worden voorgelegd aan het bestuur van de stichting.

Artikel 18 Werkingssfeer

De artikelen 18 tot en met 42 hebben (naast de agrarische sectoren) betrekking op de bedrijfssector bosbouw.

Artikel 19 Diverse begrippen

Zonodig in afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt in de artikelen 18 tot en met 42 verstaan onder

  • a. bosbouwonderneming

    • a. elke onderneming, waarin de bosbouw wordt uitgeoefend;

    • b. elke onderneming, waarin de houtteelt wordt uitgeoefend;

    • c. elke onderneming, die tegen betaling werkzaamheden verricht in bossen of andere houtopstanden, welke bedrijfsmatig in ondernemingen waarin de bosbouw en/of de houtteelt wordt uitgeoefend, plegen te worden verricht.

  • b. organisatie

  • een organisatie hetzij in de vorm van een stichting, hetzij in de vorm van een al dan niet coöperatieve vereniging, hetzij in de vorm van een onderneming, welke zich ten doel stelt het behartigen van belangen van en/of het verrichten van diensten voor de bij haar aangesloten leden en/of andere belanghebbenden, voorzover deze belangen liggen op het gebied van de agrarische sectoren;

  • c. onderneming

  • een werkgever die werkzaamheden doet verrichten als bedoeld in de voorgaande leden a en b van dit artikel;

  • d. werkgever

  • de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een onderneming drijft, zoals omschreven in a en b van dit artikel;

  • e. werknemer

  • degene die met een werkgever krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk een arbeidsverhouding had, voor zover op deze arbeidsverhouding verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen van toepassing was,

  • en die aansluitend aan zodanige arbeidsverhouding recht heeft op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet, al dan niet onderbroken door één of meerdere perioden van arbeidsongeschiktheid, danwel op een uitkering krachtens de Ziektewet vanaf de eerste dag nadat het dienstverband is geëindigd, voor de duur van dat recht, zulks tot de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.

Artikel 20 Reglementen en wetteksten

Waar in de artikelen 18 tot en met 42 van dit reglement verwezen wordt naar wetteksten dan wel daarop gebaseerde besluiten wordt, tenzij anders vermeld, gedoeld op de tekst van betreffende wetten of besluiten, zoals deze luidden op 29 februari 1996.

Artikel 21 Aanvulling op het ziekengeld gedurende eerste ziektejaar

  • 1. Het ziekengeld dat de werknemer als bedoeld in artikel 19 onder k, krachtens artikel 29 eerste tot en met zesde lid van de ZW ziekengeld ontvangt, wordt tot 100% van het ZW-dagloon aangevuld.

  • Geen aanvulling wordt verstrekt nadat een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, te rekenen vanaf de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken. Voor het bepalen van dit tijdvak worden tijdvakken van ongeschiktheid tot werken samengesteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

  • 2. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing op:

    • a. de werknemer die is overleden en wiens ziekengeld als overlijdensuitkering wordt uitbetaald overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de ZW;

    • b. de werknemer wiens aanspraak op ziekengeld berust op artikel 46 van de ZW;

    • c. de werknemer die vrijwillig verzekerd is, als bedoeld in artikel 64 van de ZW;

    • d. de werknemer die onmiddellijk voorafgaande aan de ongeschiktheid tot werken gedurende meer dan anderhalf jaar een loongerelateerde uitkering krachtens artikel 42, eerste lid van de WW heeft genoten of een uitkering krachtens artikel 48 van de laatst genoemde wet heeft genoten;

    • e. de werknemer, zolang sinds de aanvang van de ongeschiktheid tot werken nog geen drie weken zijn verstreken;

    • f. de werknemer, bedoeld in artikel 6 van de Invoeringswet Stelselherziening Sociale Zekerheid.

  • 3. Op het ziekengeld inclusief de aanvulling, als bedoeld in het eerste lid, van de werknemer worden inkomsten uit ouderdomspensioen in mindering gebracht overeenkomstig artikel 34 van de WW.

  • 4. De werknemer ontvangt aan ziekengeld en aanvulling niet meer dan het bedrag waarmee zijn ZW-dagloon het bedrag van het door hem per dag ontvangen loon overtreft.

Artikel 22 Aanvulling ziekengeld van jeugdigen

  • 1. Voor de werknemer, wiens uitkering krachtens de ZW wordt berekend dan wel, indien geen recht op uitkering krachtens de ZW bestaat, zou worden berekend naar een dagloon, dat gebaseerd is op een krachtens een cao of loonregeling geldend jeugdloon, wordt, indien krachtens die cao of loonregeling het loon behoort te worden gewijzigd in geval van een leeftijdswijziging, de uitkering – voor zoveel nodig – verhoogd met ingang van de dag waarop krachtens de cao of loonregeling recht bestaat op de bedoelde loonsverhoging. De hiervoor genoemde loonsverhoging wordt in de vorm van een aanvulling uitbetaald.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde aanvulling wordt zodanig vastgesteld dat het ziekengeld vermeerderd met de op grond van dit reglement te verstrekken aanvullingen gelijk wordt aan het ziekengeld dat zou worden uitgekeerd, indien het krachtens het Dagloonbesluit Ziektewet – BV TAB, risicogroep Agrarische Bedrijven berekende dagloon zou zijn vastgesteld op het na de leeftijdswijziging krachtens cao of loonregeling geldende dagloon.

  • 3. Voor de werknemer, wiens uitkering krachtens de ZW wordt berekend dan wel, indien geen recht op uitkering krachtens de ZW bestaat, zou worden berekend naar een dagloon, dat gebaseerd is op een krachtens een cao of loonregeling geldend jeugdloon, wordt, indien na de aanvang van de in artikel 4, eerste of derde lid of artikel 5 van het Dagloonbesluit Ziektewet – BV TAB, risicogroep Agrarische Bedrijven bedoelde periode doch uiterlijk op de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken het loon krachtens een cao of loonregeling is of zou behoren te zijn gewijzigd in verband met een leeftijdswijziging, de uitkering – voor zoveel nodig – verhoogd. De hiervoor genoemde loonsverhoging wordt in de vorm van een aanvulling uitbetaald.

  • 4. De in het derde lid bedoelde aanvulling wordt zodanig vastgesteld dat het ziekengeld met de aanvulling gelijk wordt aan het ziekengeld dat zou worden uitgekeerd, indien op de eerste dag van de in artikel 4 eerste lid of derde lid of artikel 5 van het Dagloonbesluit Ziektewet – BV TAB, risicogroep Agrarische Bedrijven bedoelde periode de hogere leeftijd reeds was bereikt.

  • 5. Indien op of na de dag, met ingang waarvan de werknemer recht heeft op de in de voorgaande leden bedoelde aanvulling, het aan de berekening van het ziekengeld ten grondslag liggende dagloon wordt herzien ingevolge artikel 7 van de Dagloonregelen Ziektewet, wordt de bedoelde aanvulling overeenkomstig het dagloon herzien.

Artikel 23 Vakantie-toeslag

  • 1. De werknemer, die op basis van de cao of loonregeling die van toepassing was op de in artikel 19 onder k bedoelde arbeidsverhouding, recht had op vakantie-toeslag, wordt bij ongeschiktheid tot werken wegens ziekte over elke dag waarover hij ziekengeld krachtens artikel 29 van de ZW, dan wel een SUWAS II-uitkering als bedoeld in artikel 21 ontvangt, een aanvulling in de vorm van een vakantie-toeslag verstrekt.

  • 2. De aanvulling als bedoeld in het eerste lid bedraagt 8,25% van het ZW-dagloon van de werknemer. Bij de berekening van het hiervoor genoemde dagloon wordt het dagloon niet verhoogd met een toeslag voor overwerk.

Artikel 24 Uitbetaling van de inkomensaanvullingen

Indien het ziekengeld aan de werknemer wordt uitgekeerd, worden de aanvullingen, als bedoeld in de artikelen 23 en 24, voor zover en zolang de werknemer recht heeft op de genoemde aanvullingen, gelijktijdig met de uitkering van het ziekengeld aan de werknemer uitbetaald.

Artikel 25 Vakantiebonnen

  • 1. De werknemer, die tijdens de laatstelijk door hem verrichte arbeid of tijdens het genot van uitkering krachtens de WW, aanspraak had op vakantiebonnen van de Stichting Vacantiefonds voor de Landbouw, wordt over iedere dag waarover hij ziekengeld dan wel een SUWAS II-aanvulling als bedoeld in artikel 21 ontvangt, een aanvulling in de vorm van een vakantiebon verstrekt, die de werknemer ware hij niet ongeschikt tot werken wegens ziekte geworden, krachtens de voor hem geldende vakantieregeling zou hebben ontvangen. Er wordt eveneens een vakantiebon verstrekt over de periode genoemd in artikel 21 lid 1.

  • 2. De aanvulling als bedoeld in het eerste lid bedraagt, gedurende de eerste zes maanden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte, 24,5% van het ZW-dagloon van de werknemer. De aanvulling als bedoeld in het eerste lid bedraagt, met ingang van de zevende maand van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte, 8,25% van het ZW-dagloon van de werknemer.

Artikel 26 Uitbetaling van vakantiebonnen

De aanvulling, als bedoeld in artikel 25, wordt gelijktijdig met de uitkering van het ziekengeld dan wel de SUWAS II-aanvulling aan de werknemer verstrekt.

Artikel 28 Aanpassing inkomensaanvulling

  • 1. Indien het ziekengeld van een werknemer wordt verlaagd of verhoogd, geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, dan wordt de inkomensaanvulling naar evenredigheid verlaagd of verhoogd, geheel of gedeeltelijk geweigerd.

  • 2. Ten aanzien van de verlaging of verhoging, dan wel de gehele of gedeeltelijke weigering van de SUWAS II-aanvulling, zijn de artikelen 29, 29a, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 39c, 40, 42 en 44 ZW van overeenkomstige toepassing.

Artikel 29 Aanvulling op de AAW/WAO-uitkering gedurende de eerste 52 weken

  • 1. De AAW/WAO-uitkering, toegekend op grond van artikel 6 en 24 van de AAW en/of artikel 19 en 34 van de WAO, van de werknemer, wiens uitkering van ziekengeld, anders dan door herstel van de geschiktheid tot werken is geëindigd, wordt gedurende ten hoogste de eerste 52 weken van arbeidsongeschiktheid in de zin van de AAW en/of de WAO, met inachtneming van het bepaalde in artikel 31, aangevuld met:

arbeidsongeschiktheidsklasseaanvulling
15– 25% 6% van het WAO-dagloon
25– 35% 9% van het WAO-dagloon
35– 45%12% van het WAO-dagloon
45– 55%15% van het WAO-dagloon
55– 65%18% van het WAO-dagloon
65– 80%21,75% van het WAO-dagloon
80–100%30% van het WAO-dagloon
  • 2. Voor de berekening van de in het vorige lid bedoelde periode van 52 weken worden perioden van arbeidsongeschiktheid, die elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, samengeteld.

Artikel 30 Aanvulling op de AAW/WAO-uitkering gedurende de tweede 52 weken

  • 1. In aansluiting op de, op basis van artikel 29, verleende aanvulling op de AAW/WAO-uitkering wordt aan de werknemer gedurende ten hoogste 52 weken, met inachtneming van het bepaalde in artikel 31, een (vervolg) aanvulling verleend, welke bedraagt:

arbeidsongeschiktheidsklasseaanvulling
15– 25% 4% van het WAO-dagloon
25– 35% 6% van het WAO-dagloon
35– 45% 8% van het WAO-dagloon
45– 55%10% van het WAO-dagloon
55– 65%12% van het WAO-dagloon
65– 80%14,5% van het WAO-dagloon
80–100%20% van het WAO-dagloon
  • 2. Voor de berekening van de in het vorige lid bedoelde periode van 52 weken worden perioden van arbeidsongeschiktheid, die elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, samengesteld.

Artikel 31 Nadere voorwaarden

Aan de aanvullingen als bedoeld in de artikelen 29 en 30 worden de volgende voorwaarden gesteld:

  • a. wanneer de werknemer inkomsten uit arbeid heeft en de AAW/WAO-uitkering niet wordt ingetrokken of herzien maar niet wordt uitbetaald respectievelijk verminderd of verhoogd, wordt de aanvulling eveneens niet uitbetaald respectievelijk naar evenredigheid verminderd of verhoogd;

  • b. onder inkomsten uit arbeid bedoeld onder a wordt mede verstaan hetgeen op grond van het bepaalde krachtens artikel 33 van de AAW en artikel 44 van de WAO onder inkomsten uit arbeid wordt verstaan;

  • c. een verhoging van de uitkering als bedoeld in artikel 22 van de WAO en artikel 13 van de AAW wordt buiten aanmerking gelaten;

  • d. wanneer de aanvulling wordt vastgesteld op minder dan f 0,60 per dag wordt deze niet aan de werknemer uitbetaald;

  • e. er bestaat geen recht op een aanvulling als bedoeld in de artikelen 29 en 30 indien de werknemer is overleden en diens AAW/WAO-uitkering als overlijdensuitkering wordt uitbetaald overeenkomstig het bepaalde in artikel 44 van de AAW of artikel 53 van de WAO.

Artikel 32 Uitbetaling van de aanvulling op de AAW/WAO-uitkering

De uitbetaling van een aanvulling op de AAW/WAO-uitkering als bedoeld in de artikelen 29 en 30 vindt plaats gelijktijdig met de uitbetaling van de AAW/WAO-uitkering.

Artikel 33 Samenloop

Een inkomensaanvulling zoals bedoeld in de artikelen 21, 22, 23, 25, 29 en 30 van dit reglement wordt, indien de werknemer gelijktijdig over dezelfde periode jegens de bedrijfsvereniging een aanspraak heeft op een zelfde of soortgelijke aanvullende uitkering, slechts uitbetaald indien en voor zover bovenbedoelde inkomensaanvulling de aanspraken die de werknemer jegens de bedrijfsvereniging heeft, overtreft.

Artikel 34 Ziekmelding

  • 1. De werknemer is in geval van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte verplicht dit zo spoedig mogelijk, doch in elk geval niet later dan op de tweede dag van die ongeschiktheid, te melden aan SUWAS II.

  • 2. Indien de werknemer, na een ziekmelding als bedoeld in het eerste lid, weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, meldt hij aan SUWAS II zo spoedig mogelijk, doch in elk geval niet later dan op de tweede dag van die geschiktheid, de eerste dag waarop hij weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid.

Artikel 35 Aanvraag

  • 1. De werknemer moet binnen de door het bestuur van SUWAS II te stellen termijn, schriftelijk een aanvraag bij de administrateur indienen voor een recht op een inkomensaanvulling.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het bestuur van SUWAS II vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 37 Sancties

Het bestuur van SUWAS II is bevoegd tot het intrekken, geheel of gedeeltelijk weigeren van een besluit tot toekenning van een inkomensaanvulling indien de werknemer zijn verplichtingen ingevolge dit reglement niet nakomt dan wel indien de door hem verstrekte gegevens onjuist of onvolledig blijken te zijn.

Artikel 38 Terugvordering en verrekening

  • 1. Het bestuur van SUWAS II is bevoegd hetgeen op grond van dit reglement onverschuldigd is betaald, geheel of gedeeltelijk terug te vorderen, of in mindering te brengen op een later te betalen inkomensaanvulling.

  • 2. Indien het bestuur van SUWAS II gebruik maakt van haar bevoegdheid als bedoeld in het voorgaande lid, stelt zij de betrokkene daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.

Artikel 39 Beslissingen

  • 1. Beslissingen inzake de toekenning, weigering, intrekking of herziening van een inkomensaanvulling worden door het bestuur van SUWAS II genomen.

  • 2. Beslissingen inzake weigering, intrekking of herziening van een inkomensaanvulling zijn met redenen omkleed en worden schriftelijk ter kennis van de werknemer gebracht.

Artikel 40 Mandatering van bevoegdheden

  • 1. Het bestuur van SUWAS II is bevoegd bepaaldelijk te omschrijven bevoegdheden, samenhangend met de uitvoering van de artikelen 18 tot en met 42, geheel of gedeeltelijk te mandateren aan:

    • a. een uit en door het bestuur van SUWAS II aangewezen commissie welke moet zijn samengesteld naar het aan artikel 3 van de statuten ten grondslag liggende beginsel van pariteit;

    • b. de directie van de administrateur;

    • c. de Kleine Commissie risicogroep Agrarische Bedrijven.

  • 2. De directie van de administrateur is onder goedkeuring van het bestuur van SUWAS II bevoegd één of meer personeelsleden van de administrateur te machtigen tot het voor en namens haar uitoefenen van de haar op grond van het bepaalde in het eerste lid toegekende bevoegdheden.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde mandaatsbesluit wordt bij dit reglement gevoegd.

Artikel 41 Kennelijke onredelijkheid

Indien de toepassing van het in de voorgaande artikelen bepaalde kennelijk onredelijke uitkomsten tot gevolg heeft, beslist het bestuur van SUWAS II.

Artikel 42 Geschillen

Bezwaren tegen beslissingen van het bestuur van SUWAS II alsmede bezwaren met betrekking tot de datum van ingang danwel de hoogte van een toegekende inkomensaanvulling, dienen binnen veertien dagen na dagtekening van de desbetreffende beslissing schriftelijk te worden voorgelegd aan het bestuur van SUWAS II.

Artikel 43 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur van SUWAS II.

BIJLAGE IV A AANHANGSEL BIJ HET UITKERINGSREGLEMENT SUWAS I

Delegatiebesluit als bedoeld in artikel 18 lid 3 van het uitkeringsreglement, zoals vastgesteld in de bestuursvergadering d.d. 14 augustus 1979.

  • 1. Er wordt een KC ingesteld, die bevoegd is tot:

    • a. het beslissen inzake intrekking of herziening van een toegekende uitkering op grond dat de deelnemer zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 12 van het reglement niet nakomt danwel de door hem verstrekte gegevens onjuist of onvolledig blijken te zijn;

    • b. het beslissen inzake terugvordering van ten onrechte of te veel uitbetaalde uitkering als gevolg van het niet nakomen van de verplichtingen als bedoeld in artikel 11 en 12 van het reglement of het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens;

    • c. het beslissen inzake toekenning, weigering, intrekking of herziening van de uitkering in gevallen, waarin de directie B.V. TAB niet bevoegd is tot het nemen van een beslissing;

    • d. het beslissen inzake de door de directie B.V. TAB voorgelegde gevallen, waarin gebruikmaking van de aan de directie B.V. TAB gedelegeerde bevoegdheden zou leiden tot het nemen van een beslissing, welker juistheid of redelijkheid – al dan niet op grond van aangevoerde verzachtende omstandigheden – kan worden betwijfeld, danwel waarin na gebruikmaking van de gedelegeerde bevoegdheden omstandigheden ter kennis van de directie B.V. TAB komen, waardoor twijfel aan de juistheid van de beslissing kan ontstaan.

  • 2. De directie B.V. TAB is bevoegd tot:

    • a. de vaststelling en betaalbaarstelling van krachtens een bevoegdelijk genomen beslissing aan of ten behoeve van deelnemers verschuldigde uitkeringen, verstrekkingen en betalingen;

    • b. het beoordelen van en beslissen inzake aanspraken van deelnemers indien naar het oordeel van de directie B.V. TAB, gelet op het in het uitkeringsreglement bepaalde, een aanspraak moet worden erkend en hieromtrent noch omtrent de hoogte der aanspraak redelijkerwijze verschil van mening mogelijk is;

    • c. het beoordelen van en beslissen inzake aanspraken van deelnemers indien naar het oordeel van de directie B.V. TAB, gelet op het in het uitkeringsreglement bepaalde, een aanspraak geheel of gedeeltelijk moet worden ontkend, evenwel uitsluitend indien de beslissing kan worden genomen op grond van feitelijke omstandigheden, welker betekenis niet nader behoeft te worden beoordeeld;

    • d. het schriftelijk kennis geven aan deelnemers van met redenen omklede, bevoegdelijk genomen beslissingen.

  • 3. De directie B.V. TAB is bevoegd één of meer personeelsleden van de B.V. TAB te machtigen tot het voor en namens haar uitoefenen van de onder 2. genoemde bevoegdheden.

BIJLAGE IV B DELEGATIEBESLUIT SUWAS II

Het bestuur van de Stichting Uitvoering WW-aanvulling Agrarische Sectoren (SUWAS II), gevestigd te Den Haag; – gelet op het bepaalde in artikel 7 lid 2 van de statuten en met inachtneming van het bepaalde in het Algemeen Reglement – besluit ten aanzien van de uitvoering van de regeling aanvulling WW de hierna genoemde bevoegdheden te delegeren aan het bestuur van de Bedrijfsvereniging voor het Agrarisch Bedrijf met het recht van substitutie en aan de directie B.V. TAB.

De aan voornoemd bestuur gedelegeerde bevoegdheden zullen krachtens het verleende recht van substitutie voor en namens het bestuur worden uitgeoefend door de Kleine Commissie B.V. TAB en – indien en voorzover de Kleine Commissie Afdelingsbestuur bevoegd is ingevolge de in het kader van de Werkloosheidswet verleende delegatie – door de Kleine Commissie Afdelingsbestuur.

Artikel 1 Kleine Commissie en haar bevoegdheden

Aan de Kleine Commissie zijn de navolgende bevoegdheden gedelegeerd:

  • a. het beslissen inzake toekenning, weigering, intrekking of herziening van de aanvulling in gevallen, waarin de directie B.V. TAB niet bevoegd is tot het nemen van een beslissing;

  • b. het beslissen inzake terugvordering, verrekening of kwijtschelding van ten onrechte of te veel uitbetaalde aanvulling waarin de Afdelings-KC respectievelijk de directie B.V. TAB niet bevoegd is tot het nemen van een beslissing;

  • c. het beslissen inzake gevallen waarin de toepassing van het uitkeringsreglement een kennelijk onredelijke uitkomst heeft;

  • d. het beslissen inzake bezwaren tegen beslissingen aangaande de aanvulling;

  • e. het beslissen inzake bezwaren tegen de premieplicht en de opgelegde premienota ten behoeve van de regeling aanvulling WW;

  • f. het al dan niet instellen van hoger beroep en van beroep in cassatie.

Artikel 2 Afdelings-KC en haar bevoegdheden

Aan de Kleine Commissie Afdelingsbestuur zijn de bevoegdheden gedelegeerd.

  • het beslissen inzake terugvordering, verrekening of kwijtschelding van ten onrechte of te veel verstrekte aanvulling indien eveneens WW-uitkering ten onrechte of te veel is verstrekt en de Afdelings-KC op grond van het delegatie-besluit B.V. TAB bevoegd is te beslissen over laatstgenoemde terugvordering.

Artikel 3 Bevoegdheden directie

  • 1. Aan de directie B.V. TAB, die is belast met alle aan de administratie-opdracht inherente handelingen zijn de navolgende bevoegdheden gedelegeerd:

    • a. het beoordelen van en beslissen inzake aanspraken van werknemers indien naar het oordeel van de directie B.V. TAB, gelet op het in het uitkeringsreglement bepaalde, een aanspraak moet worden erkend en hieromtrent noch omtrent de hoogte der aanspraak redelijkerwijze verschil van mening mogelijk is;

    • b. het beoordelen van en beslissen inzake aanspraken van werknemers indien naar het oordeel van de directie B.V. TAB, gelet op het in het uitkeringsreglement bepaalde, een aanspraak geheel of gedeeltelijk moet worden ontkend, evenwel uitsluitend indien de beslissing kan worden genomen op grond van feitelijke omstandigheden, welker betekenis niet nader behoeft te worden beoordeeld;

    • c. het vaststellen en betaalbaar stellen van krachtens een bevoegdelijk genomen beslissing aan of ten behoeve van werknemers verschuldigde aanvullingen;

    • d. het beslissen inzake intrekking of herziening van een toegekende aanvulling en inzake terugvordering, verrekening of kwijtschelding van ten onrechte of te veel betaalde aanvulling indien eveneens WW-uitkering ten onrechte of te veel is verstrekt en de directie op grond van het delegatiebesluit B.V. TAB bevoegd is te beslissen over laatstgenoemde terugvordering;

    • e. het toepassen van het bepaalde inzake de vaststelling van de heffing en voorschotheffing zoals genoemd in artikel 3 lid 1 t/m 8 van het heffingsreglement.

  • 2. De directie B.V. TAB is bevoegd voor en namens het bestuur der stichting tot het optreden in voor een kantongerecht aanhangige procedure, in welke dat bestuur als partij optreedt en welke voortvloeien uit de toepassing van bepalingen der regeling aanvulling WW.

  • 3. De directie B.V. TAB is bevoegd één of meer personeelsleden van de B.V. TAB te machtigen tot het voor en namens haar uitoefenen van de onder artikel 3 lid 1 en 2 genoemde bevoegdheden.

Voorbehoud

Indien gebruikmaking van de aan de directie B.V. TAB respectievelijk Afdelings-KC BVAB gedelegeerde bevoegdheden zou leiden tot het nemen van een beslissing, welker juistheid of redelijkheid – al dan niet op grond van aangevoerde verzachtende omstandigheden – kan worden betwijfeld, danwel waarin na gebruikmaking van de gedelegeerde bevoegdheden omstandigheden ter kennis van de directie B.V. TAB respectievelijk Afdelings-KC B.V. TAB komen, waardoor twijfel aan de juistheid van de beslissing kan ontstaan dient het geval te worden voorgelegd aan de Kleine Commissie B.V. TAB.

BIJLAGE V HEFFINGSREGLEMENT SUWAS

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1. B.V. TAB: Bedrijfsvereniging voor Tabaksverwerkende en Agrarische Bedrijven te Den Haag;

  • 2. B.V.A.B.: Bedrijfsvereniging voor het Agrarisch Bedrijf;

  • 3. B.P.L.: Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw;

  • 4. CAO SUWAS: Collectieve Arbeidsovereenkomst Vervroegde Uittreding Agrarische Sectoren;

  • 5. SUWAS I: Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren te Den Haag;

  • 6. SUWAS II: Stichting Uitvoering WW-aanvulling Agrarische Sectoren te Den Haag;

  • 7. werkgever:

    • a. de werkgever in de zin van de CAO-SUWAS;

    • b. de werkgever in de zin van een andere voor een bepaalde agrarische sector afgesloten en bij de Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden geregistreerde CAO, waarin met instemming van het bestuur SUWAS I en het bestuur SUWAS II is voorzien in dezelfde regelingen als in de onder a. bedoelde cao;

    • e. de werkgever in de zin van een andere voor een bepaalde agrarische sector afgesloten en bij de Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden geregistreerde cao waarin met instemming van het bestuur SUWAS I is voorzien in dezelfde regeling terzake van vervroegd uittreden als in de onder a. bedoelde cao;

  • 8. loon: het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen, met dien verstande, dat als maximumloon per dag wordt aangehouden een een/tweede (1,5) maal het maximum premiedagloon in de zin van artikel 9 lid 1 van de voornoemde wet;

  • 9. regeling: de bij cao of andere arbeidsvoorwaarden c.q. rechtspositieregeling vastgelegde mogelijkheid tot vervroegde uittreding en/of aanvulling van de WW-uitkering.

Artikel 2 Heffing

  • 1. De werkgever is gehouden jaarlijks met inachtneming van het hierna bepaalde ten behoeve van de uitvoering van de regeling een heffing over het loon van de in dienst (geweest) zijnde werknemers te betalen.

  • De werkgever is geen heffing verschuldigd over het loon van de werknemer voor wie premievrijstelling voor de werknemersverzekeringen bestaat op grond van de Wet Premieregime bij marginale arbeid (PMA).

  • 2. De heffing bestaat uit het percentage, dat door het bestuur SUWAS I jaarlijks wordt vastgesteld, verhoogd met het percentage, dat door het bestuur SUWAS II jaarlijks wordt vastgesteld.

  • 3. In afwijking van het in het vorige lid bepaalde wordt de heffing voor de werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder e, vastgesteld door het bestuur SUWAS I.

  • 4. De betaling van de heffing dient te geschieden aan de B.V. TAB.

Artikel 3 Vaststelling heffing en voorschotheffing

  • 1. Zo spoedig mogelijk na afloop van elk boekjaar stelt het bestuur ten aanzien van elke werkgever de over dat boekjaar te zijner laste komende heffing vast. De vaststelling van de heffing geschiedt aan de hand van de door de werkgever over elk boekjaar in te leveren jaaropgaven en/of andere door hem te verstrekken gegevens omtrent de persoon van de in dat boekjaar in zijn dienst werkzaam geweest zijnde werknemers, de duur van hun dienstverband, het door hen verdiende loon en het aantal dagen, waarover dat loon werd genoten. Het bestuur deelt het te betalen bedrag van de heffing schriftelijk aan de werkgever mede, onder mededeling van de termijn, waarbinnen de betaling moet geschieden.

  • 2. Indien ten onrechte geen bedrag aan heffing is vastgesteld danwel na de vaststelling van het te betalen bedrag der heffing blijkt, dat een lager bedrag is vastgesteld dan verschuldigd is, stelt het bestuur het alsnog door de werkgever verschuldigde bedrag over de verstreken betalingstermijnen vast.

  • De laatste volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing. Indien een hoger bedrag aan heffing is vastgesteld dan verschuldigd is, stelt het bestuur het verschuldigde op het juiste bedrag vast. Het teveel betaalde wordt aan de werkgever terugbetaald.

  • 3. Het bestuur stelt een voorschotheffing vast ten aanzien van de werkgever, die in het boekjaar, waarop de voorschotheffing betrekking heeft, vermoedelijk heffing verschuldigd zal worden.

  • De voorschotheffing wordt vastgesteld op het bedrag, dat de werkgever over dat boekjaar, waarop de voorschotheffing betrekking heeft, naar het oordeel van het bestuur vermoedelijk aan heffing verschuldigd zal zijn, met dien verstande, dat het bestuur hierbij rekening houdt met de in het eerste lid bedoelde gegevens omtrent de in dienst van de werkgever in het vorig jaar werkzaam geweest zijnde en in het betrokken jaar werkzaam zijnde werknemers, de aard, de omvang en de ontwikkeling van het bedrijf van de werkgever, en ander omstandigheden, welke op de hoogte van het heffingsbedrag van invloed kunnen zijn.

  • 4. Het bestuur deelt het te betalen bedrag der voorschotheffing schriftelijk aan de werkgever mede, met de mededeling dat dit bedrag in vier danwel onder het bestuur te bepalen voorwaarden in twaalf termijnen kan worden voldaan, verschijnende en vervallende op de eerste dag van elk kwartaal danwel van elke maand. De voorschot-heffing wordt verrekend met het bedrag aan heffing, dat de werkgever over het betrokken boekjaar verschuldigd zal zijn.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid stelt het bestuur bij niet tijdige voldoening van een voorschottermijn onverwijld de heffing vast, welke door de werkgever is verschuldigd over de vorenbedoelde termijn alsmede over de daaraan voorafgaande termijnen van hetzelfde boekjaar. De heffing is terstond opeisbaar.

  • 6. Eveneens in afwijking van het bepaalde in het eerste lid stelt het bestuur ten aanzien van een werkgever, die in staat van faillissement verkeert, of zijn bedrijf of beroep definitief heeft gestaakt, onverwijld de heffing vast. De laatste volzin van het vorige lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Indien na aanmaning een vordering op een werkgever terzake van achterstallige heffing niet geheel wordt voldaan, kan al hetgeen de werkgever verschuldigd is, vermeerderd met rente en extra incasso- en administratiekosten, gerechtelijk worden ingevorderd. Het bestuur is bevoegd de in de eerste volzin bedoelde kosten te stellen op 10% van het bedrag aan achterstallige heffing met een minimum van ƒ 10,-.

  • 8. De werkgever is verplicht het bestuur op door het bestuur te bepalen tijdstippen alle gegevens te verstrekken, welk het voor het vaststellen van de heffing en voorschotheffing behoeft.

  • 9. De wijze van de vaststelling der heffing en voorschotheffing, als ook de betaling daarvan, worden verder geregeld door het bestuur. In bijzondere gevallen kan het bestuur afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden toestaan of voorschrijven.

Artikel 5 Wijziging reglement

Een beslissing van het bestuur der stichting tot wijziging van dit reglement behoeft de goedkeuring van de Hoofdafdeling Sociale Zaken van het Landbouwschap.

III. Indien en voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 13 november 1997

C. J. Meerhof.


XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

Naar boven