Mortel- en Morteltransportondernemingen

Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDE BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE MORTEL- EN MORTELTRANSPORTONDERNEMINGEN

AI Nr. 8874

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Vereniging van Ondernemingen van Betonmortelfabrikanten in Nederland als partij te ener zijde mede namens de Hout- en Bouwbond CNV en de Bouw- en Houtbond FNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat de gewijzigde bepalingen van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking zijn getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Trekt in zijn besluit van 25 april 1997 (Stcrt. 1997, nr. 82), voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindendverklaren van artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen, zulks met inachtneming van hetgeen onder VI en V is bepaald;

II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 28 februari 1999 de artikelen 15 en 16 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen alsmede de daarbij behorende statuten en de reglementen van de Stichting Aanvullingsfonds WW voor de Bouwnijverheid, zulks met inachtneming van hetgeen onder III, IV en V is bepaald:

Artikel 15 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 15 Bovenwettelijke Uitkeringen

  • 1. Arbeidsongeschiktheid (ziekte en dergelijke)

    • a. Bij arbeidsongeschiktheid (ziekte en dergelijke) van de werknemer zijn van toepassing:

      • de bepalingen van de Ziektewet;

      • bijlage VIII van deze CAO inzake voorschriften en sancties gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid;

      • de statuten en reglementen van de Bedrijfsvereniging bij welke de werkgever is aangesloten;

      • de voorschriften welke door of namens de Bedrijfsvereniging nader worden gegeven;

      • met dien verstande, dat de werknemer terzake van arbeidsongeschiktheid gedurende maximaal 52 weken het individueel overeengekomen loon behoudt dat de werknemer zou hebben genoten, ware hij niet arbeidsongeschikt geworden. De sanctie die de werkgever conform bijlage VIII van deze CAO oplegt, kan hierop in mindering worden gebracht.

      • Onder individueel overeengekomen loon wordt hier verstaan bruto individueel loon ex art. 1 lid i, eventueel verhoogd met de oververdiensten volgens art. 9 lid 12, art. 21 lid 1, 2, 5 en art. 22 van deze CAO. Indien een werknemer daarnaast werkzaam is in een functie waarin hij gedurende het gehele of nagenoeg het gehele jaar regelmatig overwerk verricht, wordt de beloning van deze zogenaamde „meer-uren" tot maximaal 7½ uur per week in het loon tijdens arbeidsongeschiktheid meegenomen.

    • b. Werknemers, die reeds voor 25 januari 1994 een uitkering krachtens de WAO ontvingen, hebben tijdelijk recht, afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidspercentage, op een aanvulling op het van de WAO-uitkering tot uitbetaling komende bedrag.

    • Deze aanvulling bedraagt gedurende maximaal 12 maanden na ingangsdatum van genoemde WAO-uitkering bij een arbeidsongeschiktheid van:

    • 80% of meer: tot 80% van het geldende WAO-dagloon

    • 65% tot 80%: tot 65% van het geldende WAO-dagloon

    • 55% tot 65%: tot 50% van het geldende WAO-dagloon

    • 45% tot 55%: tot 40% van het geldende WAO-dagloon

    • 35% tot 45%: tot 30% van het geldende WAO-dagloon

    • Werknemers, die reeds voor 25 januari 1994 een uitkering krachtens de WAO ontvingen, hebben na bovengenoemde aanvullingsperiode, tijdelijk recht op een aanvulling op het van de WAO-uitkering tot uitbetaling komende bedrag. Deze aanvulling bedraagt gedurende 36 maanden na ommekomst van voornoemde aanvullingsperiode bij een arbeidsongeschiktheid van:

    • 80% of meer: tot 75% van het geldende WAO-dagloon

    • 65% tot 80%: tot 60% van het geldende WAO-dagloon

    • 55% tot 65%: tot 45% van het geldende WAO-dagloon

    • 45% tot 55%: tot 37,5% van het geldende WAO-dagloon

    • 35% tot 45%: tot 30% van het geldende WAO-dagloon

    • c. Werknemers die op 1 december van het betreffende kalenderjaar een uitkering krachtens de WAO ontvangen en die bij werken voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid onder deze CAO vielen, hebben recht op een eenmalige uitkering. Deze uitkering wordt in de maand december betaalbaar gesteld, tenzij op 1 juni van het jaar waarin de uitkering betaalbaar wordt gesteld, recht bestaat op een aanvulling op grond van lid 1 onder b van dit artikel. Evenmin wordt de uitkering beschikbaar gesteld indien art. 22 WAO van toepassing is. Deze uitkering bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:

    • 80% of meer: minimaal f 1000,– bruto

    • 65% tot 80%: minimaal f 800,– bruto

    • 55% tot 65%: minimaal f 625,– bruto

    • 45% tot 55%: minimaal f 500,– bruto

    • 35% tot 45%: minimaal f 375,– bruto.

    • Gedeeltelijk arbeidsongeschikten ontvangen een uitkering afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidspercentage dat op 1 december van het betreffende kalenderjaar van toepassing is.

    • Voor de financiering van deze regeling is de werkgever aan het Aanvullingsfonds WW in de Bouwnijverheid een bijdrage van 0,17% verschuldigd over het premieloon Werkloosheidswet. Uit deze bijdrage worden minimaal de bovengenoemde bedragen uitgekeerd, dan wel een hogere uitkering, indien de middelen dit toelaten.

  • 2. Vervoer stoffelijk overschot

  • In geval een werknemer tijdens het werk dan wel op weg naar of van het werk overlijdt, zal de werkgever de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot naar het normale domicilie in Nederland van betrokkene vergoeden.

  • 4. Arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door derden

  • Indien en voorzover de werkgever terzake van arbeidsongeschiktheid van zijn werknemer tengevolge van ziekte of uit hoofde van een ongeval, jegens één of meer derden een vordering tot schadevergoeding kan doen gelden, dient de betrokken werknemer zijn volledige medewerking te verlenen de schadevergoeding op deze derde(n) te verhalen. Als schade wordt hier bedoeld het bedrag van de in lid 1 sub a en artikel 15A geregelde bovenwettelijke uitkering, alsmede de nevenverstrekkingen voortvloeiende uit deze CAO.

  • De uit lid 1 van dit artikel, alsmede uit artikel 15A voortvloeiende verplichtingen van de werkgever aan de werknemer blijven onverminderd van kracht.

  • 5. Aanstellingskeuring

  • De werkgever zal bij de aanstellingskeuring zorgdragen voor de naleving van het protocol van de KNMG inzake de aanstellingskeuringen."

Artikel 16 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 16 Aanvullingsfonds WW voor de bouwnijverheid

  • 1. Een werknemer, die recht heeft op een loongerelateerde werkloosheidsuitkering van de Bedrijfsvereniging voor de Bouwnijverheid, heeft voor de duur van de werkloosheid als bedoeld in artikel 18 Werkloosheidswet en gedurende de periode waarin de loongerelateerde uitkering aan de werknemer wordt verstrekt met een maximum van 6 maanden, overeenkomstig het Reglement van het AVW-fonds aanspraak op aanvulling van de vakantietoeslag tot 100% en op volledige voortzetting van de pensioenopbouw, een en ander overeenkomstig zijn aanspraken bij werken.

  • Werknemers die een kortdurende werkloosheidsuitkering ontvangen kunnen eveneens maximaal 6 maanden aanspraak maken op aanvulling van de vakantietoeslag tot 100% en op volledige voortzetting van de pensioenopbouw, mits aan de overige voorwaarden is voldaan en betrokkene zich meldt bij het AVW-fonds. Het bestuur van het AVW-fonds beslist.

  • 2. Een werknemer die recht verkrijgt op een loongerelateerde werkloosheidsuitkering van de Bedrijfsvereniging voor de Bouwnijverheid heeft gedurende de eerste 8 weken van de werkloosheid als bedoeld in artikel 18 van de Werkloosheidswet en van de periode waarin de loongerelateerde uitkering aan die werknemer wordt verstrekt, overeenkomstig het Reglement van het AVW-fonds aanspraak op aanvulling van de werkloosheidsuitkering tot 80% van het betreffende dagloon.

  • Werknemers die een kortdurende werkloosheidsuitkering ontvangen kunnen eveneens de eerste 8 weken aanspraak maken op deze aanvulling, mits aan de overige voorwaarden is voldaan, tenzij betrokkene als gevolg van wettelijke bepalingen geen voordeel heeft van deze aanvulling. Betrokkene kan zich melden bij het AVW-fonds. Het bestuur van het AVW-fonds beslist.

  • 3.

    • a. Een verzoek om aanvulling als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt beschouwd als verzoek om aldaar bedoelde aanvullingen waarop de betrokken werknemer aanspraak kan doen gelden.

    • b. De aanvullingen als bedoeld in lid 1 en 2 gelden ook ingeval een gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer deel neemt aan een „proefplaatsing" als bedoeld in de wet Amber.

  • 4. Voor de financiering van deze regeling is een bijdrage verschuldigd over het premieloon Werkloosheidswet, waarvan de werkgever en de werknemer ieder de helft voor hun rekening nemen. De bijdrage voor 1997 zal zo spoedig mogelijk bekend worden gemaakt.

  • 5. De uitvoering van deze regeling wordt verzorgd door het Aanvullingsfonds WW in de Bouwnijverheid, hierna te noemen AVW, dat de administratie heeft opgedragen aan de Stichting Sociaal Fonds Bouwnijverheid (SFB). De nadere voorwaarden van de regeling zijn vastgelegd in het reglement AVW.

  • 6. Elke werkgever die werknemers in dienst heeft waarop deze CAO van toepassing is en voorzover hij lid is van de Bedrijfsvereniging voor de Bouwnijverheid dient aan de stichting SFB de loongegevens te verstrekken die laatstgenoemde stichting noodzakelijk acht voor de jaarlijkse heffing van de bijdrage ten behoeve van het AVW."

De statuten van de Stichting Aanvullingsfonds WW voor de Bouwnijverheid worden gelezen als volgt:

„STATUTEN VAN DE STICHTING AANVULLINGSFONDS WW VOOR DE BOUWNIJVERHEID

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De stichting draagt de naam „Stichting Aanvullingsfonds WW voor de Bouwnijverheid".

  • 2. De stichting is gevestigd te Amsterdam.

Artikel 2 Definities

In deze statuten wordt verstaan onder:

  • a. fonds: de in artikel 1 genoemde stichting;

  • b. CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst;

  • c. werkgever: de werkgever in de zin van de:

  • CAO voor het Bouwbedrijf, of de CAO voor het Uitvoerend, Technisch en Administratief personeel in de Bouwbedrijven, of CAO voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, of CAO betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor het personeel werkzaam in het Baggerbedrijf, of CAO voor het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzobedrijf, of CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven, of CAO voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen, of CAO voor het Natuursteenbedrijf;

  • d. werknemer: de werknemer in de zin van de:

  • CAO voor het Bouwbedrijf, of de CAO voor het Uitvoerend, Technisch en Administratief personeel in de Bouwbedrijven, of CAO voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, of CAO betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor het personeel werkzaam in het Baggerbedrijf, of CAO voor het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzobedrijf, of CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven, of CAO voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen, of CAO voor het Natuursteenbedrijf;

  • e. bestuur: het bestuur als bedoeld in artikel 10 van de statuten;

  • f. reglement: een reglement als bedoeld in artikel 3 lid 3 van de statuten;

  • g. SFB: de SFB CAO-regelingen B.V. te Amsterdam;

  • h. directie: de directie van het SFB;

  • i. pensioenpremie: de betaling ter voortzetting van de pensioenopbouw conform het daaromtrent bepaalde bij of krachtens de laatstelijk op de werknemer van toepassing zijnde CAO.

  • j. vakantiegeld: de aanspraak van de werknemer op een betaling ter bestrijding van loonderving over het aantal hem toekomende vakantie-, snipper- en feestdagen en/of de vakantietoeslag.

Artikel 3 Doel

  • 1. Het fonds heeft ten doel aan, of ten behoeve van, werknemers die een uitkering krachtens de WW, de WAO of de ZW ontvangen een aanvulling te verstrekken of een verstrekking te doen, als door partijen bij één van de in artikel 2 genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten is overeengekomen een dergelijke aanvulling/verstrekking via het fonds te regelen.

  • 2. Het fonds heeft verder ten doel de financiering van uitkeringen aan deelnemers in werkgelegenheidsprojecten, indien zulks is overeengekomen in één van de in artikel 2 genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten.

  • 3. De nadere voorwaarden waaronder de in het eerste en tweede lid genoemde aanvullingen, verstrekkingen en uitkeringen worden toegekend worden bij reglement vastgesteld.

Artikel 4 Werkingssfeer

  • 1. De regeling is van toepassing op werknemers die in loondienst werkzaam zijn of zijn geweest bij een werkgever als bedoeld in artikel 2 van deze statuten.

  • 2. De statuten en de op basis van de statuten vastgestelde reglementen worden geacht onderdeel te zijn van de in artikel 2 genoemde collectieve arbeidsvoorwaarden/overeenkomsten.

Artikel 5 Duur

Het fonds is opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 6 Geldmiddelen

De geldmiddelen van het fonds bestaan uit:

  • a. de bijdragen die voor de financiering van de regeling door de werkgevers en werknemers worden opgebracht;

  • b. rente;

  • c. eventuele andere baten.

Artikel 7 Bijdrageverplichtingen

Bijdrageplichtig zijn degenen die krachtens een bepaling van de CAO of anderszins verplicht zijn tot het geven van bijdragen als bedoeld in artikel 6 aan de stichting.

Artikel 8 Bijdragen

  • 1. De methode van de berekening van de bijdragen als bedoeld in artikel 6 alsmede de wijze van incassering daarvan worden bij reglement als bedoeld in artikel 3 vastgesteld.

  • 2. De hoogte van de in het eerste lid bedoelde bijdragen worden telkenmale door het bestuur van de stichting vastgesteld.

  • 3. Met het saldo tussen baten en lasten, zoals dit blijkt uit de laatstelijk vastgestelde jaarrekening(en) zal in het volgende boekjaar bij de vaststelling van de desbetreffende bijdrage rekening worden gehouden.

Artikel 9 Administratie

  • 1. Het fonds draagt zijn administratie op aan het SFB.

  • 2. De directie van het fonds berust bij de directie van het SFB.

Artikel 10 Bestuur

  • 1. Het bestuur van het fonds bestaat uit twaalf leden en wel zes van werkgeverszijde en zes van werknemerszijde.

  • Vijf leden van werkgeverszijde worden benoemd door de vereniging Algemeen Verbond Bouwbedrijf (AVBB).

  • Eén lid van werkgeverszijde wordt benoemd door de Stichting Federatie Aannemers in de Afbouw- en Nevenbedrijven voor de Bouwnijverheid (FAANB).

  • Vier leden van werknemerszijde worden benoemd door de Bouw- en Houtbond FNV.

  • Twee leden van werknemerszijde worden benoemd door de Nederlandse Christelijke Bond van Werknemers in de Hout- en Bouwnijverheid (de Hout- en Bouwbond CNV).

  • 2. Indien langdurige afwezigheid van één der bestuursleden kan worden verwacht, kan de instelling, die dat bestuurslid heeft benoemd, een plaatsvervanger aanwijzen.

  • 3. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door bedanken, dan wel door intrekking van de benoeming door de instelling, die het betrokken bestuurslid heeft aangewezen.

  • 4. Indien in het bestuur één of meer vacatures ontstaan, wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien; de benoeming geschiedt door de instelling, door welke het lid, wiens zetel is opengevallen, was aangewezen. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden.

  • 5. Bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het fonds; het bestuur kan een regeling treffen inzake vacatiegelden en vergoeding van reis- en verblijfkosten.

Artikel 11 Besluitvorming

  • 1. Het aantal stemmen dat elk bestuurslid uitbrengt wordt zodanig bepaald, dat het aantal stemmen aan werkgeverszijde even groot is als het aantal stemmen aan werknemerszijde.

  • 2. Is het aantal ter vergadering aanwezige stemmen aan werkgeverszijde niet even groot als het aantal ter vergadering aanwezige stemmen aan werknemerszijde, dan brengen de leden van die groep waarvan het grootste stemmenaantal ter vergadering aanwezig is, ieder evenveel stemmen uit als het aantal stemmen van de leden van de andere groep, ter vergadering aanwezig, maal het eigen stemmenaantal. De leden van de andere groep brengen alsdan ieder evenveel stemmen uit als het aantal stemmen van de leden van de grootste groep, ter vergadering aanwezig, maal het eigen stemmenaantal.

  • 3. Voorzover in deze statuten niet anders is bepaald, kunnen geldige besluiten slechts worden genomen met gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.

  • 4. Door het bestuur worden geen beslissingen genomen, indien niet meer dan de helft van het aantal bestuursleden aanwezig is. Indien het vereiste aantal bestuursleden in een vergadering niet aanwezig is, kan in een volgende vergadering, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen waarover wegens het ontbreken van het quorum in eerstbedoelde vergadering geen besluit kon worden genomen.

Artikel 12 Mandaat

Het bestuur kan uitdrukkelijk omschreven bevoegdheden mandateren aan het SFB en/of aan door het bestuur al dan niet geheel uit zijn midden benoemde paritaire commissies. De gemandateerde bevoegdheden worden door de commissies en het SFB uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 13 Voorzitters en secretarissen

  • 1. Het bestuur benoemt uit zijn midden twee voorzitters: één van werkgeverszijde en één van werknemerszijde; deze vertegenwoordigen tezamen het fonds in en buiten rechte.

  • 2. Om beurten treden de voorzitters voor de tijd van een jaar als voorzitter en als tweede voorzitter op. Het bestuur wijst bij de eerste benoeming van twee voorzitters aan, welke van hen beiden gedurende het eerste boekjaar als voorzitter en welke als tweede voorzitter zal optreden.

  • 3. Het bestuur kiest uit zijn midden twee secretarissen: één van werkgeverszijde en één van werknemerszijde. Indien als voorzitter een werkgeversvertegenwoordiger fungeert, fungeert als secretaris de secretaris van werknemerszijde, en omgekeerd.

Artikel 14 Reglementen

  • 1. Het bestuur stelt één of meerdere reglementen vast als bedoeld in artikel 3 van de statuten, waarin wordt geregeld de wijze waarop het doel van het fonds zal worden bereikt, alsmede die zaken die nadere voorziening behoeven.

  • 2. Het bestuur is zelfstandig bevoegd wijzigingen in een reglement aan te brengen. Het bestuur brengt een reglementswijziging ter kennis van de werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij de in artikel 2 genoemde CAO's.

  • 3. Een reglement, alsmede de in het reglement aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden, alvorens een volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage zijn gelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

  • 4. Ten aanzien van de besluitvorming over de vaststelling of wijziging van een reglement is het bepaalde in artikel 17 van toepassing.

Artikel 15 Beheer van het fondsvermogen

  • 1. Het bestuur is belast met het beheer van het fonds. Het is bevoegd uit naam van het fonds alle handelingen te verrichten, welke met de doelstelling in overeenstemming zijn en die niet bij of krachtens deze statuten aan de bevoegdheid van het bestuur onttrokken zijn.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen. Het bestuur is niet bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

  • 3. Het bestuur belegt (tijdelijk overtollige) middelen op een zodanige wijze dat:

    • a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen;

    • b. een optimaal rendement wordt verkregen;

    • c. geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.

  • 4. De aan de stichting toebehorende zaken worden, indien zij niet ten kantore worden gehouden, in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.

  • 5. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van baten en lasten over dat boekjaar.

Artikel 16 Boekjaar, accountant en jaarverslag

  • 1. Het boekjaar van het fonds valt samen met het kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur benoemt een externe registeraccountant, aan wie de controle van de jaarrekening wordt opgedragen.

  • 3. De registeraccountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van de stichting. De waarden van de stichting moeten hem desverlangd worden getoond.

  • 4. De registeraccountant brengt tenminste eenmaal per jaar aan het bestuur verslag uit over zijn bevindingen.

  • 5. Het bestuur legt van de uitvoering van het beleid jaarlijks binnen twaalf maanden na afloop van het boekjaar schriftelijk verantwoording af.

  • 6. Het in het vijfde lid bedoelde verslag bevat:

    • a. een algemeen overzicht van de werkzaamheden van de stichting gedurende het afgelopen boekjaar;

    • b. een rekening en verantwoording omtrent het beheer van de stichting, bestaande uit een balans en een staat van lasten en baten van elke regeling waarvoor een aparte bijdrage verschuldigd is, vergezeld van een verklaring van de registeraccountant ter zake van zijn bevindingen bij de controle opgedaan;

    • c. in voorkomende gevallen, mededeling omtrent de wijzigingen die in de statuten en/of reglement(en) hebben plaatsgehad.

  • 7. Het jaarverslag wordt toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij de in artikel 2 genoemde CAO's.

  • 8. Het jaarverslag wordt ter inzage van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers gelegd:

    • a. ten kantore van de stichting;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 9. Het jaarverslag wordt op aanvraag aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 17 Wijziging Statuten

  • 1. Het bestuur is zelfstandig bevoegd deze statuten te wijzigen. Het bestuur brengt een statutenwijziging ter kennis van de werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij de in artikel 2 genoemde CAO's.

  • 2. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen in een bijzondere daartoe uitgeschreven vergadering, waarop tenminste de helft van de werkgevers- en tenminste de helft van de werknemersleden van het bestuur aanwezig is. De uitnodiging voor deze vergadering moet met het voorstel uiterlijk veertien dagen voor de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden.

  • 3. Indien in een vergadering, waar een statutenwijziging zal worden behandeld, niet het voor het nemen van een besluit vereiste aantal leden aanwezig is, zal binnen een maand nadien een tweede vergadering worden gehouden op te roepen met inachtneming van de voor oproeping gestelde termijn, welke ongeacht het ter vergadering aanwezige aantal leden tot het nemen van een besluit bevoegd zal zijn.

  • 4. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen met een meerderheid van twee/derde van de uitgebrachte geldige stemmen.

  • 5. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat hiervan een notariële akte is opgemaakt en een door het bestuur ondertekend exemplaar van de wijziging voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht Amsterdam.

  • 6. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het openbaar stichtingenregister, gehouden bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam.

Artikel 18 Ontbinding van de stichting

  • 1. Voor een besluit tot ontbinding van het fonds gelden dezelfde bepalingen als voor een besluit tot wijziging van de statuten.

  • 2. In geval van ontbinding zal het bestuur met de liquidatie zijn belast.

  • 3. Het bestuur beslist over de bestemming van een eventueel batig saldo, met dien verstande dat dit batig saldo moet worden bestemd voor een doel dat het meest overeenkomt met het doel van de stichting. Een eventueel nadelig saldo dient door de werkgevers en de werknemers ieder voor de helft te worden opgebracht.

Artikel 19 Ministerieel vertegenwoordiger

Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daartoe de wens te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen de minister en het bestuur een waarnemer toegelaten. De waarnemer is gerechtigd alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen. De waarnemer ontvangt daartoe alle voor het bestuur bestemde stukken.

Artikel 20 Slotbepalingen

In alle gevallen waarin niet door de wet, deze statuten of het reglement is voorzien, beslist het bestuur.

Artikel 21

Deze statuten worden geacht in werking te zijn getreden op één januari negentienhonderd achtentachtig."

Het Aanvullingsreglement verstrekking eindejaarsuitkering WAO Bouwnijverheid (AR-WAO Bouwnijverheid) wordt gelezen als volgt:

„AANVULLINGSREGLEMENT VERSTREKKING EINDEJAARSUITKERING WAO BOUWNIJVERHEID (AR-WAO BOUWNIJVERHEID)

Reglement van de Stichting Aanvullingsfonds WW voor de Bouwnijverheid

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. het fonds: de stichting Aanvullingsfonds WW voor de Bouwnijverheid;

  • b. de statuten: de statuten van het fonds;

  • c. het bestuur: het bestuur van het fonds;

  • d. het premieloon: het loonbedrag per werknemer per kalenderjaar waarover krachtens de Werkloosheidswet premie wordt geheven;

  • e. eindejaarsuitkering: jaarlijkse betaling van een bedrag aan WAO-uitkeringsgerechtigden op wie bij werken een CAO in de zin van dit reglement van toepassing zou zijn geweest;

  • f. CAO: een collectieve arbeidsovereenkomst als genoemd in artikel 2 van de statuten waarin is opgenomen de betaling door het fonds van een eindejaarsuitkering;

  • g. de werkgever: de werkgever als bedoeld in de CAO;

  • h. de werknemer:

    • degene die werknemer is in de zin van de CAO, dan wel

    • degene die direct voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid werknemer was in de zin van de CAO, dan wel

    • degene wiens arbeidsongeschiktheid is ingetreden in de eerste zes maanden van de uitkeringsduur als bedoeld in artikel 42 WW, dan wel in de periode als bedoeld in artikel 52g WW en die direct voorafgaand aan zijn werkloosheid werknemer was in de zin van de CAO;

  • i. de WAO: de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Paragraaf 2. Financiering

Artikel 2 De bijdrage

  • 1. De werkgever is aan het fonds jaarlijks, dan wel over een volgens de CAO voorgeschreven periode, een bijdrage verschuldigd.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt, na overleg met partijen bij de desbetreffende CAO, door het bestuur vastgesteld en uitgedrukt in een percentage van het premieloon. Bij de vaststelling van dit percentage houdt het bestuur rekening met het overschot of het tekort volgens de balans met betrekking tot de eindejaarsuitkering van de desbetreffende CAO over het voorafgaande kalenderjaar.

  • 3. Het bijdragepercentage wordt gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 3 Loonopgave

De werkgever is verplicht jaarlijks de loongegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de heffing van de bijdrage. Als de werkgever in gebreke blijft deze loongegevens te verstrekken wordt de heffingsgrondslag ambtshalve vastgesteld.

Artikel 4 Heffing

  • 1. De bijdrage dient bij voorschot te worden voldaan over elk loonbetalingstijdvak of na iedere periode van vier weken.

  • 2. De betaling van de eventueel nog resterende bijdrage dient plaats te vinden na ontvangst van de zogenaamde verzamelnota.

  • 3. Als blijkt dat minder bijdrage is geheven dan door de werkgever is verschuldigd wordt het verschil nagevorderd. Teveel geheven bijdrage wordt aan de werkgever terugbetaald.

  • 4. De werkgever is verplicht medewerking te verlenen aan een controle op de juistheid van de verstrekte loongegevens. Daartoe dient de werkgever inzage te verlenen in de onderdelen van zijn administratie die voor deze controle nodig wordt geacht.

Artikel 5 Invordering

Als een werkgever in gebreke blijft de verschuldigde bijdrage te betalen zal zo nodig tot gerechtelijke invordering worden overgegaan.

Artikel 6 Rentebepaling

  • 1. Als de betaling van het in artikel 4, eerste lid, bedoelde voorschot niet binnen veertien dagen na afloop van de in dat lid bedoelde termijn heeft plaatsgevonden, is de werkgever in verzuim.

  • 2. Als de betaling van de in artikel 4, tweede lid bedoelde bijdrage niet binnen veertien dagen na de datum van ontvangst van de verzamelnota heeft plaatsgevonden, is de werkgever in verzuim.

  • 3. Het bestuur is bevoegd vanaf de datum van verzuim rente te vorderen over de achterstallige betalingen.

  • 4. De in het vorige lid van dit artikel bedoelde rente is gelijk aan de wettelijke rente.

  • 5. Het bestuur is bevoegd van invordering van rente geheel of gedeeltelijk af te zien.

Paragraaf 3. Rechten

Artikel 7 Werkingssfeer

  • 1. Een werknemer die zijn WAO-uitkering ontvangt van een andere uitvoeringsinstelling dan de SFB Uitvoeringsorganisatie N.V. te Amsterdam, heeft, met inachtneming van het bepaalde in de volgende artikelen, recht op een eindejaarsuitkering als:

    • a. in de desbetreffende CAO geformaliseerd is dat de eindejaarsuitkeringsregeling ook van toepassing is op bedoelde werknemers, èn

    • b. de extra kosten die verbonden zijn aan de bijdrageheffing en de uitkeringsverzorging voor bedoelde werknemers voor rekening komen van werkgevers en werknemers op wie de desbetreffende CAO van toepassing is, èn

    • c. in de CAO een bijdrageplicht voor de werkgevers van bedoelde werknemers is opgenomen, èn

    • d. in de CAO een meldings- en informatieplicht voor bedoelde werknemers is opgenomen.

  • 2. Als partijen bij een andere CAO dan genoemd in artikel 2 van de statuten de betaling van eindejaarsuitkeringen vanuit het fonds willen regelen, dienen zij een verzoek daartoe bij het bestuur in te dienen.

Artikel 8 De eindejaarsuitkering

  • 1. Een werknemer die op 1 december van het kalenderjaar waarin de eindejaarsuitkering betaalbaar wordt gesteld, een WAO-uitkering ontvangt, heeft recht op een eindejaarsuitkering, tenzij hij is ingedeeld in één van de twee laagste arbeidsongeschiktheidsklassen en/of artikel 22 WAO van toepassing is.

  • 2. Naast het bepaalde in het eerste lid, geldt voor een werknemer die bij werken werkzaam was onder de CAO voor het Natuursteenbedrijf, dat hij geen recht op een eindejaarsuitkering heeft als hij op 1 december van het desbetreffende kalenderjaar op grond van genoemde CAO in aanmerking komt voor een maandelijkse aanvulling op zijn WAO-uitkering tot een bepaald percentage van het geldende WAO-dagloon.

  • 3. Naast het bepaalde in het eerste lid, geldt voor een werknemer die bij werken werkzaam was onder de CAO voor het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzobedrijf, dat hij geen recht op een eindejaarsuitkering heeft als hij naast zijn WAO-uitkering inkomsten uit arbeid geniet en/of een uitkering wegens vrijwillig vervroegde uittreding ontvangt. Is de werknemer op 1 december van het desbetreffende kalenderjaar ongeschikt tot het verrichten van zijn arbeid, dan is de situatie voorafgaand aan die ongeschiktheid van toepassing.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, geldt voor een werknemer die bij werken werkzaam was onder de CAO voor het Bouwbedrijf dat hij in het kalenderjaar waarin de eindejaarsuitkering betaalbaar wordt gesteld, een WAO-uitkering dient te (hebben) ontvangen.

  • 5. De hoogte van de eindejaarsuitkering wordt bepaald door de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin de werknemer is ingedeeld op 1 december van het kalenderjaar waarin de eindejaarsuitkering betaalbaar wordt gesteld.

  • 6. Naast het bepaalde in het vijfde lid, geldt voor een werknemer die bij werken werkzaam was onder de CAO voor het Natuursteenbedrijf het volgende. Als de werknemer in de twaalf maanden voorafgaande aan 1 december van het desbetreffende kalenderjaar gedurende één of meer maanden op grond van genoemde CAO een maandelijkse aanvulling op zijn WAO-uitkering heeft ontvangen, worden de bedragen die genoemd worden in de CAO uitbetaald naar rato van het aantal maanden waarover werknemer geen maandelijkse aanvulling heeft ontvangen.

  • 7. In afwijking van het bepaalde in het vijfde lid, geldt voor een werknemer die bij werken werkzaam was onder de CAO voor het Bouwbedrijf het volgende. Als de WAO-uitkering slechts een gedeelte van het desbetreffende kalenderjaar wordt ontvangen, heeft de werknemer recht op een evenredig deel van de eindejaarsuitkering. Gedeeltelijk arbeidsongeschikten ontvangen een eindejaarsuitkering afhankelijk van de arbeidsongeschiktheidsklasse die in dat jaar het laatst van toepassing was. Als in het desbetreffende kalenderjaar voorafgaand aan een indeling op 1 december in één van de twee laagste arbeidsongeschiktheidsklassen een hogere klasse van toepassing was, heeft werknemer recht op een eindejaarsuitkering die afhankelijk is van de laatst van toepassing zijnde hogere klasse en de periode waarover hij op basis van een hogere klasse een WAO-uitkering ontving.

  • 8. De eindejaarsuitkering wordt in de maand december betaalbaar gesteld.

Paragraaf 4. Overige bepalingen

Artikel 9 Verstrekken van inlichtingen

  • 1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan het bestuur en aan degene die door het bestuur schriftelijk tot het inwinnen van inlichtingen is gemachtigd inzage te verlenen in alle bescheiden en voorts alle overige inlichtingen te verschaffen die worden gevraagd ten behoeve van de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het fonds en in dit reglement.

  • 2. Degene die bij de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het fonds of in dit reglement kennis neemt van enig gegeven waarvan hij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen, is daarover tegenover derden tot geheimhouding verplicht.

Artikel 10 Voorschriften

Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering, mits deze voorschriften in overeenstemming zijn met de bepalingen in de statuten van het fonds en in dit reglement.

Artikel 11 Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

  • 1. Betalingen die op grond van dit reglement onverschuldigd zijn gedaan, worden teruggevorderd.

  • 2. Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het bestuur besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Artikel 12 Bijzondere gevallen

Als de bepalingen in dit reglement in individuele gevallen of in categorieën van gevallen leiden tot niet voorziene of onbedoelde gevolgen kan het bestuur een afwijkende beslissing nemen die tegemoet komt aan de bedoelingen van de aanvullingsregeling.

Artikel 13 Intern beroep

  • 1. Als een werkgever of werknemer zich niet kan verenigen met een beslissing die hem betreft, kan hij zich tot het bestuur wenden met het verzoek terug te komen op een beslissing op grond van dit reglement.

  • 2. Aan de werkgever of werknemer wordt desgevraagd schriftelijk kennis gegeven van een beslissing van het bestuur op grond van dit reglement die hem betreft.

  • 3. Een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid is gedagtekend en vermeldt de gronden waarop de beslissing berust.

Artikel 14 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als het Aanvullingsreglement verstrekking eindejaarsuitkering WAO Bouwnijverheid (AR-WAO Bouwnijverheid)".

Het Aanvullingsreglement verstrekkingen aan zieke werklozen (AR-ZW) wordt gelezen als volgt:

„AANVULLINGSREGLEMENT VERSTREKKINGEN AAN ZIEKE WERKLOZEN (AR-ZW)

REGLEMENT VAN DE STICHTING AANVULLINGSFONDS WW VOOR DE BOUWNIJVERHEID

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. het fonds: de Stichting Aanvullingsfonds WW voor de Bouwnijverheid;

  • b. de statuten: de statuten van het fonds;

  • c. het bestuur: het bestuur van het fonds;

  • d. CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst;

  • e. CAO Bouwbedrijf: CAO voor het Bouwbedrijf;

  • f. CAO Uta Bouwbedrijven: CAO voor het uitvoerend, technisch en administratief personeel in de bouwbedrijven;

  • g. CAO Stukadoorsbedrijf: Landelijke CAO voor het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzobedrijf;

  • h. CAO Natuursteenbedrijf: Landelijke CAO voor het Natuursteenbedrijf;

  • i. CAO Mortel: CAO voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen;

  • j. het premieloon: het loonbedrag per werknemer per kalenderjaar waarover op grond van de WW premie wordt geheven;

  • k. de werkgever: de werkgever als bedoeld in artikel 2 van de statuten;

  • l. de werknemer: de werknemer als bedoeld in artikel 2 van de statuten en degene die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in de zin van de Ziektewet of laatstelijk voordat er krachtens artikel 17, 18 of 52b WW voor hem een recht op uitkering ontstond, werknemer was in de zin van artikel 2 van de statuten;

  • m. zieke werkloze: de werknemer die een uitkering krachtens de Ziektewet ontvangt of uitsluitend op grond van het bepaalde in artikel 29, tweede lid, onderdeel b of c, ZW over de eerste twee dagen van ongeschiktheid tot werken geen uitkering ontvangt, en

    • 1. op de dag van het ontstaan van zijn ongeschiktheid tot werken als werknemer werd beschouwd op grond van het bepaalde in artikel 7 ZW en wiens ongeschiktheid tot werken is ingetreden tijdens de periode, bedoeld in artikel 18, eerste lid, dan wel in de eerste 6 maanden van de uitkeringsduur als bedoeld in artikel 42 WW;

    • 2. op de dag van het ontstaan van zijn ongeschiktheid tot werken als werknemer werd beschouwd op grond van het bepaalde in artikel 7 ZW en wiens ongeschiktheid tot werken is ingetreden tijdens de periode, bedoeld in artikel 52g WW;

    • 3. gedurende een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3 ZW wegens ziekte ongeschikt is geworden tot het verrichten van zijn arbeid en wiens dienstbetrekking is geëindigd binnen het loondoorbetalingstijdvak van 52 weken, bedoeld in artikel 7:629, eerste lid, Burgerlijk Wetboek;

    • 4. wegens ziekte ongeschikt is geworden tot het verrichten van zijn arbeid op de dag met ingang waarvan zijn dienstbetrekking is geëindigd, op grond van het bepaalde in artikel 46 ZW aanspraak op ziekengeld heeft en op de dag met ingang waarvan zijn dienstbetrekking is geëindigd, recht zou hebben gehad op een uitkering krachtens de WW als hij niet arbeidsongeschikt was geworden.

  • n. vakantietoeslag: de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 11 AD-ZW en de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 10 TW;

  • o. vakantiefonds: één van de hierna vermelde stichtingen:

    • Stichting Vacantiefonds voor de Bouwnijverheid;

    • Stichting Vacantiefonds Schildersbedrijf;

    • Stichting Vacantiefonds Baggerbedrijf;

  • p. pensioenpremie: de betaling ter voortzetting van de pensioenopbouw bij het pensioenfonds waarbij de werknemer was aangesloten, conform het daarover bepaalde bij of krachtens de laatstelijk op de werknemer van toepassing zijnde CAO;

  • q. de WW: de Werkloosheidswet;

  • r. de ZW: de Ziektewet;

  • s. de TW: de Toeslagenwet;

  • t. de CSV: de Coördinatiewet Sociale Verzekering;

  • u. de IWS: de Invoeringswet Stelselherziening sociale zekerheid;

  • v. de AD-ZW: de Algemene Dagloonregelen Ziektewet.

Paragraaf 2. Financiering

Artikel 2 Bijdrage

  • 1. De werkgever is aan het fonds jaarlijks een bijdrage verschuldigd, tenzij in de desbetreffende CAO anders is overeengekomen en naar genoegen van het bestuur op een andere wijze in de financiering is voorzien.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en uitgedrukt in een percentage van het premieloon. Bij de vaststelling van dit percentage voor enig kalenderjaar houdt het bestuur rekening met het overschot of het tekort volgens de balans over het voorafgaande kalenderjaar.

  • 3. Het bijdragepercentage wordt gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 3 Loonopgave

De werkgever is verplicht jaarlijks de loongegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de heffing van de bijdragen. Als de werkgever in gebreke blijft deze loongegevens te verstrekken, wordt de heffingsgrondslag ambtshalve vastgesteld.

Artikel 4 Heffing bijdrage

  • 1. De bijdrage dient bij voorschot te worden voldaan over elk loonbetalingstijdvak of na iedere periode van vier weken.

  • 2. De betaling van de eventueel nog resterende bijdrage dient plaats te vinden na ontvangst van de zogenaamde verzamelnota.

  • 3. Als blijkt dat minder bijdrage is geheven dan door de werkgever is verschuldigd, wordt het verschil nagevorderd. Teveel geheven bijdrage wordt aan de werkgever terugbetaald.

  • 4. De werkgever is verplicht medewerking te verlenen aan een controle op de juistheid van de verstrekte loongegevens. Daartoe dient de werkgever inzage te verlenen in de onderdelen van zijn administratie die voor deze controle nodig worden geacht.

Artikel 5 Invordering bijdrage

Als een werkgever in gebreke blijft de verschuldigde bijdragen te betalen, zal zo nodig tot gerechtelijke invordering worden overgegaan.

Artikel 6 Rentebepaling

  • 1. Als de betaling van het in artikel 4, eerste lid, bedoelde voorschot niet binnen veertien dagen na afloop van de in dat lid bedoelde termijn heeft plaatsgevonden, is de werkgever in verzuim.

  • 2. Als de betaling van de in artikel 3, tweede lid bedoelde bijdrage niet binnen veertien dagen na de datum van ontvangst van de verzamelnota heeft plaatsgevonden, is de werkgever in verzuim.

  • 3. Het bestuur is bevoegd vanaf de datum van verzuim rente te vorderen over de achterstallige betalingen.

  • 4. De in het derde lid van dit artikel bedoelde rente is gelijk aan de wettelijke rente.

  • 5. Het bestuur is bevoegd van invordering van rente geheel of gedeeltelijk af te zien.

Artikel 7 Werkingssfeer

  • 1. Een zieke werkloze die zijn uitkering ZW ontvangt van een andere uitvoeringsinstelling dan de SFB Uitvoeringsorganisatie N.V. te Amsterdam, heeft, met inachtneming van het bepaalde in de volgende artikelen, recht op een aanvulling als:

    • a. in de desbetreffende CAO geformaliseerd is dat de aanvullingsregeling ook van toepassing is op bedoelde zieke werkloze, èn

    • b. de extra kosten die verbonden zijn aan de bijdrageheffing en de uitkeringsverzorging voor bedoelde werknemers voor rekening komen van werkgevers en werknemers op wie de desbetreffende CAO van toepassing is, èn

    • c. in de CAO een bijdrageplicht voor de werkgevers van bedoelde werknemers is opgenomen, èn

    • d. in de CAO een meldings- en informatieplicht voor bedoelde zieke werkloze is opgenomen.

  • 2. Als partijen bij een andere CAO dan genoemd in artikel 2 van de statuten het doen van verstrekkingen aan zieke werklozen vanuit het fonds willen regelen, dienen zij een verzoek daartoe bij het bestuur in te dienen.

Artikel 8 Aanvulling op ZW-uitkering

  • 1. Een zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 1, heeft vanaf de 16e dag na aanvang van de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte – zaterdagen en zondagen niet meegerekend – jegens het fonds recht op betaling van een aanvulling van 30/70ste van het bedrag dat als ziekengeld wordt uitbetaald, nadat op dat bedrag de vakantietoeslagcomponent in mindering is gebracht.

  • 2. Een zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 2, die onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, werkzaam was onder de CAO Bouwbedrijf, CAO Uta bouwbedrijven, CAO Natuursteenbedrijf of CAO Mortel, heeft, als hij zich daarvoor meldt, vanaf de 16e dag na aanvang van de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte – zaterdagen en zondagen niet meegerekend – jegens het fonds recht op betaling van een aanvulling van 30/70ste van het bedrag dat als ziekengeld wordt uitbetaald, nadat op dat bedrag de vakantietoeslagcomponent in mindering is gebracht, tenzij hij als gevolg van wettelijke bepalingen geen voordeel heeft van deze aanvulling.

  • 3. Een zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 2, die onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, werkzaam was onder de CAO Stukadoorsbedrijf, heeft vanaf de 16e dag na aanvang van de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte – zaterdagen en zondagen niet meegerekend – jegens het fonds recht op betaling van een aanvulling van 30/70ste van het bedrag dat als ziekengeld wordt uitbetaald, nadat op dat bedrag de vakantietoeslagcomponent in mindering is gebracht, tenzij hij als gevolg van wettelijke bepalingen geen voordeel heeft van deze aanvulling.

  • 4. Een zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 3, heeft vanaf de dag met ingang waarvan de dienstbetrekking is geëindigd jegens het fonds recht op betaling van een aanvulling van 30/70ste van het bedrag dat als ziekengeld wordt of zou worden uitbetaald, nadat op dat bedrag de vakantietoeslagcomponent in mindering is gebracht.

  • 5. Een zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 4, heeft vanaf de 16e dag na aanvang van de arbeidsongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte – zaterdagen en zondagen niet meegerekend – jegens het fonds recht op betaling van een aanvulling van 30/70ste van het bedrag dat als ziekengeld wordt uitbetaald, nadat op dat bedrag de vakantietoeslagcomponent in mindering is gebracht.

  • 6. Als een zieke werkloze op grond van artikel 38 of 39 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering recht heeft op herziening van zijn uitkering op grond van die wet, wordt het bedrag van de aanvulling bepaald op 100/70ste van het bedrag, dat voor herziening als ziekengeld werd uitbetaald, nadat op dat bedrag de vakantietoeslagcomponent in mindering is gebracht, minus het bedrag waarmee de WAO-uitkering is verhoogd en minus het resterende ziekengeld.

  • 7. De melding die in het tweede lid van dit artikel wordt genoemd, dient binnen een termijn van 26 weken vanaf de eerste werkloosheidsdag plaats te vinden.

  • 8. De in het eerste tot en met zesde lid van dit artikel bedoelde aanvulling wordt gelijktijdig met het te betalen ziekengeld betaalbaar gesteld aan degene aan wie het ziekengeld betaalbaar wordt of zou worden gesteld.

Artikel 9 Aanvulling op het als vakantietoeslag te betalen deel van de ZW-uitkering

  • 1. Een zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 1, 3 of 4, die, als hij niet werkloos zou zijn, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op betaling van vakantietoeslag, heeft over elke dag dat hij ziekengeld ontvangt jegens het fonds recht op een betaling van een bedrag van 8% van de aanvulling die op grond van artikel 8 wordt betaald.

  • 2. Een zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 2, die bij werken van zijn werkgever vakantietoeslag ontving en onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, werkzaam was onder de CAO Uta bouwbedrijven, de CAO Mortel, de CAO Stukadoorsbedrijf of de CAO Natuursteenbedrijf heeft over elke dag dat hij ziekengeld ontvangt jegens het fonds recht op een betaling van 8% van de aanvulling die op grond van artikel 8 wordt betaald.

  • 3. Een zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 2, die onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn verlies van arbeidsuren, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, werkzaam was onder de CAO Uta bouwbedrijven, de CAO Mortel of de CAO Natuursteenbedrijf, dient zich voor de aanvulling te melden. De melding dient binnen een termijn van 26 weken vanaf de eerste werkloosheidsdag plaats te vinden.

  • 4. Een zieke werkloze als bedoeld in het eerste lid die op grond van het bepaalde in artikel 29, tweede lid, onderdeel b of c, ZW over een dag geen recht heeft op ziekengeld, heeft jegens het fonds over die dag recht op betaling van een bedrag van 100/70ste van de vakantietoeslag die hij krachtens de ZW zou hebben ontvangen, als hij recht op uitkering zou hebben gehad.

Artikel 10 De vakantiewaarde

  • 1. Een zieke werkloze die, als hij niet werkloos zou zijn, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op een vakantiewaarde, heeft jegens het fonds recht op betaling van een bedrag aan het vakantiefonds over elke dag dat hij ziekengeld ontvangt.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid heeft de zieke werkloze voor wie bij de berekening van zijn dagloon krachtens de ZW een vakantiewaarde in aanmerking is of zou zijn genomen, slechts jegens het fonds recht op betaling van een bedrag aan het vakantiefonds, als hij een machtiging verstrekt om van zijn uitkering krachtens de ZW aan het vakantiefonds per dag te voldoen zijn uitkering over de desbetreffende dag, vermenigvuldigd met een breuk.

  • De teller van die breuk is gelijk aan de vakantiewaarde welke begrepen is in het bedrag dat als dagloon zou zijn berekend als bij die berekening artikel 9, eerste lid, en artikel 9, negende lid, CSV niet zou zijn toegepast.

  • De noemer van de breuk is gelijk aan het bedrag dat als dagloon zou zijn berekend als bij die berekening artikel 9, eerste lid, en artikel 9, negende lid, CSV niet zouden zijn toegepast.

  • 3. Een zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 1 of sub 2 heeft jegens het fonds geen recht op betaling van een bedrag aan het vakantiefonds als hij onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW en voor zover van toepassing in verbinding met artikel 52a WW, werkzaam was onder de CAO Bouwbedrijf en hij over een dag als bedoeld in het eerste lid recht heeft op een toeslag op grond van de TW.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid heeft de zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 2, alleen recht op een betaling aan een vakantiefonds als hij onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, werkzaam was onder de CAO Bouwbedrijf, de CAO Stukadoorsbedrijf of de CAO Natuursteenbedrijf.

  • 5. Een zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 2, die onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn verlies van arbeidsuren, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, werkzaam was onder de CAO Bouwbedrijf of de CAO Natuursteenbedrijf, dient zich voor de aanvulling te melden. De melding dient binnen een termijn van 26 weken vanaf de eerste werkloosheidsdag plaats te vinden.

  • 6. Het in het eerste lid bedoelde bedrag bedraagt voor de zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 1, het met een breuk te vermenigvuldigen bedrag van de vakantiewaarde die begrepen is in het bedrag dat bij het ontstaan van het recht op WW-uitkering of de dag met ingang waarvan de dienstbetrekking is geëindigd als WW-dagloon zou zijn berekend als bij die berekening artikel 9, eerste lid, en artikel 9, negende lid, CSV niet zou zijn toegepast.

  • De teller van die breuk wordt gevormd door een bedrag ter grootte van de over die dag in feite aan de werknemer toekomende ZW-uitkering.

  • De noemer van die breuk is gelijk aan 70% van het bedrag dat bij het ontstaan van het recht of op de eerste dag dat de dienstbetrekking is geëindigd als WW-dagloon zou zijn berekend als bij die berekening artikel 9, eerste lid en artikel 9, negende lid, CSV niet zouden zijn toegepast.

  • 7. Als het dagloon waarnaar het ziekengeld is berekend, is gebaseerd op een WW-dagloon dat is vastgesteld met toepassing van artikel 11, derde, vierde of vijfde lid van het Bijzonder Dagloonbesluit IWS Bouwnijverheid, is de teller van de in het tweede en vijfde lid bedoelde breuk, in afwijking van het in die leden bepaalde, gelijk aan de vakantiewaarde die begrepen is in het bedrag dat bij het ontstaan van het secundair recht als secundair dagloon zou zijn berekend als bij die berekening artikel 9, eerste lid en artikel 9, negende lid, CSV niet zouden zijn toegepast.

  • 8. Het in het eerste lid bedoelde bedrag bedraagt voor de zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 2, 100/70ste deel van het bedrag dat over de desbetreffende dag krachtens de WW ten gunste van werknemer aan het vakantiefonds betaald zou zijn, als hij recht gehad zou hebben op een loongerelateerde WW-uitkering.

  • 9. Voor de zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 3 en 4 is de in het eerste lid bedoelde betaling gelijk aan het bedrag dat de laatste werkgever voor de zieke werkloze bij werken aan het vakantiefonds verschuldigd zou zijn geweest.

  • 10. Op het in het vijfde, zesde, zevende en achtste lid bedoelde bedrag wordt in mindering gebracht:

    • a. de betaling aan het vakantiefonds als bepaald in het tweede lid;

    • b. de eventueel op grond van de TW uit te betalen vakantietoeslag. Als artikel 14 TW is toegepast wordt bij de berekening van de hoogte van de te verstrekken aanvulling uitgegaan van de toeslag zoals deze werd verstrekt zonder toepassing van artikel 14 TW.

  • 11. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt het aantal dagen waarop jegens het fonds recht bestaat op een betaling aan een vakantiefonds gesteld op 230 opbouwdagen voor de zieke werkloze op wie bij werken een CAO van toepassing was die ingeval van ziekte de afdracht aan het vakantiefonds door de werkgever – al dan niet onder voorwaarden – beperkt tot maximaal het aantal opbouwdagen per rechtjaar.

  • 12. In afwijking van het bepaalde in het vijfde, zesde en zevende lid wordt het bedrag van de betaling aan het vakantiefonds ten behoeve van de zieke werkloze op wie bij werken een CAO van toepassing was op grond waarvan de hoogte van de afdracht door de werkgever aan het vakantiefonds na 26 weken wordt verlaagd, na 130 opbouwdagen aangepast overeenkomstig het bepaalde in de betreffende CAO.

  • 13. De zieke werkloze als bedoeld in het eerste lid die op grond van het bepaalde in artikel 29, tweede lid, onderdeel b of c, ZW over een dag geen recht heeft op ziekengeld, heeft jegens het fonds over die dag recht op betaling van een bedrag aan het vakantiefonds conform het bepaalde in het achtste lid.

  • 14. De betaling wordt uitgekeerd aan het vakantiefonds waaraan de werkgever zou betalen of het krachtens de WW te betalen bedrag uitbetaald zou worden.

Artikel 11 De pensioenpremie

  • 1. De zieke werkloze heeft jegens het fonds recht op betaling van pensioenpremie over elke dag dat hij ziekengeld ontvangt.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid heeft de zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 2, alleen recht op een betaling van pensioenpremie als hij onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, werkzaam was onder de CAO Bouwbedrijf, de CAO Uta bouwbedrijven, de CAO Stukadoorsbedrijf, de CAO Natuursteenbedrijf of de CAO Mortel.

  • 3. Een zieke werkloze als bedoeld in artikel 1, lid m, sub 2, die onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn verlies aan arbeidsuren, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, werkzaam was onder de CAO Bouwbedrijf, de CAO Uta bouwbedrijven, de CAO Natuursteen of de CAO Mortel, dient zich voor de aanvulling te melden. De melding dient binnen een termijn van 26 weken vanaf de eerste werkloosheidsdag plaats te vinden.

  • 4. De hoogte van deze betaling is gelijk aan de pensioenpremie die voor de zieke werkloze bij werken verschuldigd zou zijn geweest aan het pensioenfonds.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid heeft de zieke werkloze voor wie bij de berekening van zijn dagloon krachtens de ZW het werknemersaandeel in de pensioenpremie in aanmerking is of zou zijn genomen, slechts jegens het fonds recht op betaling van een bedrag aan het pensioenfonds als hij een machtiging verstrekt om van zijn uitkering krachtens de ZW aan het pensioenfonds per dag te voldoen zijn uitkering over de desbetreffende dag, vermenigvuldigd met een breuk.

  • De teller van die breuk is gelijk aan het werknemersaandeel in de pensioenpremie die begrepen is in het bedrag dat als dagloon zou zijn berekend als bij die berekening artikel 9, eerste lid en artikel 9, negende lid, CSV niet zouden zijn toegepast.

  • De noemer van de breuk is gelijk aan het bedrag dat als dagloon zou zijn berekend als bij die berekening artikel 9, eerste lid en artikel 9, negende lid, CSV niet zouden zijn toegepast. Deze betaling wordt in mindering gebracht op de betaling door het fonds.

  • 6. De zieke werkloze als bedoeld in het eerste lid die op grond van in artikel 29, tweede lid, onderdeel b of c, ZW over een dag geen recht heeft op ziekengeld, heeft jegens het fonds over die dag recht op betaling van een bedrag aan het pensioenfonds dat gelijk is aan het bedrag dat op grond van het vierde lid aan het pensioenfonds zou worden voldaan, als betrokkene over die dag ziekengeld zou ontvangen.

  • 7. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt het aantal dagen waarop jegens het fonds recht bestaat op een betaling aan een pensioenfonds gesteld op 230 opbouwdagen voor de zieke werkloze op wie bij werken een CAO van toepassing was die ingeval van ziekte de afdracht aan het pensioenfonds door de werkgever – al dan niet onder voorwaarden – beperkt tot maximaal het aantal opbouwdagen per rechtjaar.

  • 8. De pensioenpremiebetaling wordt gedaan aan het pensioenfonds waaraan de pensioenpremie bij werken zou zijn afgedragen.

Artikel 12 Uitkering over wachtdagen

Een zieke werkloze die op grond van het bepaalde in artikel 29, tweede lid, onderdeel b of c, ZW over een dag geen recht heeft op ziekengeld, heeft jegens het fonds over die dag recht op betaling van 70% van het bedrag waarop het dagloon krachtens de ZW is of zou zijn vastgesteld.

Paragraaf 5. Overige bepalingen

Artikel 13 Verstrekken van inlichtingen

  • 1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan het bestuur en aan degene die door het bestuur schriftelijk tot het inwinnen van inlichtingen is gemachtigd inzage te verlenen in alle bescheiden en voorts alle overige inlichtingen te verschaffen die worden gevraagd voor de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het fonds en in dit reglement.

  • 2. Degene die bij de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het fonds of in dit reglement kennis neemt van enig gegeven waarvan hij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen, is daarover tegenover derden tot geheimhouding verplicht.

Artikel 14 Voorschriften

Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering, mits deze voorschriften in overeenstemming zijn met de bepalingen in de statuten van het fonds en in dit reglement.

Artikel 15 Analoge toepassing van ZW-bepalingen

  • 1. Het bepaalde in de artikelen 47, 48, 50 en 85 ZW is op het in dit reglement bepaalde van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet als en voorzover in dit reglement uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 16 Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

  • 1. Betalingen die op grond van dit reglement onverschuldigd zijn gedaan, worden teruggevorderd.

  • 2. Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het bestuur besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Artikel 17 Bijzondere gevallen

Als de bepalingen in dit reglement in individuele gevallen of in categorieën van gevallen leiden tot niet voorziene of onbedoelde gevolgen, kan het bestuur een afwijkende beslissing nemen die tegemoet komt aan de bedoelingen van de aanvullingsregeling.

Artikel 18 Intern beroep

  • 1. Als een werkgever of werknemer zich niet kan verenigen met een beslissing die hem betreft, kan hij zich tot het bestuur wenden met het verzoek een nieuwe beslissing te nemen in de plaats van een beslissing op grond van dit reglement.

  • 2. Aan de werkgever of werknemer wordt desgevraagd schriftelijk kennis gegeven van een beslissing van het bestuur op grond van dit reglement die hem betreft.

Artikel 19 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als het Aanvullingsreglement Verstrekkingen aan zieke werklozen (AR-ZW)."

Het Aanvullingsreglement verstrekkingen WW-aanvullingen (AR-WW) wordt gelezen als volgt:

„AANVULLINGSREGLEMENT VERSTREKKING WW-AANVULLINGEN (AR-WW)

Reglement van de Stichting Aanvullingsfonds WW voor de Bouwnijverheid

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. het fonds: de Stichting Aanvullingsfonds WW voor de Bouwnijverheid;

  • b. de statuten: de statuten van het fonds;

  • c. het bestuur: het bestuur van het fonds;

  • d. CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst;

  • e. CAO Bouwbedrijf: CAO voor het Bouwbedrijf;

  • f. CAO Uta Bouwbedrijven: CAO voor het uitvoerend, technisch en administratief personeel in de bouwbedrijven;

  • g. CAO Stukadoorsbedrijf: Landelijke CAO voor het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzobedrijf;

  • h. CAO Natuursteenbedrijf: Landelijke CAO voor het Natuursteenbedrijf;

  • i. CAO Mortel: CAO voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen;

  • j. CAO Baggerbedrijf: CAO betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor het personeel werkzaam in het Baggerbedrijf;

  • k. het premieloon: het loonbedrag per werknemer per kalenderjaar waarover krachtens de WW premie wordt geheven;

  • l. de werkgever: de werkgever als bedoeld in artikel 2 van de statuten;

  • m. de werknemer: de werknemer als bedoeld in artikel 2 van de statuten en degene die laatstelijk voordat er krachtens artikel 17, 18 of 52b WW voor hem een recht op uitkering ontstond, werknemer was in de zin van artikel 2 van de statuten;

  • n. ABB-er: de werknemer die behoort tot het Arbeidsbestand Bouwnijverheid;

  • o. loongerelateerde uitkering: uitkering als bedoeld in hoofdstuk IIa van de WW;

  • p. kortdurende uitkering: uitkering als bedoeld in hoofdstuk IIb van de WW;

  • q. vakantietoeslag: de vakantiebijslag als bedoeld in artikel 33 van de WW en de vakantie-uitkering als bedoeld in artikel 10 van de TW;

  • r. vakantiefonds: één van de hierna te vermelden stichtingen:

    • Stichting Vacantiefonds voor de Bouwnijverheid;

    • Stichting Vacantiefonds Schildersbedrijf;

    • Stichting Vacantiefonds Baggerbedrijf;

  • s. pensioenpremie: de betaling van de voortzetting van de pensioenopbouw conform het daarover bepaalde bij of krachtens de laatstelijk op de werknemer van toepassing zijnde CAO;

  • t. invaliditeitspensioen: de betaling voor de voortzetting van de aanvullende verzekering op de uitkering op grond van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering conform het daarover bepaalde bij of krachtens de laatstelijk op de werknemer van toepassing zijnde CAO;

  • u. de WW: de Werkloosheidswet;

  • v. het U.R: het Uitkeringsreglement WW Bouwnijverheid;

  • w. de TW: de Toeslagenwet.

Paragraaf 2. Financiering

Artikel 2 Bijdrage

  • 1. De werkgever is aan het fonds jaarlijks een bijdrage verschuldigd.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en uitgedrukt in een percentage van het premieloon. Bij de vaststelling van dit percentage voor enig kalenderjaar houdt het bestuur rekening met het overschot of het tekort volgens de balans over het voorafgaande kalenderjaar.

  • 3. Het bijdragepercentage wordt gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant.

  • 4. De werknemersbijdrage, die de helft bedraagt van de door de werkgever verschuldigde bijdrage, wordt door de werkgever bij iedere loonbetaling ingehouden op het loon van de werknemer.

  • 5. Het eerste lid geldt niet voor de werkgever in de zin van de CAO Baggerbedrijf en voor de werkgever in de zin van de CAO Natuursteenbedrijf.

Artikel 3 Loonopgave

De werkgever is verplicht jaarlijks de loongegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de heffing van de bijdragen. Als de werkgever in gebreke blijft deze loongegevens te verstrekken wordt de heffingsgrondslag ambtshalve vastgesteld.

Artikel 4 Heffing bijdrage

  • 1. De bijdrage dient bij voorschot te worden voldaan over elk loonbetalingstijdvak of na iedere periode van vier weken.

  • 2. De betaling van de eventueel nog resterende bijdrage dient plaats te vinden na ontvangst van de zogenaamde verzamelnota.

  • 3. Als blijkt dat minder bijdrage is geheven dan door de werkgever is verschuldigd wordt het verschil nagevorderd. Teveel geheven bijdrage wordt aan de werkgever terugbetaald.

  • 4. De werkgever is verplicht medewerking te verlenen aan een controle op de juistheid van de verstrekte loongegevens. Daartoe dient de werkgever inzage te verlenen in de onderdelen van zijn administratie die voor deze controle nodig worden geacht.

Artikel 5 Invordering bijdrage

Als een werkgever in gebreke blijft de verschuldigde bijdrage te betalen zal zo nodig tot gerechtelijke invordering worden overgegaan.

Artikel 6 Rentebepaling

  • 1. Als de betaling van het in artikel 4, eerste lid, bedoelde voorschot niet binnen veertien dagen na afloop van de in dat lid bedoelde termijn heeft plaatsgevonden, is de werkgever in verzuim.

  • 2. Als de betaling van de in artikel 4, tweede lid bedoelde bijdrage niet binnen veertien dagen na de datum van ontvangst van de verzamelnota heeft plaatsgevonden is de werkgever in verzuim.

  • 3. Het bestuur is bevoegd vanaf de datum van verzuim rente te vorderen over de achterstallige betalingen.

  • 4. De in het vorige lid van dit artikel bedoelde rente is gelijk aan de wettelijke rente.

  • 5. Het bestuur is bevoegd van invordering van rente geheel of gedeeltelijk af te zien.

Artikel 7 Financiering WW-aanvullingen CAO Baggerbedrijf en CAO Natuursteenbedrijf

  • 1. De kosten die gemaakt worden voor de verstrekking van WW-aanvullingen aan werknemers op wie onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van hun arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW, de CAO Baggerbedrijf van toepassing was en aan werknemers op wie onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van hun arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW al dan niet in verbinding met artikel 52a WW, de CAO Natuursteenbedrijf van toepassing was, worden in rekening gebracht bij de desbetreffende voormalige werkgevers.

  • 2. De kosten genoemd in het eerste lid bestaan uit het bedrag aan aanvullingen dat aan de desbetreffende werknemer is verstrekt plus de overhevelingstoeslag en werkgeversdelen SV-premies en een opslag voor administratiekosten, oninbare bedragen en rentederving.

  • 3. De opslag genoemd in het tweede lid wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is een percentage van de aanvullingen plus overhevelingstoeslag en werkgeversdelen SV-premies.

  • 4. Zo spoedig mogelijk na de vaststelling ervan worden de opslagpercentages ter kennis gebracht van de betrokken CAO-partijen.

  • 5. Een vordering op een voormalige werkgever wordt ingesteld na een halfjaar WW-uitkering, tenzij het recht op WW-uitkering binnen die termijn eindigt. In het laatste geval zal de vordering direct na het einde van het recht op uitkering worden ingesteld.

  • 6. Als de WW-uitkering van een werknemer op wie onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW, de CAO Baggerbedrijf van toepassing was, wordt herzien, wordt geen nieuwe vordering ingesteld of geen terugbetaling gedaan. Eventuele berekeningsverschillen zullen worden gedoteerd of onttrokken aan de voorziening voor oninbaarheid.

  • 7. Als een werkgever in gebreke blijft de kosten die bij hem in rekening zijn gebracht te betalen, zal tot gerechtelijke invordering worden overgegaan.

Paragraaf 3. Rechten

Artikel 8 Werkingssfeer

  • 1. Een werknemer of ABB-er die zijn uitkering WW ontvangt van een andere uitvoeringsinstelling dan de SFB Uitvoeringsorganisatie N.V. te Amsterdam, heeft, met inachtneming van het bepaalde in de volgende artikelen, recht op een aanvulling als:

    • a. in de desbetreffende CAO geformaliseerd is dat de aanvullingsregeling ook van toepassing is op bedoelde werknemers of ABB-ers, èn

    • b. de extra kosten die verbonden zijn aan de bijdrageheffing en de uitkeringsverzorging voor bedoelde werknemers of ABB-ers voor rekening komen van werkgevers en werknemers op wie de desbetreffende CAO van toepassing is, èn

    • c. een deel van de desbetreffende werkgevers is ingedeeld bij één van de sectoren in de bouwnijverheid, èn

    • d. in de CAO een bijdrageplicht voor de werkgevers van bedoelde werknemers is opgenomen, èn

    • e. in de CAO een meldings- en informatieplicht voor genoemde werknemers of ABB-ers is opgenomen.

  • 2. Als partijen bij een andere CAO dan genoemd in artikel 2 van de statuten het verstrekken van aanvullingen op de uitkering WW vanuit het fonds willen regelen, dienen zij een verzoek daartoe bij het bestuur in te dienen.

Artikel 9 Aanvulling op het aan een werknemer of ABB-er te betalen deel van de loongerelateerde WW-uitkering

  • 1. Een werknemer of ABB-er die over een dag in de eerste 8 weken van de periode als bedoeld in artikel 42 van de WW op grond van de verplichte verzekering krachtens de WW recht heeft op betaling van een uitkering, heeft over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag ter aanvulling van het over die dag krachtens de WW aan hem te betalen bedrag.

  • 2. Een ABB-er die onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW, werkzaam was onder de CAO Stukadoorsbedrijf, heeft geen recht op de in het eerste lid bedoelde aanvulling als hij verwijtbaar werkloos is.

  • 3. Als voor het verstrijken van de termijn van 8 weken als bedoeld in het eerste lid van dit artikel het recht op uitkering WW geheel wordt beëindigd wegens het ontvangen van een uitkering als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, WW, wordt die termijn van 8 weken verlengd met de periode gelegen tussen de eindiging en de herleving van het recht op uitkering WW. Als een uitkering als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, WW niet wordt uitbetaald wegens een omstandigheid als genoemd in artikel 19, tweede lid, WW, wordt het niet betalen daarvan voor de vaststelling van de aanvullingstermijn gelijkgesteld met het ontvangen van die uitkering.

  • 4. In afwijking van het eerste en derde lid van dit artikel geldt voor de werknemer die onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW, werknemer was in de zin van de CAO Baggerbedrijf en voor de werknemer die onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW, werknemer was in de zin van de CAO Natuursteenbedrijf een aanvullingstermijn van 13 weken.

  • 5. De hoogte van de aanvullende betaling is gelijk aan 10/70ste deel van het aan werknemer of ABB-er over de desbetreffende dag krachtens de WW uit te betalen bedrag.

  • 6. Onder „het krachtens de WW aan werknemer of ABB-er uit te betalen bedrag" wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: Het krachtens artikel 33, eerste lid en de artikelen 34 tot en met 41 van de WW te betalen bedrag verminderd met:

    • a. Een krachtens artikel 33, derde en vierde lid als vakantietoeslag te reserveren en uit te betalen bedrag.

    • b. Een krachtens artikel 14 van het U.R. niet aan werknemer maar aan een Vakantiefonds uit te betalen deel van de uitkering krachtens de WW.

    • c. Een krachtens artikel 15 van het U.R. niet aan werknemer maar aan een Pensioenfonds, dan wel pensioenverzekeraar uit te betalen deel van de uitkering krachtens de WW.

    • d. Een krachtens artikel 16 van het U.R. niet aan de werknemer maar aan de desbetreffende pensioenverzekeraar uit te betalen deel van de uitkering WW.

  • 7. Als artikel 14 van de TW wordt toegepast, wordt bij de berekening van de hoogte van de te verstrekken aanvulling uitgegaan van de toeslag zoals deze werd verstrekt zonder toepassing van artikel 14 TW.

Artikel 10 Aanvulling op het aan een ABB-er op grond van de CAO Bouwbedrijf of CAO Uta Bouwbedrijven te betalen deel van de kortdurende WW-uitkering

  • 1. Een ABB-er die onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, werkzaam was onder de CAO Bouwbedrijf of CAO Uta bouwbedrijven en die over die dag in de eerste 8 weken van de periode als bedoeld in artikel 52g WW op grond van de verplichte verzekering krachtens de WW recht heeft op betaling van een uitkering, heeft, als hij zich daarvoor meldt, over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag ter aanvulling van het over die dag krachtens de WW aan hem te betalen bedrag, tenzij hij als gevolg van wettelijke bepalingen geen voordeel heeft van deze aanvulling.

  • 2. De melding die in het eerste lid van dit artikel wordt genoemd, dient binnen een termijn van 26 weken vanaf de eerste werkloosheidsdag plaats te vinden.

  • 3. Als voor het verstrijken van de termijn van 8 weken als bedoeld in het eerste lid van dit artikel het recht op uitkering WW geheel wordt beëindigd wegens het ontvangen van een uitkering als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, WW, wordt die termijn van 8 weken verlengd met de periode gelegen tussen de eindiging en de herleving van het recht op uitkering WW.

  • Als een uitkering als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, WW niet wordt uitbetaald wegens een omstandigheid als genoemd in artikel 19, tweede lid, WW, wordt het niet betalen daarvan voor de vaststelling van de aanvullingstermijn gelijkgesteld met het ontvangen van die uitkering.

  • 4. De hoogte van de aanvullende betaling is gelijk aan 10/70ste deel van het aan de ABB-er over de desbetreffende dag krachtens de WW uit te betalen bedrag.

  • 5. Onder „het krachtens de WW aan de ABB-er uit te betalen bedrag" wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: Het krachtens artikel 33, eerste lid en de artikelen 34 tot en met 41 van de WW te betalen bedrag, verminderd met een krachtens artikel 33, derde en vierde lid als vakantietoeslag te reserveren en uit te betalen bedrag.

  • 6. Als artikel 14 van de TW wordt toegepast, wordt bij de berekening van de hoogte van de te verstrekken aanvulling uitgegaan van de toeslag zoals deze werd verstrekt zonder toepassing van artikel 14 TW.

Artikel 11 Aanvulling op het aan een ABB-er op grond van de CAO Stukadoorsbedrijf te betalen deel van de kortdurende WW-uitkering

  • 1. Een ABB-er die onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, werkzaam was onder de CAO Stukadoorsbedrijf en die over een dag in de eerste 8 weken van de periode als bedoeld in artikel 52g WW op grond van de verplichte verzekering krachtens de WW recht heeft op betaling van een uitkering, heeft over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag ter aanvulling van het over die dag krachtens de WW aan hem te betalen bedrag, tenzij hij als gevolg van wettelijke bepalingen geen voordeel heeft van deze aanvulling en/of verwijtbaar werkloos is geworden.

  • 2. Het derde tot en met zesde lid van artikel 9 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 Aanvulling op het aan een ABB-er op grond van de CAO Natuursteenbedrijf te betalen deel van de kortdurende WW-uitkering

  • 1. Een ABB-er die onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, werkzaam was onder de CAO Natuursteenbedrijf en die over een dag in de eerste 13 weken van de periode als bedoeld in artikel 52g WW op grond van de verplichte verzekering krachtens de WW recht heeft op betaling van een uitkering, heeft, als hij zich daarvoor meldt, over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag ter aanvulling van het over die dag krachtens de WW aan hem te betalen bedrag, tenzij hij als gevolg van wettelijke bepalingen geen voordeel heeft van deze aanvulling.

  • 2. Het derde tot en met zesde lid van artikel 9 zijn van overeenkomstige toepassing, met dit verschil ten opzichte van het derde lid dat de aanvullingstermijn voor een ABB-er die werkzaam was onder de CAO Natuursteenbedrijf 13 in plaats van 8 weken is.

Artikel 13 Aanvulling op het aan een werknemer op grond van de CAO Mortel te betalen deel van de kortdurende WW-uitkering

  • 1. Een werknemer die onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, werkzaam was onder de CAO Mortel en die over een dag in de eerste 8 weken van de periode als bedoeld in artikel 52g WW op grond van de verplichte verzekering krachtens de WW recht heeft op betaling van een uitkering, heeft, als hij zich daarvoor meldt, over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag ter aanvulling van het over die dag krachtens de WW aan hem te betalen bedrag, tenzij hij als gevolg van wettelijke bepalingen geen voordeel heeft van deze aanvulling.

  • 2. Het derde tot en met zesde lid van artikel 9 zijn van overeenkomstige toepassing, met dit verschil dat waar in artikel 9 gesproken wordt van ABB-er, werknemer gelezen dient te worden.

Artikel 14 Aanvulling het bij werkloosheid ten gevolge van buitengewone natuurlijke omstandigheden aan werknemer te betalen deel van de WW-uitkering

  • 1. Een werknemer of ABB-er die over een dag of een deel van die dag in de eerste 8 weken van de periode als bedoeld in artikel 18, eerste lid van de WW op grond van de verplichte verzekering krachtens de WW recht heeft op betaling van een uitkering, heeft over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag ter aanvulling van het over die dag krachtens de WW aan hem te betalen bedrag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid van dit artikel geldt aan aanvullingstermijn van 13 weken voor de werknemer die voorafgaand aan zijn werkloosheid werknemer was in de zin van de CAO Baggerbedrijf.

  • 3. Als de werknemer uit het eerste lid voorafgaand aan zijn werkloosheid werknemer was in de zin van de CAO Bouwbedrijf of CAO Stukadoorsbedrijf en werkloos is ten gevolge van vorst, heeft hij naast de in het eerste lid bedoelde aanvullende betaling, recht op een aanvullende betaling tot 100% van het loon bij werken.

  • 4. Op het in het eerste lid bepaalde is artikel 9, vijfde, zesde en zevende lid van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Op het in het derde lid bepaalde is artikel 9, zesde en zevende lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Aanvulling op het als vakantietoeslag te betalen deel van de WW-uitkering

  • 1. Een werknemer die over een dag gelegen in de eerste 6 maanden van de uitkeringsduur als bedoeld in artikel 42 WW op grond van de verplichte verzekering krachtens de WW recht heeft op betaling van een vakantietoeslag, heeft over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag ter aanvulling van de hem te betalen vakantietoeslag.

  • 2. Een werknemer die onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, werknemer was in de zin van de CAO Uta bouwbedrijven of CAO Mortel en die over een dag gelegen binnen de uitkeringsduur als bedoeld in artikel 52g WW op grond van de verplichte verzekering krachtens de WW recht heeft op betaling van een vakantietoeslag, heeft, als hij zich daarvoor meldt, over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag ter aanvulling van de hem te betalen vakantietoeslag.

  • 3. Een werknemer die behoorde tot het Uta-personeel en onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, werkzaam was onder de CAO Stukadoorsbedrijf of de CAO Natuursteenbedrijf en die over een dag gelegen binnen de uitkeringsduur als bedoeld in artikel 52g WW op grond van de verplichte verzekering krachtens de WW recht heeft op betaling van een vakantietoeslag, heeft over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag ter aanvulling van de hem te betalen vakantietoeslag. Als de werknemer direct voorafgaand aan de werkloosheid onder de CAO Natuursteenbedrijf werkzaam was, dient hij zich voor de aanvulling te melden.

  • 4. De melding die in het tweede en derde lid van dit artikel wordt genoemd, dient binnen een termijn van 26 weken vanaf de eerste werkloosheidsdag plaats te vinden.

  • 5. De hoogte van de aanvullende vakantietoeslag is gelijk aan 30/70ste deel van de hem over de desbetreffende dag krachtens de WW uit te betalen vakantietoeslag, verminderd met de hem eventueel over die dag krachtens de TW uit te betalen vakantietoeslag.

  • 6. Als voor het verstrijken van een termijn als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid van dit artikel het recht op uitkering WW geheel wordt beëindigd wegens het ontvangen van een uitkering als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a WW, wordt die termijn verlengd met de periode gelegen tussen de eindiging en de herleving van het recht op uitkering WW.

  • Als een uitkering als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, WW niet wordt uitbetaald wegens een omstandigheid als genoemd in artikel 19, tweede lid, WW, wordt het niet betalen daarvan voor de vaststelling van de aanvullingstermijn gelijkgesteld met het ontvangen van die uitkering.

  • 7. De aanvullende vakantietoeslag wordt gelijktijdig met de te betalen vakantietoeslag uitbetaald aan de persoon waaraan de krachtens de WW te betalen vakantietoeslag wordt uitbetaald.

  • 8. Als artikel 14 van de TW wordt toegepast, wordt bij de berekening van de hoogte van de te verstrekken aanvulling uitgegaan van de toeslag zoals deze werd verstrekt, zonder toepassing van artikel 14 TW.

Artikel 16 Aanvulling op het als vakantiewaarde te betalen deel van de loongerelateerde WW-uitkering

  • 1. Een werknemer die over een dag in de periode als bedoeld in artikel 18, eerste lid dan wel over een dag gelegen in de eerste 6 maanden van de uitkeringsduur als bedoeld in artikel 42 WW op grond van de verplichte verzekering krachtens de WW recht heeft op betaling van een deel van zijn uitkering aan een vakantiefonds, heeft over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag aan dat vakantiefonds, ter aanvulling van het krachtens de WW te betalen bedrag.

  • 2. De werknemer bedoeld in het eerste lid heeft jegens het fonds geen recht op betaling van een bedrag aan het vakantiefonds als op hem onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn verlies van arbeidsuren, als bedoeld in artikel 16 WW, de CAO Bouwbedrijf van toepassing was en hij over een dag als bedoeld in het eerste lid recht heeft op een toeslag op grond van de TW.

  • 3. De hoogte van deze aanvullende betaling is gelijk aan 30/70ste deel van het over de desbetreffende dag krachtens de WW ten gunste van de werknemer aan het vakantiefonds te betalen bedrag, verminderd met de hem eventueel over die dag krachtens de TW uit te betalen vakantietoeslag.

  • 4. De aanvullende betaling wordt gelijktijdig met het krachtens de WW te betalen bedrag uitbetaald aan het vakantiefonds waaraan dat bedrag wordt uitbetaald.

  • 5. Als artikel 14 van de TW wordt toegepast, wordt bij de berekening van de hoogte van de te verstrekken aanvulling uitgegaan van de toeslag zoals deze werd verstrekt zonder toepassing van artikel 14 TW.

Artikel 17 Betaling aan een vakantiefonds tijdens de kortdurende uitkering

  • 1. Een werknemer die over een dag in de periode als bedoeld in artikel 52g WW op grond van de verplichte verzekering krachtens de WW recht heeft op betaling van die uitkering en op wie onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, de CAO Bouwbedrijf, de CAO Stukadoorsbedrijf of de CAO Natuursteenbedrijf van toepassing was, en voor wie de werkgever op grond van de van toepassing zijnde CAO betalingen aan een vakantiefonds verricht, heeft over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag aan dat vakantiefonds.

  • 2. Een werknemer op wie onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn verlies aan arbeidsuren, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, de CAO Bouwbedrijf van toepassing was, heeft over een dag als bedoeld in het eerste lid jegens het fonds geen recht op betaling van een bedrag aan het vakantiefonds als hij over die dag recht heeft op een toeslag op grond van de TW.

  • 3. Een werknemer op wie onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn verlies van arbeidsuren, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, de CAO Bouwbedrijf of de CAO Natuursteenbedrijf van toepassing was, dient zich voor een aanvulling te melden. De melding dient binnen een termijn van 26 weken vanaf de eerste werkloosheidsdag plaats te vinden.

  • 4. Een werknemer heeft jegens het fonds geen recht op de in het eerste lid bedoelde betaling van een bedrag aan het vakantiefonds als tegelijkertijd recht bestaat op één of meer uitkeringen op grond van hoofdstuk IIa van de WW en één of meer uitkeringen op grond van hoofdstuk IIb van de WW.

  • 5. De hoogte van de betaling aan het vakantiefonds is gelijk aan 100/70ste deel van het bedrag dat over de desbetreffende dag krachtens de WW ten gunste van de werknemer aan het vakantiefonds betaald zou zijn, als hij recht gehad zou hebben op een loongerelateerde uitkering.

  • 6. Op de betaling bedoeld in het vierde lid worden in mindering gebracht de aan de werknemer over de betreffende dag krachtens de WW en de TW uit te betalen vakantietoeslag.

  • 7. De betaling aan het vakantiefonds wordt gedaan op het moment dat het krachtens de WW te betalen bedrag aan het vakantiefonds zou zijn betaald als werknemer recht gehad zou hebben op een loongerelateerde uitkering.

Artikel 18 Aanvulling op het als pensioenpremie te betalen deel van de loongerelateerde WW-uitkering

  • 1. Een werknemer die over een dag in de periode als bedoeld in artikel 18, eerste lid dan wel over een dag gelegen in de eerste 6 maanden van de uitkeringsduur als bedoeld in artikel 42 WW, op grond van de verplichte verzekering krachtens de WW recht heeft op uitkering, heeft over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag aan een pensioenverzekeraar, eventueel ter aanvulling van het krachtens de WW aan een pensioenverzekeraar te betalen bedrag.

  • 2. De hoogte van deze aanvullende betaling is gelijk aan de som van:

    • a. 30/70ste deel van het over de betreffende dag krachtens de WW ten gunste van werknemer aan de pensioenverzekeraar te betalen bedrag en

    • b. het, met een breuk te vermenigvuldigen, werkgeversdeel van de pensioenpremie, welke begrepen is in het bedrag dat bij het ontstaan van het recht op WW-uitkering als dagloon zou zijn berekend, als dit werkgeversdeel van de pensioenpremie loon zou zijn voor de berekening van het WW-dagloon en artikel 9, eerste lid en artikel 9, negende lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekering niet zouden zijn toegepast. De teller van de breuk wordt gevormd door een bedrag ter grootte van de over die dag in feite aan werknemer toekomende WW-uitkering. De noemer van de breuk wordt gevormd door een bedrag ter grootte van 70% van het bedrag dat bij het ontstaan van het recht op WW-uitkering als dagloon zou zijn berekend, indien artikel 9, eerste lid en artikel 9, negende lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekering niet zouden zijn toegepast.

  • 3. Als het dagloon waarnaar de uitkering krachtens de WW waarbij de aanvulling wordt verstrekt is vastgesteld met toepassing van artikel 11, derde, vierde of vijfde lid van het Bijzonder Dagloonbesluit IWS Bouwnijverheid, is de hoogte van deze aanvullende betaling voor zover nodig in afwijking van het vermelde in het tweede lid gelijk aan de som van:

    • a. 30/70ste deel van het over de betreffende dag krachtens de WW ten gunste van werknemer aan de pensioenverzekeraar te betalen bedrag en

    • b. het, met een breuk te vermenigvuldigen, werkgeversdeel van de pensioenpremie, welke begrepen is in het bedrag dat bij het ontstaan van het recht op WW-uitkering als secundair dagloon zou zijn berekend, als dit werkgeversdeel van de pensioenpremie loon zou zijn voor de berekening van het WW-dagloon en artikel 9, eerste lid en artikel 9, negende lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekering niet zouden zijn toegepast. De teller van de breuk wordt gevormd door een bedrag ter grootte van de over die dag in feite aan werknemer toekomende WW-uitkering. De noemer van de breuk wordt gevormd door een bedrag ter grootte van 70% van het bedrag dat bij het ontstaan van het primaire recht op WW-uitkering als primair dagloon zou zijn berekend, als artikel 9, eerste lid en artikel 9, negende lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekering niet zouden zijn toegepast.

  • 4. Als het dagloon, waarnaar een werkloosheidsuitkering is berekend, krachtens het bepaalde in artikel 14, eerste en tweede lid van de Dagloonregels Invoeringswet Stelselherziening sociale zekerheid is afgeleid van het dagloon voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, bedraagt deze aanvullende betaling in afwijking van het vermelde in het tweede lid en derde lid, het bedrag aan pensioenpremie welke begrepen is in het bedrag dat bij het ontstaan van het recht op WW-uitkering als dagloon zou zijn berekend als het werknemers- en het werkgeversdeel van de pensioenpremie loon zouden zijn voor de berekening van het dagloon voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en artikel 9, eerste lid en artikel 9, negende lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekering niet zouden zijn toegepast, vermenigvuldigd met een breuk. De teller van de breuk wordt gevormd door een bedrag ter grootte van de over die dag in feite aan werknemer toekomende WW-uitkering. De noemer van de breuk wordt gevormd door een bedrag ter grootte van 70% van het bedrag dat bij het ontstaan van het recht op WW-uitkering als dagloon zou zijn berekend, als artikel 9, eerste lid en artikel 9, negende lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekering niet zouden zijn toegepast.

  • 5. Een werknemer heeft geen recht op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde betaling vanuit het fonds, als tijdens werkloosheid sprake is van een recht op pensioenopbouw via het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering.

  • 6. De aanvullende pensioenpremiebetaling wordt gelijktijdig met het krachtens de WW te betalen bedrag uitbetaald aan de pensioenverzekeraar waaraan dat bedrag wordt uitbetaald.

Artikel 19 Betaling aan een pensioenverzekeraar tijdens de kortdurende uitkering

  • 1. Een werknemer die over een dag in de periode als bedoeld in artikel 52g WW op grond van de verplichte verzekering krachtens de WW recht heeft op betaling van die uitkering en op wie onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met 52a WW, de CAO Bouwbedrijf, de CAO Uta Bouwbedrijven, de CAO Stukadoorsbedrijf, de CAO Natuursteenbedrijf of de CAO Mortel van toepassing was, heeft over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag aan een pensioenverzekeraar.

  • 2. Een werknemer op wie onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van zijn verlies van arbeidsuren, als bedoeld in artikel 16 WW in verbinding met artikel 52a WW, de CAO Bouwbedrijf, de CAO Uta Bouwbedrijven, de CAO Natuursteenbedrijf of de CAO Mortel van toepassing was, dient zich voor de aanvulling te melden. De melding dient binnen een termijn van 26 weken vanaf de eerste werkloosheidsdag plaats te vinden.

  • 3. De hoogte van de betaling aan de pensioenverzekeraar is gelijk aan de hoogte van de betaling die zou zijn vastgesteld als de werknemer bedoeld in het eerste lid recht zou hebben gehad op een loongerelateerde uitkering en artikel 18 op hem van toepassing zou zijn geweest, vermeerderd met het deel dat krachtens de WW aan de pensioenverzekeraar zou zijn betaald.

  • 4. De betaling aan de pensioenverzekeraar wordt gedaan op het moment dat het krachtens de WW te betalen bedrag aan de pensioenverzekeraar zou zijn betaald als artikel 18 van toepassing zou zijn.

Artikel 20 Betaling van invaliditeitspensioenpremie

  • 1. De werknemer op wie vóór de na 25 januari 1993 ingetreden werkloosheid de CAO Bouwbedrijf van toepassing is geweest en voor wie over een dag gelegen in het eerste jaar van aaneengesloten werkloosheid, te rekenen vanaf de eerste dag van werkloosheid, een deel van de uitkering WW als werknemersaandeel in de invaliditeitspensioenpremie betaald wordt aan de desbetreffende pensioenverzekeraar heeft over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag aan de desbetreffende pensioenverzekeraar, ter aanvulling op het deel van de uitkering WW dat als werknemersaandeel in de invaliditeitspensioenpremie betaald wordt.

  • 2. De hoogte van de in het eerste lid bedoelde aanvullende betaling wordt berekend overeenkomstig de berekening van het werkgeversaandeel in de invaliditeitspensioenpremie volgens de CAO Bouwbedrijf, waarbij onder premieloon SV wordt verstaan de uitkering WW waarnaar premie ingevolge de WW wordt geheven.

  • 3. De aanvullende betaling wordt gelijktijdig met het deel van de uitkering WW dat als werknemersaandeel in de invaliditeitspensioenpremie betaald wordt, uitbetaald aan de desbetreffende pensioenverzekeraar.

  • 4. Als in het jaar als bedoeld in het eerste lid recht ontstaat op vervolguitkering WW wegens het bereiken van de maximum uitkeringsduur als bedoeld in artikel 42 WW, heeft de werknemer gedurende het restant van het jaar als bedoeld in het eerste lid over iedere dag dat recht bestaat op betaling van vervolguitkering WW, gebaseerd op het voor de werknemer geldende minimumloon, jegens het fonds recht op betaling van een bedrag aan de desbetreffende pensioenverzekeraar.

  • 5. Een werknemer op wie laatstelijk voor het ontstaan van het recht op kortdurende uitkering WW de CAO Bouwbedrijf van toepassing was, heeft gedurende de periode als bedoeld in artikel 52g WW over iedere dag dat recht bestaat op betaling van kortdurende uitkering jegens het fonds recht op betaling van een bedrag aan de desbetreffende pensioenverzekeraar.

  • 6. Een werknemer op wie vóór de na 25 januari 1993 ingetreden werkloosheid laatstelijk voor het ontstaan van het recht op uitkering WW de CAO Stukadoorsbedrijf van toepassing was, heeft gedurende de eerste zes maanden van de uitkeringsduur als bedoeld in artikel 42 WW dan wel gedurende de uitkeringsduur als bedoeld in artikel 52g over iedere dag dat recht bestaat op betaling van uitkering WW, jegens het fonds recht op betaling van een bedrag aan de desbetreffende pensioenverzekeraar.

  • 7. De hoogte van de in het vierde, vijfde en zesde lid bedoelde betaling is gelijk aan de som van het werknemersaandeel en het werkgeversaandeel in de invaliditeitspensioenpremie. Het werknemersaandeel en het werkgeversaandeel in de invaliditeitspensioenpremie worden berekend overeenkomstig de berekening van het werknemersaandeel en het werkgeversaandeel in de invaliditeitspensioenpremie volgens de CAO Bouwbedrijf dan wel de CAO Stukadoorsbedrijf, waarbij onder premieloon SV wordt verstaan de uitkering WW waarnaar premie ingevolge de WW wordt geheven en onder premieloon voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering de uitkering WW waarnaar premie ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt geheven.

Artikel 20a Aanvullingen op reïntegratie-uitkeringen op grond van de Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie

De artikelen 9 tot en met 11, 13 en 15 tot en met 20 zijn van overeenkomstige toepassing voor een werknemer of ABB-er die op grond van de Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie recht heeft op een reïntegratieuitkering en bij werken werkzaam was onder CAO Bouwbedrijf, CAO Stukadoorsbedrijf, CAO Natuursteenbedrijf, CAO Mortel, CAO Baggerbedrijf of CAO voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven.

Paragraaf 4. Overige bepalingen

Artikel 21 Betaling van de uitkering via de werkgever

  • 1. Het bestuur kan toestaan dat de betaling van de aanvulling als bedoeld in artikel 14 van dit reglement door tussenkomst van de werkgever plaatsvindt.

  • 2. De werkgever aan wie het bestuur heeft toegestaan dat de betaling van de uitkering door zijn tussenkomst geschiedt, is verplicht, ten genoegen van het bestuur, een overeenkomstig de daaraan door het bestuur gestelde eisen ingerichte administratie aan te houden van de perioden gedurende welke de werknemer op grond van de omstandigheden als bedoeld in artikel 18 WW niet heeft gewerkt.

  • 3. Als de werkgever aan wie de in het eerste lid bedoelde toestemming is verleend, de in het tweede lid omschreven verplichtingen niet of niet volledig nakomt, kan het bestuur besluiten om de betalingen die de werkgever als voorschot op de aanvulling aan de werknemer of werknemers heeft gedaan, geheel of gedeeltelijk niet te vergoeden.

  • 4. Als en voorzover zodanige betalingen naar het oordeel van het bestuur ten onrechte zijn vergoed omdat de werkgever niet of niet volledig heeft voldaan aan de in het tweede lid van dit artikel bedoelde verplichtingen, kan het bestuur besluiten om deze vergoeding geheel of gedeeltelijk terug te vorderen. De werkgever is dan verplicht binnen een door het bestuur vast te stellen termijn aan deze vordering te voldoen.

  • 5. Het bestuur kan naast en boven het in het derde en vierde lid bepaalde beslissen dat, ingeval de werkgever de juistheid van de ingediende declaratiestaat niet aantoont, deze een boete aan het fonds verschuldigd is. De boeten die door het bestuur kunnen worden opgelegd zijn:

  • bij opzet en grove schuld van de werkgever geldt bij een eerste verzuim een boete van 25% van het betrokken bedrag; bij een tweede verzuim 50% van het betrokken bedrag en bij een derde en volgend verzuim 100% van het betrokken bedrag, en bij ernstige en omvangrijke fraude van de werkgever geldt bij een eerste verzuim en bij volgende verzuimen een boete van 100% van het betrokken bedrag.

Artikel 22 Verstrekken van inlichtingen

  • 1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan het bestuur en aan degene die door het bestuur schriftelijk tot het inwinnen van inlichtingen is gemachtigd inzage te verlenen in alle bescheiden en voorts alle overige inlichtingen te verschaffen die worden gevraagd voor de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het fonds en in dit reglement.

  • 2. Degene die bij de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het fonds of in dit reglement kennis neemt van enig gegeven waarvan hij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen, is daarover tegenover derden tot geheimhouding verplicht.

Artikel 23 Voorschriften

Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering, mits deze voorschriften in overeenstemming zijn met de bepalingen in de statuten van het fonds en in dit reglement.

Artikel 24 Analoge toepassing van WW-bepalingen

  • 1. Het bepaalde in de artikelen 30, 32, 33, 38, 39, 39a en 40 van de WW is van overeenkomstige toepassing op de bepalingen van dit reglement.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet als en voorzover in dit reglement uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 25 Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

  • 1. Betalingen die op grond van dit reglement onverschuldigd zijn gedaan, worden teruggevorderd.

  • 2. Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het bestuur besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Artikel 26 Bijzondere gevallen

Als de bepalingen in dit reglement in individuele gevallen of in categorieën van gevallen leiden tot niet voorziene of onbedoelde gevolgen kan het bestuur een afwijkende beslissing nemen die tegemoet komt aan de bedoelingen van de aanvullingsregeling.

Artikel 27 Intern beroep

  • 1. Als een werkgever of werknemer zich niet kan verenigen met een beslissing die hem betreft, kan hij zich tot het bestuur wenden met het verzoek terug te komen op een beslissing op grond van dit reglement.

  • 2. Aan de werkgever of werknemer wordt desgevraagd schriftelijk kennis gegeven van een beslissing van het bestuur op grond van dit reglement die hem betreft.

  • 3. Een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid is gedagtekend en vermeldt de gronden waarop de beslissing berust.

Artikel 28 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als het Aanvullingsreglement verstrekking WW-aanvullingen (AR-WW)."

III. Indien en voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 30 oktober 1997

C. J. Meerhof.

Naar boven