Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf, Groothandel in

Vervroegde Uittreding 1997

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE VERVROEGDE UITTREDING VOOR DE GROOTHANDEL IN VLAKGLAS, HET GLASBEWERKINGS- EN HET GLAZENIERSBEDRIJF

AI Nr. 8842

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Vereniging van Groothandelaren en Be- en Verwerkers van Vlakglas namens de Nederlandse Glasbond en de Vereniging van Fabrikanten van Isolerend Glas in Nederland (FIGIN) als partijen te ener zijde en mede namens de Industriebond FNV en de CNV Industrie- en Voedingsbond als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1997 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf, alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Vuvlak, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Definities

  • 1. Onder werkgever wordt verstaan:

    • a. Iedere natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming uit- oefent, c.q. een afdeling daarvan, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met respectievelijk de groothandel in en het plaatsen van bewerkt en onbewerkt vlakglas, de bedrijfsmatige bewerking en verwerking van vlakglas, of het vervaardigen van glas in metaal, geëtst en gebrandschilderd vlakglas daaronder begrepen;

    • b. de natuurlijke of rechtspersoon

      • die in een onderneming of een afdeling van een onderneming de groothandel in vlakglas, het glasbewerkings- of het glaze- niersbedrijf als nevenbedrijf uitoefent;

      • of

    • a. iedere man of vrouw in dienst van de in lid 1 bedoelde werkgever, met inachtneming van het bepaalde sub b;

    • b. de bestuurder van een besloten of naamloze vennootschap, welke werkgever is in de zin van lid 1, met uitzondering van de niet (langer) voor de verplichte werknemersverzekeringen verzekerde directeuren-grootaandeelhouder, hun echtgeno(o)t(e)/partner en familieleden die evenmin in voren bedoelde zin verzekerd zijn.

  • 2. Onder werknemer wordt verstaan:

    • a. iedere man of vrouw in dienst van de in lid 1 bedoelde werkgever, met inachtneming van het bepaalde sub b;

    • b. de bestuurder van een besloten of naamloze vennootschap, welke werkgever is in de zin van lid 1, met uitzondering van de niet (langer) voor de verplichte werknemersverzekeringen verzekerde directeuren-grootaandeelhouder, hun echtgeno(o)t(e)/partner en familieleden die evenmin in voren bedoelde zin verzekerd zijn.

  • 3. Verder zijn in deze Uittredings-CAO de definities van toepassing, als geformuleerd in het Uitvoeringsreglement.

Artikel 2 Werkingssfeer

De bepalingen van deze Uittredings-CAO zijn van toepassing op alle in Nederland gevestigde werkgevers en werknemers, als bedoeld in artikel 1, Definities.

Artikel 3 Vrijwillige Uittreding

  • 1. In de periode van 1 juli 1997 t/m 31 december 1997 zijn werknemers van 61 jaar en ouder gerechtigd vrijwillig vervroegd uit te treden, volgens de bepalingen van het uitvoeringsreglement.

  • 2. In de periode van 1 juli 1997 t/m 31 december 1997 zijn werknemers van 57, 58, 59 en 60 jaar gerechtigd vervroegd uit te treden indien zij tenminste de 40 jaar voorafgaand aan het moment van uittreden in dienstverband hebben doorgebracht bij één of meerdere werkgevers als bedoeld in artikel 1, lid 1, van deze CAO, volgens de bepalingen van het uitvoeringsreglement.

  • 3. In de periode tot 1 januari 1998 bestaat de mogelijkheid tot vrijwillig vervroegd uittreden van werknemers van 60 jaar en ouder die na het bereiken van de 56-jarige leeftijd arbeidsongeschikt zijn geworden en in aanmerking komen voor een uitkering, gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid, krachtens de WAO/AAW (eventueel aangevuld met een uitkering krachtens de Toeslagenwet).

Artikel 4 Uitvoering van de regeling

  • 1. Voor de uitvoering van de regeling is opgericht de Stichting Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf. De Stichting heeft krachtens statuten het geldelijk en administratief beheer onder verantwoordelijkheid van het bestuur opgedragen aan het PVF Nederland nv. De uitvoering geschiedt volgens de Statuten en het Uitvoeringsreglement van de Stichting Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf, welke aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht worden daarvan deel te maken.

  • 2. De werkgever en werknemer zijn verplicht de inlichtingen te verschaffen die de Stichting noodzakelijk acht voor een goede uitvoering van de regeling. Indien de werkgever of de werknemers, ook na aanmaning niet aan deze verplichtingen voldoen, dan is de Stichting bevoegd gegevens naar beter weten vast te stellen.

Artikel 5 Financiering

  • 1. Ter financiering van de regeling inzake vervroegde uittreding voor de Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf, is de werkgever per kalenderjaar1 een bijdrage verschuldigd aan de Stichting van maximaal 3,25% van het loon dat geldt als basis voor de premieheffing voor de Werkloosheidswet.

  • 2. Per 1 april 19971 is de VUT-bijdrage voor zowel de werknemer als de werkgever met 0,25% verhoogd waardoor de maximaal verschuldigde bijdrage komt op 3,75%.

  • 3. De kosten van het handhaven van het 40-dienstjarencriterium zullen voor de periode 01–07–19971 tot 01–01–1998 op basis van nacalculatie omgeslagen worden over de VUT-premie afdrachtplichtige werkgevers.

  • 4.

    • a. De werkgever is verplicht de verschuldigde bijdragen en de daarop betrekking hebbende voorschotten te voldoen op de wijze en tijdstippen als bepaald in het reglement.

    • b. De Stichting is bevoegd van de werkgever te vorderen dat hij op de door de Stichting te bepalen tijdstippen en tot door de Stichting te bepalen bedragen voorschotten op de verschuldigde bijdrage zal betalen.

  • 5. De werkgever is bevoegd 1% van het loon dat geldt als basis voor de bijdrageheffing in te houden op het loon van de werknemer.

  • Met ingang van 1 april 19971 is de werkgever bevoegd 1,25% in te houden.

  • 6. De bruto-vut-uitkering bedraagt voor werknemers die gebruik maken van de mogelijkheid tot vervroegde uittreding in de periode van 01-07-1997 t/m 31-12-1997 75% van het laatstgenoten bruto-jaarsalaris, inclusief onder andere de vakantietoeslag, de veelzijdigheidstoeslag, vaste gratificaties etc. De volledige regeling is vastgelegd in het uitvoeringsreglement van de Stichting VUVLAK.

Artikel 6 Sancties bij niet-tijdige betaling van de bijdrage

  • 1. Bij niet-tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het verschuldigde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in gebreke.

  • 2. De Stichting is dan bevoegd te vorderen:

    • rente over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;

    • vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.

  • 3. De rente wordt berekend naar het percentage van de Wettelijke interessen bedoeld in artikel 6:119, 6:120 BW, dat geldt op de datum waarop de rente door de Stichting wordt gevorderd. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van f 100,–.

Artikel 7 Aanmelding bij de Stichting

De werkgever is verplicht zich bij de Stichting aan te melden binnen 30 dagen nadat hij werkgever in de zin van deze overeenkomst is geworden.

Artikel 8 Ziektekosten- en pensioenverzekering

  • 1. De op het moment van uittreding bestaande, door de werkgever ten behoeve van de werknemer afgesloten ziektekostenverzekering(en) c.q. pensioenverzekering(en) worden door de werkgever tot de pensioendatum onverkort voortgezet, alsof de betrokkene nog in dienst van de werkgever zou zijn gebleven. Daarbij geldt als voorwaarde dat de werknemer zijn eventuele bijdrage in de premiebetaling voortzet alsof hij in dienst van de werkgever zou zijn gebleven.

  • 2. Indien de werkgever op het moment van uittreding bijdraagt in een door de werknemer afgesloten ziektekostenverzekering c.q. pensioenverzekering, dan zet hij de betaling van deze bijdrage voort alsof betrokkene in dienst van de werkgever zou zijn gebleven.

STATUTEN

Artikel 1 Naam en zetel

De Stichting draagt de naam: STICHTING VERVROEGDE UITTREDING VOOR DE GROOTHANDEL IN VLAKGLAS, HET GLASBEWERKINGS- EN HET GLAZENIERSBEDRIJF, verder te noemen: de Stichting. De Stichting is gevestigd te Amsterdam.

Artikel 2 Doel

Het doel van de Stichting is om aan werknemers, die gebruik maken van de in de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervroegde uittreding voor de Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf geboden mogelijkheid om vervroegd uit het arbeidsproces te treden, de daarvoor bij uitvoeringsreglement vast te stellen uitkeringen te doen.

Artikel 2A Vrijwillige aansluiting

Het bestuur van de Stichting is – te zijner beoordeling en onder nader te stellen voorwaarden bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot vrijwillige aansluiting met:

  • a. werkgevers in de zin van artikel 1 van de Uittredings-CAO ten behoeve van werknemers die niet onder genoemde CAO vallen;

  • b. werkgevers wier onderneming een bedrijf uitoefent dat verwant is aan de groothandel in vlakglas, het glasbewerkings- en het glazeniersbedrijf;

  • c. werkgevers – zijnde een N.V. of een B.V. – als bedoeld sub a en b ten behoeve van de niet (langer) ingevolge de verplichte werknemersverzekeringen verzekerde directeuren-grootaandeelhouder van deze werkgevers, alsmede zijn/haar echteno(o)t(e)/partner en familieleden die evenmin in bovenbedoelde zin zijn verzekerd en in dienst zijn van deze werkgever.

Artikel 3 Financiële middelen

De financiële middelen van de Stichting bestaan uit:

  • 1. de door de werkgevers te storten bijdragen als bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst;

  • 2. de te kweken rente;

  • 3. andere baten.

Artikel 4 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit vier leden, waarvan worden aangewezen:

    • één lid door de Vereniging van Groothandelaren in en be- en verwerkers van Vlakglas Nederlandse Glasbond, gevestigd te Gouda;

    • één lid door de Vereniging van fabrikanten van Isolerend Glas in Nederland (FIGIN), gevestigd te Gouda;

    • één lid door de Industriebond FNV, gevestigd te Amsterdam;

    • één lid door de CNV Industrie- en Voedingsbond, gevestigd te Nieuwegein.

  • 2. Genoemde organisaties benoemen voor elk bestuurslid een plaatsvervangend lid, dat zitting heeft in het bestuur bij afwezigheid van het zittend bestuurslid.

  • 3. De leden en plaatsvervangende leden worden voor onbepaalde tijd aangewezen.

  • 4. Het (plaatsvervangend)-bestuurslidmaatschap eindigt door;

    • a. schriftelijk bedanken,

    • b. vervanging van het door hen aangewezen (plaatsvervangend) bestuurslid door de in lid 1 genoemde organisaties.

Artikel 5 Bevoegdheden van het bestuur

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris.

  • 2. De funkties van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden in de even kalenderjaren vervuld door werkgeversleden en in de oneven kalenderjaren door werknemersleden. Omgekeerd worden de funkties van sekretaris en plaatsvervangend sekretaris in de oneven kalenderjaren vervuld door werkgeversleden en in de even kalenderjaren door werknemersleden.

  • 3. De voorzitter en de sekretaris vertegenwoordigen gezamenlijk de Stichting in en buiten rechte. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter respektievelijk de sekretaris treedt in zijn plaats de plaatsvervangend voorzitter respektievelijk de plaatsvervangend sekretaris op.

  • 4. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het uitvoeringsreglement van de Stichting. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van de Stichting.

  • 5. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur en met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instruktie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur.

Artikel 6 Vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee bestuursleden dit nodig achten.

  • 2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.

  • 3. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde vergadering van het bestuur een jaarlijks door het bestuur vast te stellen vacatiegeld.

  • Reis- en verblijfkosten, door de leden van het bestuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regelen.

  • 4. Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur van de Stichting en de Minister een waarnemer toegelaten.

  • Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen en ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stukken.

Artikel 7 Besluitvorming

  • 1. Het bestuur kan geen besluiten nemen indien niet tenminste één van de door de werkgeversorganisaties aangewezen bestuursleden en één van de door de werknemersorganisaties aangewezen bestuursleden, als genoemd in artikel 4, aanwezig zijn.

  • 2. De besluiten van het bestuur worden, voorzover in deze statuten niet anders is bepaald, genomen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Blanko stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd.

  • Elk werkgeverslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden. Elk werknemerslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden.

  • 3. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 4. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd.

  • Het bestuur is evenwel bevoegd indien de meerderheid daartoe besluit, de stemming op een andere wijze te houden.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen.

  • Het bepaalde in lid 2, eerste en tweede volzin, en lid 3 is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gesteld.

Artikel 8 Verantwoording en boekjaar

  • 1. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op van de te verwachten baten en lasten in het volgende boekjaar.

  • 2. Jaarlijks na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe register-accountant gekontroleerde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de toestand van de Stichting vast. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de sekretaris van de Stichting ondertekend.

  • 3. De in het vorige lid bedoelde accountant wordt door het bestuur benoemd.

  • 4. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 5. De in het tweede lid bedoelde stukken worden ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de Stichting;

    • b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • De in het tweede lid bedoelde stukken worden op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden, tegen vergoeding van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 9 Beheer geldmiddelen

  • 1. Voorzover gelden van de Stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.

  • 3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 10 Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Besluiten tot wijziging van de statuten, respektievelijk ontbinding van de Stichting, kunnen slechts worden genomen met algemene stemmen.

  • 2. Het ontbindingsbesluit duidt tevens de bestemming van een eventueel batig saldo van de vereffening aan. Deze bestemming zal zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met het doel van de Stichting.

Artikel 11 Uitvoeringsreglement

  • 1. Het bestuur stelt een uitvoeringsreglement vast. De bepalingen van het uitvoeringsreglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van het uitvoeringsreglement is het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van toepassing.

  • 3. Vaststelling of wijziging van het uitvoeringsreglement behoeft de goedkeuring van partijen betrokken bij de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervroegde uittreding voor de Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf.

Artikel 12 Deponering ter griffie

De in statuten en reglement aangebrachte wijzigingen zullen eerst in werking treden als een volledig exemplaar van de statuten en het reglement, alsmede van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 13 Slotbepaling

In alle gevallen waarin de statuten niet voorzien beslist het bestuur.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze statuten zijn in werking getreden op 1 januari 1981 en zijn laatstelijk gewijzigd op 4 januari 1996.

REGLEMENT

Artikel 1 Definities

  • 1. C.A.O.: de C.A.O. voor de Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf.

  • 2. Uittredings-C.A.O.: de C.A.O. inzake Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf.

  • 3. Stichting: de Stichting vervroegde uittreding voor de Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf.

  • 4. Bestuur: het bestuur van de Stichting.

  • 5. Reglement: Het Uitvoeringsreglement inzake Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf.

  • 6. Regeling: de regeling inzake Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf zoals omschreven in de Uittredings-C.A.O., en het uitvoeringsreglement.

  • 7. Administrateur: PVF Nederland N.V.

  • 8. Werkgever: de werkgever zoals omschreven in de uittredings-C.A.O.

  • 9. Werknemer: de werknemer zoals omschreven in de uittredings-C.A.O.

  • 10. Deelnemer: de werknemer op wie de regeling van toepassing is en wiens verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen door de Stichting is ingewilligd.

  • 11. Bedrijfspensioenfonds: De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf.

  • 12. Pensioendatum: de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 13. SV-uitkering: een uitkering krachtens de ZW, WAO/AAW, WW of IOAW dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen, een en ander eventueel aangevuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagenwet of de RWW.

Artikel 2 Mogelijkheid tot uittreding

  • 1. In de periode 1 juli l997 tot en met 31 december 1997 bestaat de mogelijkheid tot vrijwillig vervroegd uittreden voor werknemers die de leeftijd van 61 jaar hebben bereikt dan wel bereiken in de maand met ingang waarvan zij willen uittreden en die voldoen aan de volgende voorwaarden die inhouden dat zij:

    • a. gedurende de 10 jaren direct voorafgaande aan het moment van uittreding ononderbroken in dienstverband werkzaam zijn geweest bij:

      • één of meer werkgevers, als bedoeld in artikel 1, achtste lid van het reglement;

    • behoudens:

      • een onderbreking van 1 jaar of minder wegens arbeidsongeschiktheid of werkloosheid;

      • andere onderbrekingen van beperkte duur, ter beoordeling van het bestuur;

    • b. niet in aanmerking komen voor een volledige SV-uitkering dan wel niet krachtens de wet in aanmerking komen voor doorbetaling van loon door de werkgever in geval van ziekte;

    • c. niet onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling vallen;

    • d. het dienstverband beëindigd hebben;

    • e. ook overigens voldoen aan alle in dit reglement gestelde voorwaarden.

  • 2. In de periode van 1 juli 1997 tot en met 31 december 1997 bestaat de mogelijkheid van vrijwillig vervroegd uittreden voor werknemers die de leeftijd van 57, 58, 59 en 60 jaar hebben bereikt dan wel bereiken in de maand met ingang waarvan zij willen uittreden indien zij ten minste de 40 jaar voorafgaand aan het moment van uittreden in dienstverband hebben doorgebracht bij één of meerdere werkgevers als bedoeld in artikel 1, achtste lid, van het reglement dan wel een werkgever die op het moment van uittreding bij de Stichting is aangesloten, behoudens:

    • een onderbreking van 1 jaar of minder wegens arbeidsongeschiktheid;

    • andere onderbrekingen van beperkte duur, ter beoordeling van het bestuur.

  • De voorwaarden genoemd onder b, c, d en e van het eerste lid zijn hierbij van toepassing.

  • 3. In de periode tot 1 januari 1998 bestaat de mogelijkheid tot vrijwillig vervroegd uittreden voor werknemers die de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt dan wel bereiken in de maand met ingang waarvan zij willen uittreden en in aanmerking komen voor een uitkering, gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid, krachtens de WAO/AAW (eventueel aangevuld met een uitkering krachtens de Toeslagenwet) indien en voor zover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan die inhouden dat:

    • a. zij na het bereiken van de 56-jarige leeftijd arbeidsongeschikt zijn geworden;

    • b. zij de laatste 10 jaren, direct voorafgaand aan het moment van arbeidsongeschikt worden, ononderbroken in dienst zijn geweest bij één of meer werkgevers als bedoeld in artikel 1, achtste lid, van het reglement dan wel een werkgever die op het moment van uittreding bij de Stichting is aangesloten;

    • c. het dienstverband met de werkgever gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid wordt gehandhaafd;

    • d. zij op het moment dat hij gaat deelnemen het dienstverband hebben beëindigd;

    • e. zij overigens aan de in dit reglement gestelde voorwaarden voldoen.

  • 4. De werknemer die gebruik wenst te maken van de mogelijkheid genoemd in respectievelijk het eerste tot en met het vijfde lid dienst zich daartoe tenminste 3 maanden voor de gevraagde uittredingsdatum bij de werkgever aan te melden onder opzegging van zijn dienstverband conform de CAO. Indien zijn verzoek om uitkering door de Stichting niet wordt ingewilligd zal het dienstverband ongewijzigd worden voortgezet. De werkgever dient ervoor te zorgen dat binnen een maand na indiening van het verzoek, het daartoe bestemde aanvraagformulier bij de administrateur wordt ingediend. Indien de benodigde gegevens niet tenminste twee maanden voor de gevraagde uittredingsdatum in het bezit zijn van administrateur, kan dit een latere uittreding ten gevolge hebben;

  • 5. De deelneming kan uitsluitend aanvangen aan het begin van een kalendermaand, nadat aan alle voorwaarden is voldaan, en eindigt automatisch bij het bereiken van de pensioendatum.

Artikel 3

Vervallen.

Artikel 4 Uitkeringsgrondslag

  • 1. Als grondslag voor de uitkering geldt het laatstgenoten bruto-inkomen (= basisloon en tariefdervingstoeslag) op jaarbasis, inclusief vakantietoeslag, veelzijdigheidstoeslag, vaste gratificatie plus die onderdelen van het inkomen die volgens de normale arbeidsduur tot het vaste loon behoren.

  • 2. Indien de beloning van de deelnemer ten dele uit provisie bestond, wordt het volgens het eerste lid vastgestelde bedrag verhoogd met de provisiebedragen over de 12 maanden voorafgaande aan de datum van uittreding.

  • 3. Indien de werknemer krachtens het Besluit taakverlichting alleenstaande werkenden/AAW (TAW) een vergoeding voor arbeidsduurverkorting genoot, wordt de uitkeringsgrondslag vermenigvuldigd met de breuk:

  • a + b

  • –––––

  •  a

  • waarbij a= het direct voorafgaande aan de uittredingsdatum gewerkte aantal uren per week,

  • en

  • b= het aantal uren arbeidsduurverkorting per week waarvoor een vergoeding ingevolge het Besluit TAW werd genoten.

  • Als het tweede lid van toepassing is en de vergoeding voor de uittredingsdatum is ingegaan, dan wordt de bovengenoemde breuk ten aanzien van de provisie naar evenredigheid toegepast. Het in de vorige volzin bepaalde is slechts van toepassing indien de provisie in verband met de arbeidsduurverkorting is verlaagd.

  • 4. Indien de uitkeringsgrondslag vastgesteld volgens het eerste lid, respectievelijk volgens het eerste en tweede lid meer zou bedragen dan 115% van het bedrag dat als uitkeringsgrondslag zou zijn vastgesteld, indien de datum van uittreding één jaar eerder zou liggen wordt die grondslag tot dit maximale verhogingspercentage beperkt.

  • 5. De uitkeringsgrondslag is maximaal gelijk aan het maximum dagloon voor de premieheffing ingevolge de WW, herleid tot een jaarbedrag, dat geldt ten tijde van de ingang van de uitkering.

  • 6. Als grondslag voor de uitkering van de werknemer die op 59-jarige leeftijd van de regeling gebruik maakt en tevens in aanmerking komt voor een uitkering, gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid, krachtens de WAO/AAW (eventueel aangevuld met een uitkering krachtens de Toeslagenwet), geldt het inkomen dat deze werknemer verdiende op het moment direkt voorafgaand aan de periode van arbeidsongeschiktheid. Het bepaalde in het tweede, derde, vierde en vijfde lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij toepassing van het tweede lid in plaats van „de datum van uittreden" wordt gelezen „de datum van arbeidsongeschikt worden".

Artikel 5 Uitkering

  • 1. De bruto uitkering bedraagt bij aanvang van de deelneming na 1 juli 1997 75% van de uitkeringsgrondslag.

  • 2. Alle volgens het voorgaande lid van dit artikel vastgestelde bruto-uitkeringen worden aangepast overeenkomstig algemene verhogingen van de lonen in de bedrijfstak met inachtneming van eventuele overheidsmaatregelen, tenzij het bestuur anders beslist.

  • 3. De netto-uitkering bedraagt ten minste 100% van het netto-bedrag, dat de deelnemer zou ontvangen indien deze een loon zou hebben ontvangen, gelijk aan het wettelijk minimumloon, vermeerderd met vakantietoeslag, die geldt in de bedrijfstak.

  • Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur wordt de minimum-uitkering in verhouding verlaagd. Een eventuele maatregel van de overheid zal prevaleren, in welk geval het minimum-bedrag dienovereenkomstig wordt aangepast.

  • 4. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen (in de tweede helft van de maand) uitbetaald. De betaling van de uitkering vangt aan in de maand, waarin de deelneming is begonnen en blijft – behoudens het elders in dit reglement bepaalde – voortduren tot de pensioendatum.

Artikel 6 Inhoudingen

Door de Stichting worden op de uitkeringen ingehouden:

  • de verschuldigde loonheffing;

  • het werknemersaandeel in de premie voor de Ziekenfondswet, indien de deelnemer krachtens deze wet verzekerd is;

  • het eventuele werknemersaandeel in de verplichte regeling van het bedrijfspensioenfonds respectievelijk in de voor de deelnemer bij zijn laatste werkgever geldende pensioenregeling.

Artikel 7 Financiële verplichtingen

  • 1. De Stichting neemt de volgende financiële verplichtingen voor zijn rekening:

    • a. het werkgeversaandeel in de premie voor de Ziekenfondswet of, indien de deelnemer niet verzekerd is krachtens de Ziekenfondswet, de werkgeversbijdrage in de particuliere ziektekostenverzekering of in een collectieve ziektekostenverzekering, met als maximum de maximale werkgeversbijdrage in de premie voor de Ziekenfondswet;

    • b. Indien de deelnemer deelneemt in de verplichte pensioenregeling van het bedrijfspensioenfonds: het werkgeversaandeel van de premie voor die regeling;

    • c. indien de deelnemer niet deelneemt in de verplichte pensioenregeling van het bedrijfspensioenfonds: het werkgeversaandeel van de pensioenpremie voor de voor hem geldende pensioenregeling tot een maximum van tweemaal het werkgeversaandeel van de pensioenpremie voor de verplichte regeling van het bedrijfspensioenfonds, mits de deelnemer te rekenen vanaf de datum van uittreden ten minste twee jaar onafgebroken deelnemer was in die andere pensioenregeling. Indien de deelnemer niet voldoet aan de voorwaarde ten aanzien van de onafgebroken duur van deelneming in de andere pensioenregeling, dan neemt de Stichting maximaal voor zijn rekening een bedrag ter grootte van het werkgeversaandeel in de pensioenpremie voor de verplichte pensioenregeling van het bedrijfspensioenfonds;

    • d. indien de deelnemer deelneemt in zowel de verplichte pensioenregeling van het bedrijfspensioenfonds als in een andere voor hem geldende pensioenregeling: het werkgeversaandeel in de premie voor de verplichte pensioenregeling van het bedrijfspensioenfonds alsmede het werkgeversaandeel in de pensioenpremie voor de andere voor hem geldende pensioenregeling, mits de deelnemer te rekenen vanaf de datum van uittreden ten minste twee jaar onafgebroken deelnemer was in die andere pensioenregeling.

    • Indien het aldus vastgestelde bedrag hoger is dan tweemaal het werkgeversaandeel in de pensioenpremie voor de verplichte pensioenregeling van het bedrijfspensioenfonds, dan wordt van het werkgeversaandeel in de premie voor de andere pensioenregeling slechts een zodanig bedrag vergoed, dat het totale bedrag dat de Stichting voor zijn rekening neemt niet hoger is dan tweemaal het werkgeversaandeel in de premie voor de verplichte pensioenregeling van het bedrijfspensioenfonds.

    • Indien de deelnemer niet aan de hiervoor vermelde voorwaarde ten aanzien van de onafgebroken duur van deelneming in de andere pensioenregeling voldoet, dan neemt de Stichting slechts het werkgeversaandeel in de premie voor de verplichte regeling van het bedrijfspensioenfonds voor zijn rekening.

  • 2. De Stichting betaalt aan de deelnemer de overhevelingstoeslag die verschuldigd is ingevolge de Wet overheveling opslagpremies.

Artikel 8 Vermindering respectievelijk wijziging van rechten

Wanneer de deelnemer bij het begin van of tijdens zijn deelnemerschap in aanmerking komt voor een SV-uitkering, dan dient hij zulks te melden aan de Stichting. De SV-uitkering wordt in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken uitkering. De deelnemer is verplicht elke wijziging in SV-uitkering direct aan de Stichting te melden.

Artikel 9 Verrichten van arbeid

  • 1. Bij voortzetting van nevenwerkzaamheden die de deelnemer placht te verrichten voor het moment van uittreden, zullen de daaruit voortvloeiende inkomsten niet op de uitkering in mindering worden gebracht, mits deze nevenwerkzaamheden en -inkomsten gelijktijdig met het indienen van het aanvraagformulier voor een uitkering worden opgegeven aan de Stichting.

  • 2. Indien de deelnemer tegen beloning werkzaamheden gaat verrichten of de in lid 1 bedoelde werkzaamheden uitbreidt, hetzij in loondienst hetzij anders dan in loondienst, is hij verplicht dit te melden bij de Stichting.

  • 3. De uit deze werkzaamheden anders dan in loondienst genoten inkomsten worden in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken uitkering, voorzover de som van deze inkomsten en de uitkering tezamen meer zouden bedragen dan 100% van de uitkeringsgrondslag.

  • 4. De deelnemer is verplicht wijzigingen in de hiervoor in dit artikel bedoelde inkomsten onverwijld aan de Stichting te melden.

Artikel 10 Beëindiging/terugvordering van de uitkering

  • 1. De uitkering wordt beëindigd:

    • a. indien de deelnemer opnieuw in loondienst treedt;

    • b. bij de pensioendatum van de deelnemer;

    • c. bij overlijden van de deelnemer.

  • 2. In geval van overlijden van de deelnemer eindigt de uitkering op de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvond.

  • In dit geval wordt aan de nagelaten betrekkingen zoals omschreven in artikel 7:674 BW een overlijdensuitkering verstrekt.

  • Deze uitkering is gelijk aan een bedrag van twee maal de hoogte van de uitkering over de maand waarin het overlijden van de deelnemer plaatsvond.

  • 3. Indien ten onrechte een uitkering is betaald, of indien te veel is betaald, kan het bestuur de uitkering beëindigen of verminderen en het teveel betaalde terugvorderen.

Artikel 11 Vaststelling en betaling van de bijdrage

  • 1. De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de Stichting bepaald, de gegevens te verstrekken die het bestuur nodig heeft om de door de werkgever volgens de uittredings-CAO verschuldigde bijdrage of de door de Stichting te vorderen voorschotbijdrage vast te stellen.

  • 2. Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de Stichting verstrekt, is de Stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stellen.

  • De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste informatie komen voor rekening van de werkgever.

  • 3. De werkgever is verplicht de bijdrage over de periode waarover deze verschuldigd is bij vooruitbetaling te voldoen binnen 14 dagen na de dagtekening van de nota van de Stichting.

  • De Stichting is bevoegd van de werkgever een voorschot te vorderen ter grootte van de bijdrage die naar verwachting over het kalenderjaar verschuldigd zal zijn. Het voorschot moet, tenzij de Stichting anders bepaalt, worden voldaan in ten hoogste vier gelijke kwartaaltermijnen, te betalen op de eerste van ieder kwartaal, met dien verstande dat de eerste termijn niet eerder vervalt dan 28 dagen na dagtekening van de nota van de Stichting.

  • 4. De werkgever is, op grond van het in de uittredings-CAO bepaalde, bevoegd om op het loon van de werknemer een bedrag in te houden ter grootte van 1,25% van de voor de werknemer geldende loonsom voor de premieheffing ziektewet.

Artikel 12 Sancties bij niet-tijdige betaling van de bijdrage

  • 1. Bij niet-tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het verschuldigde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim en wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota direct opeisbaar.

  • 2. Het bestuur is dan bevoegd te vorderen:

    • rente over het verschuldigde bedrag van de dag volgend op de dag dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;

    • vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.

  • 3. De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente als bedoeld in boek 6, artikel 119 jo 120 BW. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van f 100,–.

Artikel 13 Verplichting tot opgave van gegevens en controle

  • 1. De werknemer, die een verzoek tot vervroegde uittreding indient en de werkgever zijn verplicht de door de administrateur voor de behandeling van de aanvrage benodigde gegevens te verstrekken.

  • 2. De werknemer die een uitkering ingevolge de regeling geniet, is verplicht om aan de administrateur opgave te doen van de gegevens die de administrateur voor de uitvoering van dit reglement behoeft.

  • 3. De Stichting zal controle uitoefenen op naleving van alle voorwaarden van dit reglement.

Artikel 14 Slotbepalingen

  • 1. In gevallen waarin toepassing van de regeling tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing nemen die afwijkt van de bepalingen van dit reglement.

  • 2. In onvoorziene gevallen beslist het bestuur.

  • 3. Dit reglement vormt een onafscheidelijk geheel met de statuten.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 1981 en is laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 juli 1997.

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant.

IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 9 september 1997

C. J. Meerhof.


XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

Naar boven