Mandatering NNI/NEC

29 juli 1997

nr. ARBO/APM/97/1749

Directie Arbeidsomstandigheden

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 4 van de overeenkomst informatieprocedure normalisatie tussen de Staat der Nederlanden enerzijds en de stichting Nederlands Normalisatie-Instituut (NNI) te Delft en de stichting Nederlands Elektrotechnisch Comité (NEC) te Delft anderzijds, ter uitvoering van richtlijn nr. 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 tot tweede substantiële wijziging van Richtlijn 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften;

Besluit:

Artikel 1

De besturen van de stichting Nederlands Normalisatie-Instituut en de stichting Nederlands Elektrotechnisch Comité, beide gevestigd te Delft, verder genoemd het NNI/NEC, zijn beide bevoegd om namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verder genoemd de Minister, ter uitvoering van EG-richtlijnen en de implementatieregelingen daarvan als genoemd in de bijlage, geharmoniseerde normen aan te wijzen en de referenties daarvan in de Staatscourant bekend te maken.

Artikel 2

1. Alvorens het NNI/NEC over gaat tot aanwijzing van de geharmoniseerde normen en bekendmaking van de referenties daarvan in de Staatscourant, legt het de desbetreffende referenties ter vaststelling voor aan de Minister.

2. De handelingen worden verricht namens de Minister. Ondertekening van de gemandateerde besluiten geschiedt namens de Minister.

Artikel 3

Na vaststelling door de Minister vindt aanwijzing van de geharmoniseerde normen en bekendmaking van de referenties daarvan zo spoedig mogelijk plaats maar pas nadat de referenties van deze normen bekend zijn gemaakt in het publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, zo mogelijk binnen een termijn van drie maanden doch uiterlijk binnen een termijn van twaalf maanden na publikatie in het publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Op verzoek van de Minister verschaft het NNI/NEC inlichtingen aan hem over de gepubliceerde geharmoniseerde normen.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en heeft een geldigheidsduur van twee jaar.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 juli 1997.
De Staatssecretaris voornoemd,Namens deze,
De directeur Arbeidsomstandigheden,
R. Laterveer.

Toelichting

Het begrip geharmoniseerde normen speelt een belangrijke rol in de EG-richtlijnen volgens de nieuwe aanpak en in de daarop gebaseerde implementatieregelingen. Deze categorie richtlijnen volstaat, wat betreft het stellen van producteisen, met in algemene bewoordingen geformuleerde voorschriften. De voorschriften worden in de richtlijnen fundamentele eisen genoemd. In de richtlijnen worden derhalve ten algemene geen technische specificaties aangetroffen. De fundamentele eisen zijn naar hun aard vrij abstract. Om ze ’hanteerbaarder’ te maken voor de justitiabele worden in opdracht van de Commissie van de Europese Gemeenschappen door de particuliere Europese normalisatie-instellingen CEN, CENELEC en ETSI, Europese geharmoniseerde normen d.w.z. Europese technische specificaties ontwikkeld en vastgesteld. Ingevolge de ’nieuwe aanpak’-filosofie worden producten die met inachtneming van deze Europese normen zijn vervaardigd, vermoed te voldoen aan de fundamentele eisen van de richtlijn. Voor Nederland is het NNI/NEC lid van deze Europese normalisatie-instellingen en is dientengevolge de aangewezen instantie in het kader van de richtlijn 83/189/EEG (PbEG L 109), laatstelijk gewijzigd door de richtlijn 94/10/EG (PbEG L 100) bij het vaststellen van de geharmoniseerde normen.

Een drietal van deze nieuwe aanpak-richtlijnen valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; een tweetal onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De aanduiding van deze richtlijnen en de implementatieregelingen zijn opgenomen in de bijlage. Dit betekent dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingevolge de regelingen ter uitvoering van de richtlijnen, i.c. besluiten op basis van de Wet op de gevaarlijke werktuigen, belast is met de aanwijzing van normen. In het kader van een tweetal besluiten dient hij daarbij te handelen in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De overeenkomst inzake de informatieprocedure normalisatie tussen de Staat der Nederlanden en het NNI/NEC geeft de mogelijkheid om die bevoegdheid te mandateren aan het NNI/NEC. Daarvan is bij dit besluit gebruik gemaakt. Het NNI/NEC stemt in met deze mandaatverlening.

In de overeenkomst is onder andere opgenomen dat het NNI/NEC bereid is namens de betrokken minister zorg te dragen voor aanwijzing van de geharmoniseerde normen en de bekendmaking van de referenties daarvan in de Staatscourant, waartoe verschillende EG-harmonisatie-richtlijnen verplichten (artikel 4 van de overeenkomst). Actuele gegevens over de aan te wijzen normen zijn bij dit instituut aanwezig. Het ligt derhalve voor de hand dat deze instantie wordt gemandateerd voor de aanwijzing van de geharmoniseerde normen en de bekendmaking van de referenties daarvan. Tevens kan deze bekendmaking doelmatig worden gecombineerd met de kennisgeving van diezelfde referenties, zoals die nu reeds door het NNI/NEC in de Staatscourant wordt geplaatst.

Aan dit mandaat zijn wel voorwaarden verbonden. Zo dient het NNI/NEC deze aanwijzing en bekendmaking ter vaststelling aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor te leggen alvorens tot publikatie over te gaan. De minister wordt aldus in de gelegenheid gesteld, de voorgelegde bekendmaking af te stemmen met bewindspersonen van eventueel betrokken ministeries. Een dergelijke situatie doet zich voor bij de aanwijzing van normen in het kader van het Besluit machines en het Besluit persoonlijke beschermingsmiddelen. Aanwijzing van normen vindt krachtens deze besluiten plaats in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Dit als gevolg van het feit dat de onderliggende EG-richtlijnen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn uitgevoerd in de genoemde besluiten krachtens de Wet op de gevaarlijke werktuigen en door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, veelal in besluiten krachtens de Warenwet. De aangewezen normen hebben in alle zojuist genoemde besluiten dezelfde juridische betekenis. Afstemming bij de aanwijzing tussen de betrokken ministers is derhalve noodzakelijk.

Een overeenkomstige regeling als de onderhavige is voor het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tot stand gekomen (Stcrt. 1996, 229).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Namens deze,

De directeur Arbeidsomstandigheden,

R. Laterveer.

Bijlage

stcrt-1997-144-p5-SC10163-1.gif
Naar boven