Convenant samenwerking Europese Kampioenschappen Voetbal landenteams in 2000

De Minister van Binnenlandse Zaken van het Koninkrijk België en de Minister van Binnenlandse Zaken van Nederland,

Herinnerend aan de Europese Overeenkomst inzake gewelddadigheden gepleegd door en wangedrag van toeschouwers rond sportevenementen en in het bijzonder rond voetbalwedstrijden (Straatsburg, 19 augustus 1985) en de daaruit voortvloeiende aanbevelingen en handleidingen, waaronder:

- de aanbevelingen over het toezicht op de verdeling en de verkoop van toegangskaarten (Straatsburg, 1989)

- de handleiding voor internationale politiesamenwerking op basis van artikel 4 van de Europese Overeenkomst inzake internationale samenwerking (Straatsburg; februari 1991, no. 2.91)

- de aanbevelingen over de te nemen maatregelen (zogenaamde checklist) door de organisatoren van voetbalwedstrijden en door overheden (Straatsburg, no. 2/93 van juni 1993

Herinnerend de Aanbeveling van de Raad van de Europese Unie d.d. 22 april 1996, inhoudende richtsnoeren ter voorkoming en beteugeling van ongeregeldheden rond voetbalwedstrijden, in het bijzonder met betrekking tot

- politiële informatie-uitwisseling over bekende of verdachte groepen ordeverstoorders

- politiële samenwerking door het verlenen van onderlinge bijstand

- de samenwerking tussen stewards en politie-ambtenaren

Herinnerend aan de Resolutie van de Raad van de Europese Unie d.d.9 juni 1997, (Enfopol 121) inzake politiële samenwerking ter voorkoming en beteugeling van voetbalvandalisme door ervaringsuitwisseling, stadionverboden en mediabeleid.

In de overtuiging dat de Europese Kampioenschappen Voetbal voor landenteams in 2000 een betekenis hebben die uitstijgt boven de territoriale grenzen van de afzonderlijke landen,

Besluiten met het oog op het welslagen van de Europese Kampioenschappen middels deze overeenkomst om voor de duur van de voorbereidingen van deze kampioenschappen en de maanden dat deze kampioenschappen in 2000 zullen plaatsvinden op uitvoerend en beleidsmatig niveau samen te werken daar waar overheidsbetrokkenheid is gevorderd, zoals op het gebied van de openbare orde en veiligheid.

De samenwerking zal op 1 juli 1997 van start gaan en tenminste tot 31 juli 2000 voortduren.

Beide partijen kunnen na afloop van deze periode besluiten tot een verlenging van de samenwerking indien dit met het oog op de evaluatie van de samenwerking noodzakelijk is.

De volgende bepalingen zijn op de samenwerking van toepassing

1. Coördinatie

Voor de Europese Kampioenschappen in 2000 geschiedt in de afzonderlijke landen de coördinatie tussen de verschillende overheidsdiensten door de minister van Binnenlandse Zaken. In beide landen is daartoe een nationale projectorganisatie ingesteld.

2. Voetbalorganisatie

De Belgische en de Nederlandse overheid hebben ter ondersteuning van de kandidatuur van de Koninklijke Belgische Voetbalbond KBVB en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond KNVB ten genoege van de UEFA (opdrachtgever) ieder afzonderlijk een garantverklaring afgegeven, dit onverminderd de eigen verantwoordelijkheid van kandidaten, de UEFA en de lokale autoriteiten.

De KNVB te Zeist en de Belgische vereniging Belfoot 2000 te Brussel hebben de Stichting EURO2000 gevestigd te Eindhoven opgericht en belast met de organisatie van de kampioenschappen.

3. Internationale samenwerking

Als doel van de samenwerking wordt gezien een gemeenschappelijk en gelijkluidend overheidsbeleid en overheidsoptreden met betrekking tot de kampioenschappen.

Om dit doel te realiseren spreken partijen af om te komen tot een periodiek overleg ten behoeve van:

- het bevorderen van werkafspraken met het oog op een gemeenschappelijk beleid ter verzekering van de openbare orde en veiligheid;

- het kennis nemen van, het opvolgen en het toezien op alle werkafspraken

- het bevorderen van gemeenschappelijke initiatieven en van gezamenlijke standpunten inzake de samenwerking voor en tijdens de kampioenschappen in 2000

4. Ambtelijke werkgroep

Het periodieke overleg wordt gevoerd door een ambtelijke werkgroep bestaande uit door de Ministers aangewezen vertegenwoordigers afkomstig van hun departementen en eventueel op hun verzoek aangevuld met ambtenaren van de verschillende operationele diensten.

Het ambtelijk overleg rapporteert de betrokken bewindslieden na ieder overleg.

Het ambtelijk overleg komt bijeen zo vaak als nodig is.

5. Besluitvorming

Met het oog op uniformiteit van beleid is afgesproken, dat het beleid van de nationale overheden eerst wordt vastgesteld en tot uitvoering komt nadat dit beleid met de Belgische respectievelijk Nederlandse overheid zoveel mogelijk is doorgesproken en waar mogelijk afgestemd.

De beide coördinerende ministers zal over eventuele geschilpunten een beslissing worden voorgelegd.

6. Beleidsinzet

Ten aanzien van de samenwerking gaat de aandacht bij voorrang uit naar:

- de beleids- en tolerantiegrenzen

- informatie-uitwisseling over bedreigingen van de openbare orde, over supportersgroepen en verkeersverplaatsingen tussen beide landen en de deelnemende landen, de organisatie en het gebruik van informatietechnologie; voorzover de informatie-uitwisseling personen betreft, geschiedt dit met inachtneming van nationale wet- en regelgeving.

- anti-terrorisme beveiligingsmaatregelen en gemeenschappelijke criteria voor zogenaamde vip-beveiliging

- de infrastructuur in en rond stadions zoals voorzieningen voor politie en pers, de organisatie van een scheiding van rivaliserende supportersgroepen en het gebruik van fysieke afscheidingen in en rond stadions

- het opstellen van een gemeenschappelijk kader voor verplichtingen van de organisatoren op het gebied van de veiligheid in het algemeen en in het bijzonder op het gebied van het toegangsbeleid zoals een veilige kaartverkoop en scheiding van rivaliserende supportersgroepen

- een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de handhaving van stadionverboden

- een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de verkoop en het voor handen hebben van alcoholhoudende dranken in en rond stadions

- het stimuleren van georganiseerd supportersvervoer in en tussen beide landen

- het op verzoek verlenen van onderlinge politiebijstand en het uitwisselen van politie-liaisons

- de organisatie van sociale evenementen

- een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de bejegening, opvang en voorlichting van de supporters

- mediabeleid en de accreditatie van journalisten

- een gemeenschappelijke fenomeen-analyse (studieproject Europese Unie, 1998)

- het gezamenlijk organiseren van een expertmeeting met de deelnemende landen onder auspiciën van de Raad van Europa

7. Politiesamenwerking

Door de beide ministers van Binnenlandse Zaken zal een politiefunctionaris op het gebied van de politiesamenwerking worden aangewezen. Deze politiefunctionarissen werken de politiesamenwerking uit en leggen daartoe een voorstel ter goedkeuring voor aan het ambtelijk overleg.

Gedaan te ’s-Gravenhage, 30 juni 1997 in tweevoud, in de Nederlandse en Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

De Minister van Binnenlandse Zaken van België.De Minister van Binnenlandse Zaken van Nederland.

Naar boven