Kunstzinnige vorming

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE KUNSTZINNIGE VORMING

AI Nr. 8814

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van het Overleg Arbeidsvoorwaarden Kunstzinnige Vorming namens de Vereniging voor Kunstzinnige Vorming als partij te ener zijde en namens de Koninklijke Nederlandse Toonkunstenaars Vereniging, de Kunstenbond FNV en de Nederlandse Toonkunstenaarsbond als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Kunstzinnige Vorming, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek schriftelijk bezwaar is ingebracht door de Reformatorisch Maatschappelijke Unie (RMU);

dat dit bezwaar als volgt kan worden samengevat:

Het bezwaar richt zich tegen artikel 31, eerste en tweede lid van de CAO, omdat de strekking van de betreffende bepaling (een en ander in samenhang bezien) hierop neerkomt, dat de werknemers verplicht kunnen worden gesteld tot arbeid op zondag. De gekozen formulering in deze CAO is naar de mening van de RMU in strijd met het doel en de strekking van de Arbeidstijdenwet (ATW). Volgens bezwaarde hanteert de ATW als uitgangspunt, dat de zondag een collectieve vrije dag is en dat arbeid op die dag in beginsel verboden is. Op grond van artikel 5:4 van deze wet kan slechts in twee situaties van het verbod worden afgeweken. In beide situaties gaat het om een dubbele eis waaraan moet worden voldaan om op zondag arbeid te verrichten. Bezwaarde verzoekt niet over te gaan tot algemeen verbindendverklaring van de CAO, omdat deze strijdig is met artikel 5:4 van de ATW en ook overigens met het algemeen belang.

Overwegingen ten aanzien van het bezwaar:

In de ATW is in artikel 5:4 lid 1 bepaald dat op zondag geen arbeid wordt verricht, behalve voor zover het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit. Van het verbod op zondagsarbeid kan worden afgeweken indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en indien de werkgever daartoe toestemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan, met de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers. Ingeval werk op zondag is de werkgever gehouden aan het bepaalde in artikel 5:4 lid 1 van de ATW. Partijen geven in hun commentaar aan dat de werktijden worden vastgesteld in overleg met de werknemer (artikel 31 lid 1) en dat dit impliceert dat op zondag geen arbeid wordt verricht, tenzij de werknemer daarmee heeft ingestemd. De leden 2 en 3 van artikel 31 geven, naast het algemene uitgangspunt, nadere criteria ten aanzien van de zondagsarbeid, inhoudende dat met de levensbeschouwelijke en godsdienstige opvattingen van de werknemer te allen tijde rekening dient te worden gehouden. Het bepaalde in artikel 31 lid 1 zou echter zodanig kunnen worden geïnterpreteerd, dat er geen overeenstemming behoeft te worden bereikt over zondagsarbeid.

Overwegende tenslotte dat het bezwaar van dien aard is, dat het algemeen verbindendverklaring van de CAO niet in de weg staat, echter onder nadrukkelijke verwijzing in artikel 31 door het plaatsen van een noot, dat het bepaalde in de ATW ten aanzien van zondagsarbeid onverkort van toepassing is.

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Gezien het overleg met de Stichting van de Arbeid;

Besluit:

I. Verklaart opnieuw algemeen verbindend tot en met 31 juli 1997 de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Kunstzinnige Vorming, eerder algemeen verbindend verklaard bij besluit van 8 november 1996 (Stcrt. 1996, nr. 219), zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:

Artikel 25 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 25

  • 1. Werknemers genieten een salaris per maand, vastgesteld volgens de bepalingen van de Uitvoeringsregeling Salariëring en de daarbij behorende tabellen.

  • Onder bruto loon wordt verstaan: het volgens de toepasselijke salarisschalen geldende bruto maandbedrag, inclusief de vakantietoeslag van 8%.

  • De bruto lonen per maand worden per 1 januari 1997 structureel verhoogd met 2,25%.1

  • Deze verhoging wordt op de volgende wijze doorgevoerd.

  • Over de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 juli 1997 geldt het volgende.

  • Bij de salarisbetaling over de maand juli 1997 wordt de structurele verhoging van de lonen over de periode 1 januari 1997 tot en met 31 juli 1997 inclusief de vakantietoeslag in de vorm van een betaling ineens uitgekeerd.

  • 2. De werknemer dient uiterlijk 2 werkdagen voor het einde van de maand over zijn salaris te kunnen beschikken.

  • De werknemer dient uiterlijk in de tweede maand volgend op het ontstaan van een aanspraak op een toeslag op het salaris over deze toeslag te kunnen beschikken.

  • 3. Wijzigingen van het salaris ten gevolge van veranderingen in de omvang van de werkzaamheden gaan in op de dag, waarop de veranderingen plaatsvinden.

  • 4. Tenminste bij de eerste salarisuitbetaling en bij elke salariswijziging ontvangt de werknemer een duidelijke specificatie. Na elk kalenderjaar ontvangt de werknemer een jaaropgaaf van het door hem genoten salaris en de ontvangen toelagen, waarin tevens is aangegeven welke bedragen zijn ingehouden aan loonbelastingen, premies voor sociale verzekeringswetten en aan pensioenpremie.

  • 5. Geen salaris is verschuldigd over de tijd gedurende welke de werknemer in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn werkzaamheden te verrichten. Indien dit leidt tot inhouding van salaris wordt dit de werknemer vooraf schriftelijk en gemotiveerd medegedeeld."

Artikel 31 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 31 Werktijden1

  • 1. De werktijden van de werknemer worden (na overleg) door de werkgever vastgesteld met inachtneming van de eisen, die door de normale gang van de werkzaamheden of door het optreden van bijzondere omstandigheden worden gesteld.

  • 2. Bij de regeling van de werktijden wordt, voor wat het verrichten van werk op zondag betreft, zoveel mogelijk rekening gehouden met de levensbeschouwelijke opvattingen van de werknemer en wordt hem op zondag en op de voor hem geldende kerkelijke feestdagen gelegenheid gegeven zijn kerk te bezoeken.

  • 3. Het onder lid 2 vermelde is van overeenkomstige toepassing op die werknemers voor wie de zevende dag van de week in verband met hun godsdienstige opvattingen geldt als wekelijkse rustdag.

  • 4. De regeling van werktijden of roosters wordt door de werkgever tenminste 7 etmalen voor de aanvang van de periode waarop zij betrekking heeft ter kennis van de betrokken werknemers gebracht."

II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgenomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) en verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.

III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 21 juli 1997

C. J. Meerhof.


XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Artikel 5:4 van de Arbeidstijdenwet (ATW) is onverkort van toepassing.

Naar boven