Reglement van Orde van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage

16 mei 1997

Gerechtshof ’s-Gravenhage

De algemene vergadering van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage heeft ter voldoening aan het bepaalde in artikel 90 van Reglement I het Reglement van Orde gewijzigd vastgesteld als volgt:

Artikel 1

Het hof is met inachtneming van het bij de wet bepaalde, verdeeld in een aantal meervoudige en een aantal enkelvoudige kamers voor de behandeling van burgerlijke zaken, strafzaken en belastingzaken. Een lid van het Hof kan van meer dan één kamer deel uitmaken.

Artikel 2

De kamers worden aangeduid met eerste en volgende meervoudige/enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken; eerste en volgende meervoudige/enkelvou- dige kamer voor strafzaken en eerste en volgende meervoudige/enkelvoudige kamer voor belastingzaken.

Artikel 3

Op een jaarlijks te houden algemene vergadering beslist het Hof met inachtneming van het bij dit reglement en het bijzonder reglement bepaalde, op voorstel van de President over de indeling van leden in kamers voor het volgende rechterlijk jaar, dat loopt van 1 september tot en met 31 augustus. Het indelingsrooster voor het rechterlijk jaar wordt bij de president ter vrije inzage van een ieder gelegd. Indien het belang van de dienst dit wenselijk maakt, kan de President na overleg met de betrokken leden van het Hof en de betrokken kamervoorzitters bepalen dat van het indelingsrooster wordt afgeweken.

Artikel 4

Er zullen zoveel meervoudige en enkelvoudige kamers voor de behandeling van burgerlijke zaken zijn, als telkenjare door de algemene vergadering wordt nodig geoordeeld. Een of meer van deze kamer zijn in het bijzonder belast met de behandeling van familierechtelijke zaken. Voorts zal een van de kamers de zaken behandelen als bedoeld in art. 60 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet. Zulks laat onverlet dat iedere kamer alle burgerlijke zaken en strafzaken, waarvan de burgerlijke rechter kennis neemt, zal kunnen behandelen.

Artikel 5

Er zullen zoveel meervoudige en enkelvoudige kamers voor de behandeling van strafzaken zijn, als telkenjare door de algemene vergadering wordt nodig geoordeeld. Deze kamers zullen voor zoveel nodig ook optreden als raadkamer als bedoeld in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Een van de kamers zal de klachten behandelen wegens niet-vervolging. Ook zal één van de kamers optreden als economische kamer als bedoeld in artikel 52 van de Wet op de Economische Delicten. Voorts zal een van de kamers de bezwaarschriften behandelen als bedoeld in art. 17 van de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven.

Artikel 6

Er zullen zoveel meervoudige en enkelvoudige kamers voor de behandeling van belastingzaken zijn, als telkenjare door de algemene vergadering wordt nodig geoordeeld.

Artikel 7

De algemene vergadering kan in de loop van het rechterlijk jaar de beslis-singen genomen krachtens de art. 3 tot en met 6 herzien indien daartoe aanleiding blijkt te bestaan.

Artikel 8

De President regelt - zoveel mogelijk in overeenstemming met de wensen van het college - de verdeling van de zaken over de kamers van de betreffende sectie. Hij kan dit delegeren aan de sectorvoorzitter of een der vice-presidenten in de betreffende sector.

Artikel 9

Hij die verhinderd is een zitting of een andere dienst waar te nemen, zorgt dat een ander voor hem zal optreden. Hij geeft daarvan zo tijdig kennis aan de voorzitter der kamer, dat deze gelegenheid zal hebben desgewenst een andere regeling te treffen. Wordt de verhindering veroorzaakt door ziekte of andere gebiedende omstandigheden en kan de veroorzaakte ontstentenis niet op voorgeschreven wijze worden verholpen, dan wijst de president van het college het lid of het plaatsvervangend lid aan, hetwelk voor de dienst zal invallen.

Artikel 10

Gedurende de zomermaanden van juni tot en met september kan van dit reglement worden afgeweken bij een afzonderlijke, jaarlijks door de algemene vergadering vast te stellen, vakantieregeling.

Artikel 11

Dit reglement treedt in werking op 1 september 1997. Alsdan vervalt het thans geldend reglement van orde.


Den Haag, 16 mei 1997.
De President,
G.Chr. Kok.
De waarnemend griffier,
F.A. Arnbak-d’Aulnis de Bourouill.

Naar boven