Regeling Bijzondere Projecten Regio Drenthe

26 juni 1997/RBA/97.067-B

Het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening Drenthe

Overwegende, dat het wenselijk is een regeling te treffen voor de subsidiëring van projecten, die tot doel hebben een doelmatige en rechtvaardige aansluiting van vraag en aanbod van arbeidskrachten op de arbeidsmarkt in de regio Drenthe te bevorderen;

Gelet op artikel 81, tweede lid, van de Arbeidsvoorzieningswet 1996;

Besluit:

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet: de Arbeidsvoorzieningswet 1996;

b. Regionaal Bestuur: het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening in de regio Drenthe, bedoeld in artikel 12 van de wet;

c. Regionale Directie: de Regionale Directie van de Arbeidsvoorzienings-organisatie in de regio Drenthe, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de wet;

d. het beleidsplan: het jaarlijks vast te stellen regionaal beleidsplan, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de wet;

e. de begroting: de regionale begroting, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de wet.

Artikel 2 Doelgroep

Aan de natuurlijke of rechtspersoon die in de regio Drenthe activiteiten met een arbeidsvoorzieningskarakter of ten behoeve van de arbeidsvoorziening ontplooit kan een subsidie worden verstrekt.

Artikel 3 Doelstelling

1. De subsidie wordt slechts verleend ten behoeve van de uitvoering van een project met een tijdelijk karakter dat primair ten doel heeft de aansluiting van vraag naar en aanbod van arbeidskrachten op de arbeidsmarkt regio Drenthe te bevorderen. Als zodanig wordt niet beschouwd het slechts scheppen van arbeidsplaatsen bij de natuurlijke of rechtspersoon die het project uitvoert.

2. De subsidie wordt bij voorkeur verleend, indien het project mede door derden wordt gefinancierd.

3. De activiteiten, bedoeld in artikel 2, leveren een aantoonbare en meetbare bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen, zoals geformuleerd in het beleidsplan.

4. Indien het project, bedoeld in het eerste lid, deelnemers kent, dienen deze deelnemers:

a. als niet-werkend werkzoekende ingeschreven te staan bij een arbeidsbureau in het werkgebied of in een van de aangrenzende werkgebieden;

b. naar het oordeel van de Regionale Directie door deelneming aan het project een redelijk uitzicht op duurzame arbeidsinpassing te verkrijgen.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

Voor een subsidie als bedoeld in artikel 2 worden slechts in aanmerking genomen kosten die zijn opgenomen in de bij de subsidieverlening goedgekeurde begroting.

Artikel 5 Subsidiemaatstaf

1. De subsidie bedraagt 100% van de feitelijk gemaakte en door de Regionale Directie redelijk geachte kosten, onder aftrek van bijdragen, vergoedingen of subsidies, tot een maximum van het bij de verlening genoemde bedrag en betrekking hebbend op de bij verlening voor subsidie in aanmerking gebrachte kosten.

2. Voor meerjarige projecten wordt per kalenderjaar subsidie aangevraagd.

3. De hoogte van het voor toepassing van deze regeling beschikbare budget wordt door het Regionaal Bestuur jaarlijks in de regionale begroting vastgesteld en algemeen bekend gemaakt.

4. Het Regionaal Bestuur kan in het beleidsplan nadere richtlijnen opnemen over de vaststelling van afzonderlijke budgetten voor de verschillende vestigingen in de regio en voor de subsidiëring van projecten voor specifieke doelgroepen.

Artikel 6 Afwijzingsgronden

De subsidie wordt niet verleend indien:

a. het project strekt tot uitvoering van activiteiten, waarvoor krachtens enige andere regeling op grond van artikel 81, tweede lid, van de wet, in de regio Drenthe subsidie zou kunnen worden verstrekt;

b. het doel van het project of van activiteiten ter uitvoering van het project niet aansluit bij of strijdig is met de beleidsvoornemens uit het beleidsplan;

c. er naar het oordeel van de Regionale Directie reeds voldoende activiteiten plaatsvinden op het beleidsterrein of ten behoeve van de doelgroep waarop het project zich richt;

d. er naar het oordeel van de Regionale Directie onvoldoende kansen zijn op het bereiken van het doel van het project;

e. de uitvoering van het project is beëindigd, alvorens een beslissing op de subsidieaanvraag is genomen;

f. uitvoering van het project of van onderdelen daarvan verdringing van arbeidsplaatsen of concurrentievervalsing tot gevolg zal kunnen hebben;

g. de activiteiten ter uitvoering van het project kennelijk een niet-tijdelijk karakter dragen of tot de gebruikelijke activiteiten van de aanvrager behoren;

h. geen zekerheid bestaat omtrent de integrale financiering van het project;

i. de subsidieaanvrager of, indien dit een ander is, de natuurlijke of rechtspersoon die de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, uitvoert in staat van faillissement is verklaard of aan hem surseance is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de Rechtbank is ingediend.

Artikel 7 Budgetuitputting

1. Geen subsidie wordt verleend indien het in de begroting algemeen bekendgemaakte bedrag dat in het betrokken jaar voor de regio aan gelden in het kader van de onderhavige regeling beschikbaar is, is uitgeput door het totaal van toezeggingen in die regio in dat jaar.

2. Indien voor een regionale vestiging een afzonderlijke budget is vastgesteld en hieraan algemene bekendheid is gegeven, wordt in afwijking van het eerste lid, geen subsidie verleend indien het vestigingsbudget is uitgeput door het totaal van toezeggingen van die vestiging in dat jaar.

3. Indien met betrekking tot een regionaal of vestigingsbudget afzonderlijke budgetten zijn vastgesteld voor specifieke doelgroepen, en hieraan algemene bekendheid is gegeven, wordt in afwijking van het eerste lid geen subsidie verleend indien het desbetreffende budget is uitgeput door het totaal van toezeggingen ten laste van dat budget in van die regio of vestiging in dat jaar;

4. Zodra de gereserveerde middelen zijn uitgeput wordt hiervan aan de aanvragers wier verzoek nog niet is afgehandeld, mededeling gedaan.

Artikel 8 Aanvraag

1. Bij een subsidieaanvraag wordt in elk geval overgelegd:

a. een omschrijving van het te bereiken doel en de onderbouwing van de noodzaak van het project;

b. een omschrijving van de doelgroep waarop het project zich richt;

c. een gedetailleerde omschrijving van de opzet van het project en van de te verrichten activiteiten onder vermelding van de datum van aanvang en van beëindiging van het project;

d. een gespecificeerde begroting met toelichting van de kosten van het project, uitgesplitst naar kalenderjaren;

e. een onderbouwing van de hoogte van de gevraagde subsidie voor het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd en bij meerjarige projecten een prognose van de voor de daarop volgende kalenderjaren benodigde subsidie;

f. indien van toepassing, een overzicht van derdefinancieringsbronnen, waarin wordt vermeld wie medefinanciert, tot welk bedrag en zo mogelijk voor welke kosten, onder overlegging van bewijsstukken. In dit overzicht wordt tevens vermeld bij wie medefinanciering is aangevraagd of zal worden aangevraagd;

g. indien het project wordt uitgevoerd door een rechtspersoon, een afschrift van de statuten van die rechtspersoon;

h. een uittreksel uit een openbaar register van de natuurlijke of rechtspersoon, die het project uitvoert.

2. De behandeling van verzoeken om subsidie vindt plaats in volgorde van binnenkomst.

Artikel 9 Subsidieverlening

1. De beschikking waarbij de subsidie voor een kalenderjaar wordt verleend vermeldt het bedrag dat ten hoogste aan subsidie zal worden toegekend.

2. Bij subsidieverlening kan de Regionale Directie nadere voorwaarden stellen.

Artikel 10 Voorschriften

1. De activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, worden uitgevoerd overeenkomstig de gegevens zoals die bij de aanvraag om subsidie zijn overgelegd en door de Regionale Directie zijn goedgekeurd, tenzij de Regionale Directie vooraf schriftelijk met een wijziging heeft ingestemd.

2. De subsidieontvanger gaat slechts over tot bekendmaking van het project in de media na verkrijging van schriftelijke toestemming van de Regionale Directie daartoe.

3. De subsidieontvanger geeft aan de personen, daartoe door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aangewezen, te allen tijde toegang tot boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, verstrekt hen kosteloos inlichtingen en verleent aan hen ook overigens alle medewerking, een en ander voor zover zulks noodzakelijk is voor de subsidievaststelling.

4. Indien de subsidieontvanger de activiteiten waarvoor subsidie is verleend geheel of gedeeltelijk door een derde laat uitvoeren, bedingt hij dat die derde desgevraagd de personen, daartoe door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aangewezen, te allen tijde toegang tot boeken, bescheiden en andere gegevensdragers geeft, hen kosteloos inlichtingen verstrekt en ook overigens aan hen alle medewerking verleent, een en ander voor zover zulks noodzakelijk is voor de subsidievaststelling.

5. De subsidieontvanger doet de Regionale Directie onverwijld mededeling over alle feiten en omstandigheden waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij invloed kunnen hebben op het voortbestaan van het recht op subsidie.

6. De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan de Regionale Directie van een verzoek aan de rechtbank tot verlening van surseance van betaling of faillissement.

7. De subsidieontvanger voert een aparte project-administratie, bestaande uit een deelnemersadministratie als het project deelnemers kent) en een financiële administratie, waarin alle noodzakelijke gegevens tijdig, betrouwbaar en volledig zijn vastgelegd en zijn te verifiëren met bewijsstukken.

8. De administratie biedt voldoende mogelijkheden voor een goede accountantscontrole en controle op de juiste naleving van de subsidievoorwaarden.

9. Indien de administratie niet in eigen beheer wordt gevoerd, wordt bij de aanvraag opgave gedaan van de instelling die de administratie voert.

10. De subsidieontvanger is verplicht de administratie, inclusief de daarbij behorende bewijsstukken, ten minste gedurende vijf jaar na de definitieve subsidievaststelling te bewaren en ter beschikking te stellen voor controle-doeleinden.

Artikel 11 Rapportage

1. De subsidieontvanger rapporteert desgevraagd over de voortgang van het project. Bij de subsidieverlening wordt aangegeven wanneer en waarover aan de Regionale Directie gerapporteerd dient te worden.

2. Indien uit de rapportage blijkt dat de voortgang van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet geschiedt overeenkomstig de bij de subsidieverlening goedgekeurde gegevens en aannemelijk is dat het bij de subsidieverlening vermelde bedrag niet zal worden gerealiseerd, kan de Regionale Directie de subsidieverlening verlagen en, indien van toepassing, de periode waarvoor de subsidie is verleend, verkorten.

3. De subsidieontvanger dient binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend of binnen drie maanden na beëindiging van het project indien het project in de loop van een kalenderjaar eindigt, een eindverslag in bij de Regionale Directie. Bij de subsidieverlening wordt aangegeven wat dit eindverslag in elk geval dient te bevatten.

Artikel 12 Bevoorschotting

1. Voorschotbetaling kan desgevraagd geschieden tot een maximum van 80% van het verleende subsidiebedrag. Het eerste voorschot kan worden verleend na de subsidieverlening. De volgende voorschotten kunnen eerst worden verstrekt voor zover de werkelijke uitgaven en de te verwachten uitgaven daartoe aanleiding geven.

2. Een verzoek om bevoorschotting gaat vergezeld van:

a. een overzicht van de werkelijke uitgaven in het kader van deze regeling tot op dat moment;

b. de te verwachten uitgaven voor de periode, waarvoor het voorschot wordt gevraagd;

c. een opgave van gemaakte kosten in de periode voorafgaand aan de periode waarvoor het voorschot wordt gevraagd;

d. een overzicht van alle ontvangen en van alle te verwachten bijdragen van derden, vergoedingen of subsidies voor de gesubsideerde activiteiten.

Artikel 13 Declaratie

1. De subsidieontvanger dient binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend of binnen drie maanden na beëindiging van het project indien het project in de loop van een kalenderjaar eindigt, bij de Regionale Directie een verzoek om vaststelling van de subsidie in door het indienen een einddeclaratie tezamen met het eindverslag, bedoeld in artikel 11, derde lid. In bijzondere gevallen kan de termijn van declaratie op verzoek van de aanvrager door de Regionale Directie met ten hoogste drie maanden worden verlengd. Dit verzoek moet binnen de declaratietermijn worden ingediend.

2. De einddeclaratie die inclusief eventueel verstrekte voorschotten het bedrag van f 20.000 te boven gaat, wordt voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De accountant verklaart op welke datum het project is beëindigd, alsmede tot welk bedrag de gedeclareerde kosten niet controleerbaar dan wel niet in overeenstemming met de voorwaarden en voorschriften van deze regeling zijn bevonden.

3. De Regionale Directie kan ten behoeve van de inrichting van de verklaringen, bedoeld in het vorige lid, een protocol vaststellen.

4. De einddeclaratie tot en met f 20.000 wordt voorzien van een verklaring van de subsidieontvanger over de einddatum van het project, alsmede van een onderbouwing van de werkelijk gemaakte kosten, en, indien de Regionale Directie daarom verzoekt, de onderliggende bewijsstukken. In bijzondere gevallen kan de Regionale Directie toestaan van het voorgaande af te wijken.

5. Het definitieve subsidiebedrag wordt, onder aftrek van bijdragen, vergoedingen en subsidies van derden, vastgesteld met inachtneming van het in artikel 9, eerste lid, bedoelde maximum en de hoogte van het bedrag, dat blijkens de verklaring van de accountant, bedoeld in het tweede lid, controleerbaar en in overeenstemming met de voorschriften van deze regeling is dan wel het bedrag dat, blijkens de verklaring van de subsidieontvanger in overeenstemming met de voorschriften van deze regeling is besteed.

6. Bij een einddeclaratie dienen te worden overgelegd:

a. een specificatie van het gedeclareerde bedrag, gerelateerd aan de bij de aanvraag goedgekeurde begroting;

b. een overzicht van alle ontvangen en van alle te verwachten bijdragen van derden, vergoedingen of subsidies voor de gesubsideerde activiteiten;

c. voor zover op het betreffende project van toepassing, een gespecificeerde opgave van het aantal werkzoekenden dat aan het project heeft deelgenomen, met een overzicht per werkzoekende van naam en arbvo-nummer en van de periode waarin elke werkzoekende aan het project heeft deelgenomen;

d. indien de Regionale Directie daarom verzoekt, de resultaten van het project per werkzoekende.

7. Uitbetaling van de subsidie, dan wel verrekening daarvan met de uitgekeerde voorschotten, vindt plaats na definitieve vaststelling van het subsidiebedrag.

Artikel 14 Intrekking, lager vaststellen, terugvordering

De subsidieverlening kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, dan wel de subsidie kan lager worden vastgesteld, en een uitbetaalde subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd, indien

a. de subsidieontvanger in staat van faillissement verkeert of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel hiertoe een verzoek is ingediend;

b. de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden voorschriften en voorwaarden niet of onvoldoende naleeft;

c. de subsidieontvanger onjuiste informatie heeft verstrekt, ofwel heeft nagelaten wijzigingen ten opzichte van eerder verstrekte informatie aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie door te geven, een en ander voorzover hij wist of behoorde te weten dat die informatie van belang was voor het voortbestaan van het recht op subsidie.

Artikel 15 Intrekking

1. De Regeling Bijzondere Projecten Regio Drenthe van 10 oktober 1991 (Stcrt. 1991, 213) wordt ingetrokken met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze regeling.

2. Aanvragen waarop nog geen beslissing is genomen, worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van de Regeling Bijzondere Projecten Regio Drenthe 1997.

3. Op subsidies verleend op grond van de Regeling Bijzondere Projecten Regio Drenthe is de Regeling Bijzondere Projecten Regio Drenthe 1997 van toepassing.

4. Indien toepassing van een of meer bepalingen van de Regeling Bijzondere Projecten Regio Drenthe 1997 bij de afhandeling van reeds verleende subsidie onredelijk bezwarend is, kan de Regionale Directie in plaats van de bezwarende bepaling of bepalingen de desbetreffende bepaling of bepalingen van de Regeling Bijzondere Projecten Regio Drenthe van toepassing verklaren.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij is gepubliceerd.

Artikel 17 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als ’Regeling Bijzondere Projecten Regio Drenthe 1997’.

Deze regeling wordt gepubliceerd in de Staatscourant en ter inzage gelegd in alle vestigingen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie in de regio Drenthe.

Aldus besloten in zijn vergadering van 26 juni 1997.


Assen, 26 juni 1997.
Het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening Drenthe
Namens het Bestuur,
H. Weidgraaf, voorzitter.

Naar boven