Afwijzing verzoeken toepassing artikel 18 Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer

Compagnie Française de Navigation Rhénane te Rotterdam

25 juni 1997

RVI-MV/1827

Directoraat-Generaal voor het Vervoer

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelezen het verzoek, ingediend door de Compagnie Française de Navigation Rhénane te Rotterdam, hierna te noemen ’verzoeker’, om goedkeuring te verlenen aan een (ontwerp)-overeenkomst op grond van artikel 18 onder d en g van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer;

Gelet op artikel 20 van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer,

Gezien het negatieve advies van de Commissie van Onafhankelijke Deskundigen;

Overwegende,

dat verzoeker beoogt goedkeuring te verkrijgen voor toepassing van artikel 18 voor het vervoer van 25.000 tot 50.000 ton lood- en zink-concentraat in bulk, o.a. afkomstig uit Canada en Zuid-Afrika van Rotterdam naar Noyelles-Godault;

dat artikel 20, eerste lid van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer luidt:

’1. De opdrachtgever legt de ontwerp-overeenkomst, betrekking hebbend op artikel 18 of artikel 19 en waarin in ieder geval het tarief en de voorwaarden zijn opgenomen, door tussenkomst van de Commissie van onafhankelijke deskundigen, ter goedkeuring aan Onze Minister voor.’;

dat verzoeker zijn verzoek middels een brief aan de commissie heeft voorgelegd;

dat in deze brief de gewenste tarieven en voorwaarden zijn vermeld, maar dat niet blijkt van medewerking of instemming van de ontvanger, zodat genoemd schriftuur niet is te beschouwen als een ontwerp-overeenkomst;

dat verzoeker derhalve niet heeft voldaan aan het gestelde in artikel 20 als boven aangehaald;

dat verzoeker een beroep doet op toepassing van artikel 18 onder d en g van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer (TWNZ);

dat verzoeker dit beroep als volgt toelicht:

’Deze vervoerstromen zijn bestaand en worden vooralsnog afgewikkeld via de haven van Antwerpen.’

’In overleg met de betreffende zeerederijen, afladers, Rotterdamse stuwadoors en vanzelfsprekend onze opdrachtgever, Metaleurop, is er een duidelijke voorkeur voor overslag te Rotterdam op grond van de navolgende redenen:

- Beperking van de aanloophavens voor de bulkcarriers in Europa (het betreft hier over het algemeen steeds deelladingen).

- Snellere overslagmogelijkheden in Rotterdam.

- Geen fysieke beperkingen voor de zeeboten (zoals diepgang, breedte sluizen etc. in de Rotterdamse haven.

- Meer aanbod van scheepsruimte in Rotterdam.

- Betere programmeerbaarheid van de belading/overslag in Rotterdam.

- Complete afhandeling door ons als expediteur, zijnde:

Overslag coördinatie

Controle tijdens de overname

Monstername

Douaneformaliteiten

Het wegen van de goederen door middel van de portaalkraan

Het bevrachten van de binnenvaartschepen, via onze beursbevrachter C.S. de Jonge te Rotterdam

Het mondeling en schriftelijk contact onderhouden tussen Frankrijk en Rotterdam

- Slechts één tussenpersoon/aanspreekpartner voor de opdrachtgever voor de totale afhandeling vanaf vertrek zeeboot in de aflaadhaven tot aangeleverd voor de deur van de fabriek in Frankrijk.’

dat de Commissie van onafhankelijke deskundigen in haar advies d.d. 4 juni 1997 het voorgaande als volgt beoordeelt:

’Ten aanzien van punt d overweegt de commissie dat de aanvullende logistieke diensten worden geleverd door aanvrager, en dus niet voor rekening en risico van een samenwerkingsverband zoals vermeld in artikel 24, tweede lid onder b van de Tijdelijke regeling vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer.’

’Ten aanzien van punt g is de commissie van mening dat door de tussenkomst van aanvrager mogelijk de efficiëncy in het logistieke proces wordt bevorderd, maar dat dit niet aantoonbaar betrekking heeft op het vervoer in enge zin.’

dat artikel 24, tweede lid van de Tijdelijke regeling vrachtverdeling Noord-Zuid vervoer luidt:

’2. de in artikel 20, derde lid van de wet, bedoelde goedkeuring kan voorts worden geweigerd, indien naar het oordeel van de Minister:

b. bij het verrichten van aanvullende logistieke diensten of vervoer waarvan opslag en overslag deel uitmaakt: de desbetreffende werkzaamheden niet geleverd worden voor rekening of risico van de vervoerder of het samenwerkingsverband;’

dat verzoeker zich nadrukkelijk als ’expediteur’ aanduidt;

dat verzoeker niet aangeeft zich zelf met het vervoer te zullen belasten;

dat uit het verzoek niet blijkt dat verzoeker is te beschouwen als een samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid onder c van de wet;

dat de aanvullende logistieke diensten derhalve niet worden geleverd voor rekening of risico van de vervoerder of een samenwerkingsverband;

dat aanvrager zijn beroep op artikel 18 onder g, voorzover dit betrekking heeft op het vervoer per binnenschip niet nader motiveert;

dat verzoeker verder stelt:

’Deze vervoerstromen zijn bestaand en worden vooralsnog afgewikkeld via de haven van Antwerpen... Teneinde een kans te maken deze partijen via de Rotterdamse haven af te handelen willen wij graag aanspraak maken op het uitzonderingstarief van Hfl 11,00 per ton met dezelfde bijkomende voorwaarden’.

dat de commissie terzake opmerkt:

’De commissie wijst u echter op de mededeling van aanvrager dat het vervoer normaliter via Antwerpen wordt afgewikkeld, welke mededeling door de RVI wordt bevestigd. De Minister zou hierin aanleiding kunnen vinden voor toepassing van art. 18 punt h (concurrentie met andere wijzen van transport) conform de beschikkingen inzake het vervoer van fosfaat d.d. 10 maart 1997’.

dat het advies van de commissie, voorzover dit betrekking heeft op artikel 18 onder h niet duidelijk is;

dat verzoeker zich niet expliciet op artikel 18 onder h beroept;

dat derhalve niet aannemelijk is gemaakt dat artikel 18 onder h van toepassing is;

Besluit:

het door de Compagnie Française de Navigation Rhénane te Rotterdam ingediende verzoek om toepassing van artikel 18 van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer, af te wijzen.


Rotterdam, 25 juni 1997 De Minister van Verkeer en Waterstaat,.
namens deze,
de Directeur-Generaal Goederenvervoer,
namens deze,
Het Hoofd van de sector Marktordening,
J.A. Orta.

Belanghebbenden die het met deze beschikking niet eens zijn, kunnen binnen 6 weken na de dag waarop deze beschikking is verzonden, zijnde 25 juni 1997, een bezwaarschrift indienen. Dit bezwaarschrift dient U te zenden aan de Rijksverkeersinspectie, Postbus 444, 7400 AK Deventer, t.a.v. de heer mr. M.W. van Heumen.

Tevens bestaat de mogelijkheid om tegelijkertijd een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzitter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Juliana van Stolberglaan 2-4 te Den Haag.

Naar boven