Beroepsgoederenvervoer over de weg/verhuur van mobiele kranen

Opleidings- en Ontwikkelingsfonds 1996

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS VOOR HET BEROEPSGOEDERENVERVOER OVER DE WEG EN DE VERHUUR VAN MOBIELE KRANEN

8537

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van Partijen betrokken bij de CAO Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen zijnde Transport en Logistiek Nederland, Goederenvervoer Nederland en de Federatie van Nederlandse Kraanverhuurbedrijven als partijen te ener zijde en de Vervoersbond FNV en de Vervoersbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijk bezwaar is ingediend door Langen B.V. internationale transporten;

dat de inhoud van het bezwaarschrift als volgt kan worden weergegeven:

Avv van de cao heeft volgens bezwaarde een ontoelaatbare ongustige invloed op de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse bedrijven. Naar de mening van bezwaarde strookt avv van de onderhavige cao niet met de hedendaagse ontwikkelingen (privatisering) en moeten bedrijven vrij zijn om zelf opleiding en ontwikkeling op basis van het vrije (Europese) marktmechanisme tot stand te brengen.

Het is volgens bezwaarde ontoelaatbaar en niet reëel, dat bij de besteding der gelden onderscheid wordt gemaakt tussen aangesloten en niet-aangesloten werkgevers: de niet-aangesloten werkgevers betalen enerzijds voor zaken, die niet in het verlengde liggen van opleiding en ontwikkeling, anderzijds worden zij gediscrimineerd bij subsidieverlening. Bezwaarde verzoekt de cao niet algemeen verbindend te verklaren, danwel het bedrijf ontheffing te verlenen, danwel de premie voor niet-georganiseerde bedrijven vast te stellen op 0,55%.

Overwegende dienaangaande:

het bezwaar is ingegeven vanuit internationale concurrentiemotieven (kosten van de regeling) en vanuit de gedachte, dat bedrijven zelf moeten kunnen kiezen voor hetzij een centrale regeling, hetzij voor eigen activiteiten op het gebied van opleiding en ontwikkeling. Hierover kan worden opgemerkt, dat avv een cao-ondersteunend instrument is, waarmee o.a. wordt beoogd concurrentie op het gebied van (de kosten van) arbeidsvoorwaarden tegen te gaan. Financiële bezwaren geven geen aanleiding tot honorering van het verzoek van bezwaarde, aangezien lasten- verzwaring uit de aard van het instrument avv kan voortvloeien.

Voor wat betreft het bezwaar tegen het feit dat niet-aangesloten werkgevers betalen voor zaken die niet in het verlengde van opleiding en ontwikkeling liggen, kan worden opgemerkt dat de doelstelling van het fonds een breder terrein bestrijkt. Dit blijkt uit artikel 3 (doel) en artikel 3A (realisering doelstelling) van de Statuten. Uit artikel 5 van de cao blijkt dat de gelden geheel worden besteed aan activiteiten, in relatie met de factor arbeid, ten behoeve van welke werkgever dan ook, werkzaam in de bedrijfstak.

Ten aanzien van het bezwaar dat ongeorganiseerde werkgevers worden gediscrimineerd bij o.a. subsidieverlening kan worden opgemerkt, dat het voor werkgeversorganisaties mogelijk is binnen de doelstelling van het fonds een subsidie aan te vragen op basis van een in het reglement vastgelegde procedure. Deze procedure voorziet in de indiening van een begroting vooraf en een eindafrekening achteraf, waaruit kan worden afgeleid dat de verkregen gelden binnen de doelstelling van het fonds worden besteed.

Overwegende tenslotte dat het bezwaar algemeen verbindendverklaring van de daarvoor in aanmerking komende artikelen niet in de weg staat;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1996 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:

Algemene bepaling

Waar in deze CAO de mannelijke vorm van voornaamwoorden of zelfstandige naamwoorden wordt gebruikt, gebeurt dat in neutrale zin, steeds eveneens omvattend de vrouwelijke vorm.

Artikel 1 Werkingssfeer

  • A. Deze overeenkomst is van toepassing op:

    • 1. de werkgevers en de werknemers van elke in Nederland gevestigde onderneming, die vergunningplichtig vervoer krachtens de Wet Goederenvervoer over de Weg verricht, en/of die tegen vergoeding geheel of ten dele vervoer verricht anders dan van personen, over de weg of over andere dan voor het openbaar verkeer openstaande wegen, alsmede op ieder bode- of bestelhuis of vervoerscentrum, dat bemiddeling verleent bij het tot stand komen van overeenkomsten terzake.

    • 2. de werkgevers en werknemers in het kraanverhuurbedrijf, waaronder wordt verstaan alle in Nederland werkzame ondernemingen, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van het verhuren van mobiele kranen.

    • 3. de Stichting Gemeenschappelijke Personeeldienst Wegvervoer en haar werknemers voor zover deze een arbeidsovereenkomst hebben voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd, waarbij is overeengekomen dat zij voor korte of langere duur kunnen worden uitgeleend aan werkgevers als bedoeld in lid 1.

  • B.

    • 1. De bepalingen van deze overeenkomst zijn niet van toepassing op ondernemingen die een eigen CAO of een eigen bedrijfstak CAO dienen toe te passen, danwel over een eigen vastgelegd arbeidsvoorwaardenpakket beschikken waarvan het niveau tenminste gelijkwaardig is aan het niveau van de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de Verhuur van Mobiele Kranen en die voorts voldoen aan de volgende voorwaarden:

      • de hoofdactiviteit van de onderneming is een andere dan beroepsgoederenvervoer over de weg, logistieke dienstverlening of de verhuur van mobiele kranen.

      • Maatgevend voor de bepaling van de hoofdactiviteit is de juridische eenheid waarvoor de vergunning beroepsgoederenvervoer is aangevraagd of toegekend, danwel waarbinnen de activiteit van de verhuur van mobiele kranen plaatsvindt.

      • in de regel niet meer dan 20% van de omzet binnen deze juridische eenheid wordt gerealiseerd met beroepsgoederenvervoeractiviteiten, logistieke dienstverlening en/of de verhuur van mobiele kranen.

    • 2. Tevens zijn uitgezonderd bedrijven die in hoofdzaak, gemeten naar de loonsom van het bedrijf, bouwwerkzaamheden uitvoeren en tevens mobiele kranen exploiteren.

Artikel 2 Definities

  • 1. Werkgever: Iedere natuurlijke of rechtspersoon, wiens onderneming valt onder de werkingssfeer van deze overeenkomst.

  • 2. Werknemer: Iedere werknemer in dienst van de werkgever, met uitzondering van de niet voor de werknemersverzekeringen verzekerde directeur-grootaandeelhouder van een NV of BV, zijn echtgeno(o)t(e) en familieleden.

  • 3. Stichting: De Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de Verhuur van Mobiele Kranen, gevestigd te Amsterdam.

  • 4. SOOB-CAO: De Collectieve Arbeidsovereenkomst Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de Verhuur van Mobiele Kranen.

Artikel 3 Uitvoering

De nadere uitwerking van deze overeenkomst geschiedt volgens de statuten en reglementen van de Stichting. De statuten en reglementen maken integraal onderdeel uit van deze CAO. De statuten en reglementen zullen geen bepaling bevatten in strijd met deze overeenkomst.

Artikel 4 Heffing

  • 1. De werkgever is per kalenderjaar ten behoeve van de Stichting een jaarlijkse bijdrage verschuldigd over de bruto loonsom sociale verzekeringen van het lopend jaar met dien verstande dat de heffingsgrondslag per werknemer maximaal gelijk is aan het voor dat jaar geldende tot een jaarbedrag herleide maximum premiedagloon ingevolge de Werkloosheidswet.

  • Ingaande 1 januari 19961 is de werkgever een jaarlijkse bijdrage van 1,147% van voornoemd loon verschuldigd.

  • 2. De werkgever is gehouden om op een hiertoe strekkend schriftelijk verzoek van de Stichting binnen 30 dagen na dagtekening hiervan op nader te bepalen wijze opgave te doen van het onder sub 1 bedoelde premieplichtig loon.

  • 3. Bij niet voldoening van het onder sub 2 genoemde verzoek zal tot forfaitaire vaststelling van de verschuldigde bijdrage worden overgegaan.

  • 4. De werkgever is de gehele bijdrage voor de in dienst zijnde werknemer verschuldigd aan het fonds.

  • Een gedeelte van de bijdrage, ter grootte van 0,215% van het premieplichtig loon komt voor rekening van de werknemer, die zijn aandeel in de bijdrage aan de werkgever verschuldigd is.

  • De werkgever is verplicht bij de loonbetalingen op het loon in te houden het aandeel in de bijdrage, dat de werknemer aan zijn werkgever verschuldigd is terzake van de periode waarop de loonbetaling betrekking heeft1.

  • 5. De werkgever is verplicht de door hem verschuldigde bijdrage aan het fonds te betalen binnen 28 dagen na vaststelling en verzending van de desbetreffende nota van het fonds.

  • 6. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim.

  • Het fonds is dan bevoegd te vorderen:

    • rente over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn en

    • vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.

  • De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke interest als bedoeld in boek 6, de artikelen 119 en 120 van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt voor de periode waarover de rente door het fonds wordt gevorderd. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van f 75,–.

  • 7. De rechtsvordering tot terugbetaling van een onverschuldigd betaalde bijdrage vervalt door verloop van drie jaren sedert het einde van het boekjaar, waarover de bijdrage is betaald.

Artikel 5 Besteding der gelden

De op grond van artikel 4 ter beschikking gekomen gelden worden gebruikt voor de financiering, dan wel subsidiëring van:

  • a. de kosten terzake van onder andere:

    • 1. voorlichting over de arbeidsvoorwaarden in de bedrijfstak;

    • 2. vorming, scholing en opleiding, onderwijs en ontwikkeling;

    • 3. onderzoek, op het gebied van arbeidsmarkt en arbeidsomstandigheden;

    • 4. het bevorderen van het behalen van de benodigde rijbewijzen door leerlingen in het beroepsgoederenvervoer door het geven van kredieten;

  • ten behoeve van welke werkgever of werknemer dan ook, werkzaam in het beroepsgoederenvervoer over de weg;

  • b. de Stichting Functiewaardering voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen;

  • c. activiteiten op het gebied van bedrijfsgezondheidszorg in de bedrijfstak door de Stichting Bedrijfsgezondheidszorg Beroepsgoederenvervoer over de weg of andere stichtingen die op dit gebied werkzaam zijn;

  • d. activiteiten op het gebied van opleiding en ontwikkeling in de meest ruime zin van het woord door de Stichting Vakopleiding Wegvervoer of andere stichtingen die op dit gebied werkzaam zijn;

  • e. de werkzaamheden benodigd voor het doen naleven van de voor de bedrijfstak overeengekomen arbeidsvoorwaarden;

  • f. de kosten verbonden aan door de werkgevers vallende onder de SOOB-CAO, met goedkeuring van het bestuur, aan te wijzen projecten verband houdende met de arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen in de bedrijfstak.

Artikel 6

  • 1. Werkgevers zijn op basis van een verplichte bijdrage ad 0,39% van het premieplichtig loon ingevolge artikel 4 lid 1, aangesloten bij de Stichting Bedrijfsgezondheidszorg Beroepsgoederenvervoer over de wet, tenzij hen vanwege partijen geheel of ten dele dispensatie is verleend. De verplichte bijdrage is een onderdeel van de in artikel 4 lid 1 bedoelde bijdrage.

  • 2. De dispensatie dient te worden aangevraagd bij het Bestuur van de Stichting BGZ Wegvervoer, Postbus 221, 2800 AE Gouda.

  • 3. De dispensatie wordt alleen verleend in bijzondere situaties. Aan deze dispensatie kunnen voorwaarden verbonden worden.

BIJLAGE I STATUTEN

Artikel 1 Naam en zetel

De Stichting draagt de naam Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de Verhuur van Mobiele Kranen, verder te noemen de Stichting.

De Stichting is gevestigd te Amsterdam.

Artikel 2 Definities

  • 1. Werkgever: Iedere natuurlijke- of rechtspersoon, wiens onderneming valt onder de werkingssfeer van deze overeenkomst.

  • 2. Werknemer: Iedere werknemer in dienst van de werkgever, met uitzondering van de niet voor de werknemersverzekeringen verzekerde directeur-grootaandeelhouder van een N.V. of B.V., zijn echtgeno(o)te en familieleden.

  • 3. Stichting: De Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de Verhuur van Mobiele Kranen.

  • 4. SOOB-CAO: De collectieve arbeidsovereenkomst opleidings- en ontwikkelingsfonds beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen.

  • 5. Administrateur: De door het stichtingbestuur aangewezen administrateur van de regeling, te weten: PVF Nederland N.V.

Artikel 3 Doel

De Stichting heeft ten doel het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de bedrijfstak vallende onder de werkingssfeer van de SOOB-CAO en meer speciaal het financieren van activiteiten, die daaraan kunnen bijdragen.

Artikel 3A Realisering doelstelling

De stichting tracht haar doel te bereiken door de op basis van de SOOB-CAO in rekening te brengen bijdragen te innen bij ondernemingen in de bedrijfstak en deze met andere baten van de stichting aan te wenden ter financiering, dan wel subsidiëring van:

  • a. de kosten terzake van:

    • 1. voorlichting over de arbeidsvoorwaarden in de bedrijfstak;

    • 2. vorming, scholing en opleiding, onderwijs en ontwikkeling;

    • 3. onderzoek, op het gebied van arbeidsmarkt en arbeidsomstandigheden;

    • 4. het bevorderen van het behalen van de benodigde rijbewijzen door leerlingen in het beroepsgoederenvervoer door het geven van kredieten;

  • ten behoeve van welke werkgever of werknemer dan ook, werkzaam in het beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen;

  • b. de Stichting Functiewaardering voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van Mobiele Kranen;

  • c. activiteiten op het gebied van bedrijfsgezondheidszorg in de bedrijfstak door de Stichting Bedrijfsgezondheidszorg Beroepsgoederenvervoer over de weg of andere stichtingen die op dit gebied werkzaam zijn;

  • d. activiteiten op het gebied van opleiding en ontwikkeling in de meest ruime zin van het woord door de Stichting Vakopleiding Wegvervoer of andere stichtingen die op dit gebied werkzaam zijn;

  • e. de werkzaamheden benodigd voor het doen naleven van de voor de bedrijfstak overeengekomen arbeidsvoorwaarden.

  • f. projecten verband houdende met de arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen in de bedrijfstak.

Artikel 4 Geldmiddelen

  • 1. De geldmiddelen van de Stichting bestaan uit:

    • a. het door de oprichters afgezonderde bedrag van in totaal één honderd gulden (f 100,–);

    • b. bijdragen van werkgevers en/of werknemers ingevolge een desbetreffende bepaling in enige collectieve arbeidsovereenkomst voor het beroeps goederenvervoer over de weg en/of de verhuur van mobiele kranen; voor zover ingevolge bepalingen van bedoelde collectieve arbeidsovereenkomsten werknemers een bijdrage verschuldigd zijn aan de Stichting, dient uit bedoelde bepalingen te blijken welk bedrag ten behoeve van de Stichting door de werkgever op het loon van de werknemer mag worden ingehouden;

    • c. bijdragen van de overheid;

    • d. de inkomsten uit het vermogen van de Stichting;

    • e. hetgeen door erfstelling, legaat of schenking wordt verkregen;

    • f. andere inkomsten.

  • 2. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

  • 3. De uitgaven van de Stichting bestaan uit:

    • a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van het in artikel 3 omschreven doel;

    • b. de overige uitgaven.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit acht leden, waarvan worden aangewezen:

    • vier leden door de gezamenlijke werkgeversorganisaties, alsmede een plaatsvervanger voor ieder van hen;

    • vier leden door de gezamenlijke werknemersorganisaties, alsmede een plaatsvervanger voor ieder van hen.

  • 2. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van vier jaar; zij zijn terstond herbenoembaar.

  • In tussentijdse vacatures wordt zo snel mogelijk voorzien.

  • Een bestuurslid, dat in een tussentijdse vacature is benoemd treedt af op het tijdstip waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, moest aftreden. De aftredenden zijn terstond herbenoembaar.

  • 3. De organisatie, die een bestuurslid benoemde, kan te allen tijde die benoeming intrekken en een ander in zijn plaats tot bestuurslid benoemen.

  • 4. Het bestuurslidmaatschap eindigt:

    • a. door overlijden;

    • b. door schriftelijk te bedanken;

    • c. door onder curatele stelling of faillissement;

    • d. door ontslag door het bestuur van de organisatie, die het betreffende bestuurslid benoemde;

    • e. door het verstrijken van de termijn waarvoor het bestuurslid is benoemd;

    • f. door het bereiken van de 65-jarige leeftijd.

Artikel 6 Bevoegdheden van het bestuur

  • 1. De werkgeversleden kiezen uit hun midden de voorzitter, de werknemersleden kiezen uit hun midden de plaatsvervangende voorzitter; de plaatsvervangende voorzitter vervangt de voorzitter bij diens verhindering of afwezigheid.

  • 2. Het bestuur kiest uit de werknemersleden een secretaris en een plaatsvervangende secretaris en uit de werkgeversleden een penningmeester en een plaatsvervangende penningmeester.

  • De in de vorige zin genoemde plaatsvervangers vervangen de secretaris, respectievelijk de penningmeester ingeval van verhindering of afwezigheid.

  • 3. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het reglement van de Stichting. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van de Stichting.

  • 4. De Stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris, respectievelijk de plaatsvervangende voorzitter en de penningmeester.

  • 5. Het bestuur kan te zijner beoordeling en onder nader te stellen voorwaarden een overeenkomst tot deelneming sluiten met een werkgever die in zijn onderneming een bedrijf uitoefent dat verwant is aan het beroepsgoederenvervoer over de weg of aan de verhuur van mobiele kranen.

  • 6. Het bestuur beslist in alle zaken, waarin de beslissingen niet is opgedragen of gedelegeerd aan andere organen van de Stichting.

Artikel 7 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee bestuursleden dit nodig oordeelt/oordelen.

  • 2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.

  • 3. Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur van de Stichting en de Minister een waarnemer toegelaten.

  • Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen en ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stukken.

Artikel 8 Besluitvorming

  • 1. Het bestuur kan geen besluiten nemen indien niet tenminste vier bestuursleden, waarvan tenminste twee benoemd door de werkgeversorganisaties en twee benoemd door de werknemersorganisaties, zoals vermeld in artikel 5, lid 1, aanwezig zijn.

  • Indien geen besluiten kunnen worden genomen, omdat het vereiste aantal bestuursleden niet aanwezig is, kan de voorzitter binnen een maand schriftelijk een tweede vergadering over deze voorstellen bijeenroepen. Is in die vergadering het vereiste aantal bestuursleden wederom niet aanwezig, dan kunnen besluiten genomen worden, indien in die vergadering:

    • tenminste twee bestuursleden aanwezig zijn, waaronder tenminste één lid benoemd door de werkgeversorganisaties en één lid door de werknemersorganisaties;

    • het besluit unaniem genomen wordt.

  • 2. Voorzover in deze statuten niet anders is bepaald, kunnen geldige besluiten slechts worden genomen met volstrekte meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen.

  • 3. Elk werkgeverslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden.

  • Elk werknemerslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden.

  • 4. Over zaken wordt mondeling, over personen wordt schriftelijk gestemd. Bij de bepaling van de stemmenmeerderheid blijven blanco stemmen en stemmen van onwaarde buiten beschouwing.

  • 5. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen.

  • Het bepaalde in de leden 2 en 5 is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gesteld.

Artikel 9 Administrateur

  • 1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht en blijvende verantwoordelijkheid van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur. De kosten van dit beheer komen voor rekening van de Stichting.

  • 2. De opdracht tot het voeren van administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt. Bij deze opdracht behoort een instructie welke door het bestuur wordt vastgesteld.

Artikel 10 Verslag, rekening en verantwoording

  • 1. Jaarlijks binnen tien maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een balans, rekening van lasten en baten en verslag over de financiële toestand van de Stichting vast. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris van de Stichting ondertekend. De rekening en verantwoording vindt plaats onder overlegging van een rapport van een door het bestuur benoemde externe registeraccountant.

  • 2. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.

  • 3. Het verslag wordt ten kantore van de administrateur en de penningmeester en voorts op plaatsen aangewezen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter inzage van de daarbij betrokken werkgevers en werknemers neergelegd.

  • 4. Het verslag wordt op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 5. Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 11 Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Besluiten tot wijziging van de statuten respectievelijk ontbinding van de Stichting kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van drie/vierde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin tenminste vijf bestuursleden aanwezig zijn. De oproeping voor deze vergaderingen geschiedt schriftelijk.

  • De oproeping vermeldt, behalve het tijdstip en de plaats der vergadering, de te behandelen onderwerpen.

  • De statuten alsmede de in de statuten aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden alvorens een volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

  • 2. Het ontbindingsbesluit duidt tevens de bestemming van een eventueel batig saldo van de vereffening aan. Deze bestemming zal zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met het doel van de Stichting.

  • 3. De Stichting wordt bovendien ontbonden door haar insolventie, nadat zij in staat van faillissement is verklaard of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel, zomede door rechterlijke uitspraak in de bij de wet genoemde gevallen.

Artikel 12 Reglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast. De bepalingen van het reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van het reglement is het bepaalde in artikel 11, eerste lid, van toepassing.

Artikel 13 Informatieverstrekking werkgevers

Het bestuur is bevoegd van de werkgevers alle gegevens te verlangen die zij op grond van de SOOB-CAO verplicht zijn te verstrekken en welke nodig zijn voor de goede uitvoering van de statuten en het reglement.

Bij gebreke van deze gegevens is het bestuur gemachtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.

Artikel 14 Beleggingen

  • 1. Voor zover gelden van de Stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenissen worden in bewaring gegeven bij te goeder naam en faam bekend staande personen en instellingen. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zovele mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 3. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar worden door het bestuur vastgesteld en komen ten laste van de rekening van lasten en baten over dat boekjaar.

Artikel 15 Onvoorziene gevallen

Het bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.

BIJLAGE II REGLEMENT

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

Fonds: De Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroeps- goederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen;

Werkgever: De werkgever als bedoeld in artikel 1 van de CAO Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de Verhuur van Mobiele Kranen;

Administrateur: PVF Nederland N.V., gevestigd te Amsterdam;

SOOB-CAO: De collectieve arbeidsovereenkomst opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen.

Artikel 2 Heffing der bijdrage

  • 1. De werkgever is jaarlijkse bijdragen verschuldigd aan het Fonds, welke door de administrateur worden geheven. De werkgever is ten aanzien van voormelde verplichting gekweten door betaling van het verschuldigde bedrag aan de administrateur. Ingevolge artikel 4 lid 4 van de CAO Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de verhuur van mobiele kranen komt een gedeelte van de bijdrage, voor rekening van de werknemer, die zijn aandeel in de bijdrage aan de werkgever verschuldigd is. De werkgever is verplicht bij de loonbetalingen op het loon in te houden het aandeel in de bijdrage, dat de werknemer aan zijn werkgever verschuldigd is terzake van de periode waarop de loonbetaling betrekking heeft1.

  • 2. De werkgever is verplicht aan de administrateur – op de door de administrateur vast te stellen wijze en tijdstippen – de gegevens te verstrekken welke naar het oordeel van de administrateur nodig zijn ter berekening van de verschuldigde bijdrage en het te vorderen voorschot.

  • Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de administrateur verstrekt, is de administrateur bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de administrateur gewenste informatie komen voor rekening van de werkgever.

  • 3. Bij niet tijdige betaling van de voorschottermijn wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota direct opeisbaar.

  • 4. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het van hem gevorderde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim. Het Fonds is dan bevoegd te vorderen:

    • rente over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;

    • vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.

  • De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente als bedoeld in boek 6, de artikelen 119 en 120 van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt voor de periode waarover de rente door het fonds wordt gevorderd. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van f 75,-.

Artikel 3 Hoogte van de bijdrage

  • 1. De werkgever is per kalenderjaar ten behoeve van de Stichting een jaarlijkse bijdrage verschuldigd over de bruto loonsom sociale verzekeringen van het lopend jaar met dien verstande dat de heffingsgrondslag per werknemer maximaal gelijk is aan het voor dat jaar geldende tot een jaarbedrag herleide maximum premiedagloon ingevolge de Werkloosheidswet.

  • Ingaande 1 januari 19961 is de werkgever een jaarlijkse bijdrage van 1,147% van voornoemd loon verschuldigd.

  • 2. De werkgever is gehouden om op een hiertoe strekkend schriftelijk verzoek van de Stichting binnen 30 dagen na dagtekening hiervan op nader te bepalen wijze opgave te doen van het onder sub 1 bedoelde premieplichtig loon.

  • 3. Bij niet voldoening van het onder sub 2 genoemde verzoek zal tot forfaitaire vaststelling van de verschuldigde bijdrage worden overgegaan.

  • 4. De werkgever is de gehele bijdrage voor de in dienst zijnde werknemer verschuldigd aan het fonds.

  • Een gedeelte van de bijdrage, ter grootte van 0,215% van het onder sub 1 bedoelde premioeplichtig loon, komt voor rekening van de werknemer, die zijn aandeel in de bijdrage aan de werkgever verschuldigd is1.

  • De werkgever is verplicht bij de loonbetalingen op het loon in te houden het aandeel in de bijdrage, dat de werknemer aan zijn werkgever verschuldigd is terzake van de periode waarop de loonbetaling betrekking heeft.

Artikel 4 Verdeling van de gelden

De verdeling van de op grond van artikel 4 van de SOOB-CAO ontvangen gelden, geschiedt op basis van de volgende verdeling:

  • 1. Maximaal 0,55% komt ten goede aan de opleiding en ontwikkeling in de meest ruime zin ten behoeve van de bedrijfsgenoten en het daarmee verband houdend onderzoek, waarvan minimaal 0,4% bestemd is voor de Stichting Vakopleiding Wegvervoer en voor het creëren van stageplaatsen in het kader van het leerlingstelsel.

  • 2. Maximaal 0,39% komt ten goede aan activiteiten op het gebied van Bedrijfsgezondheidszorg in het Beroepsgoederenvervoer over de weg.

  • 3. Maximaal 0,01% komt ten goede aan de Stichting Functiewaardering voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van Mobiele Kranen.

  • 4. Maximaal 0,157% komt ten goede aan verzoeken om subsidies van de werkgevers- en werknemersorganisaties die partij zijn bij de SOOB-CAO ter dekking van de kosten voor activiteiten die vallen binnen de doelstelling van de Stichting.

  • 5. Maximaal 0,04% is bestemd voor het toezicht op naleving van de voor de bedrijfstak overeengekomen arbeidsvoorwaarden.

  • 6. Maximaal 0,04% is bestemd voor door de werkgevers vallende onder de SOOB-CAO, met goedkeuring van het bestuur, aan te wijzen projecten verband houdende met de arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen in de bedrijfstak. Deze projecten worden gefinancierd uit de algemene middelen van het Fonds.

Artikel 5 Werkwijze

  • 1. De aanvragen voor financiering dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor éénmalige subsidies: zo spoedig mogelijk;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks voor de 1e september voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • Bij de aanvragen dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden.

  • 2. De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden dient vergezeld van een externe accountantsverklaring, schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor éénmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na de besteding van deze gelden;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks voor de 1e juli volgens op het jaar waarop de subsidie betrekking had.

  • Het bestuur is bevoegd af te zien van de eis van een externe accountantsverklaring in die gevallen waarin er disproportionaliteit tussen de kosten van de verklaring en de hoogte van de subsidie bestaat.

  • 3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit tot algemeen verbindendverklaring is niet van toepassing op Geldnet B.V.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 16 april 1996

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

A. van Dijk.


XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

Naar boven