Regeling landbouwtelling 1996

«Landbouwwet»

28 maart 1996

nr. J.963656

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op de artikelen 24 en 25 van de Landbouwwet;

Mede gelet op verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 februari 1988 houdende organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven in het tijdvak van 1988 tot en met 1997 (PbEG L 56), laatstelijk gewijzigd bij beschikking nr. 94/677/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 oktober 1994 (PbEG L 269);

Gezien het advies van het Landbouwschap;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

b. LASER: de Dienst Landelijke service bij regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

c. beschrijvingsbiljet: het als bijlage I opgenomen modelformulier voor de periodieke inventarisatie in de land- en tuinbouw;

d. posttellingsbiljet: één van de twee modelformulieren voor de periodieke inventarisatie in de land- en tuinbouw, dat ter inzage ligt bij de regiokantoren van LASER, als bedoeld in onderdeel b;

e. opgaveplichtige: degene die, anders dan in het kader van de teelt van griendhout, riet en biezen, in de landbouw zijn hoofdbestaan of een gedeelte van zijn bestaan vindt, voor zover hem een beschrijvingsbiljet, als bedoeld in onderdeel c, of een posttellingsbiljet, als bedoeld in onderdeel d, dan wel anderszins een oproep voor de landbouwtelling is uitgereikt of toegezonden;

f. zittingsdag: dag waarop de opgaveplichtige, als bedoeld in onderdeel e, is uitgenodigd om op de daartoe aangegeven plaats de landbouwtellingsgegevens te verstrekken.

Artikel 2

In het tijdvak dat loopt van 1 april 1996 tot en met 28 juni 1996 wordt een landbouwtelling gehouden als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de Landbouwwet (Stb. 1957, 342).

Artikel 3

Een opgaveplichtige wordt in kennis gesteld van de zittingsdag van de landbouwtelling.

Artikel 4

1. Ten behoeve van de telling als bedoeld in artikel 2 wordt een beschrijvingsbiljet uitgereikt of verzonden door of vanwege de minister.

2. De opgaveplichtige verstrekt de op het beschrijvingsbiljet gevraagde gegevens naar de toestand op de datum van ondertekening, tenzij op het biljet of door LASER anders is aangegeven, en neemt daarbij de overige op het biljet of door LASER gestelde aanwijzingen in acht.

3. In tegenstelling tot het bepaalde in het tweede lid verstrekt de opgaveplichtige de ten aanzien van de veestapel gevraagde gegevens naar de toestand op de datum van de vroegste zittingsdag waarvoor deze is opgeroepen.

4. De opgaveplichtige ondertekent het beschrijvingsbiljet en levert deze op de zittingsdag in bij LASER of stuurt deze op naar LASER.

5. Indien het beschrijvingsbiljet aangetekend aan de opgaveplichtige is toegezonden, levert deze dat binnen vijf dagen ingevuld en ondertekend in bij LASER.

Artikel 5

1. In afwijking van de artikelen 3 en 4 kan ten behoeve van de telling, als bedoeld in artikel 2, een posttellingsbiljet worden verzonden door of vanwege de minister.

2. De opgaveplichtige verstrekt de op het posttellingsbiljet gevraagde gegevens naar de toestand op de datum van ondertekening, tenzij op het biljet of door LASER anders is aangegeven, en neemt daarbij de overige op het biljet of door LASER gestelde aanwijzingen in acht.

3. In tegenstelling tot het bepaalde in het tweede lid verstrekt de opgaveplichtige de ten aanzien van de veestapel gevraagde gegevens naar de toestand op 1 april 1996.

4. De opgaveplichtige ondertekent het posttellingsbiljet en stuurt deze binnen 10 dagen op naar LASER.

5. Indien het posttellingsbiljet aangetekend aan de opgaveplichtige is toegezonden, levert deze dat binnen vijf dagen ingevuld en ondertekend in bij LASER.

Artikel 6

Voor de bepaling van de bedrijfsomvang geldt dat één Nederlandse grootte-eenheid gelijk is aan 1320 ecu bruto standaardsaldo.

Artikel 7

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

2. De regeling wordt aangehaald als: ’Regeling landbouwtelling 1996’.

Deze regeling zal met de toelichting en bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 maart 1996.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,J.J. van Aartsen.

Toelichting

De Regeling landbouwtelling 1996 bepaalt dat de landbouwtelling in 1996 in de periode van 1 april tot en met 28 juni zal worden gehouden.

Om de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven te verlichten wordt de landbouwtelling dit jaar enigszins anders uitgevoerd.

In vergelijking met de vorige landbouwtelling is het aantal formulieren, welke de opgaveplichtige ontvangt en moet invullen, teruggebracht. Het zogenaamde hulpformulier is afgeschaft. Het oproepformulier en het beschrijvingsbiljet zijn samengevoegd tot één formulier met een meer gebruikersvriendelijke opzet. Verder behoeft de opgaveplichtige op de zittingsdag niet meer te wachten op de verwerking van de door hem verstrekte gegevens in een geautomatiseerd gegevensbestand. Hij krijgt naderhand de op zijn situatie betrekking hebbende computeruitdraai toegezonden.Vervolgens heeft de opgaveplichtige zes weken de tijd om bezwaar te maken tegen de op de computeruitdraai vermelde gegevens.

De opgaveplichtige is niet verplicht om op de zittingsdag te verschijnen, maar mag het beschrijvingsbiljet ook per post naar LASER sturen.

Als de opgaveplichtige ondanks herhaalde uitnodiging niet op de zittingsdag is verschenen of het beschrijvingsbiljet niet per post aan LASER heeft toegezonden, dan wordt hem per aangetekend schrijven een beschrijvingsbiljet toegezonden.

Bovendien wordt dit jaar een proef genomen om te bestuderen of de lastendruk van het bedrijfsleven verder omlaag kan worden gebracht. In afwijking van de hierboven uiteengezette algemene procedure inzake de uitvoering van de landbouwtelling wordt in een aantal gemeentes in de provincie Drenthe een zogenaamde posttelling gehouden. De bedoelde posttelling houdt in dat de opgaveplichtige niet meer naar een zittingsdag komt, maar per post het door hem ingevulde en door hem ondertekende posttellingsbiljet naar LASER stuurt. Aan de hand van de resultaten van de proef zal worden overwogen of in de toekomst alle opgaveplichtigen per post de van hen verlangde gegevens moeten insturen.

Om te kunnen beoordelen of kosten kunnen worden bespaard is het posttellingsbiljet anders van vorm dan het beschrijvingsbiljet voor de opgaveplichtingen, die niet aan de posttelling meedoen. Eén van de twee posttellingsbiljetten is zodanig opgezet, dat het biljet door middel van een optische lezer ‘ingelezen’ kan worden; hetgeen betekent, dat de ingevulde gegevens niet meer handmatig worden ingevoerd.

Bij de landbouwtelling 1996 zal de bedrijfsomvang, evenals bij de tellingen in voorgaande jaren, worden bepaald aan de hand van de Nederlandse grootte eenheid (Nge). De Nge vertegenwoordigt een aantal bruto standaardsaldi (bss). Voor 1996 is vastgesteld dat één Nge gelijk is aan 1.310 bss. De bss worden in elke regio voor de verschillende gewassen en diersoorten bepaald. Zij worden in Nederland door het Landbouw Economisch Instituut berekend. De lijst met bss-normen is als bijlage II bij de regeling gevoegd.

Het totale bruto standaardsaldo van een bedrijf is gelijk aan de som van de waarden die worden verkregen door voor elk kenmerk (rubriek van de landbouwtelling) het bruto standaardsaldo per eenheid te vermenigvuldigen met het overeenstemmende aantal eenheden. Met deze bss-norm is het mogelijk om een beoordeling te maken van de produktie-omvang van het gehele bedrijf en van de afzonderlijke produktierichtingen.

In beginsel zullen alleen bedrijven worden geïnventariseerd die ten tijde van de landbouwtelling een omvang hebben van drie of meer Nge. Niettemin kan het voorkomen dat ook aan bedrijven die niet aan deze norm voldoen, een oproep voor de landbouwtelling wordt uitgereikt of toegezonden. Hierbij is met name gedacht aan die bedrijven die op het tijdstip waarop de onderhavige inventarisatie wordt gehouden weliswaar op grond van de bedrijfsomvang of -exploitatie niet opgaveplichtig in bovenbedoelde zin zijn, doch waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat de schommeling in de bedrijfsomvang of -exploitatie een tijdelijk karakter draagt, waardoor zij, op langere termijn beschouwd, wel voor inventarisatie in aanmerking behoren te komen.

Er wordt op gewezen dat ook deze bedrijven uit hoofde van het bepaalde in artikel 24 van de Landbouwwet gehouden zijn de op het beschrijvings- of posttellingsbiljet gevraagde gegevens volledig en naar waarheid te verstrekken en vervolgens daarmee te handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 respectievelijk in artikel 5 van de onderhavige regeling.

In het kader van een aantal andere regelingen zal het, tenzij anders wordt bepaald, noodzakelijk zijn te beschikken over op de landbouwtelling 1996 betrekking hebbende standaardbedrijfseenheden. Ten behoeve van deze toepassing is een lijst met standaardbedrijfseenheden vastgesteld. De lijst met standaard bedrijfseenheden is als bijlage III bij de regeling gevoegd.

Het Landbouwschap is om advies gevraagd en stemt met onderhavige regeling in.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J.J. van Aartsen.

stcrt-1996-64-p12-SC5556-1.gifstcrt-1996-64-p12-SC5556-2.gifstcrt-1996-64-p12-SC5556-3.gifstcrt-1996-64-p12-SC5556-4.gifstcrt-1996-64-p12-SC5556-5.gifstcrt-1996-64-p12-SC5556-6.gifstcrt-1996-64-p12-SC5556-7.gifstcrt-1996-64-p12-SC5556-8.gifstcrt-1996-64-p12-SC5556-9.gifstcrt-1996-64-p12-SC5556-10.gifstcrt-1996-64-p12-SC5556-11.gifstcrt-1996-64-p12-SC5556-12.gif

Bijlage II Normen bruto standaardsaldi (bss) ten behoeve van de Landbouwtelling 1996

C. Veestapel

stcrt-1996-64-p12-SC5556-13.gifstcrt-1996-64-p12-SC5556-14.gif

G. Tuinbouw onder glas

stcrt-1996-64-p12-SC5556-15.gif

H. Akkerbouw

stcrt-1996-64-p12-SC5556-16.gif

E. Paddestoelenteelt

stcrt-1996-64-p12-SC5556-17.gif

F. Bollenbroei en witloftrek

stcrt-1996-64-p12-SC5556-18.gif

I. Bedrijfsindeling

stcrt-1996-64-p12-SC5556-19.gif

1 Norm geldt indien rubriek 233 niet voorkomt.

2 Alleen indien rubriek 247 tot en met 251 niet voorkomt.

3 Norm geldt indien rubriek 266 niet voorkomt.

4 Norm geldt indien beteelde areaal < 50 are.

Indien beteelde areaal <= 50 are geldt

rubriek 465 34,1.

5 Norm geldt indien beteelde areaal < 100 are.

Indien beteelde areaal <= 100 are geldt

rubriek 429 39,4

rubriek 441 36,0

rubriek 473 32,1.

6 Norm geldt indien beteelde areaal < 150 are.

Indien beteelde areaal <= 150 are geldt

rubriek 453 12,3

rubriek 461 12,3

rubriek 469 33,9.

7 Norm geldt indien beteelde areaal < 200 are.

Indien beteelde areaal <=200 are geldt

rubriek 445 12,3

rubriek 477 36,0

8 Alleen als

stcrt-1996-64-p12-SC5556-20.gif

In dat geval wordt slechts het voederoverschot meegerekend.

* Omrekenfactor: een bss van 1320 ECU komt overeen met 1 nge.

Bijlage III Normen standaard bedrijfseenheden (sbe) ten behoeve van landbouwtelling 1996

C. Veestapel

stcrt-1996-64-p12-SC5556-21.gif

H. Akkerbouw

stcrt-1996-64-p12-SC5556-22.gif

D. Tuinbouw open grond

stcrt-1996-64-p12-SC5556-23.gif

G. Tuinbouw onder glas

stcrt-1996-64-p12-SC5556-24.gif

I. Bedrijfsindeling

stcrt-1996-64-p12-SC5556-25.gif

E. Paddestoelenteelt

stcrt-1996-64-p12-SC5556-26.gif

F. Bollenbroei en witloftrek

stcrt-1996-64-p12-SC5556-27.gif

1 Alleen indien rubriek 247 tot en met 251 niet voorkomt.

2 Norm geldt indien beteelde areaal < 150 are

indien beteelde areaal <= 150 are geldt:

rubriek 435 0,022

rubriek 461 0,022

rubriek 469 0,07

3 Norm geldt indien beteelde areaal < 100 are

indien beteelde areaal <= 100 are geldt:

rubriek 429 0,08

4 Norm geldt indien beteelde areaal < 200 are

indien beteelde areaal <= 200 are geldt:

rubriek 445 0,022

rubriek 477 0,07

5 Norm geldt indien beteelde areaal < 50 are

indien beteelde areaal <= 50 are geldt:

rubriek 465 0,07.

Naar boven