Aanwijzing opsporingsambtenaren

Aanwijzing medewerkers van het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam voor het opsporen van bij de Scheepvaartverkeerswet strafbaar gestelde feiten

28 februari 1996

Nr. 96/02045

Het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied.

Overwegende:

dat het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied onder meer zorg draagt voor het doelmatig en kwalitatief doen uitvoeren van de nautische taken van het openbaar lichaam;

dat de nautische beheertaken worden uitgevoerd door het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam;

dat hiervoor bij het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam werkzaam zijn 58 medewerkers behorende tot de categorie ’havenbeambte in vaste dienst’ en verder één inspekteur binnenscheepvaart;

dat het ter verzekering van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer en gelet op de werkafspraken met de KLPD afdeling IJmond dd. 23 februari 1993, noodzakelijk is de medewerkers van genoemde categorie en de inspecteur binnenscheepvaart aan te wijzen voor de opsporing van overtredingen van de Scheepvaartverkeerswet en het daarop gebaseerde Binnenvaartpolitiereglement die niet als misdrijf zijn gekwalificieerd;

dat gelet op de werkafspraken de medewerkers en de inspecteur niet worden belast met het opsporen van strafbare feiten genoemd in paragraaf 3 (het loodsen) van Hoofdstuk 2 van de Scheepvaartverkeerswet;

dat de opsporing van strafbare feiten zich uitsluitend beperkt tot het binnen de gemeentegrens van Amsterdam gelegen havengebied, met uitzondering van het Buiten-IJ en het Amsterdam-Rijnkanaal;

dat het onderhavige besluit, alsmede de te verlenen opsporingsbevoegheid, in nauw overleg met de Politie Regio Amsterdam-Amstelland is voorbereid;

Gelet op;

- de gemeenschappelijke regeling Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied;

- artikel 32 sub b van de Scheepvaartverkeerswet;

Besluit:

I. De medewerkers behorende tot de categorie ’havenbeambte in vaste dienst’ en de inspecteur binnenscheepvaart van het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam aan te wijzen als ambtenaren belast met de opsporing van overtredingen die strafbaar zijn gesteld in de Scheepvaartverkeerswet en het daarop gebaseerde Binnenvaartpolitiereglement;

II. De onder I genoemde aanwijzing omvat niet de opsporing van strafbare feiten die als misdrijf zijn gekwalificeerd en de strafbare feiten genoemd in paragraaf 3 (het loodsen) van Hoofdstuk 2 van de Scheepvaartverkeerswet;

III. De onder I genoemde aanwijzing heeft uitsluitend betrekking op het havengebied binnen de gemeentegrens van Amsterdam, met uitzondering van het Buiten-IJ en het Amsterdam-Rijnkanaal;

IV. Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van plaatsing.

Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan het gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam, het Korps Landelijke Politiediensten afdeling IJmond, het Parket van de Procureur-Generaal van Amsterdam en de hoofdafd. ABJZ Stadhuis Amsterdam. Benevens aan de gemeenten Velsen, Beverwijk, Zaanstad, alsmede Zeehaven IJmuiden NV, Hoogoven Staal BV en het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat directie Noord-Holland en het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken.


Amsterdam, 28 februari 1996.
Het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied,
De voorzitter, E. F. L. Peer.
De secretaris, A. P. V. Poelsma.

Naar boven