Vaststelling coëfficiënten bij heffing kanselarijrechten

«Wet op de kanselarijrechten»

8 januari 1996

DAZ/VZ/hv-65429

Directie Algemene Zaken

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Gelet op artikel 11 van de Wet op de Kanselarijrechten van 1 november 1948, alsmede op dezerzijdse regeling van 4 maart 1988, kenmerk 1-3/114582, waarbij coëfficiënten werden vastgesteld toe te passen bij het heffen van kanselarijrechten;

Overwegende dat in de vergadering van het Uitvoerend Comité van Schengen van 14 december 1993 werd besloten de visumrechten te harmoniseren;

Besluit:

De coëfficiënt als bedoeld in artikel 11, onder A, van de Wet op de Kanselarijrechten door de hoofden van de diplomatieke en consulaire posten toe te passen bij het verstrekken van reisvisa, vast te stellen als volgt:

stcrt-1996-30-p0-SC5177-1.gif

Deze regeling treedt in werking op 26 maart 1996.

Afschrift van deze regeling, die in de Staatscourant zal worden geplaatst, wordt gezonden aan de Algemene Rekenkamer en aan de Chef van de Centrale Directie Financieel-Economische Zaken van dit Ministerie.

’s-Gravenhage, 8 januari 1996.
De Minister van Buitenlandse Zaken,H.A.F.M.O. van Mierlo.

Naar boven