Vergoeding kosten kinderopvang

«Coördinatiewet Sociale Verzekering»

19 december 1996

nr. SV/AVF/96/5232

Directie Sociale Verzekeringen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering;

Besluit:

Artikel 1

1. De in artikel 6, eerste lid, onderdeel o, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering bedoelde vergoeding ter zake van kosten van kinderopvang voor de werknemer die op vijf of meer dagen per week kinderopvang voor één of meer kinderen pleegt te genieten, behoren niet tot het loon voor zover zij meer belopen dan het bedrag, aangegeven in de navolgende tabel, nadat op het bedrag van de tabel in mindering zijn gebracht de voor rekening van de werknemer blijvende kosten:

stcrt-1996-250-p5-SC8002-1.gifstcrt-1996-250-p5-SC8002-2.gif

De waarde van kinderopvang op vier dagen, op drie dagen, op twee dagen of op één dag per week wordt gesteld op onderscheidenlijk viervijfde, drievijfde, tweevijfde en eenvijfde van de bedragen die in de tabel zijn aangegeven.

2. Bij kinderopvang voor meer dan een kind wordt als eerste kind aangemerkt het kind, dan wel een van de kinderen, voor wie de werknemer in het desbetreffende loonbetalingstijdvak het grootste aantal uren kinderopvang pleegt te genieten.

3. Voor de toepassing van het eerste lid dient de werknemer gedagtekende facturen aan de inhoudingsplichtige te overhandigen waarbij een afschrift is gevoegd van de vergunning of de verklaring die door de gemeente aan de instelling of de natuurlijke persoon die de kinderopvang verricht is afgegeven inhoudende dat de instelling of de natuurlijke persoon voldoet aan de door de gemeente gestelde regels met betrekking tot de kwaliteit, en in welke facturen op duidelijke en overzichtelijke wijze is vermeld:

a. de instelling jegens welke of de natuurlijke persoon jegens wie de uitgaven worden gedaan;

b. de instelling of de natuurlijke persoon die de kinderopvang verricht indien deze een andere is dan bedoeld in onderdeel a;

c. naam en leeftijd van de kinderen voor wie kinderopvang pleegt te worden genoten;

d. de perioden waarin en het aantal uren waarvoor of het aantal dagen waarop gedurende meer dan vijf uur onderscheidenlijk vijf uur of minder kinderopvang pleegt te worden genoten;

e. het adres waar de kinderopvang pleegt plaats te vinden.

4. De inhoudingsplichtige bewaart de in het derde lid bedoelde facturen en het aldaar bedoelde afschrift bij de loonadministratie.

5. Voor het geval de kinderopvang bij de werknemer thuis plaats vindt, wordt het niet als loon in aanmerking te nemen bedrag ter zake van kinderopvang gesteld op maximaal f 10623,- per jaar, f 885,25 per maand, f 204,25 per week en f 40,85 per dag.

Artikel 2

De ministeriële regeling van 21 december 1995, nr. SV/AVF/95/5638 (Stcrt. 1995, 251) wordt ingetrokken. De bepalingen van die regeling blijven van kracht ten aanzien van premiebetalingstijdvakken welke zijn geëindigd vóór 1 januari 1997.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 december 1996.
De Staatssecretaris voornoemd,
F.H.G. de Grave.

Toelichting

Op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel o, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering zoals dit artikel met ingang van 1 januari 1996 is komen te luiden, behoren niet tot het loon vergoedingen tot dekking van op de werknemer drukkende kosten van kinderopvang waarvoor krachtens artikel 20, eerste lid, van de Welzijnswet 1994 bij gemeentelijke verordening regels zijn gesteld met betrekking tot de kwaliteit, voor eigen kinderen, stiefkinderen en pleegkinderen die jonger dan 13 jaar zijn, voorzover de vergoedingen gezamenlijk meer belopen dan een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag en mits voldaan wordt aan bij ministeriële regeling vast te stellen administratieve voorwaarden. De onderhavige regeling geeft hier uitvoering aan.

In de in het eerste lid opgenomen tabel zijn de bedragen opgenomen waarover wel premies verschuldigd zijn en die derhalve tot het premieplichtig loon blijven behoren. De bedragen in de tabel zijn afgeleid van de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport goedgekeurde adviesbedragen met betrekking tot de ouderbijdragen voor kinderopvang. Voor de vaststelling van deze bedragen is uit coördinatieoverwegingen aangesloten bij de bedragen in artikel 6 van de Uitvoeringsregeling Loonbelasting 1990. Voorzover de vergoeding voor kinderopvang uitgaat boven deze drempelbedragen, behoort zij niet tot het loon en zijn er geen premies over verschuldigd.

Met de woorden ’pleegt te genieten’ wordt aangegeven dat de drempelbedragen ook gelden in situaties van korte onderbreking van de kinderopvang wegens ziekte of vakantie en dergelijke waarin de kosten van kinderopvang plegen te worden doorbetaald. De regeling dient dan te worden toegepast alsof de kinderopvang volgens het gebruikelijke patroon doorgang vindt.

Het tweede lid bepaalt dat voor de bepaling van het drempelbedrag als eerste kind wordt aangemerkt het kind voor wie het grootste aantal uren kinderopvang wordt genoten.

Het derde en vierde lid schrijven voor aan welke administratieve voorwaarden moet worden voldaan om voor toepassing van de regeling in aanmerking te kunnen komen.

Het vijfde lid stelt een maximum aan het niet als loon in aanmerking te nemen bedrag voor het geval de kinderopvang niet bij de werknemer thuis plaatsvindt.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F.H.G. de Grave.

Naar boven