Wijziging Regeling dierlijke EG-premies

23 december 1996

Nr. 9611778

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1526/96 van de Commissie van 30 juli 1996 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2700/93 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de premie ten behoeve van schapen- en geitenvleesproducenten (PbEG L 190);

Gelet op Verordening (EG) nr. 1529/96 van de Commissie van 30 juli 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2814/90 houdende bepalingen voor de toepassing van de definitie van tot zware dieren gemeste lammeren (PbEG L 190);

Besluit:

Artikel I

De Regeling dierlijke EG-premies1 wordt als volgt gewijzigd:

A

1. In artikel 1.1, eerste lid, wordt de begripsbepaling ’stieren: mannelijke runderen;’ vervangen door: stieren: mannelijke runderen, met uitzondering van mannelijke runderen die op k.i.-stations worden gehouden en waarvan het hoofddoel is de productie van sperma;.

2. In artikel 1.1, eerste lid, vervalt de begripsbepaling ’inscharen’.

3. In artikel 1.1, eerste lid, vervalt in de begripsbepaling ’register’ de zinsnede: , respectievelijk het mesterijregister bedoeld in artikel 5.7, tweede lid.

4. Artikel 1.1, vijfde lid vervalt.

B

In artikel 2.8, eerste lid, wordt na de woorden ’Verordening 3887/92’ ingevoegd: en in voorkomend geval Verordening 2700/93.

C

Na artikel 3.5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.5a

Producenten die op het moment van de aanvraag van premie voor ooien op hun bedrijf meer ooien aanhouden dan het aantal waarover zij over premierechten beschikken komen in aanmerking voor specifieke premierechten.

D

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

E

In hoofdstuk 5 wordt na paragraaf 2 een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 2a: Bepalingen betreffende de aanvullende ooipremie

Artikel 5.2a

1. Schapenvleesproducenten, die zijn gevestigd in een probleemgebied, komen in aanmerking voor een jaarlijks door de Raad van de Europese Unie vast te stellen aanvullende premie per ooi.

2. Schapenvleesproducenten worden beschouwd als gevestigd in een probleemgebied indien ten minste 50% van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf van de producent in een probleemgebied is gelegen en voor de schapenvleesproductie wordt gebruikt.

3. Om in aanmerking te komen voor een aanvullende premie als bedoeld in het eerste lid, voegt de producent bij zijn premieaanvraag een specifieke aangifte als bedoeld in artikel 1bis, onderdeel b, van verordening 2700/93.

4. Uit de specifieke aangifte, bedoeld in het derde lid, blijkt de ligging van alle gronden die tot het bedrijf van de producent behoren alsmede de oppervlakte die in een probleemgebied is gelegen en voor de schapenvleesproductie wordt gebruikt.

5. Bij de specifieke aangifte voegt de producent een topografische kaart met een schaal van 1:10.000, afkomstig van de Topografische Dienst Nederland, met een unieke topografische perceelsnummering waaruit blijkt welke percelen van de totale oppervlakte cultuurgrond in een probleemgebied zijn gelegen.

F

Artikel 5.7 komt te luiden:

Artikel 5.7

1. Indien de lammeren niet tot zware lammeren worden vet gemest op het bedrijf van en door de producent die de aanvraag voor premie voor zware lammeren heeft gedaan, houdt degene, die met het vet mesten is belast, een register bij.

2. Degene bij wie de lammeren van de producent, bedoeld in het eerste lid, worden vet gemest wordt overeenkomstig artikel 1, eerste lid, van Verordening (EEG) nr. 2814/90 door LASER erkend, voorzover hij aan de door LASER gestelde vereisten voldoet.

3. Indien degene bij wie de lammeren worden vet gemest één van de verplichtingen, bedoeld in artikel 1, eerste alinea, van de in het tweede lid genoemde verordening niet nakomt door een valse of door ernstige nalatigheid onjuiste aangifte in te dienen, wordt de in het tweede lid bedoelde erkenning met ingang van het verkoopseizoen, dat volgt op het verkoopseizoen waarin de ernstige nalatigheid of opzettelijk onjuiste aangifte plaatsvond ingetrokken.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

Deze Regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


Den Haag, 23 december 1996. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J.J. van Aartsen.

Stcrt. 80, 1996.

Toelichting

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling dierlijke EG-premies. Met deze wijzigingen wordt onder meer uitvoering gegeven aan gewijzigde EG-regelgeving. Daarnaast wordt voorzien in de mogelijkheid om schapenvleesproducenten in aanmerking te laten komen voor zogenaamde specifieke premierechten. De nationale reserve is thans van zodanige omvang, dat dit voor een doelmatige benutting van het EU-stelsel, wenselijk is. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal wijzigingen van regelingstechnische aard door te voeren. Bovenbedoelde wijzigingen worden hieronder per onderdeel nader toegelicht.

Toelichting op de wijziging van de begripsbepaling ’stieren’

Met de onderhavige begripsbepaling wordt uitvoering gegeven aan een door de Europese Commissie gegeven interpretatie. Blijkens deze interpretatie komen uitsluitend stieren bestemd voor de vleesproduktie in aanmerking voor premie. Stieren die ten behoeve van de produktie van sperma worden gehouden, worden niet als vleesstieren gehouden en komen dus niet voor premie in aanmerking.

Toelichting op het laten vervallen van de begripsbepaling ’inscharen’

Aangezien het begrip ’inscharen’ in het kader van de Regeling dierlijke EG-premies geen praktische betekenis heeft, is deze begripsbepaling geschrapt.

Toelichting op de wijziging van artikel 2.8, eerste lid

Bij Verordening (EG) nr. 1526/96 van de Commissie van 30 juli 1996 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2700/93 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de premie ten behoeve van schapen- en geitenvleesproducenten zijn in artikel 1bis, zesde lid, sanctiebepalingen opgenomen. Het betreft specifieke sancties in geval van overtreding van de bepalingen betreffende de verlening van aanvullende premie voor producenten in probleemgebieden. De onderhavige regeling voorziet in de basis voor het opleggen van deze sancties door opneming van een verwijzing naar de desbetreffende communautaire regelgeving in artikel 2.8, eerste lid, van de Regeling dierlijke EG-premies.

Toelichting op het nieuwe artikel 3.5a

Door het niet benutten van rechten of door overdracht van rechten aan andere producenten vervallen premierechten aan de nationale reserve. Op grond van de artikelen 3.2 en 3.3 van de Regeling dierlijke EG-premies kunnen deze rechten als specifieke premierechten worden toegekend aan producenten die geïnvesteerd hebben of grond hebben aangekocht.

Het beroep dat in verband met de ooipremie op deze twee artikelen wordt gedaan is thans echter beperkt. Gelet op de omvang van de nationale reserve is het wenselijk geacht deze specifieke premierechten te realloceren. Deze rechten moeten dan toekomen aan producenten die op het moment van de aanvraag van premie voor ooien op hun bedrijf meer ooien aanhouden dan het aantal waarover zij over premierechten beschikken. Ook producenten die nog niet over premierechten beschikken kunnen op basis van dit artikel een aanvraag voor premierechten indienen.

Mochten er op grond van dit artikel meer premierechten worden aangevraagd dan in de nationale reserve voorradig moet zijn, dan wordt de aanvraag op grond van artikel 3.5 proportioneel gekort.

Toelichting op de nieuwe paragraaf 2a en het nieuwe artikel 5.2a van hoofdstuk 5

Thans is een afzonderlijke paragraaf gewijd aan de toekenning van een aanvullende premie per ooi voor schapenvleesproducenten die in een probleemgebied zijn gevestigd. Aangezien in Nederland uitsluitend voor ooien een aanvullende premie wordt toegekend is de algemene bepaling van artikel 1.1, vijfde lid ter zake van producenten in probleemgebieden geschrapt.

Op grond van Verordening 2700/93, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1526/96 moet de producent om voor een aanvullende premie in aanmerking te komen, daartoe een specifieke aangifte doen. Met deze specifieke aangifte moet de producent aantonen dat wordt voldaan aan de voorwaarde dat ten minste 50% van de oppervlakte cultuurgrond van zijn bedrijf in een probleemgebied is gelegen en voor de schapenvleesproductie wordt gebruikt. In verband met de controle met behulp van het Perceels Identificatie- en Productie Omvangsysteem van LASER dient de producent bij de specifieke aangifte een topografische kaart met een unieke perceelsnummering bij te voegen, waaruit blijkt welke percelen van de totale oppervlakte cultuurgrond in een probleemgebied zijn gelegen.

Toelichting op artikel 5.7, eerste lid, en op de wijziging van de begripsbepaling ’register’ in artikel 1.1, eerste lid

Verordening (EG) nr. 1529/96 van de Commissie van 30 juli 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2814/90 houdende bepalingen voor de toepassing van de definitie van tot zware dieren gemeste lammeren (PbEG L 190) sluit thans aan bij het op grond van Richtlijn 92/102/EEG van de Raad van 27 november 1992 met betrekking tot de identificatie en de registratie van dieren (PbEG L 355) voorgeschreven register. De implementatie van deze Richtlijn heeft plaatsgevonden in de Verordening identificatie en registratie schapen en geiten 1995 van het Landbouwschap. Door wijziging van artikel 5.7 wordt thans verwezen naar het in die Verordening bedoelde register. Het specifieke mesterijregister dat in artikel 5.7 werd beschreven is thans vervallen, zodat dit begrip ook uit de begripsbepaling van ’register’ in artikel 1.1, eerste lid, kan worden geschrapt.

Toelichting op artikel 5.7, tweede en derde lid.

Verordening (EG) nr.1529/96 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2814/90 bepaalt dat degene die voor de aanvrager van de premie voor zware dieren de dieren gaat vet mesten moet zijn erkend. Op grond van artikel 5.7, tweede lid, van de Regeling dierlijke EG-premies wordt de erkenning door LASER verleend indien aan de door LASER gestelde voorwaarden wordt voldaan. Artikel 5.7, derde lid, bepaalt dat de erkenning moet worden ingetrokken indien degene bij wie de lammeren worden vet gemest opzettelijk of als gevolg van ernstige nalatigheid onjuiste gegevens heeft verstrekt. De intrekking van de erkenning heeft betrekking op het verkoopseizoen dat volgt op het verkoopseizoen waarin de ernstige nalatigheid of valse aangifte plaatsvond.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J.J. van Aartsen.

Naar boven