Wijziging Uitvoerings-regeling langdurig werklozen

19 december 1996

nr. AM/CAB/96/2723

Directie Arbeidsmarkt

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, na overleg met de Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 13 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling langdurig werklozen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, wordt na Arbeidsvoorzieningswet ingevoegd: 1996.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

1. In afwijking van artikel 2, eerste lid, kan voor dienstbetrekkingen op grond van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen 1996 en 1997, de Wet Sociale Werkvoorziening en de Jeugdwerkgarantiewet, die zijn aangegaan op of na 1 januari 1996 en vóór 1 maart 1997, tot uiterlijk 30 april 1997 de verklaring worden aangevraagd.

2. De verklaring bedoeld in het eerste lid kan worden toegepast met ingang van 1 januari 1997 voor het verkrijgen van de vermindering langdurig werkloze bedoeld in hoofdstuk IV van de wet voor dienstbetrekkingen aangegaan op of na 1 januari 1996 en vóór 31 december 1996 en met ingang van de datum van indiensttreding voor dienstbetrekkingen aangegaan op en na 1 januari 1997 en vóór 1 maart 1997.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 19 december 1996. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.P.W. Melkert.

1 Stcrt. 1995, 251; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 3 juni 1996 (Stcrt. 105).

Toelichting

Deze wijziging van de uitvoeringsregeling langdurig werklozen biedt inhoudingsplichtigen de mogelijkheid voor dienstbetrekkingen in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid 1996 en 1997, de Wet Sociale Werkvoorziening en de Jeugdwerkgarantiewet, die zijn aangegaan na 1 januari 1996 en vóór 1 maart 1997, tot uiterlijk 30 april 1997 de voor de afdrachtskorting langdurig werklozen benodigde verklaring aan te vragen bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Voor dienstbetrekkingen aangegaan tussen 1 januari 1997 en 1 maart 1997 bepaalt deze wijziging dat in voorkomende gevallen aanspraak kan worden gemaakt op voornoemde vermindering met ingang van de datum van indiensttreding. Een dergelijke verklaring geeft met ingang van 1 januari 1997 alsnog recht op de afdrachtskorting langdurig werklozen gedurende een periode van maximaal vier jaren. Bij de vaststelling van de subsidiehoogtes van de betreffende regelingen is hier ook vanuit gegaan. Deze wijziging geeft ook recht op voornoemde verklaring met ingang van 1 januari 1997 (voor vier jaar) indien een langdurig werkloze in het jaar 1996 van functie is veranderd in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid 1996 en 1997. De aanvraag voor de verklaring moet ook in dit geval uiterlijk 30 april 1997 zijn ingediend. De mogelijkheid van functieverandering is met terugwerkende kracht tot 1 januari 1996 in voornoemde regeling opgenomen.

De wijziging van onderhavige regeling betekent een tijdelijke afwijking van de hoofdregel dat een dergelijke verklaring binnen twee maanden na indiensttreding moet worden aangevraagd. Eerder werd ook al een tijdelijke afwijking mogelijk gemaakt, toen begin 1996 bleek, dat uitvoerders van de toenmalige Regeling extra werkgelegenheid 1996, de Wet Sociale Werkvoorziening en de Jeugdwerkgarantiewet zich in een aantal gevallen onvoldoende bewust waren van de noodzaak tijdig na het aangaan van een arbeidsovereenkomst een verklaring langdurig werkloze aan te vragen bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. De indruk was toen dat het voldoende was om voor een periode van drie maanden, de termijn waarbinnen de verklaring kan worden aangevraagd te verlengen tot vier maanden (in plaats van de sinds 1996 gebruikelijke termijn van twee maanden). Dit blijkt nu echter niet het geval te zijn. Ondanks voorlichting aan de betrokken uitvoeringorganisaties geïnformeerd via de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Binnenlandse Zaken, blijken er in de tweede helft van 1996 nog steeds werkgevers te zijn die genoemde verklaring te laat aanvragen. Daarom wordt nu nog eenmaal de mogelijkheid geboden om dit recht te trekken.

Voor dienstbetrekkingen aangegaan op en na 1 maart 1997 geldt weer de hoofdregel, dat de verklaring binnen twee maanden na de dag van indiensttreding van de langdurig werkloze door de inhoudingsplichtige moet worden aangevraagd. Een verzoek ingediend na die termijn wordt niet in behandeling genomen. Werkgevers die na die termijn een verzoek indienen, verspelen derhalve - net als werkgevers met een ongesubsidieerde dienstbetrekking - de aanspraak op een financieel voordeel in verband met de afdrachtskorting langdurig werklozen, zijnde in totaal maximaal f 18.000,- over een periode van vier jaar.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.P.W. Melkert.

Naar boven