Regeling forfaitaire percentages maatregelen Abw, Ioaw en Ioaz

13 december 1996

nr. BZ/UB/96/5258

Directie Bijstandszaken

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Gelet op artikel 3, vierde lid, van het Besluit weigering rijksvergoeding Abw, Ioaw en Ioaz;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. Abw: de Algemene bijstandswet;

c. Ioaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

d. Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

e. administratie: de administratie, bedoeld in de artikelen 117, eerste lid, van de Abw, 41, eerste lid, van de Ioaw en 41, eerste lid, van de Ioaz;

f. onderzoek: het onderzoek, bedoeld in de artikelen 66, derde lid, van de Abw, 14, derde lid, van de Ioaw en 14, derde lid, van de Ioaz;

g. heronderzoek: het onderzoek, bedoeld in de artikelen 66, vierde lid, van de Abw, 14, vierde lid, van de Ioaw en 14, vierde lid, van de Ioaz;

h. beëindigingsonderzoek: het onderzoek, bedoeld in de artikelen 66, zesde lid, van de Abw, 14, zesde lid, van de Ioaw en 14, zesde lid, van de Ioaz;

i. debiteurenonderzoek: het onderzoek, bedoeld in de artikelen 66, zevende lid, van de Abw, 14, zevende lid, van de Ioaw en 14, zevende lid, van de Ioaz.

Artikel 2

1. Het percentage, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, van het Besluit weigering rijksvergoeding Abw, Ioaw en Ioaz, is:

a. bij een onvolledig onderzoek of heronderzoek: 0, 0,3, 0,45 of 0,6;

b. bij een niet tijdig heronderzoek, waarbij de termijnoverschrijding:

1o. minder is dan twee maanden: 0, 0,1, 0,2 of 0,3;

2o. ten minste twee maanden is, doch niet meer dan drie maanden: 0, 0,2, 0,3 of 0,4;

3o. meer is dan drie maanden: 0, 0,3, 0,45 of 0,6;

c. bij een onvolledig of niet tijdig beëindigingsonderzoek: 0, 0,02, 0,04 of 0,06;

d. bij een onvolledig of niet tijdig debiteurenonderzoek ten aanzien van de belanghebbende van wie bijstand of uitkering wordt teruggevorderd: 0, 0,01, 0,02 of 0,03;

e. bij een onvolledig of niet tijdig debiteurenonderzoek ten aanzien van degene op wie verhaal wordt gezocht: 0, 0,03, 0,06 of 0,09.

2. Indien een tekortkoming als bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld in:

a. minder dan 15% van het betreffende bestand aan onderzoeken, dan wordt het in dat lid ten aanzien van die tekortkoming als eerste genoemde percentage toegepast;

b. ten minste 15%, doch niet meer dan 25% van het betreffende bestand aan onderzoeken, dan wordt het in dat lid ten aanzien van die tekortkoming als tweede genoemde percentage toegepast;

c. ten minste 25%, doch niet meer dan 40% van het betreffende bestand aan onderzoeken, dan wordt het in dat lid ten aanzien van die tekortkoming als derde genoemde percentage toegepast.

d. meer dan 40% van het betreffende bestand aan onderzoeken, dan wordt het in dat lid ten aanzien van die tekortkoming als vierde genoemde percentage toegepast;

3. Bij samenloop van tekortkomingen als bedoeld in het eerste lid worden de ten aanzien van de verschillende tekortkomingen vastgestelde percentages bij elkaar opgeteld.

Artikel 3

Het percentage, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder c, van het Besluit weigering rijksvergoeding Abw, Ioaw en Ioaz, is:

a. bij een of meer tekortkomingen in een gedeelte van de administratie: 0,5;

b. bij een tekortkoming in de gehele administratie: 0,75;

c. bij meer tekortkomingen, bedoeld in onderdeel b: 1.

Artikel 4

In een geval waarin bij een gemeente over het voorafgaande vergoedingsjaar met betrekking tot eenzelfde tekortkoming een maatregel is opgelegd, kan de minister:

a. het percentage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a tot en met e, verhogen tot het in het betreffende onderdeel opgenomen maximum;

b. het percentage, bedoeld in artikel 3, verhogen tot ten hoogste 3.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling forfaitaire percentages maatregelen Abw, Ioaw en Ioaz.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 13 december 1996.
De Minister voornoemd,
A.P.W. Melkert.

Toelichting

Algemeen

De artikelen 136, vierde lid, van de Algemene bijstandswet (Abw), 59, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en 59, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) maken het mogelijk dat met betrekking tot het weigeren, terugvorderen of verrekenen van rijksvergoeding bij onvolkomenheden in de wetsuitvoering nadere regelen worden gesteld. Op hoofdlijnen is dit gebeurd in het Besluit weigering rijksvergoeding Abw, Ioaw en Ioaz. In het besluit is vastgelegd dat in gevallen waarin de omvang van de met de onjuiste wetsuitvoering gemoeide bijstands- of uitkeringskosten niet bij benadering is vast te stellen wordt uitgegaan van een percentage van de door de gemeente op grond van de betreffende wet gedeclareerde rijksvergoeding.

De onderhavige regeling, die is gebaseerd op artikel 3, vierde lid van het Besluit weigering rijksvergoeding Abw, Ioaw en Ioaz, strekt er toe om, in het geval dat de gemeentelijke administratie of het gemeentelijk (her)onderzoek, beëindigingsonderzoek of debiteurenonderzoek niet voldoet aan de ter zake gestelde regelen, de bij de forfaitaire vaststelling van het bedrag van de maatregel benodigde percentages nader te bepalen.

Bij de bepaling van de hoogte van deze percentages is enerzijds gezocht naar aansluiting bij de normatiek zoals die van toepassing is onder de oude Algemene Bijstandswet (ABW) en anderzijds naar onderlinge consistentie. Hantering van deze uitgangspunten leidt er toe dat het ene type tekortkoming zwaarder wordt aangerekend dan onder de oude ABW en andere typen tekortkomingen juist lichter.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Dit artikel ziet op tekortkomingen die betrekking hebben op onvolledig of een niet tijdig (her)onderzoek, beëindigingsonderzoek of debiteurenonderzoek. Naarmate de tekortkomingen ernstiger zijn, tot uitdrukking komend in een groter deel van het bestand of langduriger overschrijding van termijnen, zijn de percentages hoger gesteld. De ernst van de tekortkomingen onderling, wordt eveneens weerspiegeld in de percentages. Hierbij wordt aangetekend dat een termijnoverschrijding van minder dan een maand als een tekortkoming van geringe betekenis wordt beschouwd. Overschrijding van de beëindigings- en debiteurenonderzoekstermijnen wordt uiteraard aanmerkelijk lichter aangerekend dan tekortkomingen ten aanzien van tijdigheid en kwaliteit van de (her)onderzoeken, waar voortzetting van de uitkering in het geding is. Evenzo wordt overschrijding van de onderzoekstermijnen ten aanzien van debiteuren op wie verhaal wordt gezocht zwaarder aangerekend dan ten aanzien van andere debiteuren.

Het eerste lid koppelt aan de te onderscheiden onvolkomenheden een aantal percentages.

Het tweede lid geeft aan dat het in het eerste lid ten aanzien van betreffende tekortkoming vermelde minimumpercentage toepassing vindt in die gevallen waarin de tekortkomingen zich uitstrekken tot een relatief gering gedeelte van het betreffende bestand aan (her-, beëindigings- of debiteuren)onderzoeken, te weten in minder dan 15% van dat bestand. Gelet op het gekozen percentage van 0, wordt in deze situatie aan de tekortkoming geen financieel gevolg verbonden. Het als tweede genoemde percentage vindt toepassing als de tekortkoming zich voordoet in ten minste 15%, doch niet meer dan 25% van het betreffende bestand.

Indien de tekortkoming zich voordoet in ten minste 25%, doch niet meer dan 40% van het betreffende bestand, dan wordt het als derde ten aanzien van die tekortkoming genoemde percentage toegepast. Het als vierde genoemde (maximum-)percentage vindt toepassing indien de tekortkomingen zich uitstrekken tot meer dan 40% van het betreffende bestand aan onderzoeken.

In het derde lid is vastgelegd dat, bij samenloop van tekortkomingen betreffende de in het eerste lid bedoelde onderzoeksverplichtingen, de ten aanzien van de verschillende tekortkomingen vastgestelde percentages bij elkaar worden opgeteld. De zinsnede ’ten aanzien van de verschillende tekortkomingen vastgestelde percentages’ maakt duidelijk dat het gaat om de percentages die zijn vastgesteld op grond van het eerste lid, onder a tot en met e.

Artikel 3

De artikelen 117, eerste lid, van de Abw, 41, eerste lid, van de Ioaw en 41, eerste lid, van de Ioaz, verplichten het gemeentebestuur om ten behoeve van een getrouwe weergave van de uitvoering en een effectief uitvoeringsproces een zodanige administratie te voeren dat de juiste, volledige en tijdige vastlegging zijn gewaarborgd van de in die bepalingen genoemde besluiten, de daarop betrekking hebbende bescheiden en het onderzoek dat is verricht naar de juistheid van de gegevens en de overgelegde bescheiden. Onvolkomenheden in die administratie, waaronder begrepen die in de betreffende cliëntdossiers (deelregistraties van uitkeringsbestanden, die niet in orde zijn; ontbrekende relevante bescheiden in cliëntdossiers met betrekking tot de aanvraag, het besluit en de uitvoering van dat besluit; ontbrekende rapportages van uitgevoerd (her)onderzoek; niet of niet tijdige verwerking van inkomensmutaties van cliënten; niet of niet tijdige verwerking van wijzigingen in de woon- of leefsituatie van cliënten; ontbrekende bescheiden voor de vaststelling van het recht op uitkering of de omvang daarvan; ontbrekende individuele cliëntdossiers) vormen in beginsel aanleiding om een maatregel in de vorm van het weigeren, terugvorderen of verrekenen van een gedeelte van de rijksvergoeding op te leggen. Indien bij de bedoelde tekortkomingen het daarmee gemoeide financiële beslag niet is vast te stellen, wordt uitgegaan van een percentage van de rijksvergoeding die door de gemeente op grond van de betreffende wet is gedeclareerd.

In dit artikel zijn drie percentages opgenomen, die verschillen naar gelang het gemeentelijk tekortschieten in de uitvoering van de betreffende wet als licht, middel of zwaar moet worden aangemerkt. Het percentage van 0,5, opgenomen in onderdeel a, wordt toegepast bij een of meer tekortkomingen in een gedeelte van de administratie. De onder b en c opgenomen percentages van 0,75, respectievelijk 1 zijn van toepassing indien de tekortkoming zich uitstrekt tot de gehele administratie.

Artikel 4

Dit artikel maakt het mogelijk dat in gevallen waarin bij een gemeente over het voorafgaande vergoedingsjaar een tekortkoming is geconstateerd van een zodanige aard dat daaraan een maatregel is verbonden en waarin die gemeente geen of onvoldoende acties heeft ondernomen om die tekortkoming op te heffen, een zwaardere maatregel wordt opgelegd. Aan deze bepaling is behoefte omdat bij het voortduren van een tekortkoming de onzekerheid met betrekking tot het met die tekortkoming gemoeide financieel beslag toeneemt. Het ligt in de rede dat van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt als de gemeente tijdig voldoende regelingen heeft getroffen om de tekortkoming op te heffen, maar het noodzakelijke resultaat in het volgende vergoedingsjaar nog niet is bereikt.

Onderdeel a ziet op de situatie dat de tekortkoming betrekking heeft op een onvolledig of een niet tijdig (her)onderzoek, beëindigingsonderzoek of debiteurenonderzoek, als bedoeld in artikel 2, eerste lid. In een dergelijke geval kan - ook bij herhaling - het percentage niet meer zijn dan het in dat artikellid bij het betreffende onderdeel opgenomen maximum.

In onderdeel b is vastgelegd dat in het geval waarin bij een gemeente over het voorafgaande vergoedingsjaar met betrekking tot een tekortkoming in de administratie een maatregel is opgelegd, de bij die tekort-

koming behorende percentages van 0,5 respectievelijk 0,75 en 1, zoals die zijn opgenomen in artikel 3, kunnen worden verhoogd tot ten hoogste 3.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.P.W. Melkert.

Naar boven