Besluiten beleidsregels termijnen spontane inlichtingenplicht

Nieuwe Industriële Bedrijfsvereniging

11 december 1996

nr. 965820

Het College van toezicht sociale verzekeringen,

Gelezen het verzoek van de Nieuwe Industriële Bedrijfsvereniging van 31 juli 1996;

Gelet op artikel 2 van de Regeling voorlegging besluiten uitvoeringsinstanties;

Besluit:

het hierbij gevoegd Besluit beleidsregels termijnen spontane inlichtingenplicht van de Nieuwe Industriële Bedrijfsvereniging goed te keuren.


Zoetermeer, 11 december 1996.
College van toezicht sociale verzekeringen,
A. Geurtsen, voorzitter.

Bijlage

Het bestuur van de Nieuwe Industriële Bedrijfsvereniging;

Besluit:

Artikel 1

1. Het beleid van de bedrijfsvereniging inzake het hanteren van een termijn in het kader van de spontane inlichtingenplicht, is overeenkomstig het door het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming gegeven advies zoals vervat in de circulaire C96.02 aan de bedrijfsverenigingen van 21 februari 1996.

2. Een zakelijke weergave van de inhoud van het in het eerste lid bedoelde beleid is als bijlage bij dit besluit gevoegd.

Artikel 2

Indien degene, die ter nakoming van de spontane inlichtingenplicht schriftelijk informatie aan de bedrijfsvereniging verstrekt, in het buitenland woont of verblijft, wordt de in artikel 1 genoemde circulaire zo uitgelegd dat de datum van verzending van deze informatie bepalend is voor de vraag of de spontane inlichtingenplicht tijdig is nagekomen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Nederlandse Staatscourant waarin dit besluit is bekendgemaakt en werkt terug tot en met 1 augustus 1996.

Artikel 4

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit beleidsregels termijnen spontane inlichtingenplicht van de Nieuwe Industriële Bedrijfsvereniging.

Aldus door het bestuur vastgesteld op 13 juni 1996.

Zakelijke weergave van het beleid inzake termijnen in het kader van de spontane inlichtingenplicht

In de circulaire C96.02 van het Tica aan de bedrijfsverenigingen van 21 februari 1996 wordt in § 4.2 een invulling gegeven aan het begrip ’onverwijld’ in het kader van de spontane inlichtingenplicht. De inlichtingenplicht legt de belanghebbende de verplichting op om ’onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mede te delen’ als bedoeld in de artikelen 25 WW, 31, eerste lid, ZW, 49 ZW, 80 WAO, 78 AAW en 12 TW. Het niet nakomen van deze verplichting leidt tot een boete. De bedrijfsvereniging kan het begrip onverwijld concretiseren door een termijn vast te stellen. Dit bevordert de rechtszekerheid voor de belanghebbende en een uniforme uitvoeringspraktijk. Indien de termijn wordt overschreden wordt een boete opgelegd.

In het navolgende wordt per wet aangegeven op welke feiten en omstandigheden de spontane inlichtingenplicht betrekking heeft en wordt vermeld op welk moment de termijn gaat lopen. Tenzij anders vermeld geldt een termijn van één week.

AAW/WAO

- Het aanvangen, uitbreiden of beëindigen van betaalde werkzaamheden. Aanvang termijn: de dag waarop de betaalde werkzaamheden worden aangevangen, uitgebreid of beëindigd.

- De verhoging of verlaging van inkomsten uit arbeid. Aanvang termijn: de dag waarop de verhoging of verlaging van inkomsten uit arbeid ingaat.

- De toekenning, verhoging of verlaging van andere uitkeringen. Aanvang termijn: de dag waarop de schriftelijke mededeling is ontvangen dat andere uitkeringen dan de AAW/WAO zijn toegekend, verhoogd of verlaagd.

- Een verandering in gezondheidstoestand waarvan de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed zou kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald. Aanvang termijn: de dag waarop aan de verzekerde bekend is geworden of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn dat er sprake is van een dergelijke verandering in de gezondheidstoestand.

- De opname in of het vertrek uit een verpleeginrichting. Aanvang termijn: de dag waarop de opname in of het vertrek uit een verpleeginrichting plaatsvindt.

- Alle feiten of omstandigheden, waarvan het redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald. Aanvang termijn: de dag waarop aan de verzekerde bekend is geworden of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn dat er sprake is van dergelijke feiten of omstandigheden.

ZW

- Het melden van loon, inkomsten uit arbeid anders dan in dienstbetrekking of ouderdomspensioen. Aanvang termijn: de dag waarop de verhoging of verlaging van inkomsten uit arbeid ingaat. Er geldt een termijn van één week.

- Het verrichten van andere arbeid dan zijn eigen arbeid. Aanvang termijn: de dag waarop de arbeid wordt aangevangen, uitgebreid of beëindigd. Er geldt een termijn van 24 uur. Deze termijn is gelijk aan de in de controlevoorschriften gestelde termijn.

- Alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op ziekengeld. Aanvang termijn: de dag waarop aan de verzekerde bekend is geworden of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn dat er sprake is van dergelijke feiten of omstandigheden.

WW

- Alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of het bedrag van de uitkering dat aan de werknemer wordt betaald (art. 25 WW). Aanvang termijn: de dag waarop aan de verzekerde bekend is geworden of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn dat er sprake is van dergelijke feiten en omstandigheden. Er geldt een termijn van één week.

Indien een werknemer dergelijke feiten en omstandigheden niet spontaan meldt, maar juist vermeldt op het werkbriefje wordt geen boete opgelegd aangezien iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

Indien een werkbriefje niet binnen de gestelde termijn wordt teruggezonden wordt een maatregel opgelegd. Indien het werkbriefje niet terug wordt ontvangen, wordt de uitkering geschorst.

TW

- Alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op toeslag, de hoogte van de toeslag, het geldend maken van het recht op toeslag of op het bedrag van de toeslag dat wordt betaald (art. 12 TW). Aanvang termijn: de dag waarop aan de verzekerde, zijn echtgenoot, zijn wettelijke vertegenwoordiger of de instelling aan welke de toeslag wordt betaald, bekend is geworden of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn dat er sprake is van dergelijke feiten of omstandigheden. Aan de instelling kan echter geen boete worden opgelegd. Er geldt een termijn van één week.

Indien sprake is van een WW-uitkering in combinatie met een toeslag, en de werknemer dergelijke feiten en omstandigheden niet spontaan meldt maar wel juist vermeldt op het werkbriefje wordt geen boete opgelegd wegens het ontbreken van iedere verwijtbaarheid.

Naar boven