Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf

Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDE BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET KARTONNAGE- EN FLEXIBELE VERPAKKINGENBEDRIJF

AI Nr. 8676

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Stichting Opleiding en Ontwikkeling voor de Kartonnage- en Flexibele Verpakkingen en Behangselpapierindustrie (Kabeflex) namens de Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Kartonnages en Flexibele Verpakkingen als partij te ener zijde en Druk & Papier FNV en de Industrie- en Voedingsbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat de wijziging van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

BIJLAGE I

Bijlage I lid 3 sub b wordt gelezen als volgt:

  • „b. Het bepaalde in artikel 19 van deze CAO, betreffende opleiding en scholing, is van toepassing.

  • Conform het bepaalde in artikel 19 lid 2 van deze CAO is voor desbetreffende werknemers geen afdracht van 0,5% van het loon verschuldigd".

Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1996 artikel 19, bijlage I lid 3 sub b van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingsbedrijf, alsmede de statuten en het reglement van de Stichting Opleiding en Ontwikkeling voor de Kartonnage- en Flexibele Verpakkingen en Behangselpapierindustrie (Kabeflex) behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf, zoals deze door partijen zijn gewijzigd en waarvan bepalingen algemeen verbindend zijn verklaard bij besluit van 22 januari 1996 (Stcrt. 1996, nr. 18), zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is bepaald:

Artikel 19 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 19 Opleiding en scholing

  • 1. Ten behoeve van opleidings- en scholingsactiviteiten in de bedrijfstak hebben partijen de Stichting Kabeflex opgericht.

  • 2. Ten behoeve van de door de stichting Kabeflex te ontwikkelen activiteiten zal de werkgever 0,5% afdragen1 van de loonsom van die werknemers die werkzaam zijn in een produktiefunctie.

  • 4. De statuten en het reglement van de Stichting Kabeflex worden geacht deel uit te maken van deze CAO."

Bijlage VI wordt gelezen als volgt:

„BIJLAGE VI

STATUTEN Stichting Opleiding en Ontwikkeling voor de Kartonnage- en Flexibele Verpakkingen- en Behangselpapierindustrie (KABEFLEX)

Artikel 1 Naam en zetel

De Stichting draagt de naam: „STICHTING OPLEIDING EN ONTWIKKELING VOOR DE KARTONNAGE- EN FLEXIBELE VERPAKKINGEN- EN BEHANGSELPAPIERINDUSTRIE" (Kabeflex), hierna te noemen: de Stichting en is gevestigd te Den Haag.

Artikel 2 Doel

De Stichting stelt zich het volgend ten doel:

  • 1. het initiëren en bevorderen van opleidingen en van de kwaliteit van de opleidingen, alsmede het egaliseren van opleidingskosten, één en ander ten behoeve van werkgevers en (toekomstige) werknemers in het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf.

  • 2. het financieren en subsidiëren van overige activiteiten, die erop zijn gericht om de omstandigheden op het gebied van scholing, opleiding, alsmede werkgelegenheid in de bedrijfstak te verbeteren.

Artikel 3 Middelen om het doel te bereiken

De Stichting tracht haar doelstellingen te bereiken door de op grond van het bepaalde in de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf (hierna te noemen: „de CAO") bijdragen te innen bij de werkgevers, die onder de werkingssfeer van de CAO vallen.

Deze bijdragen worden tezamen met andere baten van de Stichting aangewend voor de financiering, dan wel subsidiëring van:

  • a. de praktijkopleiding van jongeren, die een opleiding volgen in het kader van de wet op het leerlingwezen;

  • b. cursorische opleidingen ten bate van om- en bijscholing van werknemers;

  • c. het verrichten van onderzoek naar de verwachte behoefte in de toekomst aan werknemers met bepaalde scholing in de bedrijfstak;

  • d. onderzoek naar de invloed van technische, sociale respectievelijk wettelijke ontwikkelingen op de benodigde respectievelijk gewenste opleidingen, en de verwerking van de gevonden gegevens in bestaande dan wel nieuwe opleidingen;

  • e. het stimuleren van opleidingen van landelijke organen, genoemd in de wet op het leerlingwezen, alsmede om-, her- en bijscholingsactiviteiten;

  • f. de werkzaamheden die nodig worden geacht voor het naleven van de in de CAO overeengekomen bepalingen inzake scholing en opleiding, waaronder mede begrepen:

    • 1. advisering en begeleiding bij het opstellen van de voor werkgevers en werknemers wenselijk geachte opleidingsplannen;

    • 2. advisering van en bemiddeling bij werkgevers en (potentiële) werknemers inzake werkgelegenheids- en scholingsaspecten;

  • g. alle overige activiteiten die aan de invulling van de doelstellingen van de Stichting dienstbaar zijn.

Artikel 4 Financiële middelen

De financiële middelen van de Stichting bestaan uit:

  • 1. het Stichtingskapitaal;

  • 2. bijdragen van de werkgevers, vallende onder de werkingssfeer van de CAO;

  • 3. eventuele bijdragen van de overheid;

  • 4. inkomsten uit het vermogen van de Stichting;

  • 5. eventuele andere baten.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit zes leden, waarvan worden benoemd:

    • drie leden door de Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Kartonnages en Flexibele Verpakkingen „Kartoflex" te Den Haag;

    • twee leden door Druk en Papier FNV te Amsterdam;

    • één lid door de Industrie- en Voedingsbond CNV te Nieuwegein.

  • 2. De leden worden voor onbepaalde tijd benoemd. Niet benoembaar is hij die de leeftijd van vijf en zestig jaar heeft bereikt.

  • 3. De in lid 2 vermelde organisaties hebben te allen tijde het recht de door hen benoemde bestuursleden te vervangen en andere bestuursleden in hun plaats te benoemen.

  • 4. Het bestuurslidmaatschap eindigt, onverminderd het in artikel 298 boek 2 Burgerlijk Wetboek bepaalde, door:

    • a. overlijden;

    • b. schriftelijke ontslagneming;

    • c. verlies van een bestuurslid van het vrije beheer over zijn vermogen;

    • d. vervanging als bedoeld in lid 3 door de benoemde organisaties,

    • e. het bereiken van de vijf en zestigjarige leeftijd door een bestuurslid.

Artikel 6 Ministerieel vertegenwoordiger

Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur van de Stichting en de Minister een waarnemer toegelaten. De waarnemer is gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen en ontvangt de voor bestuursleden bestemde stukken.

Artikel 7 Bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur wijst telkenjare uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan, met dien verstande dat indien het voorzitterschap wordt bekleed door één van de werkgeversleden, het vice-voorzitterschap wordt bekleed door één van de werknemersleden en zo eveneens andersom.

  • 2. Het bestuur al dan niet uit zijn midden een secretaris aan die tevens belast is met het financieel beheer.

  • 3. Indien de secretaris geen bestuurslid is, dan heeft hij toegang tot de vergaderingen en daarin een adviserende stem.

  • 4. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en het reglement. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de doelstellingen van de Stichting.

  • 5. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten, tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, mits een dergelijk besluit is genomen met ten hoogste één tegenstem, in een vergadering waarin ten minste vijf bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

  • Voor het geven van kwijting van ontvangen gelden is de handtekening van de secretaris voldoende.

  • 6. Het bestuur kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan de voorzitter en vice-voorzitter respectievelijk aan de secretaris of aan de administrateur, zoals bedoeld in lid 7 van dit artikel. De gedelegeerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

  • 7. Het administratief en geldelijk beheer wordt in opdracht van de secretaris en onder verantwoordelijkheid van het bestuur alsmede met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur.

  • 8. De voorzitter en vice-voorzitter van het bestuur vertegenwoordigen gezamenlijk de Stichting in en buiten rechte.

  • Bij ontstentenis of belet van één van beiden treedt een ander bestuurslid op in diens plaats.

Artikel 8 Vergaderingen en besluitvorming

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste de helft van het aantal bestuursleden dit gewenst acht.

  • 2. Het bestuur kan slechts rechtsgeldige besluiten nemen over onderwerpen, die zijn geagendeerd, tenzij de aanwezige bestuursleden besluiten daarvan af te wijken.

  • 3. Het bestuur kan geen besluiten nemen, indien niet ten minste twee bestuursleden aangewezen door de werkgeversorganisatie en twee bestuursleden aangewezen door een werknemersorganisatie, zoals vermeld in artikel 5 lid 1, aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

  • 4. Elk bestuurslid heeft het recht persoonlijk of bij volmacht ter vergadering een stem uit te brengen.

  • Een bestuurslid kan daarbij slechts voor één medebestuurslid als gevolmachtigde optreden.

  • 5. Voor zover niet anders bepaald, worden bestuursbesluiten genomen met gewone meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen.

  • 6. Over zaken wordt mondeling gestemd, over personen schriftelijk.

  • Bij onduidelijkheid over de vraag of het een zaak, dan wel een persoon betreft, beslist in laatste instantie de voorzitter.

  • 7. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in een volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld.

  • Indien dan opnieuw geen meerderheid verkregen wordt, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 8. In afwijking van het bepaalde in lid 2 tot en met 8 van dit artikel kan de besluitvorming ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen en het besluit met algemene stemmen wordt genomen.

  • Indien deze unanimiteit niet wordt bereikt, wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Alsdan geldt het bepaalde in lid 5 juncto lid 7.

Artikel 9 Financiën

  • 1. Het boekjaar van de Stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. De secretaris legt jaarlijks uiterlijk op dertig juni aan het bestuur rekening en verantwoording af van het door hem over het voorgaand boekjaar gevoerde beheer onder bijvoeging van het rapport van de door het bestuur aangewezen externe registeraccountant.

  • 3. Op basis van de in lid 2 bedoelde verantwoording stelt het bestuur jaarlijks de balans, rekening van lasten en baten en verslag over de financiële toestand van de Stichting vast.

  • Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de vice-voorzitter van de Stichting ondertekend. De rekening en verantwoording vindt plaats onder overlegging van het in lid 2 bedoelde accountantsrapport.

  • 4. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.

  • 5. Het in lid 2 bedoelde verslag wordt ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de secretaris;

    • b. ten kantore van de administrateur;

    • c. op één of meer plaatsen aangewezen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 6. De in lid 3 bedoelde stukken worden op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen vergoeding van de daaraan verbonden kosten.

  • 7. De secretaris legt tevens jaarlijks uiterlijk op dertig oktober een begroting over van de inkomsten en uitgaven van het eerstvolgende boekjaar.

  • Het bestuur stelt de begroting vast en formuleert tevens een advies aan de bij de CAO betrokken partijen inzake financiering van de begroting.

  • 8. Het besluit tot het verlenen van decharge aan de secretaris wordt genomen met ten hoogste één stem tegen of blanco.

Artikel 10 Statutenwijziging

  • 1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.

  • 2. Een besluit als in lid 1 bedoeld kan slechts genomen worden in een vergadering, waarin ten minste vijf van de zes bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn en met ten hoogste één stem tegen of blanco.

  • 3. Een statutenwijziging is slechts van kracht, nadat zij is goedgekeurd door partijen bij de CAO, bij notariële akte is gepasseerd en is neergelegd bij het openbaar Stichtingenregister, waaronder de Stichting ressorteert.

Artikel 11 Reglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast.

  • 2. Bepalingen in het reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.

  • 3. Voor besluiten tot vaststelling of wijziging van het reglement is het bepaalde in artikel 10, lid 2, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat besluiten tot wijziging van het reglement ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen en het besluit met algemene stemmen worden genomen.

Artikel 12 Stimuleringsregeling bedrijfsopleidingsprojecten Kabeflex

  • 1. Het bestuur stelt jaarlijks vast de inhoud van, alsmede de voorwaarden verbonden aan de Stimuleringsregeling Bedrijfsopleidingsprojecten Kabeflex, hierna te noemen: de Stimuleringsregeling.

  • 2. Bepalingen in de Stimuleringsregeling mogen niet in strijd zijn met deze statuten, noch met het reglement van de Stichting.

  • 3. Voor besluiten tot vaststelling of wijziging van de Stimuleringsregeling is het bepaalde in artikel 10, lid 2 juncto artikel 11, lid 3 eveneens van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De bepalingen van de Stimuleringsregeling worden voorafgaande aan het jaar voor welke de bepalingen zijn vastgesteld, bekendgemaakt aan werkgevers en werknemers.

Artikel 13 Ontbinding van de stichting

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot ontbinding der Stichting over te gaan, wanneer er geen redenen tot voortbestaan zijn en er onvoldoende middelen voor de Stichting ontstaan.

  • 2. Het bepaalde in artikel 10, lid 2 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het bestuur dient een besluit tot ontbinding aan partijen bij de CAO voor te leggen ter goedkeuring.

  • De bepaling van artikel 10, lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Na ontbinding van de Stichting geschiedt de liquidatie door het bestuur.

  • Aan een eventueel batig saldo na liquidatie der Stichting zal een bestemming moeten worden gegeven, welke zoveel mogelijk overeenkomt met het doel en karakter der Stichting.

Artikel 14 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin de statuten, reglement of de Stimuleringsregeling van de Stichting niet voorzien, beslist het bestuur".

Bijlage VII wordt gelezen als volgt:

„BIJLAGE VII

REGLEMENT Stichting Opleiding en Ontwikkeling voor de Kartonnage- en Flexibele Verpakkingen- en Behangselpapierindustrie (KABEFLEX)

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. de Stichting:

  • de Stichting Opleiding en Ontwikkeling voor de Kartonnage- en Flexibele Verpakkingen- en Behangselpapierindustrie

  • b. de CAO:

  • de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf

  • c. de werkgever:

  • iedere werkgever in de zin van artikel 1B sub a van de CAO;

  • d. de werknemer:

  • iedere werknemer in de zin van artikel 1B sub c, onder 1 van de CAO;

  • e. het bestuur:

  • het bestuur van de Stichting.

  • f. de Stimuleringsregeling

  • de jaarlijks vast te stellen Stimuleringsregeling Bedrijfsopleidingsprojecten Kabeflex

Artikel 2 Hoogte, vaststelling en betaling van de bijdrage

  • 1. De werkgever is aan de Stichting een jaarlijkse bijdrage verschuldigd van 0,5%1 van het bruto loon sociale verzekering van zijn werknemers, die werkzaam zijn in een produktiefunctie.

  • Deze bijdrage wordt afgedragen ten behoeve van het verwezenlijken van de doelstellingen van de Stichting zoals vermeld in artikel 2 van de Statuten.

  • 2. De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de Stichting bepaald, de gegevens te verstrekken die de Stichting nodig heeft om de door de werkgever – op grond van de op hem van toepassing zijnde CAO – verschuldigde bijdrage vast te stellen.

  • Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de Stichting verstrekt, is de Stichting bevoegd zelf de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste informatie komen voor rekening van de werkgever.

  • 3. De Stichting is bevoegd voorschotten te heffen op het totaal van de verschuldigde bijdrage over enig jaar. De werkgever dient het voorschot vóór 1 juni van het jaar waarover deze is geheven te voldoen.

  • 4. De werkgever is verplicht de vastgestelde verschuldigde bijdrage binnen 14 dagen na dagtekening van de desbetreffende nota van de Stichting te voldoen, onder verrekening van de daarop reeds betaalde voorschotten.

  • 5. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het van hem gevorderde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim.

  • De Stichting is dan bevoegd te vorderen:

    • rente over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;

    • vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, zoals bedoeld in artikel 96 lid 2 sub c. boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd ingevolge de wet.

  • De rente wordt berekend naar het wettelijke rentepercentage, als bedoeld in de artikelen 119 juncto 120 boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt voor de periode waarover de rente door de Stichting wordt gevorderd.

  • De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van f 75,–.

Artikel 3 Scholing van werknemers

  • 1. Werkgevers, die aan de financiële verplichtingen ex artikel 2 voldoen, kunnen ten behoeve van hun werknemers:

    • a. gebruik maken van de diensten en/of produkten van het Grafisch Opleidingscentrum (GOC) onder dezelfde voorwaarden als de bedrijven die bijdragen aan het opleidingsfonds voor de grafische industrie;

    • Dit betreft:

      • een korting van 25% op alle te volgen cursussen en/of opleidingen;

    • b. tegen bijzondere voorwaarden deelnemen aan alle overige scholingsactiviteiten, welke onder rechtstreekse verantwoordelijkheid of door bemiddeling van de Stichting tot stand zijn gekomen, en voor welke uitvoering de Stichting zich (geheel of gedeeltelijk) financieel garant heeft gesteld;

    • c. in aanmerking komen voor een vergoeding van maximaal 25% van de uitvoeringskosten van bedrijfsopleidingsplannen terzake van niet-reguliere scholing van werknemers, tot een totaalbedrag van maximaal f 45 000,– per scholingsproject.

  • 2. De voorwaarden voor de in lid 1, sub c. bedoelde vergoeding alsmede de hoogte van de maximale vergoeding per scholingsproject worden jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Deze vastgestelde voorwaarden worden vastgelegd in de Stimuleringsregeling voor het desbetreffende jaar.

  • De inhoud van de Stimuleringsregeling, de betreffende voorwaarden, alsmede de werkwijze van de Stichting worden tijdig, dat wil zeggen: voorafgaande aan het jaar waarop de regeling van toepassing is, bekendgemaakt aan werkgevers en werknemers.

  • 3. De door (bemiddeling van) de Stichting te organiseren scholingsactiviteiten zullen tijdig worden bekendgemaakt aan werkgevers en werknemers. Deze ontvangen daartoe periodiek de Kabeflex Scholingscatalogus, het Kabeflex-bulletin, de Nieuwsbrief „Kabeflitsen" alsmede andere informatie met betrekking tot de (mogelijke) scholingsactiviteiten, waarbij de Stichting direct of indirect is betrokken.

Artikel 4 Onvoorziene gevallen en onbillijkheden

  • 1. In gevallen waarin het reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

  • 2. In gevallen waarin toepassing van de reglementsbepalingen tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur naar redelijkheid en billijkheid een hiervan afwijkende beslissing nemen.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Dit reglement is in werking getreden op 21 januari 1993 en laatstelijk gewijzigd op 5 maart 1996".

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant.

IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 12 december 1996

A. van Dijk.

AANHANGSEL

KABEFLEX 1996

Stimuleringsregeling Bedrijfsopleidingsprojecten

Inleiding

Voor U liggen de voorwaarden van de Stimuleringsregeling Bedrijfsopleidingsprojecten Kabeflex 1996. De regeling is bedoeld ter ondersteuning van „niet-reguliere" scholing van cao-medewerkers in de kartonnage- en flexibele verpakkingen en behangselpapierindustrie. Hieronder vallen ook medewerkers die werkzaam zijn in niet-produktiefuncties.

De SBK-regeling beleeft in 1996 haar vierde jaargang. In de voorgaande jaren bereikten het secretariaat 40 aanvragen afkomstig van in totaal 23 bedrijven. Deze aanvragen hadden betrekking op specifieke scholing van ruim 350 medewerkers uit bij Kabeflex aangesloten ondernemingen. Hiervoor werd een totaalbedrag van zo'n 300 duizend gulden toegewezen.

Hoewel de SBK-regeling zich richt op bijzondere trainingen en opleidingen waarvoor binnen het Kabeflex-raamwerk geen passend alternatief voorhanden is, is de toewijzing van fondsen daaruit gebonden aan een aantal uniforme richtlijnen. Naast het reeds genoemde cao-criterium houden deze onder meer in dat de aangevraagde trainingen, cursussen, opleidingen en/of -projecten

  • 1. voldoen aan de vereiste opleidingskundige normen en worden ontwikkeld en/of uitgevoerd met inschakeling van erkende instituten;

  • 2. voorafgaand aan de scholing zijn ingediend;

  • 3. als zodanig zijn beschreven in het door aanvrager over te leggen personeelsopleidingsplan, en

  • 4. deze niet elders subsidiabel zijn.De regeling is voor 1996 ongewijzigd verlengd. Als voorheen bedraagt de vergoeding 25% van de in scholing te investeren bedragen. In de navolgende paragrafen volgt een gedetailleerde omschrijving van de aan de regeling verbonden voorwaarden en procedures.

I Algemeen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. De Stichting:

    • Stichting Opleiding en Ontwikkeling voor de Kartonnage- en Flexibele verpakkingen- en Behangselpapierindustrie

    • b. de cao:

    • de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf

    • c. de werkgever:

    • iedere werkgever in de zin van artikel 1B sub a van de cao

    • d. de werknemer:

    • iedere werknemer in de zin van artikel 1B sub c onder 1 van de cao

    • e het personeelsopleidingsplan:

    • het systematisch overzicht van huidige en verwachte scholingsbehoeften van een bedrijf in een bepaald jaar en de ter verwezenlijking daarvan te verrichten scholing van werknemers, met inachtneming van het gestelde onder paragraaf III, lid 3 van deze regeling

    • f. Kabeflex-scholing:

    • (open) trainingen en opleidingen voor werknemers, welke op instigatie van de Stichting worden georganiseerd

    • g. niet-reguliere scholing:

    • door werkgever ter uitvoering van het bedrijfsopleidingsplan te initiëren trainingen en opleidingen voor werknemers, waarvoor geen gebruik kan worden gemaakt van Kabeflex-scholing

    • h. de aanvrager:

    • de werkgever, welke krachtens deze regeling een aanvraag bij de Stichting heeft ingediend.

  • 2. Werkgevers, werknemers en andere betrokkenen worden door middel van deze brochure op de hoogte gesteld van de Stimuleringsregeling Kabeflex 1996. De regeling loopt van 1 januari t/m 31 december 1996.

  • 3. Doel van de regeling is om de vakbekwaamheid van werknemers te bevorderen en/of op peil te houden en de daartoe vereiste opleidingen te stimuleren.

  • 4. De Stichting zal ter verwezenlijking van het gestelde in lid 3 geld ter beschikking stellen aan de bedrijven in de sector ten behoeve van ontwikkeling en uitvoering van niet-reguliere scholing van werknemers.

  • 5. De aanvraag kan ingediend worden door elk bedrijf, bijdragend aan het door de Stichting beheerde fonds.

  • 6. In 1996 is voor een bedrag van f 400 000,– aan bijdragen in het kader van deze regeling beschikbaar.

II Te vergoeden kosten en hoogte van de vergoeding

  • 1. De vergoeding bedraagt maximaal 25% van de uitvoeringskosten van het opleidingsplan voor 1995 terzake van niet-reguliere scholing van werknemers (exclusief BTW), met inachtneming van het bepaalde onder paragraaf VI, lid 1 van deze regeling.

  • 2. In aanmerking voor een vergoeding als bedoeld in het eerste lid komen de externe kosten die betrekking hebben op de scholing, zoals de ontwikkelingskosten, kosten van docenten, lesmateriaal en -ruimte.

  • 3. Het bestuur van de Stichting stelt de hoogte van de vergoeding terzake van in de aanvraag vermelde kosten vast, met inachtneming van het bepaalde in paragraaf III t/m VI van deze regeling.

  • 4. Vormen van scholing, die reeds gesubsidieerd worden door de overheid of door organisaties waarmee de Stichting samenwerkingsovereenkomsten heeft afgesloten, vallen buiten de regeling.

  • 5. De in het kader van deze regeling toe te kennen vergoeding bedraagt maximaal f 45 000,– per scholingsproject.

III Indiening van de aanvraag

  • 1. De aanvraag heeft betrekking op scholing, die aanvangt in het jaar 1996. De aanvraag dient te zijn ingediend voordat de scholing aanvangt.

  • 2. De aanvraag dient schriftelijk te worden ingediend met gebruikmaking van een volledig en juist ingevuld aanvraagformulier (zie bijlage), waarbij alle blijkens het formulier verlangde stukken dienen te zijn bijgevoegd.

  • 3. In het conform het tweede lid met de aanvraag mee te zenden personeelsopleidingsplan1 dienen te zijn omschreven:

    • het doel en de doelgroep(en) van de scholing;

    • de specifieke aandachtspunten, die vanuit de onderneming een rol spelen bij het opzetten van de scholing;

    • een lijst met naam, afdeling en functie van de te scholen medewerkers;

    • de titel van de te volgen opleiding(en) en/of training(en)

    • de wijze, waarop de scholing zal worden uitgevoerd (o.a. interne en externe begeleiding);

    • de verzorgende opleidingsinstantie(s) (indien deze niet voorkomt in de jaarlijkse Scholingscatalogus Kabeflex dient een lijst met referenties te worden bijgevoegd);

    • de locatie van de scholing

    • start en einde van de scholing

    • de begrote ontwikkelings- en/of uitvoeringskosten van de scholing

    • een (globale) meerjarenplanning ten aanzien van opleidingen (doelgroepen, vorm(en) van scholing en tijdpad)

    • welke stimuleringsmaatregelen door de onderneming zijn genomen ter bevordering van de interesse voor vakgerichte scholing bij individuele werknemers.

IV Behandeling van de aanvraag

  • 1. Het bestuur van de Stichting beslist op aanvragen in volgorde waarin deze bij haar zijn ingediend en ontvangen.

  • 2. De beslissing wordt binnen 6 weken na ontvangst genomen en schriftelijk medegedeeld.

  • 3. De Stichting kan, alvorens over de aanvraag te beslissen, advies van derden inwinnen, alsmede nadere gegevens van de aanvrager verlangen.

  • 4. Het bestuur beslist afwijzend op de aanvraag indien:

    • a. ernstige twijfel bestaat omtrent de bevordering van de vakbekwaamheid van werkenden, ten behoeve waarvan scholingsaanvraag wordt gedaan;

    • b. het door haar vastgestelde stimuleringsbudget is uitgeput;

    • c. ten behoeve van de in de aanvraag vermelde scholing reeds een vergoeding is toegezegd c.q. uitgekeerd door derden;

    • d. de aanvrager achterstallig is, zijn bijdrage aan het door de Stichting beheerde fonds te voldoen;

    • e. ernstige twijfel bestaat omtrent de continuïteit van de aanvrager;

    • f. de indiener failliet is verklaard;

    • g. de aanvraag niet voldoet aan de overige bepalingen uit deze regeling.

V Afhandeling van de vergoeding

Indien het bestuur van de Stichting een vergoeding toezegt, geschiedt dit op de volgende wijze:

  • 1. De totstandkoming van scholing terzake waarvan vergoeding is toegezegd dient te geschieden overeenkomstig hetgeen bij de aanvraag en in het personeelsopleidingsplan is opgegeven.

  • 2. De afronding van de scholingsactiviteiten terzake waarvan vergoeding is toegezegd dient te geschieden binnen een jaar na toezegging, tenzij anders is overeengekomen.

  • 3. De aanvrager dient na afronding van bedoelde scholingsactiviteiten de factuur in bij de Stichting. Deze factuur dient binnen 8 weken na voltooiing in het bezit van de Stichting te zijn. In geval van volgtijdelijke scholingstrajecten is gesplitste afrekening mogelijk (zulks vooraf nader tussen Stichting en aanvrager overeen te komen). Bij de factuur dienen alle conform lid 4 van deze paragraaf verlangde stukken te zijn bijgevoegd.

  • 4. De door aanvrager conform lid 3 van deze paragraaf ingediende factuur dient te zijn vergezeld van:

    • a. het overzicht van de gemaakte en betaalde externe kosten, terzake waarvan een vergoeding is toegezegd, onder bijvoeging van betreffende administratieve stukken. Alleen originele rekeningen zullen in behandeling worden genomen

    • b. relevante scholingsmaterialen (cursusprogramma's ontwikkelde cursusmaterialen, certificaten e.d.)

    • c. overige relevante stukken.

  • 5. Bij accoordbevinding van de conform het derde en vierde lid ingediende stukken volgt betaling van de toegezegde vergoeding binnen 2 maanden na indiening.

  • 6. De aanvrager dient voorts aan de door het bestuur van de Stichting aangewezen personen, voor zover deze dit noodzakelijk achten voor een goede uitvoering van deze regeling:

    • desgevraagd additionele inlichtingen te verstrekken

    • door zijn externe accountant de factuur te doen goedkeuren;

    • de aanvrager dient, na een daartoe strekkend verzoek van de Stichting, mee te werken aan een in het kader van deze regeling uit te voeren evaluatie.

  • 7. De aanvrager dient onverwijld nadat een verzoek tot verlening van surséance van betaling of faillietverklaring van de aanvrager bij de rechtbank is ingediend daarvan mededeling te doen aan de Stichting.

  • 8. Het Stichtingsbestuur beslist afwijzend op een tijdig ingediende factuur, indien de aanvrager:

    • a niet heeft voldaan aan de bij of krachtens de in lid 1 t/m 7 gestelde voorwaarde;

    • b. failliet is verklaard;

    • c. zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt dat het bestuur bij de beslissing op een aanvraag een andere beslissing zou hebben genomen, indien haar de juiste gegevens bekend waren gemaakt.

VI Slotbepalingen

  • 1. In bijzondere gevallen (zulks ter beoordeling van het Stichtingbestuur) kan van de bepalingen uit de paragrafen I t/m V van deze regeling worden afgeweken.

  • 2. In gevallen, waarin deze regeling niet voorziet, beslist het Stichtingsbestuur.

  • 3. Het gebruikersrecht van nieuw ontwikkeld lesmateriaal komt toe aan de Stichting welke het materiaal kan inzetten voor scholing in andere aan het fonds bijdragende ondernemingen. Specifiek bedrijfseigen informatie zal niet elders gebruikt mogen worden. Stichting en aanvrager treden hierover met elkaar in overleg.

  • In het geval het door aanvrager ontwikkelde materiaal bij een of meer andere bedrijven wordt gebruikt, ontvangt aanvrager hiervoor een vergoeding, welke door de Stichting zal worden vastgesteld.


XNoot
1

Voor advies bij het opstellen van een personeelsopleidingsplan kan men zich wenden tot het Kabeflex-secretariaat; via het Grafisch Opleidingscentrum is een eenvoudige handleiding beschikbaar.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

Naar boven