Instellingsbesluit College Bevordering Veiligheidsstudies

14 november 1996

Nr. EB96/2455

Directie Brandweer en Rampenbestrijding

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Besluit:

Artikel 1

Er is een College Bevordering Veiligheidseffectstudies, hierna te noemen: ’het College’.

Artikel 2

Het College heeft ten doel de ontwikkeling van een methodiek voor veiligheidseffectstudies te begeleiden en ertoe bij te dragen dat veiligheidseffectstudies worden verricht, teneinde de aandacht voor aspecten van sociale en fysieke veiligheid bij besluitvorming in de publieke sector te bevorderen.

Artikel 3

Het College heeft tot taak:

a. tijdens de eerste fase te fungeren als begeleidingscommissie bij de ontwikkeling en vormgeving van het instrument veiligheidseffectrapportage;

b. tijdens de tweede fase op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken feitelijke veiligheidseffectstudies te begeleiden en te beoordelen, waarbij het College in zijn verslaglegging aandacht besteedt aan ontwikkelingen op het terrein van veiligheidseffectstudies. In dat kader kan het College tevens aandacht vragen voor aspecten van sociale en fysieke veiligheid bij besluitvorming in de publieke sector.

Artikel 4

1. Het College brengt in de laatste maand van ieder kalenderjaar verslag uit van zijn werkzaamheden aan de Minister van Binnenlandse Zaken.

2. Indien daartoe aanleiding is, brengt het College tussentijds verslag uit van zijn werkzaamheden aan de Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel 5

1. In het College hebben zitting:

a. als voorzitter, tevens lid:

de heer mr. P. van Vollenhoven;

b. als lid:

de heer mr. J. A. M. Hendrikx, commissaris van de Koningin van de provincie Overijssel;

de heer mr. C. G. J. Rutten, burgemeester van de gemeente Breda;

mevrouw M. A. Berndsen-Jansen, burgemeester van de gemeente Beverwijk;

de heer S. J. van Hulst, korpschef regio Hollands Midden;

de heer F. van Oosten, commandant regionale brandweer Rijnland;

de heer prof. dr. F. Sturmans, directeur GGD-Rotterdam en omstreken;

de heer prof. dr. P. W. Tops, Katholieke Universiteit Brabant;

de heer ir. J. J. Slechte, president-directeur Shell Nederland B.V.;

c. als secretaris, tevens lid:

de heer dr. A. van Ravenzwaaij, werkzaam bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, directie Brandweer en Rampenbestrijding, afdeling Veiligheidsbeleid;

d. als adjunct-secretaris:

de heer S. Kavelaar, werkzaam bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, directie Brandweer en Rampenbestrijding, afdeling Veiligheidsbeleid.

2. Indien één of meer leden, dan wel de adjunct-secretaris zijn werkzaamheden tussentijds beëindigt, benoemt de Minister van Binnenlandse Zaken in overleg met het College zonodig één of meer opvolgers.

Artikel 6

Het College regelt zijn werkzaamheden naar eigen inzicht, met dien verstande dat:

a. de voorzitter ten minste driemaal per kalenderjaar overlegt met de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken;

b. het College ten minste driemaal per kalenderjaar bijeenkomt;

c. de Minister van Binnenlandse Zaken de communicatie tussen het College en de betrokken ministeries coördineert.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2000.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


Den Haag, 14 november 1996. De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal.

Toelichting

In het kader van het integraal veiligheidsbeleid streeft het kabinet naar een samenhangende en preventieve aanpak van veiligheidsproblemen. Ter voorkoming van veiligheidsproblemen dienen sociale en fysieke aspecten van veiligheid mee te wegen in een vroeg stadium van besluitvorming op tal van beleidsterreinen. Een veiligheidseffectrapportage is een besluitvorming ondersteunend instrument dat de aandacht voor veiligheidsrisico’s bij besluitvorming in de publieke sector beoogt te vergroten. In de door Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, op 16 juni 1995 aan de Tweede Kamer aangeboden Nota Veiligheidsbeleid, is onder meer aangekondigd dat dit instrument zal worden ontwikkeld en beproefd. In het eindverslag van het onderzoek ’Haalbaarheid Veiligheideffectrapportage’, dat de vakgroep Bestuurskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft verricht, is geconstateerd dat een dergelijk instrument haalbaar is, mits bij de vormgeving rekening wordt gehouden met factoren die op de haalbaarheid van invloed zijn. Een van deze factoren is de, nu nog beperkte, ontvankelijkheid voor het instrument op bestuurlijk niveau.

In vervolg op het voornoemde onderzoek van de vakgroep Bestuurskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam, is besloten het instrument veiligheidseffectrapportage daadwerkelijk vorm te gaan geven. Hierbij is het van belang niet uit te gaan van een uniform, maar een op toepassingsgebieden toegespitst instrument. Verschillende proefstudies worden voorzien teneinde de vormgeving van het instrument nader gestalte te geven en de inpasbaarheid ervan in het bestuurlijke besluitvormingstraject te vergroten. Met het doel de ontwikkeling van een methodiek voor veiligheidseffectstudies, mede op basis van de ervaringen met de proefstudies, te begeleiden en er toe bij te dragen dat veiligheidseffectstudies worden verricht teneinde de aandacht voor aspecten van sociale en fysieke veiligheid bij besluitvorming in de publieke sector te vergroten, is besloten tot de instelling van een College Bevordering Veiligheidseffectstudies. De Minister van Binnenlandse Zaken kan aan de leden van het College een vacatiegeld toekennen op grond van het Vacatiegeldenbesluit 1988. Op basis van de ervaringen met de proefstudies en de bevindingen van het College zal de Minister van Binnenlandse Zaken een voorstel doen ten behoeve van besluitvorming omtrent een algemene introductie en toepassing van het instrument veiligheidseffectrapportage. Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat het College de regering niet adviseert over wetgeving of te voeren beleid op dit terrein.

De taakstelling van dit College valt in twee delen uiteen. In de eerste fase fungeert het College als begeleidingscommissie bij de ontwikkeling en vormgeving van het instrument veiligheidseffect- rapportage. Het College beoordeelt concrete voorstellen voor de opzet en inhoud van het instrument en doet hiervan verslag aan de Minister van Binnenlandse Zaken. In zijn oordeel betrekt het College aspecten als werkbaarheid, kosten-baten-verhouding, bestuurlijke en juridische vormgeving en inpasbaarheid.

In de tweede fase begeleidt en beoordeelt het College op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken feitelijke veiligheidseffectstudies en kan het College aandacht vragen voor aspecten van sociale en fysieke veiligheid bij besluitvorming in de publieke sector. Ook tijdens deze tweede fase doet het College verslag van zijn bevindingen aan de Minister van Binnenlandse Zaken. In deze verslaglegging besteedt het College ook aandacht aan aanverwante ontwikkelingen op het gebied van veiligheidseffectstudies en andere uitgevoerde ex ante beleidsevaluaties.

Voor de uitvoering van zijn taakstelling zal het College een werkbudget ter beschikking worden gesteld. Dit werkbudget en eventuele overige voor het functioneren van het College noodzakelijk geachte kosten komen ten laste van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, directie Brandweer en Rampenbestrijding. Gebruikmaking van diensten van derden, voor zover daaraan financiële verplichtingen voor het Rijk verbonden zijn, geschiedt volgens de vigerende regelgeving van administratieve organisatie van het directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het College kan geen verplichtingen aangaan. Het secretariaat wordt in zijn functioneren slechts aangestuurd door het College.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal.

Naar boven