Wijziging Tijdelijke regeling geldelijke steun liftplaatsing bij bestaande woongebouwen

De Regeling tot wijziging van de Tijdelijke regeling geldelijke steun liftplaatsing bij bestaande woongebouwen (verplichte overboeking van budgetten door budgethouders) van 6 november 1996, no. MJZ96063338, is toegevoegd aan de circulaire aan de Colleges van Burgemeester en Wethouders, de Colleges van Gedeputeerde Staten en aan de dagelijkse besturen van een budgetbeherend samenwerkingsverband van 6 november 1996, MG 96-23, Wijziging Tijdelijke regeling geldelijke steun liftplaatsing bij bestaande woongebouwen (MG 95-36).

6 november 1996

Nr. MJZ96063338

Centrale Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 33 van het Besluit woninggebonden subsidies 1995;

Besluit:

Artikel I

De Tijdelijke regeling geldelijke steun liftplaatsing bij bestaande woongebouwen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, vervalt: eerste lid,.

B

In de aanhef van artikel 4 vervalt: , eerste lid,.

C

Na artikel 4a wordt een artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 4b

1. De minister kan in januari 1997 en in februari 1997 de budgethouder verplichten om binnen acht weken na de bekendmaking van die verplichting toepassing te geven aan artikel 2, tweede lid, waarbij de minister vaststelt welk gedeelte van het budget wordt overgedragen aan welke andere budgethouder of budgethouders.

2. De budgethouder die door de toepassing van het eerste lid is begunstigd, besteedt het aan hem overgedragen budget in afwijking van artikel 4, aanhef en onderdeel d, vóór 1 juli 1997.

D

In artikel 5, derde lid, wordt ’een juist toezicht op de naleving van de gestelde voorwaarden’ vervangen door: de uitvoering van deze regeling.

E

In artikel 6:

a. vervalt in de aanhef ’, eerste lid,’;

b. wordt onderdeel b geletterd c en

c. wordt na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidend:

b. niet heeft voldaan aan artikel 4b;.

F

Bijlage I wordt vervangen door een nieuwe bijlage I, gelijk aan de bijlage bij deze regeling.

G

In bijlage II wordt aan het slot van punt 2 van het Protocol voor accountantsverklaringen in het kader van de Tijdelijke regeling geldelijke steun liftplaatsing bij bestaande woongebouwen ingevoegd: en, voor zover van toepassing, artikel 4b, tweede lid.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 6 november 1996. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Margaretha de Boer.

Bijlage bij artikel I, onderdeel F, van de regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 6 november 1996 tot wijziging van de Regeling geldelijke steun liftplaatsing bij bestaande woongebouwen (verplichte overboeking van budgetten door budgethouders)

Bijlage I bij de Tijdelijke regeling geldelijke steun liftplaatsing bij bestaande woongebouwen

Verslag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Tijdelijke regeling geldelijke steun liftplaatsing bij bestaande woongebouwen

(Verantwoorden in nominale bedragen)

- Door de minister toegekend budget: f

- Aanvullingen van het budget:

- door overdrachten voor 1 januari 1997 als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van (namen overdragende gemeenten/samenwerkingsverbanden/regionale openbare lichamen) per (data): f

- door ontvangsten van restantbudgetten, ingevolge artikel 3, eerste lid, of ingevolge overgangsrecht omtrent de overdracht van het budgethouderschap aan regionale openbare lichamen, van (namen gemeenten/samenwerkingsverbanden die geen budget- houder meer zijn) op (data): f

———- +

Totaal beschikbaar budget: f

- Besluiten van voor 1 januari 1997 tot het plaatsen van liften (incl. het verlenen van geldelijke steun daarvoor):

- aantal liften waarvoor het richtbedrag van f 50 000 geldt:

- aantal liften waarvoor het richtbedrag van f 75 000 geldt: f

- Overdrachten voor 1 januari 1997 als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aan (namen gemeenten/samenwerkingsverbanden/ regionale openbare lichamen waaraan is overgedragen) per (data): f

———- -

f

- Besluiten van voor 1 januari 1997 tot intrekking van besluiten tot het plaatsen van liften (en het verlenen van geldelijke steun daarvoor):

- aantal liften waarvoor het richtbedrag van f 50 000 geldt:

- aantal liften waarvoor het richtbedrag van f 75 000 geldt: f

———- +

- Restant-budget per 31 december 1996: f

- Aanvulling van het budget door overdrachten in 1997 als bedoeld in artikel 4b, eerste lid, van (namen overdragende gemeenten/samenwerkingsverbanden/regionale openbare lichamen) per (data): f

dan wel

- Overdrachten in 1997 als bedoeld in artikel 4b, eerste lid, aan (namen gemeenten/samenwerkingsverbanden/regionale openbare lichamen waaraan is overgedragen) per (data): f

——— +/-

- Nadien beschikbaar budget: f

- Besluiten in de eerste zes maanden van 1997 tot het plaatsen van liften (incl. het verlenen van geldelijke steun daarvoor):

- aantal liften waarvoor het richtbedrag van f 50 000 geldt:

- aantal liften waarvoor het richtbedrag van f 75 000 geldt: f

——— -

- Restant-budget per 1 juli 1997: f

Toelichting

Algemeen

Met deze regeling wordt de Tijdelijke regeling geldelijke steun liftplaatsing bij bestaande woongebouwen (MG 93-04) (hierna: de regeling) gewijzigd. Deze wijziging is evenals de wijziging van de regeling van 18 december 1995 (MG 95-36) gericht op een maximale uitputting van de op voet van de regeling toegekende budgetten. Daartoe wordt de mogelijkheid voor de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ingevoerd om budgethouders te verplichten hun overtollige budgetten over te dragen aan budgethouders die nog wel plannen hebben voor het plaatsen van liften en hun budget wel helemaal hebben verplicht. Dat budget zal dus niet worden teruggevorderd ten behoeve van een landelijke herverdelingsronde door het Rijk. In de circulaire MG 95-36 was al gesteld dat een dergelijke herverdelingsronde niet wenselijk is. Het streven blijft gericht op oplossing van het vraagstuk van onderuitputting van het liftenbudget binnen de kring van de budgethouders, zij het dat het Rijk een mogelijkheid wordt gegeven dit proces te stimuleren.

De bedoeling is dat gedurende het eerste halfjaar van 1997:

- informatie bij de budgethouders wordt opgevraagd over de stand van de uitputting van het budget per 31 december 1996 en over de plannen waarvoor zij nog budget zouden willen verplichten, dit alles op basis van het bij deze wijzigingsregeling verruimde artikel 5, derde lid, van de regeling;

- bepaalde budgethouders door het Rijk worden verplicht middelen aan andere budgethouders over te dragen, die daarmee in staat worden gesteld alsnog een of meer plannen ten uitvoer te brengen;

- de overboekingen daadwerkelijk plaatsvinden en de verplichtingen ten laste van het overgedragen budget daadwerkelijk worden aangegaan.

Door deze onderlinge herverdeling binnen dit korte tijdsbestek te laten plaatsvinden wordt het mogelijk in het verslag over de besteding van het budget ook alle gegevens op te nemen die met het aldus overgedragen budget verband houden, zonder dat de indieningsdatum van dat verslag - 15 september 1997 - wordt gewijzigd. Daardoor behoeft ook geen wijziging te komen in de datum tot welke de budgetten door het Rijk kunnen worden ingetrokken en met ingang van welke de regeling wordt ingetrokken. Deze datum blijft gehandhaafd op

1 januari 1999.

Artikelen

Artikel I, onderdelen A, B en E, onder a

Met het verruimen van de in de betrokken artikelen van de regeling voorkomende verwijzing is duidelijker aangegeven dat die artikelen bij de nieuwe budgethouders van toepassing zijn op budgetten die aan hen zijn overgedragen door de oorspronkelijke budgethouders.

Artikel I, onderdeel C

Het nieuwe artikel 4b van de regeling omvat de basis voor de in deze toelichting onder ’Algemeen’ uiteengezette operatie, met inbegrip van de daaraan gestelde termijnen. Het tweede lid impliceert dat de budgethouders verplicht blijven vóór 1 januari 1997 hun oorspronkelijk toegekende budget en het voor die datum aan hen overgedragen budget uit te putten, zoals in artikel 4, onderdeel d, is bepaald. Zonder de handhaving van deze verplichting zou er geen rechtsgrond gecreëerd kunnen zijn voor die operatie. Voor het overige is artikel 4, en daarmee tevens artikel 4a, op de via die operatie overgedragen budgetten van toepassing. Dit volgt uit artikel I, onderdelen A, B en E, onder a.

Artikel I, onderdeel D

Met deze wijziging van artikel 5, derde lid, van de regeling is de basis gelegd voor het door het Rijk kunnen opvragen van de informatie die noodzakelijk is om de onderlinge herverdeling van budgetten door de budgethouders op een juiste wijze te sturen. De voorheen geldende tekst was daartoe niet toereikend, omdat het opvragen van die informatie niet redelijkerwijs nodig is voor het toezicht op de naleving van de voorwaarden of voor de evaluatie van de regeling.

Artikel I, onderdeel E, onder b en c

Aan artikel 6 van de regeling is een onderdeel toegevoegd, waarin is neergelegd dat een budget ook bij het niet voldoen aan het nieuwe artikel 4b van de regeling kan worden ingetrokken. Deze sanctie kan zowel een budgethouder treffen die middelen had moeten overdragen maar dat niet (tijdig) heeft gedaan, als een budgethouder die ten laste van de overgedragen middelen verplichtingen had moeten aangaan maar dat niet (tijdig) heeft gedaan of daarbij een andere voorwaarde niet heeft nageleefd.

Artikel I, onderdeel F

Het model van het eindverslag over de besteding van het budget, neergelegd in de nieuwe bijlage I bij de regeling, is zodanig aangevuld, dat met behulp daarvan de transacties met betrekking tot het ingevolge het nieuwe artikel 4b, eerste lid, van de regeling overgedragen budget afzonderlijk kunnen worden aangegeven. Binnen de bijlage is een scheiding aangebracht tussen de gegevens met betrekking tot het oorspronkelijk toegekende budget en het voor 1 januari 1997 overgedragen budget enerzijds en het ingevolge het nieuwe artikel 4b, eerste lid, van de regeling overgedragen budget anderzijds. Hierdoor blijft controleerbaar of op 1 januari 1997 het oorspronkelijk toegekende budget en het voor die datum overgedragen budget geheel was verplicht. Verwezen wordt naar de toelichting op artikel I, onderdeel C.

Artikel I, onderdeel G

Deze wijziging van bijlage II bij de regeling is een wetstechnische aanpassing die voortvloeit uit de toevoeging aan die regeling van een nieuw artikel 4b.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer.

Naar boven