Zeefdrukbedrijf

Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDE BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET ZEEFDRUKBEDRIJF (FONDS WERKTIJDVERMINDERING OUDERE WERKNEMERS)

8461

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Grafische Bedrijfsfondsen namens de Vereniging voor Zeefdruk en Sign Ondernemingen als partij te ener zijde mede namens Druk en Papier FNV en CNV Media als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Zeefdrukbedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat de wijzigingen van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking zijn getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Trekt in zijn besluiten van 2 februari 1994 (Stcrt. 1994, nr. 27), 23 augustus 1994 (Stcrt. 1994, nr. 162) en 29 december 1994 (Stcrt. 1994, nr. 251) voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindendverklaren van de artikelen 2 en 9 van het reglement vervroegd uittreden oudere werknemers en de artikelen 12 en 13 van de Statuten van de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Zeefdrukbedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder IV en V is bepaald;

II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 januari 1998 de artikelen 2 en 9 van het Vut-reglement en de artikelen 12 en 13 van de Statuten van de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Zeefdrukbedrijf, zoals deze door partijen zijn gewijzigd en zulks met inachtneming van hetgeen onder III, IV en V is bepaald:

Artikel 12 van de Statuten van de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven wordt gelezen als volgt:

„Artikel 12 Werknemer

  • 1. Onder werknemer wordt verstaan iedere man of vrouw die bij een werkgever in dienstbetrekking werkzaam is en die uit hoofde van een in de grafische bedrijfstak geldende CAO de statuten en het reglement moet naleven.

  • 2. Degene, die in dienst van één werkgever afwisselend ten behoeve van een grafisch en niet-grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, wordt als werknemer beschouwd wanneer hij als regel gedurende ten minste 17 uren per week ten behoeve van een grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist.

  • 3. Als werknemers worden niet beschouwd, degenen die werkzaam zijn als:

    • I. voor zover het betreft het grafisch bedrijf, genoemd in de artikelen 3, derde lid, tot en met 7:

      • a. direkteuren, adjunkt-direkteuren of onder-direkteuren;

      • b. leden van het management-team;

      • c. bedrijfsleiders/managers;

      • d. handelsreizigers (vertegenwoordigers);

      • e. schoonmakers, wier taak in hoofdzaak in de privé-huishouding van hun werkgever is gelegen;

      • f. volontairs (ieder wiens loon uitsluitend bestaat uit onderricht);

      • g. zij, die in het kader van een school- of vakopleiding een stage volgen om vakbekwaamheid te verwerven;

      • h. scholieren en studenten, die een opleiding of studie in dagonderwijs volgen en die gedurende de periode van de reguliere vakantie van het betreffende dagonderwijs, tijdelijk werkzaam zijn;

      • i. werknemers, werkzaam in huisdrukkerijen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een niet-grafisch hoofdbedrijf, waarin geen ander drukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf of één of meer niet grafische nevenbedrijven daarvan, voor zover dit hoofd- of nevenbedrijf zijn werkzaamheden niet uitoefent in het uitgeversbedrijf;

    • II. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf:

      • a. werknemers, vallend onder de kategorieën Ia, c tot en met h;

      • b. algemeen prokuratiehouders, chefs de bureau en hoofdboekhouders met een vast overeengekomen salaris per maand van meer dan 0,28 maal het laatstelijk op 1 januari van enig jaar geldende bedrag van het tweemaal tot een jaarbedrag herleide ouderdomspensioen als genoemd in artikel 9, lid 6, sub a van de Algemene Ouderdomswet – nadien met terugwerkende kracht tot genoemde datum of een daarvoor gelegen tijdstip tot stand gekomen wijzigingen van het bedrag buiten beschouwing gelaten –, na vermindering van bedoeld bedrag met het deel daarvan, hetwelk berust op na 1 januari 1967 doorgevoerde verhogingen, anders dan ingevolge artikel 12 van die wet;

      • c. werknemers, werkzaam in een administratieve functie;

      • d. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een andersoortig niet-grafisch bedrijf, waarin geen ander reprografisch werk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf (de zgn. „huis" reprografie-inrichtingen);

    • III. voor zover het betreft het klein formaat offsetbedrijf:

      • a. werknemers, werkzaam in een leidinggevende funktie (anders dan als voorman);

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve funktie;

      • c. werknemers, vallend onder de kategorieën Id tot en met h;

      • d. werknemers, werkzaam in klein formaat offsetinrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIc zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

    • IV. voor zover het betreft het zeefdrukbedrijf:

      • a. werknemers, werkzaam in een leidinggevende funktie (anders dan als voorman);

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve funktie;

      • c. werknemers, vallend onder de kategorieën Id tot en met h;

      • d. werknemers, werkzaam in zeefdrukinrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIc zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

    • V. voor zover het betreft het dagbladbedrijf:

      • a. funktionarissen behorende tot de direktiestaf, die betrokken zijn bij het bepalen van het beleid van de onderneming en als zodanig zijn aangesteld, alsmede andere hoge funktionarissen, voor zover zij een salaris genieten dat uitgaat boven het op grond van hun aantal funktiejaren bij hen behorende salaris, verhoogd met 25%;

      • b. degenen, die werkzaam zijn in de buitendienst, hoofdzakelijk belast met het bezorgen van uitgaven van het dagbladbedrijf;

      • c. degenen, die werkzaam zijn in een buiten het dagbladbedrijf vallende afdeling (zoals boekhandel, tijdschriftenhandel, enz.);

      • d. degenen, die werkzaam zijn als direkteur-hoofdredakteur;

      • e. werknemers, vallend onder de kategorieën Ic en e tot en met h;

    • VI. voor zover het betreft de papiergroothandel:

      • a. werknemers, werkzaam in een leidinggevende funktie (anders dan als voorman);

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve funktie;

      • c. werknemers, vallend onder de kategorieën Id tot en met h."

Artikel 13 van de Statuten van de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven wordt gelezen als volgt:

„Artikel 13 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit 12 leden, van wie:

    • a. zes worden aangewezen door de werkgeversorganisatie in de grafische bedrijven te weten: het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen;

    • b. zes worden aangewezen door de werknemersorganisaties in de grafische bedrijven, te weten:

    • vijf door Druk en Papier FNV;

    • één door de Dienstenbond CNV, hierna te noemen CNV Media.

  • 2. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a. door bedanken;

    • b. door overlijden;

    • c. door een besluit van de organisatie, welke het betrokken bestuurslid benoemde.

  • 3. Indien in het bestuur een vakature ontstaat wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien door de organisatie door welke het lid, wiens zetel is opengevallen, was benoemd. Het bestuur blijft wettig samengesteld en behoudt al zijn bevoegdheden zolang ten minste één werkgevers- en één werknemerslid daarvan rechtsgeldig deel uitmaken.

  • 4. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het fonds.

  • 5. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering vergoeding van de ter uitoefening van hun funktie gemaakte reis- en verblijfkosten, volgens daarvoor door het bestuur te stellen regelen.

  • 6. Het bestuur kan besluiten de leden van het bestuur voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering een vakatiegeld toe te kennen."

Artikel 2 van het Vut-reglement wordt gelezen als volgt:

„Artikel 2

Werkgevers en werknemers zijn verplicht tot betaling aan het fonds van een premie:

  • a. behoudens ter zake van de werknemers die vallen onder de collectieve arbeidsovereenkomst voor dagbladjournalisten, is door de werkgever verschuldigd:

  • met ingang van 1 oktober 1990 6,80% van het loon.

  • Hiervan wordt, als werknemersdeel in de premie, door de werkgever ingehouden op het loon 3,40%.

  • b. ter zake van de werknemers die vallen onder de collectieve arbeidsovereenkomst voor dagbladjournalisten is door de werkgever verschuldigd:

  • met ingang van 1 januari 19951 6,00% van het loon.

  • Hiervan wordt, als werknemersdeel in de premie, door de werkgever ingehouden op het loon 2,55%."

Artikel 9 van het Vut-reglement wordt gelezen als volgt:

„Artikel 9 Uitkeringen

  • 1. De deelnemer heeft gedurende de uittredingsperiode recht op een maandelijkse bruto-uitkering ten laste van het fonds. De hoogte daarvan wordt bij aanvang eenmalig vastgesteld en is gebaseerd op het nettoloon, zoals bedoeld in het volgende lid.

  • 2. Ter bepaling van het nettoloon wordt uitgegaan van het werkelijke GBV-ZW-dagloon, zoals dat tijdens het direct aan de vervroegde uittreding voorafgaande dienstverband zou zijn vastgesteld, vermeerderd met de vakantietoeslag en eventuele jaarlijkse gratifikaties en verminderd met alle wettelijke en daarmee gelijk te stellen inhoudingen.

  • 3. Ter vaststelling van de maandelijkse bruto-uitkering wordt het aldus in het vorige lid bepaalde nettoloon verhoogd met de tijdens de vervroegde uittreding wettelijk verschuldigde premies en belastingen en verlaagd met de vakantietoeslag en de eventuele jaarlijkse gratifikaties.

  • 4. In geval van krachtens collectieve arbeidsovereenkomst (zoals die op de betreffende deelnemer onmiddellijk voorafgaande aan diens vervroegd uittreden van toepassing was) overeengekomen loonsverhogingen, wordt de maandelijkse bruto Vut-uitkering gedeeltelijk aangepast, en wel als volgt:

    • a. voor degenen die een Vut-uitkering ontvangen op basis van artikel 9 wordt de algemene loonsverhoging volgens de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, voor zover deze verhoging meer dan 2% per jaar bedraagt, op hun Vut-uitkering toegepast;

    • b. voor degenen die een Vut-uitkering ontvangen op basis van artikel 9A wordt de algemene loonsverhoging volgens de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, voor zover deze verhoging meer dan 1% per jaar bedraagt, op hun Vut-uitkering toegepast,

  • een en ander met inachtneming van artikel 21 en met dien verstande dat de eerste algemene loonsverhoging volgens de CAO na de vervroegde uittreding, volledig wordt toegekend. Als er op dat moment sprake is van een „0% verhoging" zal dit desondanks als eerste verhoging worden aangemerkt.

  • 5. Deelnemers hebben bovendien recht op:

    • a. een vakantietoeslag overeenkomstig de op hen van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of loonregeling;

    • b. een toeslag ter medeberekening van de vaste jaarlijkse, en in een week-, maand- of periodeloon dan wel in een vast percentage daarvan uitgedrukte gratifikaties en/of uitkeringen, voor zover de deelnemers in het jaar direkt voorafgaande aan de vervroegde uittreding daarop aanspraak hadden krachtens een schriftelijk vastgelegd(e)

      • (individuele) arbeidsovereenkomst, of

      • reglement;

    • c. een toeslag als tegemoetkoming in de premie verschuldigd wegens een door de deelnemer voortgezette partikuliere ziektekostenverzekering en wel tot maximaal het bedrag dat de deelnemer van zijn werkgever ontving als bijdrage in de kosten van die verzekering.

    • d. een netto spaarloontoeslag ter grootte van 1,07% van het loon genoemd in artikel 2, lid 6, sub 3, van het Spaarloonreglement van het SGB, mits de deelnemer direct voorafgaande aan zijn vervroegde uittreding werknemer was in de zin van de statuten van het SGB.

  • 6. Voor de deelnemer zal het loon waarnaar de uitkering volgens lid 1 werd berekend niet meer bedragen dan anderhalf maal het maximum dagloon dat geldt voor de Ziektewet. Heeft een deelnemer bovendien recht op een toeslag als bedoeld in lid 5, sub a en b, dan kan desondanks de som van het uitkeringsloon en deze toeslag(en) niet meer bedragen dan anderhalf maal het maximum dagloon dat geldt voor de Ziektewet.

  • 7. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen betaald, voor het eerst over de maand waarin de vervroegde uittreding plaatsvond. De vakantietoeslag wordt in de maand mei betaald, de toeslag wegens gratifikaties en/of uitkeringen alsmede de spaarloontoeslag in de maand december, terwijl de toeslag als tegemoetkoming in de kosten van een partikuliere ziektekostenverzekering tegelijk met de uitkering in maandelijkse termijnen wordt betaald.

  • 8. Bij de eerste betaling en bij iedere wijziging van de uitkering verstrekt het fonds aan de deelnemer een specifikatie van het betaalde bedrag.

  • 9. Het bestuur is bevoegd bij de berekening van het in het tweede lid bedoelde loon, het loon dat is verschuldigd of wordt genoten ter zake van opvoering van het aantal gewerkte uren anders dan vanwege een medisch vastgestelde toegenomen mate van arbeidsgeschiktheid, dan wel bepaalde loonbestanddelen buiten beschouwing te laten indien, naar het oordeel van het bestuur, de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • Het bestuur is bovendien bevoegd, met betrekking tot de toeslagen als bedoeld in lid 5, gedeelten van de vakantietoeslag, van gratifikaties en/of uitkeringen en van vergoedingen die van de werkgever werden ontvangen in de kosten van een ziektekostenverzekering buiten beschouwing te laten, indien, naar het oordeel van het bestuur, de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 10. Uitsluitend ter uitvoering van het op 1 januari 1982 in werking getreden agreement – aangegaan tussen het fonds en een aantal stichtingen en ondernemingen die vervroegde uittreding regelen in verwante bedrijfssektoren met het oogmerk de nadelige gevolgen bij vervroegde uittreding ten gevolge van verandering van werkzaamheden of werkkring, zoveel mogelijk tegen te gaan – wordt wanneer toepassing van het agreement leidt tot vervroegde uittreding, de uitkering in afwijking van het in de vorige leden van dit artikel bepaalde, berekend overeenkomstig de daarvoor in het agreement gestelde regelen."

III. Indien en voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 22 januari 1996

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

A. van Dijk.


XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht en evenmin nawer- king.

Naar boven