Uitspraak Medisch Tuchtcollege ’s-Gravenhage

95 W 121

Het College voor de beslissing in Eerste Aanleg in zaken van het Medisch Tuchtrecht te ’s-Gravenhage heeft op 1 mei 1996 de navolgende uitspraak gedaan inzake de klacht van:

A, wonende te C, klager, tegen: B, geneeskundig inspecteur bij het Ministerie van Justitie, wonende te D, de persoon over wie geklaagd wordt, hierna te noemen: de arts.

1. Het verloop van het geding

Het door mr. E, advocaat te G, opgestelde klaagschrift is op 18 augustus 1995 ingekomen. Op 27 november 1995 heeft mr. F, advocaat te H, namens de arts een verweerschrift met bijlagen ingediend.

Vervolgens is nog gerepliceerd en gedupliceerd op resp. 21 december 1995 en 16 februari 1996.

De klacht is behandeld ter zitting van het College van 1 mei 1996, alwaar aanwezig waren klager, vergezeld van zijn raadsvrouwe (mevr. mr. M, advocate te G), alsmede de arts en zijn raadsvrouwe, mevr. mr. F voornoemd, die pleitnotities heeft overgelegd.

2. De klacht

De arts, werkzaam als geneeskundige inspecteur bij het Ministerie van Justitie, heeft op 25 oktober 1993 een intern advies betreffende klager uitgebracht binnen het ministerie van justitie aan de Directeur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

De arts heeft daarbij geschreven:

’In antwoord op uw nota dd 26-7-1993 betreffende bovengenoemde, bericht ik u kennis te hebben genomen van de door u toegezonden dossierrelevantia, w.o. een onderzoeksverslag door een arts van Amnesty International, de heer Arnold, dd 1-5-1993.

Uit op bovenstaande wijze verkregen informatie valt te concluderen dat betrokkene enkele littekens vertoont, alsmede lichamelijke en psychische gezondheidsklachten heeft, welke zouden kunnen passen bij de mishandelingen, zoals hij die verteld heeft.

De verschijnselen zijn echter weinig specifiek: andere oorzaken zijn mogelijk.

Een herhaald verzoek aan de door betrokkene opgegeven huisarts om toezending van relevante medische inlich-tingen bleef steeds onbeantwoord.

Ik moet derhalve aannemen dat er geen sprake is van een medische behandeling in engere zin, welke voortzetting van het verblijf van betrokkene in ons land noodzakelijk zou maken.’

De arts wordt verweten klager niet zelf te hebben gesproken en onderzocht. Zulks temeer nu de huisarts van klager niet had geantwoord op verzoeken om medische inlichtingen.

Voorts wordt de arts verweten door de wijze waarop hij heeft gerapporteerd de suggestie te hebben gewekt dat de beschreven littekens en verschijnselen ook veroorzaakt konden zijn door andere oorzaken dan de door klager ondergane martelingen.

3. Het standpunt van de arts

Het behoort tot de taak van de arts als geneeskundig inspecteur bij het Ministerie van Justitie advies uit te brengen zowel over geneeskundige aspecten van het vreemdelingenbeleid in het algemeen als ten aanzien van individuele vreemdelingen. Van de in 1993 en 1994 uitgebrachte individuele adviezen (resp. 1744 en 1245) werd slechts in 8 tot 12% van de gevallen de vreemdeling zelf gezien. De wijze waarop een adviesaanvrage wordt behandeld is afhankelijk van de vraagstelling.

In de onderhavige aanvrage werd de arts niet verzocht klager in persoon te zien.

De vraagstelling aan de arts luidde: ’Uit de verklaringen van betrokkene zou kunnen worden afgeleid dat hij ernstig is mishandeld, waarbij betrok-kene verwondingen heeft opgelopen. Gaarne verneem ik van u of naar uw mening de littekens/afwijkingen er op duiden dat deze afkomstig zijn van de beweerde mishandelingen of dat ze mogelijk een andere oorzaak hebben. Tevens verneem ik graag of het met het oog op de gezondheidstoestand van betrokkene verantwoord is hem uit Nederland te verwijderen.’

Verweerder is van oordeel dat hij in dit geval zonder eigen onderzoek van klager tot het bestreden advies heeft kunnen komen. Bij de stukken zat een verslag van een onderzoek door een arts van Amnesty International. Dat onderzoeksverslag gaat uitgebreid in op de problematiek van klager, is nauwgezet in de beschrijving van de littekens en de lichamelijke en psychische klachten en is in zijn analyse en conclusies duidelijk en helder.

Voorts stelt de arts dat hij in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat de beschreven littekens en klachten mogelijk aan andere oorzaken kunnen worden toegeschreven.

Zekerheid over het oorzakelijk verband tussen littekens en klachten enerzijds en mishandelingen anderzijds is vrijwel nooit te geven. Ook de arts van Amnesty International drukt zich dan ook niet in stellige bewoordingen uit maar spreekt van ’kunnen goed passen bij’ de gestelde mishandelingen.

Voorts heeft de arts bij herhaling de door klager opgegeven huisarts verzocht om inlichtingen betreffende klager. Hij heeft op die verzoeken echter geen reactie ontvangen en daaruit de conclusie mogen trekken dat er geen sprake was van een medische behandeling in engere zin.

4. De beoordeling van de klacht

De rapportage van de geneeskundige inspecteur, inhoudende dat littekens kunnen passen bij beschreven martelingen doch ook een andere oorzaak kunnen hebben, kan naar het oordeel van het College in het algemeen heel wel plaatsvinden op grond van een duidelijke en heldere beschrijving van die littekens in een verslag van een andere arts, bijvoorbeeld een arts van Amnesty International. Littekens zijn immers inderdaad veelal niet specifiek in die zin dat daaruit met enige zekerheid gelezen kan worden of ze al dan niet door mishandelingen zijn ontstaan. Het zou overigens naar het oordeel van het College ter vermijding van misverstanden bij leken beter zijn indien dat in elk advies dienaangaande uitdrukkelijk werd vermeld.

Gewaakt moet echter worden tegen het gevaar dat een beantwoording teveel ’standaard’ wordt en dat de omstandigheden van het individuele geval onvoldoende worden onderkend. Dat gevaar zal eerder aanwezig zijn als de patiënt niet door de rapporterende arts zelf wordt gezien.

Het College is van oordeel dat de arts in casu in die valkuil is gevallen.

Immers is in de rapportage van de arts van Amnesty International niet alleen sprake van een tweetal littekens op de kin doch wordt ook vermeld:

’(...) Verder zijn op de rug grote bruine verkleuringen zichtbaar in de vorm van enkele forse onregelmatige plekken. Dit kan goed passen bij een status na forse onderhuidse bloedingen. Hierna blijft er een ijzerafzetting achter in het onderhuidse bindweefsel: een toestand die ook wel aangeduid wordt met hemosiderose. (...)’

De arts heeft ten onrechte geen aandacht besteed aan deze passage. Nu hemosiderose wordt veroorzaakt door herhaalde onderhuidse bloedingen en er gezien de situering van de bedoelde vlekken laag in de rug geen voor de hand liggende andere oorzaak denkbaar is, had de arts ten aanzien van deze hemosiderose-vlekken dienen te vermelden dat de aanwezigheid daarvan in elk geval waarschijnlijk door (stok)slagen was veroorzaakt.

Ook is het College van oordeel dat de arts uit het enkele uitblijven van informatie van de zijde van de opgegeven huisarts niet redelijkerwijs de conclusie heeft kunnen trekken dat er dus geen sprake was van medische behandeling in engere zin. Voor het uitblijven van berichten van de huisarts zijn immers andere oorzaken denkbaar, als bijvoorbeeld tijdsdruk bij de huisarts of een principiële weigering tot informatie-verschaffing over patiënten. Nu de arts niet beschikte over informatie van de opgegeven huisarts had hij ofwel de patiënt zelf moeten zien ofwel moeten vermelden dat hij niet tot advisering op dit punt in staat was gesteld.

Het College is derhalve van oordeel dat de arts op een tweetal punten tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en zal na te noemen maatregel opleggen.

Het College is van oordeel dat redenen van algemeen belang het wenselijk maken deze dat beslissing overeenkomstig het bepaalde in art. 13b Medische Tuchtwet zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant, in het Nederlands Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en in Medisch Contact.

Rechtdoende:

- Legt aan de arts op de maatregel van waarschuwing;

- Beveelt bekendmaking met inachtneming van art. 13b Medische Tuchtwet van deze beslissing door toezending aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ter plaatsing in de Nederlandse Staatscourant en door aanbieding ter plaatsing aan de redactie van Medisch Contact en het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht.

Uit ’s Rijks kas zullen aan de klager of aan de persoon over wie geklaagd is geen kosten vergoed worden voortvloeiend uit de behandeling van deze zaak.

Naar boven