Voorschrift procedure geneeskundige commissies RBB

De directeur en de medisch adviseur van de Bedrijfsgezondheidsdienst RBB;

Overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels te stellen met betrekking tot de procedure bij een geneeskundige commissie ex artikel 37, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) en analoge artikelen;

Besluiten:

Artikel 1 Definities

In dit voorschrift wordt verstaan onder:

a. klager: degene die bij zijn bevoegd gezag bedenkingen kenbaar maakt tegen het advies van zijn bedrijfsarts;

b. commissie: de geneeskundige commissie als bedoeld in artikel 37, tweede lid, van het ARAR en analoge artikelen;

c. bedrijfsarts: de geneeskundige die een onderzoek heeft verricht als bedoeld in artikel 36 en 42 van het ARAR en analoge artikelen;

d. medisch adviseur: de medisch eindverantwoordelijke van de RBB;

e. secretariaat MJA: secretariaat Medisch Juridisch Adviesbureau;

f. Hoofd Medisch Juridisch Adviesbureau (MJA) of diens plaatsvervanger: degene die namens de directeur van de RBB beoordeelt of de bedenkingen aanstonds niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.

Artikel 2 Samenstelling geneeskundige commissie

1. De commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden.

Zij worden door de medisch adviseur benoemd.

Eén lid en de voorzitter zijn geneeskundigen in dienst van de RBB. Een van hen is werkzaam in een ander district van de RBB dan waartoe de bedrijfsarts van klager behoort.

Het derde lid van de commissie is een geneeskundige die geen deel uitmaakt van de RBB.

2. De commissie is bij voorkeur in meerderheid samengesteld uit geregistreerde bedrijfsartsen of verzekerings-geneeskundigen.

3. Indien de op klager toepasselijke rechtspositieregeling of collectieve arbeidsovereenkomst een andere samenstelling van de commissie voorschrijft, wordt de commissie overeen komstig die rechtspositieregeling of collectieve arbeidsovereenkomst samengesteld. In dit geval vindt het bepaalde in dit voorschrift waar mogelijk overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 Zitting geneeskundige commissie

De commissie houdt voltallig zitting. Deze zitting wordt in de regel in Zoetermeer gehouden.

Artikel 4 De aanvraag

1. De aanvraag van het bevoegd gezag tot een onderzoek op grond van artikel 37, tweede lid, van het ARAR en analoge artikelen dient te worden gericht aan het secretariaat MJA.

2. Het hoofd MJA of diens plaatsvervanger beoordeelt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 7 werkdagen na ontvangst van de aanvraag of de bedenkingen ontvankelijk zijn.

3. Indien de bedenkingen aanstonds niet-ontvankelijk zijn, zendt het hoofd MJA hiervan mededeling aan het bevoegd gezag en de bedrijfsarts.

4. Het bevoegd gezag informeert aanstonds klager dat zijn bedenkingen niet-ontvankelijk zijn verklaard.

5. Het bevoegd gezag en klager kunnen schriftelijk aan het hoofd MJA om een nadere toelichting vragen.

Artikel 5 Voorbereidende handelingen

1. Uiterlijk binnen 10 werkdagen nadat het hoofd MJA de bedenkingen van klager ontvan kelijk heeft verklaard, zendt de bedrijfsarts zijn visie en de wijze, waarop hij tot zijn advies is gekomen, naar het secretariaat MJA.

2. Het medisch dossier van klager wordt door het secretariaat MJA opgevraagd en ter beschikking gesteld van de commissie.

Artikel 6 Tijdstip zitting en wijze van oproepen

1. De zitting van de commissie vindt plaats binnen 10 werkdagen nadat het secretariaat MJA het in artikel 5 bedoelde commentaar van de bedrijfsarts heeft ontvangen.

2. Het secretariaat MJA roept klager zo spoedig mogelijk bij aangetekende brief op om ter zitting van de commissie te verschijnen.

Indien klager in zijn klaagschrift heeft aangegeven dat zijn behandelaar de commissie mondeling of schriftelijk wil informeren, ontvangt deze ook een afschrift van de oproep.

Artikel 7 Kennisname van de stukken

Het secretariaat MJA draagt er zorg voor dat de leden van de commissie minstens drie werkdagen voorafgaande aan de zitting kennis kunnen nemen van het medisch dossier van klager, diens klaagschrift met de eventuele schriftelijke verklaring van zijn behandelaar alsmede het commentaar van de bedrijfsarts.

Artikel 8 Werkwijze geneeskundige commissie

1. Bij de aanvang van de zitting legt de voorzitter aan klager de verdere procedure uit. Hierbij wordt tevens aan klager medegedeeld dat hij van de voorzitter desgewenst een nadere toelichting op het advies van de commissie kan verkrijgen nadat klager dat advies van zijn bevoegd gezag heeft ontvangen.

2. De voorzitter wijst één van de leden van de commissie aan die bij klager de anamnese afneemt en het lichamelijk onderzoek verricht.

De commissie bespreekt diens bevindingen aan de hand van het ingevulde anamnese- en onderzoeksformulier.

Vervolgens wordt klager en eventueel zijn behandelaar door de voltallige commissie gehoord. Klager kan zich tijdens deze hoorzitting laten bijstaan door een raadsman of raadsvrouw.

3. Indien de commissie dit noodzakelijk acht, kan het lid van de commissie als bedoeld in lid 2 nog een aanvullend onderzoek verrichten.

4. Door de voorzitter of één van de leden van de commissie wordt na afloop van de hoorzitting een verslag gemaakt van hetgeen met klager tijdens de hoorzitting is bespro ken. Dit verslag wordt in het medisch dossier van klager bewaard.

5. De commissie beraadslaagt buiten aanwezigheid van klager. Het advies van de commis sie komt bij meerderheid van stemmen tot stand. Het advies en de bijbehorende onder bouwing worden schriftelijk vastgelegd en in het dossier bewaard.

6. Indien in de commissie een minderheidsstandpunt blijkt te bestaan, stelt de commissie een rapportage op waarin de verschillende afwegingen die bij de totstandkoming van het advies een rol hebben gespeeld nader worden verwoord.

Artikel 9 Aanvullende informatie

1. Indien de commissie van mening is dat aanvullende informatie van de behandelaar nodig is, wordt aan klager medegedeeld dat er nog geen advies kan worden uitgebracht en wordt hem gevraagd een machtiging te ondertekenen voor het opvragen van informatie aan de behandelaar.

Aan het secretariaat MJA wordt telefonisch medegedeeld dat nog geen advies kan worden gedaan, waarna het secretariaat MJA dit schriftelijk aan het bevoegd gezag mededeelt.

De voorzitter wijst één van de leden van de commissie aan die de benodigde informatie opvraagt.

2. Na ontvangst van de informatie raadpleegt de voorzitter de overige leden van de commissie en wordt een advies geformuleerd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.

Artikel 10 Expertise

1. Indien de commissie van mening is dat expertise nodig is, wordt aan klager medegedeeld dat nog geen advies kan worden uitgebracht. Van klager wordt medewerking gevraagd aan de expertise.

Aan het secretariaat MJA wordt telefonisch medegedeeld dat nog geen advies kan worden uitgebracht, waarna het secretariaat MJA dit aan het bevoegd gezag mededeelt.

De voorzitter wijst één van de leden van de commissie aan die de aanvraag om expertise verzorgt.

2. Een vraagstelling voor expertise bestaat in ieder geval uit een korte schets van de medische problemen en de werkzaamheden van klager.

3. Na ontvangst van de expertise raadpleegt de voorzitter de overige leden van de commis sie en wordt een advies geformuleerd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.

Artikel 11 Uitslag van het onderzoek

1. Na de beraadslaging stelt de commissie klager op de hoogte van het aan het bevoegd gezag uit te brengen advies.

Hiervan wordt afgezien als klager schriftelijk verklaart geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid om het aan het bevoegd gezag uit te brengen advies mondeling van de commissie te vernemen.

2. Het dossier wordt tezamen met het advies van de commissie aan het secretariaat MJA gezonden.

3. Het secretariaat MJA zendt zo spoedig mogelijk het advies van de commissie naar het bevoegd gezag. Een afschrift hiervan wordt gezonden aan de bedrijfsarts alsmede aan klager en zijn behandelaar als deze op verzoek van klager de geneeskundige commissie mondeling of schriftelijk heeft ingelicht.

4. De bedrijfsarts kan desgewenst van de voorzitter een nadere toelichting op het advies verkrijgen.

5. Klager alsmede zijn raadsman of raadsvrouw kunnen zich schriftelijk tot de voorzitter wenden voor het verkrijgen van een nadere toelichting op het advies van de commissie.

6. Het bevoegd gezag kan zich tot de bedrijfsarts van klager wenden voor het verkrijgen van nadere informatie.

Artikel 12 Slotbepalingen

1. Dit besluit kan worden aangehaald als Voorschrift procedure geneeskundige commissies RBB.

2. Het Voorschrift Organisatie Bezwaarcommissies RBB van 13 maart 1991 wordt ingetrokken.

3. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 1996.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


Zoetermeer, 5 juli 1996.
De directeur van de RBB,
H. Donkervoort;
De medisch adviseur van de RBB,
J. Termaat.

Toelichting

A Algemeen

1. Inleiding

In de verschillende ambtelijke rechtspositieregelingen zijn bepalingen opgenomen waarin staat dat de ambtenaar in het kader van de bedrijfsgeneeskundige begeleiding onderworpen kan worden aan een geneeskundig onderzoek. Voor ambtenaren, werkzaam in de sector Rijk, staat dit in de artikelen 36 en 42 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR).

Het oordeel van de bedrijfsarts, die het geneeskundig onderzoek heeft verricht, is een advies aan het bevoegd gezag ter voorbereiding van een door het bevoegd gezag te nemen besluit. Tegen het advies kan de ambtenaar binnen drie dagen na ontvangst van de mededeling van de bedrijfsarts schriftelijk bedenkingen kenbaar maken bij zijn bevoegd gezag. Voor ambtenaren in de sector Rijk is deze mogelijkheid neergelegd in artikel 37, tweede lid, van het ARAR. Een analoge bepaling komt voor in:

* artikel 57, lid 2, van het Burgerlijk Ambtenarenreglement Defensie voor het burgerlijk personeel werkzaam in de sector Defensie;

* artikel 51, lid 2, van het Besluit algemene rechtspositie politie voor ambtenaren werkzaam in de sector Politie;

* artikel 19 van het Tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekspersoneel;

* artikel 11 van bijlage XII van de CAO Arbeidsvoorziening voor het personeel werkzaam bij de Arbeids-voorzieningsorganisatie;

* op de personeelsleden werkzaam bij een gemeente is een overeenkomstige bepaling van toepassing, die neergelegd is in het voor hen geldende ambtenarenreglement.

Het belangrijkste gevolg van het kenbaar maken van bedenkingen door de ambtenaar is dat een nieuw geneeskundig onderzoek wordt ingesteld door een commissie van drie geneeskundigen (hierna te noemen geneeskundige commissie), tenzij het bevoegd gezag na overleg met de RBB aanstonds van mening is dat de bedenkingen voldoende gegrond zijn.

Het oordeel van de geneeskundige commissie treedt in de plaats van het oordeel van de bedrijfsarts en is ook een advies aan het bevoegd gezag.

Tegen het oordeel van de geneeskundige commissie als zodanig is geen bezwaar of beroep mogelijk. Wel kan de ambtenaar zijn bezwaren tegen het oordeel van de geneeskundige commissie naar voren brengen in een procedure tegen het besluit van het bevoegd gezag, waaraan dat oordeel van de geneeskundige commissie ten grondslag ligt. Op deze procedure is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat de ambtenaar eerst een bezwaarschrift bij zijn bevoegd gezag moet indienen en daarna in beroep kan gaan bij de rechtbank en tot slot hoger beroep kan instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

2. Wijzigingen procedure geneeskundige commissie RBB

De organisatie van en de procedure voor de geneeskundige commissie van de RBB zijn geregeld in het Voorschrift Organisatie Bezwaarcommissies RBB van 13 maart 1991. Dit Voorschrift wordt vervangen door een nieuw voorschrift. Het onderhavige besluit voorziet daar in. Daarbij zijn wijzigingen aangebracht in:

a. terminologie

Een aantal termen is aangepast aan de Algemene wet bestuursrecht. In het nieuwe voorschrift wordt de commissie van drie geneeskundigen aangeduid als geneeskundige commissie en niet meer als ’bezwaarcommissie’ en wordt niet meer gesproken van ’bezwaren’ maar van bedenkingen van de ambtenaar tegen het advies van zijn bedrijfsarts.

b. de samenstelling van de geneeskundige commissie

In het nieuwe voorschrift is bepaald, dat de commissie moet bestaan uit:

- twee leden, onder wie de voorzitter, die afkomstig zijn van de RBB en waarvan een van hen niet werkzaam is bij hetzelfde district als waar de bedrijfsarts van klager werkt en

- een lid dat geen deel mag uitmaken van de RBB.

Verder moet de commissie bij voorkeur in meerderheid zijn samengesteld uit geregistreerde bedrijfsartsen of verzekeringsgeneeskundigen.

Deze eisen op het punt van de samenstelling van de geneeskundige commissie hebben tot doel om de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en deskundigheid van de commissie te waarborgen. Dit is niet alleen van belang voor de RBB, maar ook en vooral voor klager en zijn bevoegd gezag.

Sommige rechtspositieregelingen of collectieve arbeidsovereenkomsten schrijven een andere samenstelling van de commissie voor, in die zin, dat ook een door klager aangewezen geneeskundige in de commissie zitting kan nemen. In dat geval wordt de commissie overeenkomstig die rechtspositieregeling of collectieve arbeidsovereenkomst samengesteld. De bepalingen van het voorschrift vinden dan waar mogelijk overeenkomstige toepassing.

c. de organisatie van de geneeskundige commissie RBB

Deze wordt niet meer aan de districten van de RBB overgelaten, maar zal op het centrale niveau van de RBB door het Medisch Juridisch Adviesbureau (MJA) worden verricht. Deze afdeling is ook het aanspreekpunt voor klager en zijn bevoegd gezag bij procedures voor de geneeskundige commissie.

d. de invoering van termijnen

Klager en zijn bevoegd gezag hebben er belang bij dat de geneeskundige commissie zo spoedig mogelijk advies uitbrengt. Om dit te bereiken worden bepaalde handelingen aan termijnen gebonden. Zo moet het Hoofd MJA of diens plaatsvervanger uiterlijk binnen 7 werkdagen beoordelen of de bedenkingen van klager al dan niet ontvankelijk moeten worden verklaard, moet de bedrijfsarts uiterlijk binnen 10 werkdagen zijn visie en de wijze, waarop hij tot zijn advies is gekomen, aanleveren en moet de zitting van de commissie binnen 10 werkdagen na ontvangst van het commentaar van de bedrijfsarts plaatsvinden. De overige wijzigingen zullen voor zover nodig in de artikelsgewijze toelichting aan de orde komen.

B Artikelgewijs

Artikel 4

Door het hoofd MJA of diens plaatsvervanger wordt na ontvangst van het klaagschrift beoordeeld of de bedenkingen ontvankelijk zijn. Getoetst wordt of het klaagschrift tijdig is ingediend en of de bedenkingen zich richten tegen het advies van de bedrijfsarts.

Is dit niet het geval dan verwijst het hoofd MJA de zaak terug naar het bevoegd gezag.

Artikel 6

Op grond van artikel 37, lid 2, van het ARAR en analoge artikelen moet de zitting van de commissie plaatsvinden uiterlijk 4 weken nadat het klaagschrift door het bevoegd gezag ontvangen is. In het verleden is gebleken dat klager en het bevoegd gezag deze termijn als lang ervaren. Meestal is er sprake van een ambtenaar die door de bedrijfsarts weer arbeidsgeschikt is verklaard, maar zijn werk niet wil hervatten.

Hoewel het bevoegd gezag formeel bevoegd is de ambtenaar te houden aan het oordeel van de bedrijfsarts, wordt dit meestal niet gedaan en kan de ambtenaar thuis blijven totdat de commissie een advies heeft uitgebracht.

In de gevallen waarin het bevoegd gezag de ambtenaar wel houdt aan het oordeel van de bedrijfsarts (en de bezoldiging inhoudt zolang hij zijn werk niet hervat) heeft de ambtenaar belang bij een spoedige afhandeling van de procedure.

Ook omdat de commissie niet in alle gevallen meteen na de zitting advies uitbrengt, is het van belang de zitting zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden.

In dit artikel wordt daarom bepaald dat de zitting van de commissie binnen 10 werkdagen na ontvangst van het commentaar van de bedrijfsarts moet plaatsvinden.

De oproep voor de zitting wordt per aangetekende brief naar klager gestuurd. Als klager in zijn klaagschrift heeft aangegeven dat zijn behandelaar de commissie mondeling of schriftelijk wil informeren, krijgt deze ook een afschrift van de oproep. Bij ’behandelaar’ valt te denken aan de huisarts en medisch specialist van klager. In bepaalde situaties kan ook een fysiotherapeut als behandelaar van klager de commissie mondeling of schriftelijk informeren.

Artikel 8

Het advies dient op een zorgvuldige wijze tot stand te komen. Gelet hierop dient van de hoorzitting van de commissie een verslag te worden gemaakt. Tijdens de hoorzitting kan klager zich laten bijstaan door een raadsman of raadsvrouw. Te denken valt aan een advocaat, medewerker van de vakbond en maatschappelijkwerker.

Uitgangspunt is dat het advies gedragen wordt door een meerderheid van stemmen. In beginsel dient consensus te worden nagestreefd.

Wanneer in de commissie een minderheidsstandpunt blijkt te bestaan, dienen de verschillende afwegingen in een interne rapportage te worden vastgelegd. Dit is met name van belang voor eventuele toekomstige beroepsprocedures. Tevens kan dit van belang zijn indien er onverhoopt een klacht bij de RBB wordt ingediend ten aanzien van de verslaglegging of werkwijze van de commissie.

Artikel 9

Het lid van de commissie dat de benodigde informatie opvraagt geeft in zijn brief aan op welke datum de informatie uiterlijk door de commissie ontvangen moet zijn. Hierdoor wordt voorkomen dat de procedure onnodig wordt vertraagd.

Artikel 10

Ook indien een expertise wordt aangevraagd dient bij de vragen te worden vermeld op welke datum de uitslag van de expertise uiterlijk door de commissie ontvangen dient te zijn.

Naar boven