Reglement spoed-appèl in kort geding

Spoed-appèl in kort geding; reglement geldend bij de vijf Gerechtshoven

Artikel 1

1.1 De appellant die wenst dat het hoger beroep van ee kortgedingvonnis ’spoed-appèl’ wordt behandeld, dient de grieven en de toelichting daarop in de appèldagvaarding op te nemen, dan wel tegelijk met de appèldagvaarding te doen betekenen. In de appèldagvaarding en bij het aanbrengen van de zaak dient te worden vermeld dat een spoedbehandeling wordt verzocht.

1.2 Indien de voorzitter van de kamer die het kort geding zal behandelen dan wel de rolraadsheer1 de zaak voldoende spoedeisend acht (geïntimeerde dient daarvan uit te gaan) zal de zaak verder als spoed-appèl worden behandeld en zal op de eerste rechtsdag aan geïntimeerde een peremptoir uitstel van veertien dagen voor antwoord worden verleend. Daarna geldt het in artikel 2.3 en verder bepaalde.

Artikel 2

2.1 Indien door appellant geen spoed-appèl is verzocht, kan de geïntimeerde op de eerstdienende dag ter rolle mededelen dat hij behandeling als spoed-appèl wenst. Hij stelt van zodanig voornemen de griffie en de procureur van de wederpartij tijdig schriftelijk op de hoogte.

2.2 Indien de voorzitter danwel de rolraadsheer2 de zaak voldoende spoedeisend acht (appellant dient daarvan uit te gaan), krijgt appellant een peremptoir uitstel van ten minste één week voor het nemen van zijn memorie van grieven. Geïntimeerde krijgt vervolgens een peremptoir uitstel van ten hoogste twee weken voor antwoord.

2.3 Komt geïntimeerde bij zijn antwoord in incidenteel hoger beroep of doet hij een beroep op niet-ontvankelijkheid, dan zal (principaal) appellant daarop bij pleidooi kunnen antwoorden, tenzij hij schriftelijk wenst te reageren. In dat geval zal aan appellant daartoe een peremptoir uitstel van ten hoogste twee weken worden verleend. Dit uitstel kan tot één week worden verkort.

Artikel 3

Een partij die pleidooi wenst, dient zich met het daartoe strekkend verzoek zo spoedig mogelijk - bij voorkeur reeds vóór of op de eerste rechtsdag - tot de griffie te wenden. Zij dient daarbij opgave te doen van de eigen verhinderingen en die van de wederpartij op de ... dagen die vallen in de ... tot en met de ... week na de eerste rechtsdag.

Artikel 4

4.1 In geval van pleidooi krijgt iedere partij de gelegenheid haar standpunt gedurende ten hoogste 20 minuten, inclusief re- en dupliek toe te lichten. Indien een partij in verband met de bijzondere gecompliceerdheid van de zaak langer dan 20 minuten wenst te pleiten dient zij dit bij het vragen van het pleidooi te verzoeken. De voorzitter beslist zo spoedig mogelijk op dat verzoek.

4.2 Nog niet in het geding zijnde produkties (andere dan de pleitnota’s) die partijen ter gelegenheid van de pleidooien alsnog in het geding willen brengen, dienen tijdig op voorhand in ...voud aan het hof te worden toegezonden.

4.3 De procureurs dragen zorg dat partijen bij de pleidooien in persoon aanwezig zijn, opdat zij, indien het hof dat nodig vindt, inlichtingen kunnen verstrekken. Rechtspersonen dienen zich voor dit doel te laten vertegenwoordigen door één of meer personen die van de zaak op de hoogte zijn. De voorzitter van de kamer die het kort geding in hoger beroep zal behandelen kan desverzocht bepalen dat de aanwezigheid van partijen niet is vereist.3

Artikel 5

5.1 Bij het nemen van memories leggen partijen ... kopieën daarvan aan het hof over, evenals van pleitnotities en geschriften waarop partijen zich beroepen.

5.2 Bij memorie van grieven legt appellant ... kopieën over van het vonnis waarvan beroep en van alle in eerste instantie overgelegde stukken, ook indien zij door de wederpartij in het geding zijn gebracht.

Artikel 6

Het hof doet op zo kort mogelijke termijn uitspraak.

Artikel 7

Op eenparig verzoek van partijen kan de rolraadsheer een langere termijn toestaan voor het nemen van een memorie of voor pleidooi. In het algemeen zal dit meebrengen dat de zaak niet meer als spoed-appèl wordt behandeld.

Artikel 8

In geval van uiterste spoed kan van bovenstaande regeling worden afgeweken en kunnen de termijnen worden verkort. De meest gerede partij dient zich dan voor het aanhangig maken van de zaak per brief tot de president van het hof te wenden, die naar bevind van zaken zal handelen.

31 januari 1996.

1 Elk hof kan zelf bepalen welke instantie over de toelaatbaarheid van een spoed-appèl beslist.

2 Zie noot 1.

3 Het staat elk hof vrij te bepalen dat deze bepaling niet geldt of niet geldt voor bepaalde soorten zaken of, al dan niet voor bepaalde soorten zaken, slechts geldt als de voorzitter zulks heeft laten weten.

Naar boven